Besluit van de raad van de gemeente Amstelveen tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Amstelveen 2017

Zaaknummer: Z24-111700

 

De raad van de gemeente Amstelveen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024;

gelet op artikel 2.1.3, 2.1.4, 2.1.4a. van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

besluit:

Artikel I

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Amstelveen 2017 wordt als volgt gewijzigd:

  • A.

    Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      onderdeel h wordt vervangen door: algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en die financieel kan worden gedragen met een inkomen op minimumniveau;

    • 2.

      Onderdeel o wordt toegevoegd: Professionele zorgverlener: Er is sprake van professionele hulp als de werkzaamheden beroepsmatig uitgevoerd worden en de persoon ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel. De omschrijving van de bedrijfsactiviteiten van de onderneming moet aansluiten bij de te leveren diensten voor het Pgb.

    • 3.

      Onderdeel p wordt toegevoegd: Hulp uit sociaal netwerk: De hulp die geboden wordt door iemand die hier niet voor opgeleid is en/of hoort tot het sociale netwerk (familie, vrienden, buren enz.)

    • 4.

      Onderdeel q wordt toegevoegd: Gebruikelijke hulp : hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Dit betreft de 'normale', dagelijkse ondersteuning die huisgenoten geacht worden elkaar te bieden. Uitgangspunt is dat de huisgenoten samen verantwoordelijk zijn voor het eigen huishouden, de eigen gezondheid, levensstijl en de wijze waarop het huishouden wordt gevoerd. Huisgenoten nemen daarom de huishoudelijke taken over die de aanvrager van een Wmo-voorziening zelf niet (meer) kan uitvoeren. Wanneer het overnemen van alle huishoudelijke taken niet haalbaar is, wordt alleen gecompenseerd voor de huishoudelijke taken die een huisgenoot niet over kan nemen. Gebruikelijke hulp is niet vrijblijvend, maar heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassen als van jongere huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen over het bieden van gebruikelijke hulp. De gebruikelijke hulp gaat vóór op een maatwerkvoorziening. In de beoordeling van de noodzaak tot ondersteuning wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van gebruikelijke hulp.

  • B.

    Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Lid 1 wordt vervangen door:

      1.Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en de degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk na de melding en voor zover nodig:

      • a.

        de hulpvraag van de cliënt;

      • b.

        de behoeften, beperkingen, zelfredzaamheid, participatie, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

      • c.

        het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

      • d.

        de aard en omvang van de door het college te organiseren noodzakelijk maatschappelijke ondersteuning;

      • e.

        de mogelijkheden om met eigen mogelijkheden of met gebruikelijke hulp of algemene voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

      • f.

        de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

      • g.

        de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

      • h.

        de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

      • i.

        de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen meet zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorziening in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

      • j.

        de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

      • k.

        welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4. van de wet naar schatting verschuldigd zal zijn;

      • l.

        of de verstrekking van een pgb al dan niet een passende oplossing is, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de mogelijkheden en voorwaarden van het Pgb.

  •  

    • 2.

      Onder vernummering van het tweede en derde lid naar het vierde en vijfde lid, worden het tweede en derde lid toegevoegd:. Na het onderzoek als bedoeld in het eerste lid, concludeert het college welke compensatie nodig is in de vorm van een maatwerkvoorziening.

      2. Na het onderzoek als bedoeld in het eerste lid, concludeert het college welke compensatie nodig is in de vorm van een maatwerkvoorziening.

      3. Indien het onderzoek door het college onvoldoende uitsluitsel geeft over de in te zetten maatwerkvoorzieningen, kan het college specifieke deskundigheid inzetten om tot een conclusie te komen.

  • C.

    Onder vernummering van artikel 6 en verder naar 7 en verder, wordt een nieuw artikel 6 toegevoegd:

    Beoordeling eigen kracht

    Het college beoordeelt de eigen kracht aan de hand van de volgende elementen:

    • a.

      het hebben van huisgenoten;

    • b.

      in hoeverre mantelzorg de nodige hulp en ondersteuning kan bieden;

    • c.

      het hebben van een sociaal netwerk en de bereidheid van dit netwerk om te helpen;

    • d.

      of sprake is van (boven)gebruikelijke hulp en hoe dit wordt vastgesteld;

    • e.

      vaardigheden en mogelijkheden om de hulp te bieden;

    • f.

      beschikbaarheid om de hulp te bieden;

    • g.

      mate van planbaarheid van de benodigde zorg;

    • h.

      het ontstaan van overbelasting;

    • i.

      het relevante normenkader; en

    • j.

      overige individuele omstandigheden die worden ingebracht.

  • D.

    1. Artikel 8, eerste lid wordt vervangen door:

    • 1.

      Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college.

    • 2.

      Onder vernummering van het tweede en derde lid van artikel 8, wordt een nieuw tweede lid toegevoegd:

      • 2.

        Een aanvraag als bedoeld in artikel 2.3.5 van de wet kan niet eerder worden gedaan dan nadat het onderzoek door het college (na ontvangst van de melding/het verzoek om Wmo-ondersteuning) is uitgevoerd, tenzij het onderzoek van het college niet is uitgevoerd binnen de wettelijke 6 weken termijn.

  • E.

    Artikel 10 wordt vervangen door:

    Criteria voor maatwerkvoorzieningen

    • 1.

      Bij het beoordelen van de aanvraag voor een maatwerkvoorziening neemt het college het verslag van het onderzoek als bedoeld in artikel 7 als uitgangspunt.

    • 2.

      Alle mogelijkheden van de cliënt om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene of andere voorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te regelen dat hij geen behoefte meer heeft aan maatwerkvoorzieningen, worden in het onderzoek eerst beoordeeld.

    • 3.

      Bij de beoordeling van de aanvraag hanteert het college in aanvulling op de voorgaande leden en met inachtneming van het beleidsplan op grond van artikel 2.1.2. van de wet in elk geval de volgende criteria:

      • a.

        een aanspraak op een adequate andere voorziening op grond van een andere regeling is voorliggen op een aanspraak op een maatwerkvoorziening.

      • b.

        er is sprake van een noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang;

      • c.

        er is geen sprake van normale maatschappelijke kosten of van een algemeen gebruikelijke voorziening;

      • d.

        het college kan besluiten dat de inwoner niet in aanmerking komt voor een voorziening als het college van oordeel is dat de inwoner zijn hulpvraag redelijkerwijs van de voren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen.

      • e.

        het college kent in beginsel de goedkoopst adequate voorziening toe;

      • f.

        het college vergoedt of verstrekt geen voorziening als de normale afschrijvingstermijn van de eerder vergoede of verstrekte gelijkwaardige voorziening nog niet is verstreken of deze technisch nog niet is afgeschreven, tenzij deze voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.

    • 4.

      De gemeente kan een voorziening in een algemene ruimte weigeren als de (brand-)veiligheid in gevaar komt.

    • 5.

      Het college kan nadere regels stellen inzake de aard, inhoud en omvang van de te verstrekken maatwerkvoorzieningen en de toegang en toelatingseisen tot een maatwerkvoorziening.

  • F.

    Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:

    • 1.

      Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd: Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb:

      • 1.

        Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte maatwerkvoorziening noodzakelijk was;

      • 2.

        het persoonsgebonden budget bestemd is voor besteding in het buitenland, tenzij het college hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven.

    • 2.

      In het derde lid, sub a en b, eerste zin, wordt het eerste woord ‘van’, vervangen door ‘-‘

    • 3.

      Lid 5 wordt toegevoegd:

      Het college kent, in aanvulling op het eerste lid, een persoonsgebonden budget toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat:

      a) cliënt, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk, danwel zijn pgb vertegenwoordigers, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zaken dan wel in staat is te achten om de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren.

      b) is gemotiveerd dat een cliënt een persoonsgebonden budget wenst;

      c) is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen woonruimteaanpassingen en andere maatregelen die met het persoonsgebonden budget betaald moeten worden passend, veilig, doeltreffend en cliëntgericht zijn.

      d) het vaststellen van bovenstaande voorwaarden gebeurt aan de hand van een pgb-plan dat bij de eerste aanvraag ingediend moet worden en door onderzoek van het college.

    • 3.

      Lid zes wordt toegevoegd:

      a. Het persoonsgebonden budget dient besteed te worden aan het inkopen van zorg of ondersteuning en mag niet aangewend worden voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, feestdagenuitkering, reiskosten, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede ondersteunings- of administratiekosten in verband met het Pgb. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag.

      b. De zorgverlener mag niet tegelijkertijd pgb-vertegenwoordiger zijn, tenzij het college hier uitdrukkelijk toestemming voor heeft gegeven.

  • G.

    Aan artikel 14, eerste lid, sub a wordt toegevoegd na ‘voorzieningen’: , voor een rolstoelvoorziening en voor de maatwerkvoorziening Begeleid Thuis.

  • H.

    In artikel 25 komt ‘2017’ te vervallen.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2024.

De griffier,

Maikel Tönnissen

De voorzitter,

Tjapko Poppens

Naar boven