Gemeenteblad van Zoetermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoetermeer | Gemeenteblad 2024, 511526 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Zoetermeer | Gemeenteblad 2024, 511526 | beleidsregel |
Protocol melding vermoeden van integriteitsschending van de gemeente Zoetermeer
Het Protocol geeft duidelijkheid over hoe om te gaan met vermoedelijke integriteitsschendingen van en over alle politieke ambtsdragers, wie het eerste aanspreekpunt is en welke vervolgstappen (er mogelijk kunnen) volgen.
Het Protocol geeft een leidraad bij een vermoeden van een integriteitsschending:
De Gedragscodes van de raadsleden, de wethouders en de burgemeester vormen samen met het Protocol de basisstructuur van hoe het borgen van integriteit in de gemeente Zoetermeer is geregeld. Raads- en commissieleden, wethouders en de burgemeester ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de gedragscode en het Protocol. Er wordt ook een exemplaar aan de Commissaris van de Koning (hierna: CdK) van Zuid-Holland aangeboden.
Het Protocol kent basisprincipes en een stappenplan hoe om te gaan met een mogelijke integriteitsschending. Telkens gaat het om de vraag: ‘Wat doe ik nu?’. De burgemeester is verantwoordelijk voor het bevorderen van de bestuurlijke integriteit en vormt samen met griffier en de gemeentesecretaris het bestuurlijke overleg integriteit (BOI). In het BOI kunnen integriteitskwesties worden besproken.
In het protocol zijn vier basisprincipes leidend:
Zorgvuldigheid: het principe dat meldingen over mogelijke integriteitsschendingen zorgvuldig worden behandeld. Formeel zorgvuldig door de juiste procedure te doorlopen om (vertrouwelijk) advies te vragen. Materieel zorgvuldig door op basis van onderzoek vast te stellen of mogelijk sprake is van een (mogelijke) integriteitsschending.
Stap 1. Bespreken van vermoeden
Iedere politieke ambtsdrager kan voor de vraag komen te staan of een nog uit te voeren handeling of een uitgevoerde handeling geoorloofd is. Het bespreken van twijfels en vragen over integriteit wordt gestimuleerd, voordat er een melding wordt gedaan.
Het kan voorkomen dat er goede redenen zijn om het gesprek met de ander over een reeds uitgevoerde handeling niet aan te gaan. Voorbeelden zijn:
In de meeste gevallen is er wel reden om het gesprek aan te gaan. Daarom is er een bespreekroute (zie bijlage) per politieke ambtsdrager gemaakt die gevolgd kan worden om integriteit bespreekbaar te maken.
Als een mogelijke melder dit onbevredigend vindt kan de melder besluiten een melding te doen.
Een melding over een vermoeden van een integriteitsschending kan worden gedaan door:
De melding komt mondeling of schriftelijk binnen bij de burgemeester, die de melding zo snel mogelijk doorgeleidt naar de integriteitscoördinator.
De identiteit van de melder wordt niet bekend gemaakt, tenzij er toestemming is van de melder. Anonieme meldingen worden in beginsel niet behandeld. De burgemeester wijkt hiervan af bij zwaarwegende omstandigheden, en als er aanvullend (steun)bewijs is bij de melding.
De melder krijgt van de integriteitscoördinator binnen 7 dagen een schriftelijke bevestiging van ontvangst van de gedane melding.
2.2 Beoordeling van de melding
Een zorgvuldige afweging is geboden bij de toetsing van de melding, aangezien tot het instellen van een onderzoek niet overhaast mag worden overgegaan. De burgemeester toetst de ernst van de melding en bepaalt of de melding zonder onderzoek afgedaan kan worden.
De burgemeester kan na een zorgvuldige afweging van de melding het Steunpunt Integriteit (SIPA) van het CAOP inschakelen om nader advies vragen. Het COAP is bereikbaar op telefoonnummer 070-376 5950 of steunpuntintegriteit@caop.nl.
De ernst van de melding wordt beoordeeld op:
2.3 Resultaat beoordeling van de melding
De uitkomst van de beoordeling van de melding kan de volgende zes resultaten opleveren.
Denk aan één anoniem schrijven zonder concrete, verifieerbare aanwijzingen zonder mogelijkheid om ‘onder de radar’ te polsen of er toch iets van waar kan zijn.
Er zijn bijvoorbeeld wel meerdere op naam gestelde meldingen, maar een gesprek met de melders levert geen concrete onderzoekbare feiten op.
Denk aan een scenario waarbij de burgemeester ambtelijk laat nagaan of er aanwijzingen zijn voor de gestelde malversaties.
Denk aan een wethouder die zich onmatig grievend uitlaat in de richting van bijvoorbeeld een journalist. Dat lijkt eerder op onhandigheid en disfunctioneren dan op een integriteitsschending.
Denk aan een melding over een wethouder ruimtelijke ordening die een woning koopt met een hoge korting van een regionaal actieve projectontwikkelaar.
Denk aan sterke aanwijzingen voor ambtelijke omkoping. Dit levert een vermoeden op van een strafbaar feit. De burgemeester doet na overleg met de integriteitsdriehoek aangifte bij de politie.
Uitkomst beoordeling van de melding
De burgemeester informeert de melder, de betrokkene en het BOI over de uitkomst van de beoordeling van de melding.
Stap 3. Informeren en onderzoeken
Hieronder wordt beschreven welke stappen worden gezet als in stap 2: Melden en beoordelen, gebleken is dat er sprake is van een vermoeden van een integriteitsschending.
De burgemeester informeert de melder en de betrokkene die de mogelijke integriteitschending heeft gepleegd.
De burgemeester beoordeelt of het onderzoek in eigen beheer kan gebeuren, dan wel dat een extern onderzoeksbureau moet worden ingeschakeld. De keuze voor het soort onderzoek is afhankelijk van diverse factoren. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
De burgemeester, de melder en de betrokkene krijgt het onderzoeksrapport in concept. De melder en de betrokkene krijgen beiden twee weken de mogelijkheid om op het concept onderzoeksrapport te reageren. De reactie wordt in het definitieve onderzoeksrapport opgenomen (als bijlage), ongeacht of deze leidt tot aanpassing van het onderzoeksrapport. De burgemeester informeert vervolgens het seniorenconvent over het definitieve onderzoeksrapport.
Stap 4. Behandelen en oordelen
De burgemeester bespreekt de bevindingen en resultaten van het onderzoek met het bestuurlijk overleg integriteit (BOI). Na consultatie van het BOI kijkt de burgemeester welke stappen nodig zijn of hoe de melding wordt afgedaan.
Als er uit de resultaten van het onderzoek geen bijzonderheden blijken dan doet de burgemeester geen verder onderzoek/stappen.
Blijkt uit de resultaten van het onderzoek dat er een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit, dan kan de burgemeester hiervan aangifte doen bij de politie.
Als de conclusie van het rapport is dat sprake is van een integriteitsschending, dan licht de burgemeester per ommegaande de Commissaris van de Koning (CdK) in.
De burgemeester informeert de melder en de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen 14 dagen over de uitkomsten van de bespreking in het BOI.
Jaarlijks evalueert het BOI of aanpassingen wenselijk zijn in gedragscodes en/of het protocol. Op deze manier wordt moresprudentie geborgd in de organisatie.
De burgemeester is bevoegd om te besluiten geheimhouding op te leggen. In Nederland wordt de politiek kritisch gevolgd door de media. Dat is een groot goed. Bij vermeende integriteitsschendingen van politici heeft dat er echter in een aantal gevallen toe geleid dat er in de media al een (voor-)veroordeling heeft plaats gevonden, voordat er onderzoek is gedaan. Het gevolg is dat er sprake is van willekeur, dat individuele politici die onder verdenking komen te staan grote schade oplopen en dat de geloofwaardigheid van de politiek wordt aangetast. Het is daarom belangrijk dat alle betrokkenen bij een integriteitskwestie de grootst mogelijke terughoudendheid nastreven en de kwestie niet in een te vroeg stadium in de publiciteit brengen.
Het protocol is niet bedoeld om zaken complexer te maken. Het is een kader om, wanneer er ruis op de lijn komt, een goede weging te kunnen maken in gradaties en een pad te volgen hoe tot een oordeel wordt gekomen. Of na afloop van het onderzoek alles openbaar wordt, hangt van het onderzoek af. Het kan zijn dat een rapport nog even geheim moet blijven, omdat er nog een vervolgstap komt.
Daaruit volgt dat in alle stadia van de afhandeling van een kwestie de groep die erbij betrokken wordt, zo klein mogelijk moet zijn. Als er uiteindelijk werkelijk van een integriteitsschending sprake blijkt te zijn en er een oordeel is gevormd over de ernst daarvan en over een passende sanctie, moet de kwestie natuurlijk wel naar buiten worden gebracht.
Iedereen die betrokken is bij het werk van een bestuursorgaan en vertrouwelijke informatie ontvangt of redelijkerwijs weet dat deze vertrouwelijk is, moet die informatie geheimhouden. Dit geldt, tenzij de wet anders voorschrijft of het noodzakelijk is voor de taak die wordt uitgevoerd (artikel 2:5 Algemene wet bestuursrecht).
Een lid van de volksvertegenwoordiging of van een door de volksvertegenwoordiging ingestelde commissie die in strijd handelt met de geheimhoudingsplicht, kan bij besluit van de volksvertegenwoordiging ten hoogste drie maanden worden uitgesloten van het ontvangen van informatie waarvan een verplichting tot geheimhouding geldt.
Het raadslid vraagt de griffier om advies: is deze voorgenomen handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat de voorgenomen handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Als het raadslid en de griffier er niet uitkomen – vanwege een verschil van inzicht of er blijft twijfel bestaan over de voorgenomen handeling – gaan ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert (eventueel na raadpleging van het BOI of externe deskundigen) een advies.
Het raadslid volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt het raadslid of de burgemeester dit in beginsel aan het seniorenconvent.
Denk hierbij aan een korte stemverklaring bij mogelijke (schijn van) belangenverstrengeling. In uitzonderlijke gevallen kan ervoor gekozen worden eerst de fractievoorzitters te informeren, die vervolgens beslissen of het voorliggende vraagstuk gedeeld dient te worden met het seniorenconvent.
Als een raadslid in een persoonlijk gesprek een advies krijgt van de burgemeester, kan dit desgewenst door de griffier op schrift worden gesteld en meegegeven aan het raadslid. Adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe weten alleen het betrokken raadslid, de burgemeester en de griffier ervan.
Het raadslid vraagt de griffier om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat er geen sprake is van een schending, is de zaak afgedaan.
Als het raadslid en de griffier er niet uitkomen – vanwege een verschil van inzicht of er blijft twijfel bestaan over de uitgevoerde handeling – gaan ze samen naar de burgemeester.
Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat er inderdaad sprake is van een schending, zal het raadslid in ieder geval het seniorenconvent informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen.
De burgemeester beoordeelt de zwaarte van de schending en maakt dit oordeel bekend aan het seniorenconvent. Er wordt gekozen om in eerste instantie binnenskamers aan te spreken. Het is uiteindelijk aan de raad om te besluiten of de stap naar stap 4 wordt gezet voor een eventueel oordeel.
Als er geen sprake is van een gedeelde conclusie, is het aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
Een raadslid twijfelt over een voorgenomen handeling van een ander raadslid. Het raadslid bespreekt dit met de ander en verwoord zijn of haar twijfels.
Als het gesprek tussen de raadsleden niet leidt tot een gedeelde conclusie, vraagt het twijfelende raadslid de griffier om advies: is de voorgenomen handeling een schending?
Bij aanhoudende twijfel gaat het raadslid naar de burgemeester. Deze formuleert (eventueel na raadpleging van het BOI en/of externe deskundigen) een advies aan het raadslid van wie een voorgenomen handeling vragen heeft opgeroepen.
Dit raadslid volgt het advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt het raadslid dit zelf aan het seniorenconvent. Laat het raadslid dit na, dan doet de burgemeester melding aan het seniorenconvent.
Als een raadslid twijfelt over een al uitgevoerde handeling van een ander raadslid. Het raadslid vraagt de griffier om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat er geen sprake is van een schending, is de zaak afgedaan.
Als na dit gesprek de twijfel niet is weggenomen, gaat het raadslid in gesprek met het collega-raadslid, tenzij er goede redenen zijn om dit niet zelf te doen (bijvoorbeeld verstoorde verhoudingen). Als het collega-raadslid een mogelijke schending heeft begaan, informeert deze zelf de burgemeester en het seniorenconvent.
Bij aanhoudende twijfel doet het raadslid melding bij de burgemeester. Het is aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
Het raadslid bespreekt dit met de wethouder en verwoordt zijn of haar twijfels. Als het gesprek tussen het raadslid en de wethouder niet leidt tot een gedeelde conclusie, vraagt het raadslid de griffier om advies: is de voorgenomen handeling een schending?
Bij aanhoudende twijfel gaat het raadslid naar de burgemeester. Deze formuleert (eventueel na raadpleging van het BOI en/of externe deskundigen) een advies aan de wethouder.
De wethouder volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de wethouder of de burgemeester dit in de collegevergadering en aan het seniorenconvent. De fractievoorzitters in het seniorenconvent beslissen vervolgens of het voorliggende vraagstuk gedeeld dient te worden met de gemeenteraad.
Het raadslid vraagt de griffier om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat er geen sprake is van een schending, is de zaak afgedaan.
Bij aanhoudende twijfel doet het raadslid melding bij de burgemeester. Het is aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
Het raadslid vraagt de griffier om advies: is de voorgenomen handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat de handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Als het raadslid en de griffier concluderen dat de handeling een schending kan zijn, gaan zij samen naar de burgemeester. Bij een verschil van inzicht met de griffier, gaat het raadslid zelf naar de burgemeester.
De burgemeester overweegt of advies van de commissaris van de Koning (CdK) gewenst is, voordat hij een besluit neemt over de eigen voorgenomen handeling.
Als de burgemeester afziet van advisering door de CdK en het raadslid houdt ernstige twijfels over de voorgenomen handeling van de burgemeester, kan het raadslid ervoor kiezen om zelf naar de CdK te gaan.
De CdK formuleert eventueel na raadpleging van interne en/of externe deskundigen een advies aan de burgemeester.
De burgemeester volgt dit advies in beginsel op. Als de burgemeester toch van het advies van de CdK afwijkt, meldt de burgemeester dit zelf aan het seniorenconvent en in de collegevergadering.
Als de burgemeester dit nalaat te doen, dan informeert de CdK de locoburgemeester hierover. Deze zal vervolgens, eventueel na het informeren van de burgemeester, het college en het seniorenconvent informeren.
Het raadslid vraagt de griffier om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat de handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Als na dit gesprek de twijfel niet is weggenomen, gaat het raadslid in gesprek met de burgemeester (tenzij er goede redenen zijn voor het raadslid om dit niet zelf te doen). Als de burgemeester erkent mogelijk een schending te hebben begaan, meldt deze dit zelf bij de CdK en informeert het college en het seniorenconvent.
Als het gesprek tussen het raadslid en de burgemeester niet leidt tot een gedeelde conclusie, kan het raadslid melding doen bij de CdK. Het is dan aan de CdK om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
Het raadslid bespreekt dit met de griffier en verwoordt zijn/haar twijfels. Als de gedeelde conclusie is dat de handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Bij aanhoudende twijfel gaat het raadslid naar de burgemeester. Deze formuleert (eventueel na raadpleging van interne en/of externe deskundigen) een advies aan de griffier.
De griffier volgt dit advies in beginsel op. Als de griffier toch van het advies van de burgemeester afwijkt, meldt de griffier dit zelf aan de werkgeverscommissie. Laat de griffier dit na, dan doet de burgemeester het.
Het raadslid bespreekt dit met de griffier en verwoordt zijn/haar twijfels (tenzij er voor het raadslid goede redenen zijn om dit niet zelf te doen). Als de gedeelde conclusie is dat de handeling geen schending is, is de zaak afgedaan. Als de griffier erkent mogelijk een schending te hebben begaan, meldt deze dit zelf bij de burgemeester en informeert ook de werkgeverscommissie hierover. Indien mogelijk zal de griffier de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De werkgeverscommissie beoordeelt of er daarnaast ook een oordeel van de raad nodig is (zie verder stap 4).
Bij aanhoudende twijfel doet het raadslid melding bij de burgemeester. Het is aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
Het raadslid bespreekt zijn/haar twijfels met de burgemeester.
Als de burgemeester daar reden toe ziet, informeert de burgemeester de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren.
De gemeentesecretaris besluit, bijgestaan door de daartoe aangewezen adviseurs, bij een uitgevoerde handeling, of een melding wordt opgepakt. Communicatie met de melder verloopt steeds via de burgemeester. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
In geval van twijfel over het handelen van de gemeentesecretaris zelf, informeert de burgemeester de andere leden van het college en het seniorenconvent.
De wethouder vraagt de gemeentesecretaris om advies: is deze voorgenomen handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat de voorgenomen handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Als de wethouder en de gemeentesecretaris er niet uitkomen – vanwege een verschil van inzicht of er blijft twijfel bestaan over de voorgenomen handeling – gaan ze samen naar de burgemeester. De burgemeester formuleert (eventueel na raadpleging van het BOI en/of externe deskundigen) een advies.
De wethouder volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de wethouder of de burgemeester dit in de collegevergadering en aan het seniorenconvent. In het seniorenconvent wordt besloten of het voorliggende vraagstuk gedeeld dient te worden met de gehele gemeenteraad.
Als een wethouder in een persoonlijk gesprek een advies krijgt van de burgemeester, kan dit desgewenst door de gemeentesecretaris op schrift worden gesteld en meegegeven aan de wethouder. Adviezen die worden opgevolgd blijven vertrouwelijk. In principe ontvangen alleen de betrokken wethouder, de burgemeester en de gemeentesecretaris de adviezen.
De wethouder vraagt de gemeentesecretaris om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat er geen sprake is van een schending, is de zaak afgedaan.
Als de wethouder en de gemeentesecretaris er niet uitkomen – vanwege een verschil van inzicht of er blijft twijfel bestaan over de uitgevoerde handeling – gaan ze samen naar de burgemeester. Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat er inderdaad sprake is van een schending, zal de wethouder in ieder geval het college en het seniorenconvent informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen.
De raad beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties, zonder dat de burgemeester eerst een oordeel heeft gegeven (zie stap 3).
Als er geen sprake is van een gedeelde conclusie, is het aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De wethouder bespreekt dit met het raadslid en verwoordt zijn/haar twijfels. Als het gesprek tussen de wethouder en het raadslid niet leidt tot een gedeelde conclusie, vraagt de wethouder de griffier om advies: is de voorgenomen handeling een schending?
Bij aanhoudende twijfel gaat de wethouder naar de burgemeester. Deze formuleert (eventueel na raadpleging van het BOI en/of externe deskundigen) een advies aan het raadslid.
Het raadslid volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt het raadslid dit zelf aan het seniorenconvent. Laat het raadslid dit na, dan doet de burgemeester het.
De wethouder vraagt de griffier om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat er geen sprake is van een schending, is de zaak afgedaan.
Bij aanhoudende twijfel doet de wethouder melding bij de burgemeester. Het is aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De wethouder bespreekt dit met de andere wethouder en verwoordt zijn/haar twijfels. Als het gesprek tussen de wethouders niet leidt tot een gedeelde conclusie, vraagt de twijfelende wethouder de gemeentesecretaris om advies: is de voorgenomen handeling een schending?
Bij aanhoudende twijfel gaat de wethouder naar de burgemeester. Deze formuleert een advies aan de wethouder van wie een voorgenomen handeling vragen heeft opgeroepen.
De betrokken wethouder volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de wethouder dit zelf in de collegevergadering en aan de het seniorenconvent. Laat de wethouder dit na, dan doet de burgemeester het.
De wethouder vraagt de gemeentesecretaris om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat er geen sprake is van een schending, is de zaak afgedaan. Als na dit gesprek de twijfel niet is weggenomen, gaat de wethouder in gesprek met de collega-wethouder (tenzij er goede redenen zijn om dit niet zelf te doen). Als de ander erkent mogelijk een schending te hebben begaan, informeert deze zelf het college B&W en het seniorenconvent hierover.
Bij aanhoudende twijfel doet de wethouder melding bij de burgemeester. Het is aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De wethouder vraagt de gemeentesecretaris om advies: is de voorgenomen handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat de handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Als de wethouder en de gemeentesecretaris concluderen dat de handeling een schending kan zijn, gaan zij samen naar de burgemeester. Bij een verschil van inzicht met de gemeentesecretaris, gaat de wethouder, eventueel vergezeld door de gemeentesecretaris, naar de burgemeester.
De burgemeester overweegt of advies van de CdK gewenst is, voordat hij/zij een besluit neemt over de eigen voorgenomen handeling.
Als de burgemeester afziet van advisering door de CdK en de wethouder houdt ernstige twijfels over de voorgenomen handeling van de burgemeester, kan de wethouder ervoor kiezen om zelf naar de CdK te gaan. De CdK formuleert (eventueel na raadpleging van interne en/of externe deskundigen) een advies aan de burgemeester.
De burgemeester volgt dit advies in beginsel op. Als de burgemeester toch van het advies van de CdK afwijkt, meldt de burgemeester dit zelf aan het seniorenconvent en de collegevergadering. Als de burgemeester dit nalaat te doen, dan informeert de CdK de locoburgemeester hierover. Deze zal vervolgens, eventueel na het informeren van de burgemeester, het college en het seniorenconvent informeren.
De wethouder vraagt de gemeentesecretaris om advies: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat de handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Als na dit gesprek de twijfel niet is weggenomen, gaat de wethouder in gesprek met de burgemeester, (tenzij er goede redenen zijn voor de wethouder om dit niet zelf te doen). Als de burgemeester erkent mogelijk een schending te hebben begaan, meldt de burgemeester dit zelf bij de CdK en informeert het college en het seniorenconvent hierover.
Als het gesprek tussen de wethouder en de burgemeester niet leidt tot een gedeelde conclusie, kan de wethouder melding doen bij de CdK. Het is aan de CdK om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De wethouder bespreekt dit met de griffier en verwoordt zijn/haar twijfels. Bij aanhoudende twijfel gaat de wethouder naar de burgemeester. Deze formuleert (eventueel na raadpleging van interne en/of externe deskundigen) een advies aan de griffier.
De griffier volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de griffier dit zelf aan de werkgeverscommissie. Laat de griffier dit na, dan doet de burgemeester het.
De wethouder bespreekt dit met de griffier en verwoordt zijn/haar twijfels (tenzij er goede redenen zijn om dit niet zelf te doen). Als de griffier erkent mogelijk een schending te hebben begaan, meldt deze dit zelf bij de burgemeester en informeert ook de werkgeverscommissie hierover. Indien mogelijk zal de griffier de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De werkgeverscommissie beoordeelt of er daarnaast ook een oordeel van de raad nodig is (zie verder stap 4).
Bij aanhoudende twijfel doet de wethouder melding bij de burgemeester. Het is aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De wethouder bespreekt zijn/haar twijfels met de burgemeester. Als de burgemeester daar reden toe ziet, informeert de burgemeester de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren.
De gemeentesecretaris besluit, bijgestaan door de daartoe aangewezen adviseurs, bij een uitgevoerde handeling, of een melding wordt opgepakt. Eventuele communicatie met de melder verloopt via de burgemeester. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
In geval van twijfel over het handelen van de gemeentesecretaris zelf, informeert de burgemeester de andere leden van het college en seniorenconvent en betrekt hij/zij interne of externe deskundigen bij eventuele vervolgstappen.
De burgemeester vraagt om advies in het overleg met de griffier en de gemeentesecretaris: is deze voorgenomen handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat de voorgenomen handeling geen schending is, is de zaak afgedaan.
Bij aanhoudende twijfel gaat de burgemeester naar de commissaris van de Koning (CdK). De CdK formuleert een advies.
De burgemeester volgt dit advies in beginsel op. Als de burgemeester toch van het advies van de CdK afwijkt, meldt deze dit zelf aan de CdK, in de collegevergadering en, mogelijk, na consultatie met het seniorenconvent, aan de gemeenteraad.
Als de burgemeester dit nalaat te doen, dan informeert de CdK de locoburgemeester hierover. Deze zal vervolgens, eventueel na het informeren van de burgemeester, het college en het seniorenconvent informeren.
De burgemeester vraagt om advies in het overleg met de griffier en de gemeentesecretaris: is deze handeling een schending? Als de gedeelde conclusie is dat er geen sprake is van een schending, is de zaak afgedaan.
Bij aanhoudende twijfel gaat de burgemeester naar de CdK. Als de gedeelde conclusie van dit gesprek is dat er inderdaad sprake is van een schending, zal de burgemeester in ieder geval de wethouders en het seniorenconvent informeren en indien mogelijk de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De raad geeft een oordeel en beoordeelt zelfstandig de politieke consequenties (zie stap 4).
Als er geen sprake is van een gedeelde conclusie, is het aan de CdK om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De burgemeester bespreekt (eventueel na overleg met de griffier) zijn/haar twijfels met het raadslid. Als dit gesprek met het raadslid niet leidt tot een gedeelde conclusie, formuleert de burgemeester een advies aan het betrokken raadslid.
Het raadslid volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt het raadslid dit zelf aan het seniorenconvent. Laat het raadslid dit na, dan doet de burgemeester het.
De burgemeester bespreekt (eventueel na overleg met de griffier) zijn/haar twijfels met het raadslid (tenzij er goede redenen zijn om dit niet zelf te doen). Als het raadslid erkent mogelijk een schending te hebben begaan, informeert hij/zij het seniorenconvent hierover. Bij aanhoudende twijfel is het aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De burgemeester bespreekt (eventueel na overleg met de gemeentesecretaris) zijn/haar twijfels met de wethouder. Als dit gesprek met de wethouder niet leidt tot een gedeelde conclusie, formuleert de burgemeester (eventueel na raadpleging van interne en/of externe deskundigen) een advies aan de betrokkenen wethouder.
De wethouder volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de wethouder dit zelf in de collegevergadering en aan het seniorenconvent. Laat de wethouder dit na, dan doet de burgemeester het.
De burgemeester bespreekt (eventueel na overleg met de griffier) zijn/haar twijfels met de wethouder, tenzij er goede redenen zijn om dit niet zelf te doen. Als de wethouder erkent mogelijk een schending te hebben begaan, informeert deze zijn collega-wethouders en het seniorenconvent hierover.
Bij aanhoudende twijfel, is het aan de burgemeester om te besluiten of stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De burgemeester bespreekt dit met de griffier, verwoordt zijn/haar twijfels en formuleert (eventueel na raadpleging van interne en/of externe deskundigen) een advies.
De griffier volgt dit advies in beginsel op. Als er toch van het advies van de burgemeester wordt afgeweken, meldt de griffier dit zelf aan de werkgeverscommissie. Laat de griffier dit na, dan doet de burgemeester het.
De burgemeester bespreekt dit met de griffier en verwoordt zijn/haar twijfels (tenzij er goede redenen zijn om dit niet zelf te doen). Als de griffier erkent mogelijk een schending te hebben begaan, meldt deze dit zelf aan de werkgeverscommissie. Indien mogelijk zal de griffier de schending ongedaan maken of de schade herstellen. De werkgeverscommissie beoordeelt of er daarnaast ook een oordeel nodig is (zie verder stap 4).
Bij aanhoudende twijfel is het aan de burgemeester om te besluiten of de stap naar stap 3 wordt gezet dan wel dat de zaak is afgedaan.
De burgemeester informeert de gemeentesecretaris, die het gemandateerde bevoegd gezag is over alle ambtenaren. De gemeentesecretaris besluit, bijgestaan door de daartoe aangewezen adviseurs, bij een uitgevoerde handeling, of een melding wordt opgepakt.
De gemeentesecretaris verzorgt de communicatie met de melder. Kwesties die individuele ambtenaren betreffen komen in de regel niet in de gemeenteraad.
In geval van twijfel over het handelen van de gemeentesecretaris zelf, informeert de burgemeester het college van wethouders en het seniorenconvent. Ook betrekt hij/zij interne of externe deskundigen bij eventuele vervolgstappen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-511526.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.