Gemeenteblad van De Ronde Venen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Ronde Venen | Gemeenteblad 2024, 50986 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
De Ronde Venen | Gemeenteblad 2024, 50986 | beleidsregel |
Beleidsregels artikel 13b Opiumwet gemeente De Ronde Venen
De burgemeester van de gemeente De Ronde Venen,
gelet op artikel 13b Opiumwet en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb);
dat artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een woning of lokaal dan of op een daarbij behorend erf een middel als bedoeld in lijst I of II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig is;
dat artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet sinds 2019 de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang op te leggen indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3, of artikel 11a voorhanden is;
de politie en het Openbaar Ministerie,
besluiten vast te stellen de volgende:
Deze beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet.
Drugscriminaliteit, zoals de handel, productie en teelt van soft- en harddrugs, heeft een sterk ondermijnend karakter. Deze illegale en criminele activiteiten tasten de rechtstaat en de samenleving in brede zin aan door de sterke verwevenheid van onder- en bovenwereld, corruptie en de innesteling in lokale gemeenschappen en maatschappelijke sectoren. Drugshandel gaat veelal gepaard met overlast, criminaliteit en verstoring van de openbare orde.
Handel in drugs vormt een ernstige aantasting van de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Het woon- en leefklimaat en de sociale en/of fysieke veiligheid van burgers worden erdoor aangetast.
Hennepplantages en drugslaboratoria vormen een groot gevaar voor de woon- en leefomgeving, vanwege het risico van brandgevaar, ontploffing en waterschade. De volksgezondheid is in het geding, omdat ongecontroleerd gebruik van drugs een bedreiging vormt voor de gezondheid. Door de in- en uitloop van dealers, gebruikers en andere aan illegale activiteiten gerelateerde personen ervaren omwonenden hinder van deze activiteiten en krijgt de omgeving een slechte reputatie.
Het is om deze redenen dat de burgemeester handhavende bevoegdheden heeft wanneer de Opiumwet wordt overtreden. Als in een pand (een lokaal of een woning) drugs wordt aangetroffen of voorbereidingen voor drugsproductie en/of -handel plaatsvinden, heeft de burgemeester de bevoegdheid om een bestuurlijke maatregel te treffen. Dat kan zowel een sluiting van het pand zijn, een last onder dwangsom of een waarschuwing. Op deze manier wordt een einde aan de situatie gemaakt om de openbare orde te herstellen en herhaling te voorkomen. In deze beleidsregel staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze in de gemeente De Ronde Venen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden om een bestuurlijke maatregel op te leggen indien de Opiumwet is overtreden.
1.1 Doelstellingen van toepassing van artikel 13b Opiumwet
De burgemeester kan een pand waarin drugs wordt aangetroffen of waar voorbereidingshandelingen voor drugsproductie en/of -handel worden gepleegd, sluiten. Het doel van het treffen van een bestuurlijke maatregel op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de bescherming van de openbare orde en veiligheid, het woon- en leefklimaat en de volksgezondheid. Het doel van de maatregel is er tevens op gericht om de bekendheid van het pand als drugspand te doorbreken en/of bekendheid van het pand in het drugscircuit teniet te doen en/of te verhinderen dat het pand (weer) wordt gebruikt ten behoeve van het drugscircuit en de georganiseerde drugshandel en herhaling van de verstoring van de openbare orde, alsmede verdere aantasting van het woon- en leefklimaat te voorkomen. Tevens worden risico’s voor de veiligheid en gezondheid van omwonenden van een drugspand beëindigd en uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid bestreden. Ook geeft de burgemeester met een bestuurlijke maatregel een belangrijk signaal dat geconstateerde feiten onacceptabel zijn en dat tegen drugscriminaliteit streng wordt opgetreden vanuit de gemeente. Een maatregel heeft ook preventieve werking in de zin dat voor de overtreder, rechthebbende en/of de eigenaar van het pand kenbaar is welke gevolgen drugscriminaliteit in een pand met zich meebrengen.
Het aantonen van overlast is niet vereist voor het toepassen van artikel 13b Opiumwet, de bepaling ziet primair op het tegengaan van drugshandel, maar de toepassing van artikel 13b Opiumwet kan wel leiden tot vermindering van overlast.
De toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is gericht op het pand (locatie) en niet op de persoon. De maatregel die voortvloeit uit de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet is een herstelsanctie en is niet bestraffend. Sluiting is gericht op het herstel van de situatie, het voorkomen van herhaling en het weren en terugdringen van drugshandel in georganiseerd verband in en vanuit panden.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de uitoefening van de in artikel 13b Opiumwet neergelegde bevoegdheid van de burgemeester indien er sprake is van verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe aanwezig zijn van drugs, of wanneer voorwerpen of stoffen als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet voorhanden zijn, ten aanzien van:
Deze beleidsregels zijn niet van toepassing voor zover het coffeeshops betreft. Ten aanzien van coffeeshops kent de gemeente De Ronde Venen gemeentelijk coffeeshopbeleid.
Om de effecten van drugscriminaliteit vanuit een pand op de veiligheid en leefbaarheid aan te pakken, kan de burgemeester ook gebruik maken van de instrumenten uit de Gemeentewet, Woningwet en Onteigeningswet.
Artikel 174a Gemeentewet (Wet Victoria) geeft de burgemeester de mogelijkheid om een woning of niet voor publiek toegankelijk lokaal te sluiten wegens verstoring van de openbare orde of ernstige vrees daarvoor door gedragingen in die woning. Er zijn echter panden van waaruit in drugs wordt gehandeld zonder dat sprake is van regelmatige en langdurige overlast, wat een vereiste voor inzet van Wet Victoria is. In die gevallen voorziet artikel 13b Opiumwet. Artikel 174a Gemeentewet kan, in tegenstelling tot artikel 13b Opiumwet, worden ingezet bij niet druggerelateerde regelmatige en langdurige overlast en (na inwerkingtreding van de wetswijziging van artikel 174a Gemeentewet), bij het aantreffen van wapens en bij ernstig geweld of bedreiging daarmee in of in de onmiddellijke nabijheid van een pand.
Artikel 174 Gemeentewet geeft de burgemeester de bevoegdheid een voor publiek openstaand gebouw of een daarbij behorend erf of gebied te sluiten in het belang van de openbare orde, veiligheid, gezondheid of zedelijkheid. Hiervoor is (dreiging van) ernstige verstoring van de openbare orde een vereiste.
Artikel 2:80 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) geeft de burgemeester de mogelijkheid op een voor publiek openstaand gebouw of gebied en bijbehorende erven te sluiten als er naar zijn oordeel sprake is van bijzondere omstandigheden. Van dit artikel wordt echter alleen gebruik gemaakt als dit op andere gronden niet mogelijk is.
1.2.1. Tweesporenbeleid: strafrechtelijk én bestuursrechtelijk
Bij de aanpak van handel in drugs, in het bezit zijn van drugs en het gebruik van drugs kunnen strafrechtelijke maatregelen en bestuurlijke maatregelen worden ingezet (tweesporenbeleid).
Strafrechtelijke sancties richten zich op de bij de verkoop betrokken personen. Het beëindigen of het opheffen van de (georganiseerde) handel in drugs wordt daarmee niet per definitie bereikt.
Bestuursrechtelijke maatregelen richten zich bij overtreding van de Opiumwet op de betrokken woningen of lokalen, waardoor beëindigen of het opheffen van de illegale situatie kan worden bereikt.
Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursrechtelijke maatregelen kan enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat er na inbeslagname geen reden meer is bestuursrechtelijke maatregelen, zoals een last onder bestuursdwang, op te leggen.
2. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet
Op het moment dat een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen in een pand, heeft de burgemeester de bevoegdheid om dit pand voor enige tijd te sluiten. Om te bepalen wanneer sprake is van een ‘handelshoeveelheid’ wordt aangesloten bij de door het Openbaar Ministerie toegepaste criteria, waarbij een hoeveelheid harddrugs van maximaal 0,5 gram en een hoeveelheid softdrugs van maximaal 5 gram als hoeveelheden voor eigen gebruik worden aangemerkt1. Bij alle hoeveelheden meer dan de hoeveelheid voor eigen gebruik is sprake van een handelshoeveelheid. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen persoonlijk gebruik, wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking dan wel daartoe voorhanden zijn. Het is aan de belanghebbende(n) om het tegendeel aannemelijk te maken.
De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid wordt gebruikt na een belangenafweging. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid omgaat. Van de bevoegdheid om bestuursdwang toe te passen wordt niet altijd gebruik gemaakt. In bepaalde situaties is een sluiting niet de geschikte maatregel of is deze niet noodzakelijk of evenredig. Er kan aan de andere kant ook sprake zijn van verzwarende omstandigheden, die aanleiding geven om eerder over te gaan tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een langere sluiting.
Ook bij voorbereidingshandelingen is de burgemeester bevoegd op om te treden, namelijk om op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet op te treden. Van een “voorbereidingshandeling” in de zin van deze beleidsregels is sprake als in een woning of een lokaal, dan wel een daarbij behorend erf, voorwerpen of stoffen voorhanden zijn, die op zichzelf bezien legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn om hetzij harddrugs, hetzij softdrugs te produceren, zoals bedoeld in artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet. De aangetroffen situatie c.q. de aangetroffen voorwerpen en stoffen moeten van dien aard zijn dat redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de voorhanden voorwerpen gebruikt zullen worden om strafbare voorbereidingshandelingen te plegen. Dat vereist een bestuurlijke beoordeling die kan worden gebaseerd op de feitelijke omstandigheden, zoals door de politie vastgesteld. Het gaat bijvoorbeeld om de ter plekke aangetroffen situatie, de aard en de hoeveelheid van de in beslag genomen stof, de aangetroffen voorwerpen, stoffen in onderlinge combinatie en andere uit onderzoek blijkende feitelijkheden, zoals resultaten van tapgesprekken of observaties. Bij deze beoordeling kan ook de Aanwijzing Opiumwet (o.a. paragraaf 3.2.1.) worden betrokken, zoals ingeval van voorbereidingshandelingen ten behoeve van een hennepkwekerij, waarbij aan de hand van het beoogde aantal planten, de mate van de professionaliteit en het doel van de teelt, het beroeps- of bedrijfsmatige karakter kan worden gewaardeerd. Dat geldt ook voor het Opiumwetbesluit als het gaat om de beoordeling van de grootschaligheid (artikel 1, tweede lid).
Met de sluiting van een pand wordt de overtreding beëindigd en herhaling van de overtreding voorkomen. Bij de locatie kunnen geen criminele activiteiten meer plaatsvinden en daarmee wordt een situatie die schadelijk is voor de woon- en leefomgeving beëindigd. Daarnaast wordt de loop naar de locatie definitief doorbroken, de bekendheid van de locatie in kringen van handelaren en gebruikers beëindigd en kan de rust terugkeren in de buurt. Met de sluiting van een pand wordt een barrière opgeworpen en wordt het criminele ondernemingsproces verstoord. Bovendien gaat van deze pandgerichte aanpak een sterke signaalfunctie uit die, naast een preventieve werking (anderen afschrikken en het voorkomen van herhaling), ook de aantrekkingskracht op andere criminele activiteiten tegengaat. Duidelijk wordt dat het pand niet langer als verkoop-, aflever-, teelt- of opslagruimte voor drugs kan worden gebruikt en dat De Ronde Venen onaantrekkelijk is als vestigingsplaats voor drugshandel en productie.
In de meeste gevallen is een sluiting om deze redenen het meest geschikte middel om dit doel te bereiken. In sommige gevallen kan dit doel echter ook worden bereikt met een lichtere maatregel die de burgemeester ter beschikking staat: een waarschuwing of een last onder dwangsom. Omdat hiermee minder goed de doelen van artikel 13b Opiumwet wordt behaald, zijn dat niet de maatregelen die de voorkeur hebben. Per geval maakt de burgemeester een afweging.
Zodra is vastgesteld of de maatregel geschikt is om het doel te bereiken, wordt gekeken of deze ook noodzakelijk is om op te leggen. Een maatregel wordt alleen opgelegd als deze noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat en ter bescherming van de openbare orde. Er kunnen verschillende omstandigheden van belang zijn bij het bepalen van de noodzaak van een maatregel. Kort gezegd dragen al deze omstandigheden bij aan de impact van de situatie op de openbare orde: hoe meer van onderstaande omstandigheden aan de hand zijn, hoe groter de impact van de situatie op de openbare orde en hoe meer de noodzaak van de maatregel vast komt te staan.
2.3.1 Soort en hoeveelheid drugs
Hoe groter de hoeveelheid drugs, hoe groter de noodzaak voor een sluiting vanwege het gevaar voor de openbare orde. Daarnaast geldt dat harddrugs een grotere impact hebben op de openbare orde dan softdrugs. Uitgangspunt voor de gemeente De Ronde Venen is dat bij het aantreffen van een handelshoeveelheid drugs tot sluiting van het pand wordt overgegaan, omdat dit noodzakelijk is voor het herstel van de openbare orde en veiligheid.
Het is relevant voor de noodzaak van de maatregel of er sprake is van een eerste overtreding van de Opiumwet of er al meerdere zijn geweest. Hierbij speelt ook mee of de overtreder een recidivist is of niet (oftewel: of de overtreder eerder strafbare feiten heeft gepleegd m.b.t. drugs). Dit gegeven draagt bij aan de gevaren waar de buurt aan is blootgesteld.
Gelet op de tekst van artikel 13b van de Opiumwet is voor het ontstaan van de hierin neergelegde bevoegdheid niet noodzakelijk dat de burgemeester aannemelijk maakt dat de aanwezigheid van drugs overlast heeft veroorzaakt. Door de aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs wordt de aantasting van de openbare orde zonder meer aangenomen. De openbare ordeverstoring, in de vorm van druggerelateerde overlast in de omgeving, hoeft niet door middel van feiten en omstandigheden te worden aangetoond. Dat komt mede omdat de buurt, ook als ze geen overlast hebben ervaren van de (drugs)handel, blootstaat aan gevaren zoals ripdeals of geweld.
Echter, bij de vaststelling van de noodzakelijkheid voor een maatregel, wordt wel betrokken of feitelijke handel is geconstateerd. Deze omstandigheid kan bijdragen aan de inschatting van het openbare ordegevaar, de overlast en of het aannemelijk is dat de drugshandelaren opnieuw langs zullen gaan bij het pand (een `loop naar de woning'). Hiermee kan het gevaar voor de omgeving en risico's voor de omwonenden mede worden ingeschat.
Indien het pand in een straat of buurt ligt die vaker aan openbare ordeverstoringen heeft blootgestaan, kan dit de noodzaak voor een maatregel benadrukken. Hierbij wordt meegenomen wat het tijdsverloop is tussen de eerdere verstoringen en van welk type die waren.
2.3.5. Gevaar voor de openbare orde
Ook overige omstandigheden naast de (handel in) drugs die een gevaar vormen voor de openbare orde worden meegenomen in de afweging of er een noodzaak is tot het opleggen van een maatregel. Dit kan bijvoorbeeld het aantreffen van andere illegale goederen, zoals wapens, zijn. Ook gevaren voor de brandveiligheid kunnen bijdragen aan de noodzaak om een pand te sluiten.
2.3.6. Het professionele karakter van de overtreder en overtreding
Daarnaast wordt meegenomen in hoeverre sprake is van een professionele overtreder of overtreding. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit de andere goederen die worden aangetroffen die zijn te relateren aan drugshandel, zoals weegschalen, verpakkingsmaterialen, assimilatielampen, diefstal van energie of een grote hoeveelheid contant geld. Ook als er bijvoorbeeld aanwijzingen zijn dat er meer dan één oogst is geweest of meerdere producties kan dit bijdragen aan de inschatting van de professionaliteit van de overtreder of overtreding.
Hoe langer een situatie bekend is, hoe kleiner de noodzaak wordt tot het opleggen van een maatregel. Als startdatum voor het tijdsverloop geldt het moment dat de burgemeester door de politie is geïnformeerd over een overtreding van de Opiumwet. Van enig tijdsverloop zal altijd sprake zijn. De burgemeester heeft enige tijd nodig om een zorgvuldige afweging te maken. Daarbij moeten de resultaten van het drugsonderzoek van de politie worden afgewacht. Ook krijgt een betrokkene, indien mogelijk, tijd om een (mondelinge) zienswijze te geven op het voornemen van de maatregel.
Indien de maatregel geschikt en noodzakelijk wordt bevonden, wordt vervolgens de evenredigheid van de maatregel bepaald. Hiermee wordt een oordeel gegeven of het besluit nadelige gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot het doel van de maatregel. Het gaat er hierbij niet om dát een betrokkene nadeel ondervindt van de maatregel, dat is verdisconteerd (rekening mee gehouden) bij het vaststellen van de Opiumwet. Echter, een besluit mag geen onnodig nadelige gevolgen hebben, in verhouding tot het doel dat gediend ís met de maatregel. Een aantal omstandigheden komen in deze afweging met regelmaat terug en worden hieronder toegelicht.
Voor het opleggen van een maatregel op grond van de Opiumwet is persoonlijke verwijtbaarheid in beginsel niet vereist. De vraag of de rechthebbende op een lokaal of woning (een huurder of een verhuurder) een verwijt van de overtreding kan worden gemaakt, komt daarentegen wel aan de orde in het kader van de beoordeling van de evenredigheid van de sluiting. Het ontbreken van iedere betrokkenheid bij de overtreding kan maken dat er niet in redelijkheid van de sluitingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld de betrokkene geen verwijt van de overtreding worden gemaakt als hij niet op de hoogte was en evenmin redelijkerwijs op de hoogte kon zijn van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs in zijn pand. Van degene die een woning of lokaal verhuurt, wordt verwacht dat hij concreet toezicht houdt op het gebruik van het pand dat hij verhuurt. De verhuurder moet daarbij controles uitvoeren, die zijn gericht op het gebruik van het pand. Om niet als overtreder aangemerkt te worden, dient de verhuurder aantoonbaar invulling hebben gegeven aan zijn zorgplicht.
2.4.2. Gevolgen van de sluiting
Dat een betrokkene nadelige gevolgen ondervindt van een maatregel, is op zichzelf geen bijzondere reden om hiervan af te zien. Wel moet worden bepaald in welke mate een betrokkene nadelen ondervindt en of er sprake is van bijzondere omstandigheden. Ook wordt in die afweging bekeken of er grondrechten van een betrokkene in het geding zijn. Het belang van de betrokkene weegt in zo'n geval extra zwaar. Om deze inschatting te kunnen maken is het noodzakelijk om vast te stellen of er sprake is van een drugsvondst in een feitelijk bewoonde woning. In die gevallen is immers het huisrecht (artikel 8 EVRM) van toepassing. In de wet is het begrip woning niet verder gedefinieerd.
In deze beleidsregel wordt onder een woning het volgende verstaan:
"Een woning is een verblijf dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan het wonen. Het is een plaats waar een persoon zijn private huishoudelijke leven leidt. Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en andere huisraad, maar ook de daadwerkelijk, feitelijk daaraan gegeven bestemming. Zo zal iemand die incidenteel overnacht in een woning niet aangemerkt worden als bewoner. Een inschrijving in de Basisregistratie Personen is een indicatie voor bewoning, maar hoeft niet doorslaggevend te zijn."
Voor de vaststelling van bewoning wordt uitgegaan van het moment van de instap (de drugsvondst). Soms is sprake van schijnbewoning. Er wordt dan de indruk van bewoning gesimuleerd, bijvoorbeeld door het plaatsen van wat schaars meubilair in de woonkamer. Dat in de woning wordt geslapen, bij- voorbeeld blijkende uit de aanwezigheid van een slaapzak en gebruikte kleding, maakt niet dat sprake is van bewoning. Gebruik voor woondoeleinden met een meer dan incidenteel karakter is dan niet aannemelijk.
Dat de bewoner de woning, in geval van sluiting, moet verlaten, is geen bijzondere omstandigheid; dit vloeit immers voort uit de maatregel van sluiting. Bij een bedrijfspand kan er geen gebruik meer worden gemaakt van het pand voor de bedrijfsvoering. Ook daarvoor geldt dat dit geen bijzondere omstandigheid is. Bij de uitoefening van de bevoegdheid wordt wel gekeken of de bewoner een bijzondere binding heeft met de woning, bijvoorbeeld in verband met medische redenen.
Sluiting van een woning waar kinderen wonen, gebeurt alleen als de kinderen volwaardige alternatieve woonruimte hebben, zoals bij een ex-partner of familielid. Als dit niet bestaat, maar een sluiting wel noodzakelijk is, kan de gemeente onderdak regelen en worden de jeugdinstanties ingeschakeld. In gevallen waarin minderjarige(n) zijn blootgesteld aan drugscriminaliteit kan een zorgmelding door de gemeente worden gedaan bij de Raad voor de Kinderbescherming.
De burgemeester heeft oog voor zowel het belang van de bestrijding van drugshandel als voor het belang van de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woonruimte. Het belang om de schaarse sociale huurwoningen zo min mogelijk aan de woningmarkt te onttrekken is groot. Het sluiten van een huurwoning betekent immers dat, in de huidige tijd van grote krapte op de (sociale) huurmarkt, een gesloten woning gedurende een aantal maanden niet beschikbaar is voor bewoning.
Tegelijkertijd moet de invloed van drugshandel niet worden onderschat. Om die reden is de signaalfunctie die van een sluiting uitgaat in de sociale huursector net zo belangrijk als in de particuliere huursector. Dit betekent dat, ondanks het maatschappelijk belang bij volkshuisvesting, niet zomaar van de sluiting van sociale huurwoningen kan worden afgezien.
Van sluiting van een sociale huurwoning kan in het geval van softdrugs worden afgezien als de betreffende woningcorporatie is aangesloten bij het hennepconvenant en de woningcorporatie juiste maatregelen heeft genomen.
2.4.5. Last onder bestuursdwang, last onder dwangsom of een waarschuwing
Artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bepaalt dat de burgemeester in de daarin genoemde gevallen bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang. Bestuursdwang geschiedt in de praktijk, overeenkomstig de bedoeling van de wetgever, in de vorm van een sluitingsmaatregel. In de gemeente De Ronde Venen wordt er in beginsel voor gekozen het gehele perceel (inclusief de woning of het lokaal en bijbehorende gebouwen zoals schuren, bergingen, garages, etc.) te sluiten, omdat op die manier direct een einde wordt gemaakt aan de illegale situatie. Tevens wordt door sluiting de bekendheid van het perceel in het drugscircuit doorbroken. Hierop kan een uitzondering worden gemaakt in geval van kamerverhuur.
Artikel 5:32 van de Awb regelt dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Gezien de effecten van de handel in en het gebruik van drugs vanuit een pand op het openbare leven, geniet een last onder bestuursdwang de voorkeur boven het opleggen van een last onder dwangsom. Indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven kan een last onder dwangsom, vanuit het oogpunt van evenredigheid, meer op zijn plaats zijn. Er kan dan een last worden opgelegd, waarbij een dwangsom wordt verbeurd per geval dat opnieuw een overtreding van de Opiumwet wordt geconstateerd. Deze maatregel verdient vooral de voorkeur in gevallen waarbij een sluiting niet evenredig is en de verwachting is dat deze ook bij recidive niet evenredig zal zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een woning die is aangepast wegens medische omstandigheden.
In gevallen waarin een last onder bestuursdwang en een last onder dwangsom niet evenredig worden geacht, geeft de burgemeester een schriftelijke waarschuwing. In de waarschuwing wordt duidelijk gemaakt dat de aangetroffen situatie niet acceptabel is en welke maatregelen bij recidive kunnen volgen.
In beginsel worden de maatregelen in bijgaande handhavingsmatrixen noodzakelijk en evenredig geacht. Van deze uitgangspunten kan worden afgeweken door een langere of kortere sluitingsduur of van sluiting af te zien, indien de noodzakelijkheid en evenredigheid daarom vragen.
2.5.1 Woningen en daarbij behorende erven
Bij een handelshoeveelheid drugs, drugshandel of voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b, eerste lid, onder a of b, van de Opiumwet in woningen en/of daarbij behorende erven, wordt in beginsel het regime toegepast zoals vastgelegd in onderstaande matrix:
2.5.2. Niet-bewoonde panden en lokalen en daarbij behorende erven
Bij een handelshoeveelheid drugs, drugshandel of voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet in niet-bewoonde panden en lokalen en/of daarbij behorende erven, wordt in beginsel het regime toegepast zoals vastgelegd in onderstaande matrix:
2.5.3. Indicatoren ernstig geval
De hieronder genoemde indicatoren zijn voorbeelden van omstandigheden die zorgen dat sprake is van een ernstig geval;
de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst I en/of lijst II van de Opiumwet. Bij harddrugs geldt dat sprake is van een ernstig geval als ten minste 5 gram of 5 milliliter (of voor zover dit de 5 gram of 5 milliliter niet overschrijdt, 10 pillen, 10 ampullen, 10 bolletjes of 10 wikkels) wordt aangetroffen. Bij softdrugs wordt een ernstig geval aangenomen bij minimaal 500 gram of minimaal 200 cannabis/hennepplanten;
er is een vermoeden dat de bewoner(s)/betrokkene(n) verkeert/verkeren in kringen van personen met antecedenten (hierbij moet met name gedacht worden aan antecedenten t.a.v. de Opiumwet of de Wet Wapens en Munitie, maar ook antecedenten op het gebied van geweld jegens personen of zaken, zoals mishandeling, bedreiging, vernieling of diefstal e.d. kunnen een rol spelen);
Als zich een zeer ernstig geval voordoet kunnen stappen worden overgeslagen of strengere maatregelen worden toegepast ten opzichte van de matrix zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, van deze beleidsregels. Van een zeer ernstig geval kan (in ieder geval) sprake zijn als:
2.5.5. Combinatie woning en lokaal
Als drugshandel wordt geconstateerd in een woning of een lokaal, die tezamen een samenhangend geheel vormen, waardoor artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet gelijktijdig zowel op de woning als het lokaal kan worden toegepast, dan wordt het regime toegepast dat geldt voor woningen.
2.5.6. Combinatie soft- en harddrugs
Is bij één van de elkaar opvolgende overtredingen (de 1e, 2e of 3e overtreding) sprake van harddrugs, dan geldt bij deze en de daaropvolgende overtredingen het regime overeenkomstig de matrix voor harddrugs (toelichting: als bijvoorbeeld de 1e overtreding verband houdt met softdrugs maar bij de 2e overtreding sprake is van harddrugs, dan geldt de voorgeschreven maatregel bij de 2e overtreding van harddrugs. Ook als de 1e overtreding harddrugs betrof maar de 2e overtreding softdrugs, dan wordt bij de 2e overtreding de matrix voor harddrugs aangehouden).
Is er sprake van een overtreding met voorwerpen en/of stoffen die wijzen op zowel voorbereidingshandelingen betreffende harddrugs, als op voorbereidingshandelingen betreffende softdrugs, dan geldt het regime voor een overtreding met harddrugs.
3.1 Rolverdeling (niet limitatief)
De regie van de bestuursrechtelijke handhaving en de coördinatie van de uitvoering daarvan ligt bij de gemeente.
De gemeente heeft bestuursrechtelijk de volgende taken:
De regie op de strafrechtelijke handhaving ligt bij het Openbaar Ministerie en kan deze handhaving toepassen:
De politie heeft bij constatering de volgende taken:
Voordat de burgemeester daadwerkelijk overgaat tot sluiting van een lokaal of woning of voordat een last onder dwangsom wordt opgelegd, wordt het voornemen bekend gemaakt aan betrokkene(n). Vanwege de spoedeisendheid van de situaties, kan mondeling om een zienswijze worden gevraagd en wordt de termijn van het indienen van een zienswijze kort gehouden (maximaal 14 dagen). Tegen het voornemen kan een mondelinge of schriftelijke zienswijze worden ingediend. Van de mogelijkheid tot het indienen van een zienswijze wordt afgezien, indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet (zie ook onder punt 3.5).
3.3. Inhoud last onder dwangsom of bestuursdwang en bekendmaking
Wanneer wordt overgegaan tot het opleggen van een last onder dwangsom, wordt het besluit op schrift gesteld en bekendgemaakt aan de overtreders (artikel 5:32 van de Awb). Wanneer wordt overgegaan tot sluiting van een woning of lokaal (last onder bestuursdwang), wordt het besluit op schrift gesteld en bekendgemaakt aan de overtreders en de rechthebbenden op het gebruik (artikel 5:24 van de Awb).
Het besluit tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet wordt geregistreerd en gepubliceerd in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (WKPB). Het WKPB-register houdt deze publiekrechtelijke beperking bij. Indien de sluiting wordt opgeheven, wordt dit ook aangepast in het WKPB-register.
Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt een begunstigingstermijn gegeven waarbinnen de overtreder de gelegenheid krijgt om de woning of het lokaal te ontruimen en te sluiten. De termijn wordt gesteld op 48 uur om de ontruiming uit te voeren en de overtreding te beëindigen. Dit wil zeggen dat betrokkene(n) de gelegenheid krijgt/krijgen om voor de sluiting persoonlijke eigendommen uit het pand te (laten) halen en afsluitingsmaatregelen te (laten) nemen.
3.4. Effectuering van de sluiting
Indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd, zal de burgemeester overgaan tot feitelijk handelen door te ontruimen en te sluiten. Door zelf uitvoering te geven aan de last onder bestuursdwang kan de overtreder voorkomen dat de burgemeester feitelijke bestuursdwang toepast. Hiermee wordt de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester niet aangetast. De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat niemand de woning of het lokaal mag betreden.
Ten einde toezicht te kunnen houden op de sluiting brengt de gemeente zegels aan op alle ingangen en worden de sleutels ingenomen. Voordat tot verzegeling wordt overgegaan, wordt een inspectie uitgevoerd in het te sluiten pand. De sluiting wordt kenbaar gemaakt door het aanbrengen van een bevel van de burgemeester op de toegang van het perceel.
Nadat het pand is verzegeld, wordt een kennisgeving aangebracht dat dit pand op last van de burgemeester is gesloten. Op deze wijze is duidelijk kenbaar voor eenieder dat het pand is gesloten, waardoor de bekendheid van het pand als drugspand bij kopers, exploitanten en faciliteerders teniet wordt gedaan. Voor omwonenden is zo duidelijk dat tegen de productie van en de handel in drugs wordt opgetreden.
Op grond van artikel 2:41, tweede lid van de Algemene plaatselijke verordening (APV) is het verboden een pand en een daarbij behorend erf te betreden dat op grond van artikel 13b Opiumwet is gesloten. Met regelmaat wordt gecontroleerd of de verzegeling intact is. Indien een zegel is verbroken, wordt daarvan aangifte gedaan bij de politie en wordt de verzegeling vervangen. Het verbreken van een zegel is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag.
Er kunnen zich situaties voordoen die onmiddellijk optreden van de burgemeester vergen. Dat kan zich bijvoorbeeld – maar niet uitsluitend – voordoen als drugshandel of voorbereidingshandelingen op “heterdaad” wordt geconstateerd, zich gevaarzetting voordoet, zoals vanwege het ontsnappen van giftige stoffen, of als (anderszins) direct de openbare orde en veiligheid moet worden hersteld. In dat geval is sprake van een spoedeisende situatie en kan de burgemeester besluiten bestuursdwang toe te passen zonder voorafgaande last of zelfs zonder voorafgaand besluit, omdat dit niet kan worden afgewacht (zie artikel 5:31, eerste lid en tweede lid Awb). Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. In dergelijke gevallen wordt niet eerst de gelegenheid geboden om een zienswijze in te dienen (zie artikel 4:11, onder a Awb).
In het besluit tot opleggen van een last onder bestuursdwang wordt in beginsel tegelijk een aanzegging tot kostenverhaal opgenomen, indien hier aanleiding toe bestaat. De kosten van bestuursdwang worden op basis van het bepaalde in de Awb (artikel 5:25 van de Awb) verhaald op de overtreder(s). Het kan voorkomen dat zaken worden meegevoerd en opgeslagen om de last onder bestuursdwang toe te kunnen passen, zoals bedoeld in artikel 5:29 van de Awb. Zolang de verschuldigde kosten niet zijn voldaan, kan de teruggave van deze zaken opgeschort worden.
Door een belanghebbende kan aan de burgemeester tussentijds schriftelijk worden verzocht de sluiting op te heffen. Als vereiste geldt dat in de regel alleen tot opheffing van een sluiting kan worden besloten indien sprake is van een verzoek van een belanghebbende, waarbij gemotiveerd wordt aangegeven dat het op basis van nieuwe feiten en omstandigheden aannemelijk is dat er niet opnieuw overtredingen van de Opiumwet zullen worden gepleegd in of vanuit de desbetreffende woning of lokaal. Bij zijn beslissing op een dergelijk verzoek neemt de burgemeester onder meer in overweging of de te realiseren doelen van de sluiting zijn behaald. Van belang bij de besluitvorming hieromtrent is tevens de bereidheid en de bekwaamheid van de betrokkene om aantoonbaar en daadwerkelijk maatregelen te nemen om herhaling van de geconstateerde overtreding(en) te voorkomen. Deze afweging wordt mede gemaakt op basis van een advies van politie over een eventuele opheffing.
Als sprake is van een reële vrees voor herhaling van een overtreding op grond van artikel 13b, eerste lid onder a en/of b van de Opiumwet kan de burgemeester besluiten om de gelaste sluitingsduur van de woning, het lokaal en/of het bijbehorende erf te verlengen. Bij het bepalen van de duur van de verlenging wordt aangesloten bij de matrixen uit artikel 2.5 van deze beleidsregels. De betrokkenen worden bij mogelijke verlenging (opnieuw) de mogelijkheid geboden een zienswijze in te dienen. Een andere mogelijkheid is het opleggen van een (preventieve) last onder dwangsom indien gerechtvaardigde vrees op herhaling bestaat.
Na afloop van de sluitingstermijn vindt in overleg met de eigenaar en bewoner(s) een overdracht van de woning of het lokaal plaats. Soms is sluiting niet voldoende en zijn aanvullende maatregelen nodig om de leefbaarheid rond het gesloten pand te herstellen. De Wet Victor maakt het mogelijk om het beheer van een pand over te nemen (artikel 14 Woningwet) en daarna eventueel te onteigenen (artikel 77 Onteigeningswet). Het besluit tot beheer wordt genomen door het College van burgemeester en wethouders.
In beginsel wordt er overeenkomstig de bovenstaande beleidsregel besloten. De burgemeester kan echter op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen, zoals deze zijn vastgesteld in het onderhavige beleid. Deze afwijkingsbevoegdheid is geregeld in artikel 4:84 van de Awb.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-50986.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.