Gemeenteblad van Enschede
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Enschede | Gemeenteblad 2024, 509028 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
|---|---|---|---|
| Enschede | Gemeenteblad 2024, 509028 | beleidsregel |
Beleidsregel Damoclesbeleid Enschede 2025
gelet op artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, artikel 4:81 eerste lid Algemene wet bestuursrecht,
in overeenstemming met de in het lokale driehoeksoverleg en het Districtelijk veiligheidsoverleg overeengekomen afspraken ten aanzien van het coffeeshopbeleid en de aanpak van drugshandel in woningen en lokalen en de daarbij behorende erven,
vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Indien in een woning, een lokaal of een daarbij behorend erf handel in drugs of voorbereidingshandelingen plaatsvinden, dan maakt de burgemeester gebruik van de bevoegdheid genoemd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, tenzij de drugshandel – met inachtneming van de in deze beleidsregel aangegeven voorschriften en beperkingen (hierna: gedoogregels) – plaatsvindt in een coffeeshop.
Met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van harddrugs en softdrugs, wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit dat er onder meer sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een aangetroffen hoeveelheid zoals die in de Aanwijzing Opiumwet is vastgelegd. De aanwijzing Opiumwet is als bijlage bij dit beleid gevoegd.
HOOFDSTUK 2 WONINGEN EN LOKALEN NIET ZIJNDE COFFEESHOPS
Artikel 3. Reacties op handel in softdrugs in woningen en lokalen niet zijnde coffeeshops of het voorbereiden of bevorderen daarvan (voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 11a van de Opiumwet)
Artikel 4. Reactie op handel in harddrugs in woningen en lokalen niet zijnde coffeeshops of het voorbereiden of bevorderen daarvan (voorhanden hebben van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 van de Opiumwet)
Indien de overtreding als bedoeld onder a. plaatsvindt in een woning die eigendom is van een woningcorporatie als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet volgt sluiting van de woning voor een periode van 3 maanden, tenzij het belang van de openbare orde en de veiligheid sluiting van de woning voor een periode van 6 maanden noodzakelijk maakt.
In afwijking van het bepaalde in het vierde lid, wordt op de coffeeshoplijst geen nieuwe coffeeshop vermeld indien op deze lijst 8 coffeeshops zijn vermeld. Voor het gebied Binnensingel (zie de gebiedskaart in bijlage 1) wordt geen nieuwe coffeeshop op de coffeeshoplijst vermeld en nieuwe gedoogbeschikking verleend wanneer in dat gebied al 7 coffeeshops zijn gevestigd.
Artikel 7. Gedoogregels voor coffeeshops
De burgemeester gedoogt de handel in softdrugs:
voor zover de volgende gedoogregels in acht worden genomen:
Geen handelsvoorraad van meer dan 500 gram; onder de handelsvoorraad vallen softdrugs die in de coffeeshop aanwezig zijn, maar ook softdrugs die elders worden aangetroffen als er een directe relatie bestaat met de coffeeshop; het moet gaan om elders aanwezige drugs die kennelijk voor verkoop in deze coffeeshop zijn bestemd, bijvoorbeeld elders in het pand, in een ander pand of in een auto;
Artikel 8. Reacties op overtreding van de gedoogregels voor coffeeshops
Indien binnen 5 jaar na de eerste overtreding van de in artikel 7 genoemde gedoogregels, met uitzondering van de onder g en h genoemde ingezetenencriteria, in dezelfde coffeeshop wederom een overtreding van deze gedoogregels plaatsvindt, heeft dat tot gevolg dat de verkoop van softdrugs in de coffeeshop niet meer wordt gedoogd en de gedoogbeschikking wordt ingetrokken. De vermelding van de betreffende coffeeshop zal op de coffeeshoplijst worden doorgehaald.
HOOFDSTUK 4 AANVRAAG- EN SELECTIEPROCEDURE GEDOOGBESCHIKKING COFFEESHOPS, LOOPTIJD GEDOOGBESCHIKKING
Indien zich meer gegadigden hebben gemeld dan er vermeldingen op de coffeeshoplijst beschikbaar zijn gekomen, vindt er een loting plaats, als bedoeld in artikel 13.
Artikel 17. Indieningsvereisten
De gegadigde die in de gelegenheid is gesteld om een aanvraag in te dienen, die gepaard gaat met een aanvraag om een horecavergunning, maakt hiervoor gebruik van een door de burgemeester vastgesteld aanvraagformulier en het daarbij behorende Bibob- vragenformulier. In het geval de gegadigde al beschikt over een horecavergunning, kan de gegadigde volstaan met een aanvraag om een gedoogbeschikking als bedoeld in artikel 11.
Het aanvraagformulier en de daarbij behorende stukken, (waaronder het Bibob-vragenformulier), moeten uiterlijk binnen vier weken, na de datum waarop de gegadigde in de gelegenheid is gesteld om een aanvraag in te dienen, worden ingediend bij de burgemeester. Ditzelfde geldt voor de aanvraag voor een gedoogbeschikking.
Artikel 20. Vervolgprocedure bij geen belangstelling
De procedure van een beschikbare vermelding op de coffeeshoplijst wordt opnieuw gestart op het moment dat een gegadigde zijn belangstelling kenbaar heeft gemaakt bij de burgemeester. In dat geval maakt de burgemeester, binnen vier weken na het kenbaar maken van de belangstelling, via de gemeentelijke website en het gemeenteblad bekend dat overige gegadigden hun belangstelling kenbaar kunnen maken.
Een voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Beleidsregel bestaande vermelding op de coffeeshoplijst als bedoeld in artikel 1 onder 11 Damoclesbeleid Enschede 2018, die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze Beleidsregel niet is ingetrokken of vervallen, blijft gedurende drie maanden na de inwerkingtreding van deze Beleidsregel van kracht.
Aldus op 26 november 2024 vastgesteld door de burgemeester van Enschede,
de Burgemeester,
R. W. Bleker
Toelichting Damoclesbeleid Enschede 2025
Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden waarbij de burgemeester bevoegd is bestuursrechtelijk op te treden indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Het toepassingsbereik van dit artikel is daarmee uitgebreid tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen (voorheen slechts op voor publiek toegankelijke lokalen). Met ingang van 1 januari 2019 is de burgemeester tevens bevoegd handhavend op te treden wanneer er sprake is van handelingen ter voorbereiding of bevordering van drugshandel (voorbereidingshandelingen). Met deze bevoegdheid kan anders dan voorheen, ook worden opgetreden wanneer bijvoorbeeld een hennepkwekerij of drugslab wordt aangetroffen maar geen middelen als bedoeld in lijst I of II. Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet zal inzetten is vastgelegd in het Damoclesbeleid. Voor coffeeshops gelden specifieke gedoogregels die tevens integraal zijn opgenomen in het Damoclesbeleid.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Bij de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wettekst van artikel 13b Opiumwet.
Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van de Opiumwet wordt aansluitging gezocht bij hetgeen uit jurisprudentie blijkt en de gedoogcriteria die in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd.
In de bijlage is een specificatie opgenomen wat er bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs (alles onder deze hoeveelheden wordt aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid). Die hoeveelheden zijn overgenomen uit de Aanwijzing Opiumwet. Daaronder wordt het volgende verstaan:
HOOFDSTUK 2 WONINGEN EN LOKALEN NIET ZIJNDE COFFEESHOPS
Reacties op handel in soft- en harddrugs in woningen en lokalen niet zijnde coffeeshops
Uitgangspunt is dat bij het aantreffen van een handelshoeveelheid soft- of harddrugs tot sluiting van de betreffende woning of het lokaal wordt overgegaan. Dit geld eveneens als er in een pand sprake is van voorbereidingshandelingen, dus als geen drugs worden aangetroffen (noch verkocht, afgeleverd of verstrekt), terwijl er wel voorwerpen of stoffen aanwezig zijn die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, zoals bepaalde apparatuur (drugslaboratorium, cocaïnewasserij), chemicaliën (apaan, zoutzuur) en versnijdingsmiddelen. Tot sluiting wordt in ieder geval overgegaan onder de volgende omstandigheden over gegaan:
Er is sprake van toeloop van leveranciers en kopers van drugs naar het pand of er vinden voorbereidingshandelingen plaats, waardoor overlast voor andere bewoners in de nabije omgeving van het pand wordt veroorzaakt. Het pand staat bekend als drugspand en tast het woon- en leefklimaat in de omgeving aan.
De woning of het lokaal waarin de drugs zijn aangetroffen of voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden is gelegen in een straat of buurt waar meerdere drugspanden aanwezig, waar actuele drugsgerelateerde activiteiten zijn geconstateerd of waar een link met het criminele circuit is. Een zichtbare sluiting van de woning heeft in dat geval een te onderscheiden functie ter voorkoming van verdere overtredingen, namelijk het signaal aan bij het pand betrokken drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in dat pand.
Bij de afweging om tot sluiting over te gaan wordt ook de mate van verwijtbaarheid bij de rechthebbende op de woning of het lokaal (de eigenaar/ verhuurder) betrokken. Daarbij wordt beoordeeld of hij zelf de overtreder is, dan wel of hem verwijt kan worden gemaakt van het niet beëindigen en voorkomen van de overtreding. In voorkomende gevallen kan dit er toe leiden dat wordt volstaan met het geven van een waarschuwing na een eerste overtreding, bijvoorbeeld als zich geen van de onder punt 1 t/m 3 genoemde omstandigheden voordoen. Wanneer binnen 5 jaar na een eerste overtreding opnieuw een overtreding van de Opiumwet in dezelfde woning of hetzelfde lokaal plaatsvindt, volgt niet weer een waarschuwing maar volgt sluiting van de woning of het lokaal.
Alle Enschedese woningcorporaties zijn partner in het Regionale Hennepconvenant, dat tot doel heeft de hennepteelt in Oost Nederland integraal aan te pakken. Zo volgt onmiddellijke ontbinding van de huurovereenkomst na het aantreffen van een hennepkwekerij in een corporatiewoning en wordt nauw samengewerkt om hennepteelt in woningen te voorkomen (preventiemaatregelen). In beginsel wordt daarom niet tot sluiting van een corporatiewoning overgegaan na het aantreffen van een hennepkwekerij, tenzij het belang van de openbare orde en de veiligheid dat noodzakelijk maakt.
Uitgangspunt is dat de eigenaar/ verhuurder verantwoordelijk is voor de gang van zaken in het pand. Van hem mag worden verwacht dat hij zich tot op zekere hoogte informeert over het gebruik dat het van het door hem (onder)verhuurde pand wordt gemaakt. (Zie onder meer ABRS uitspraak van april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1150.)
Het ligt dus op de weg van de eigenaar/ verhuurder om in zekere mate concreet toezicht te houden op het gebruik van het pand. Maatregelen die daartoe kunnen worden getroffen zijn:
Het recht op privacy van een huurder behoeft niet in de weg te staan aan het kunnen controleren van het gebruik van het pand door de verhuurder. (ABRS uitspraak van 13 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1950)
Indien zich één of meerdere omstandigheden genoemd onder punt 1 tot en met 3 voordoen staat het ontbreken van verwijtbaarheid bij de rechthebbende op de woning of het lokaal niet in de weg aan sluiting. Het belang van sluiting zal onder die omstandigheden in beginsel zwaarder wegen dan het belang van de rechthebbende om over de woning of het lokaal te kunnen beschikken.
Het sluiten van een woning, die daadwerkelijk wordt gebruikt als woning, zal in zijn algemeenheid een grotere inbreuk maken op iemands persoonlijke levenssfeer, dan de sluiting van een (al dan niet voor publiek toegankelijk) lokaal. Uit oogpunt van proportionaliteit wordt daarom voor de sluiting van woningen een kortere periode gehanteerd dan voor lokalen. In het geval van softdrugs wordt een sluitingsperiode van 3 maanden voor een woning en 6 maanden voor een lokaal noodzakelijk geacht om de doelstellingen van het beleid te realiseren (meer specifiek het wegnemen van overlast als gevolg van de loop naar het drugspand en van de naamsbekendheid als drugspand of de signaalfunctie als bedoeld onder punt 3).
In geval van handel in harddrugs, waarvan bij productie en gebruik de gevolgen voor de volksgezondheid en de veiligheid zeer ernstig kunnen zijn, wordt een sluitingsperiode van 6 maanden voor een woning en 12 maanden voor een lokaal noodzakelijk geacht.
Woningcorporaties als bedoeld in artikel 19 van de Woningwet werken uitsluitend in het belang van de volkshuisvesting en hebben daarin een bijzondere verantwoordelijkheid ten opzichte van particuliere/ commerciële woningverhuurders.
Om, gelet op die bijzondere verantwoordelijkheid van de corporaties, een sociale huurwoning niet onnodig lang aan de woningmarkt te onttrekken volgt in het geval van harddrugshandel in een corporatiewoning sluiting van de woning voor een periode van 3 maanden, tenzij het belang van de openbare orde en veiligheid een periode van sluiting van 6 maanden noodzakelijk maakt.
Bij herhaling van een overtreding van de Opiumwet binnen 5 jaar na de eerste overtreding volgt opnieuw sluiting van de woning of het lokaal voor een langere periode, die wordt bepaald aan de hand van de dan bekende omstandigheden.
De bevoegdheid van de burgemeester om bij geconstateerde drugshandel in woningen en lokalen en of de daarbij behorende erven bestuursrechtelijk op te treden betreft een discretionaire bevoegdheid. De burgemeester moet niet, maar kan optreden. Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn bevoegdheid zal inzetten is vastgelegd in het Damoclesbeleid waarbij inherent aan deze bevoegdheid is verbonden de mogelijkheid om in een concreet geval te kunnen afwijken van het vastgestelde beleid.
De Opiumwet geeft de Burgemeester de bevoegdheid om de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops te gedogen. Regionaal zijn afspraken gemaakt over het aantal coffeeshops in Twente. Bij de vaststelling van het coffeeshopbeleid is door de Twentse gemeenten besloten om het aantal coffeeshops te maximaliseren en deze alleen te gedogen en te concentreren in de drie grote steden. In afstemming met de lokale driehoek (Burgemeester, politie, OM) is het coffeeshopbeleid vastgelegd in het Damoclesbeleid.
Het Enschedese coffeeshopbeleid is in 2013 voor het laatst geëvalueerd. Sindsdien gelden de regels van het huidige coffeeshopbeleid.
Het beleid is in 2024 opnieuw geëvalueerd, waarbij is gekeken naar landelijke en lokale ontwikkelingen. Er is aanleiding het beleid op een aantal onderdelen te wijzigen c.q. te herbevestigen.
Doelstellingen van het coffeeshopbeleid zijn:
Met het gedogen van verkoop van softdrugs heeft de wetgever beoogd een scheiding tussen de markt van softdrugs (hasj en wiet) van die van harddrugs (heroïne, cocaïne etc.) te bewerkstelligen. De verkoop en gebruik van softdrugs werd daarom kleinschalig en in een sociale context mogelijk gemaakt in coffeeshops.
De productie van softdrugs is altijd verboden gebleven. Dat brengt de coffeeshopexploitatie in een criminogene positie. Direct of indirect zijn criminele organisaties betrokken bij de coffeeshop-exploitaties en worden miljoenen verdiend met grootschalige, bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Jaarlijks worden in Enschede door de politie vele tientallen illegale hennepkwekerijen ontmanteld en grote partijen softdrugs aangetroffen, hetgeen leidt tot ondermijnende activiteiten in de stad en aantasting van de openbare orde en veiligheid en leefbaarheid. Veel geweldsdelicten zijn drugsgerelateerd.
Dit valt de coffeeshops niet direct aan te reken, de huidige coffeeshopexploitaties veroorzaken zelf ook geen drugsgerelateerde overlast.
Het is zoals gezegd het gevolg van voortdurend landelijk beleid waarbij alleen de verkoop en niet de productie van softdrugs gereguleerd is. Daarmee onderscheidt de branche zich nog steeds van andere (horeca)branches, en is het wenselijk meer frequent de rechtmatigheid van de exploitaties te beoordelen om criminele en ondermijnende invloeden te gaan.
Landelijk is het gezondheidsbeleid aangescherpt en gelden maatregelen om het gebruik van genotsmiddelen te ontmoedigen. Zo is per 1 juli 2022 het verbod op rookruimtes in voor publieke openstaande gebouwen ingegaan. Dit verbod geldt ook voor coffeeshops. De horecafunctie van coffeeshops krijgt daardoor meer het karakter van een afhaalzaak.
Per 1 april 2024 staat cannabis in Duitsland niet langer op de lijst van verboden middelen. Wie ouder is dan 18 mag voortaan 25 gram cannabis bij zich hebben voor persoonlijk gebruik (in Nederland wordt 5 gram gedoogd). Als gevolg hiervan bestaat er in de toekomst een gerede kans op minder coffeeshoptoerisme in Enschede.
Gelet op voornoemde ontwikkelingen is besloten per 1 januari 2025 een aantal wijzigingen in het coffeeshopbeleid door te voeren.
Landelijk wordt in veel gemeenten die coffeeshops gedogen een norm gehanteerd die varieert van 1 coffeeshop per 15.000 tot 40.000 inwoners. Dit is geen officiële norm, het is een richtlijn. In Twente wordt de norm van 1 coffeeshop op 15.000 à 20.000 met een ondergrens van 2 x de norm (40.000 inwoners) gehanteerd.
In het huidige coffeeshopbeleid zijn in Enschede maximaal 9 coffeeshops toegestaan. Met in achtneming van een aantal gedoog- en vestigingsvoorwaarden kunnen coffeeshops zich overal in Enschede vestigen.
Momenteel zijn in Enschede 10 coffeeshops gevestigd (dat het er 10 zijn in plaats van 9 zoals het beleid voorschrijft, heeft te maken met overgangsrecht). 9 coffeeshops zijn gevestigd in het binnen singelgebied, waarvan 8 in de binnenstad. 1 coffeeshop is gevestigd buiten het singelgebied.
De aanwezigheid van coffeeshops in de binnenstad heeft geleid tot drugstoerisme, mede ook door de ligging aan de grens met Duitsland. Met het gedogen van coffeeshops wordt voorkomen dat er ongecontroleerde straathandel in softdrugs plaatsvindt in de stad. Het drugstoerisme bestaat echter niet alleen uit coffeeshopbezoek, maar heeft ook een aanzuigende werking op straathandel waarbij we vermenging met de handel in harddrugs zien.
Voorkomen moet worden dat zich een te grote concentratie van coffeeshops in een relatief klein deel van het stadscentrum vestigt, waardoor het woon- en leefklimaat onevenredig wordt aangetast door de aanzuigende werking die drugstoerisme op straathandel in hard)drugs en de daarmee gepaard gaande overlast heeft. Elders in de stad is het aantal verkooppunten met één vestiging nu verhoudingsgewijs juist erg laag is. Zie verder ook onder punt 2 locatie- en spreidingsbeleid.
Het maximum aantal coffeeshops gaat daarom naar 8, waarvan er maximaal 7 mogen zijn gevestigd in het Binnensingelgebied. Minder coffeeshops toestaan wordt niet wenselijk geacht omdat dan het risico op straathandel in softdrugs toeneemt.
Hiermee wordt gestreefd naar een balans die enerzijds recht doet aan de mogelijkheid om in Enschede op legale en veilige wijze softdrugs te verkrijgen zonder daarvoor afhankelijk te zijn van straathandel of online drugshandel, en anderzijds de aanzuigende werking op illegale straathandel in (hard)drugs in het centrumgebied meer tegengaat.
2. Locatie- en spreidingsbeleid.
Bij vestiging van een (nieuwe) coffeeshop staat het beschermen van de openbare orde, de veiligheid, de gezondheid en de leefbaarheid centraal.
De huidige gedoogregels en vestigingscriteria voor coffeeshops blijven bestaan.
Het kan voor komen dat ondanks dat voldaan wordt aan de vestigingsvoorwaarden, het niet wenselijk is dat een coffeeshop zich op een bepaalde locatie vestigt. Denk bijvoorbeeld aan een deel van de stad of een wijk waar zich drugsoverlast voordoet. Andersom kan het minder bezwaarlijk zijn een coffeeshop te vestigen op een locatie die niet aan (alle) vestigingscriteria voldoet, bijvoorbeeld wanneer de vestiging op die locatie naar verwachting geen effect heeft op de leefbaarheid en de locatie de voorkeur heeft (als geschikt afzetgebied).
De burgemeester krijgt daarom, wanneer er ruimte is voor een nieuwe coffeeshop, de bevoegdheid om nader te bepalen welke locatie geschikt is voor vestiging van een nieuwe coffeeshop. Hiermee kan meer rekening worden gehouden met de specifieke omstandigheden op dat moment en kan maatwerk worden geleverd.
3. Van gedogen van coffeeshops voor onbepaalde tijd naar tijdelijk gedogen met een verlengoptie.
In het huidige beleid komt een exploitant in aanmerking voor een gedoogstatus voor onbepaalde tijd. Op basis van signalen vindt een volledige toetsing plaats op de rechtmatigheid van de gedoogstatus (levensgedrag exploitant, Bibob). Een periodieke toetsing ontbreekt.
Bij een tijdelijke gedoogstatus voor de duur van 5 jaar wordt een Bibob-toets uitgevoerd, worden exploitant en leidinggevenden getoetst op levensgedrag en wordt beoordeeld of nog aan de andere exploitatievoorwaarden wordt voldaan. Hiermee is naast signaal gestuurd optreden meer geborgd dat de exploitatie rechtmatig plaatsvindt.
De plaatsing van een gedoogstatus op de coffeeshoplijst voor onbepaalde tijd wordt daarom vervangen door een tijdelijke 5 jaar geldende gedoogbeschikking.
Aan de gedoogbeschikking kunnen in het belang van de openbare orde en veiligheid, de gezondheid en de leefomgeving, specifieke voorschriften worden gekoppeld. Bijvoorbeeld een verkoopverbod en verwijzingsplicht naar een instelling voor verslavingszorg bij een redelijk vermoeden van probleemgebruik, de verplichting voorlichting te geven over gebruik van softdrugs. Of een verplichte deelname voor coffeeshopmedewerkers aan de ‘Coffeeshopcursus’ van het Trimbosinstituut. Een belangrijk doel van deze training is dat eigenaren of mensen die in de coffeeshops werken in contact komen met preventiewerkers in de omgeving van de coffeeshop. Daardoor leren ze het lokale aanbod kennen en kunnen preventiewerkers en coffeeshops mogelijk samenwerken.
Ook concrete voorschriften om drugsgerelateerde overlast of parkeeroverlast in de nabije omgeving van de coffeeshop tegen te gaan kunnen worden opgelegd. Hiermee wordt per locatie ook meer maatwerk mogelijk.
Met een tijdelijke gedoogstatus heeft de exploitant daarnaast elke vijf jaar de gelegenheid een keuze te maken in het voortzetten of beëindigen van de exploitatie.
Een gedoogbeschikking wordt alleen aan een natuurlijke persoon afgegeven. Een besloten vennootschap, stichting of commanditaire vennootschap zijn uitgesloten. Deze rechtsvormen geven teveel mogelijkheden om buiten het zicht van de gemeente personen als bijv. een aandeelhouder, zowel invloed op de bedrijfsvoering, de financiering van of winstdeling uit de exploitatie van de coffeeshop te laten hebben.
Het blijft net als onder het huidige beleid niet toegestaan de exploitatie over te dragen, bijvoorbeeld aan erfopvolgers of leidinggevenden van de coffeeshop.
Wanneer de exploitatie stopt, uit eigen beweging of door overlijden van de exploitant, vervalt met inachtneming van een overgangstermijn van 4 weken de gedoogstatus.
Wanneer de gedoogbeschikking wordt ingetrokken op basis van een negatief Bibob- advies dient de exploitatie direct te worden beëindigd en komt de exploitant ten minste 5 jaar niet meer in aanmerking voor een nieuwe gedoogstatus.
Bij het vervallen van de gedoogbeschikking in geval van overlijden of op basis van een negatief Bibob- advies vervalt gelijktijdig de horecavergunning. Deze worden namelijk aan een en dezelfde natuurlijke persoon verleend. Een exploitant kan er uit eigen beweging wel voor kiezen de coffeeshop- exploitatie te beëindigen en als reguliere horeca-exploitatie verder te gaan.
4. Aanvraag- en selectieprocedure wijzigt
In het huidige beleid is bepaald dat wanneer er ruimte is voor een nieuwe coffeeshop- exploitatie, een ieder zich kan aanmelden als gegadigde. Dat betekent dat voor elke aanvrager het gehele vergunningen- en Bibob- traject moet worden doorlopen. Eerst bij gelijke geschiktheid volgt een lotingssysteem.
De verwachting is dat wanneer er ruimte is voor een nieuwe coffeeshop, een aanzienlijk aantal aanvragers zich zal melden en dus deze procedure moet worden doorlopen. Uit oogpunt van efficiency wijzigt de aanvraag- en selectieprocedure daarom. Het blijft net als nu voor iedereen mogelijk zich als gegadigde aan te melden, de vervolgprocedure is gewijzigd. In hoofdstuk 4 van het Damoclesbeleid is deze procedure vastgelegd.
5. Aanscherping begrip handelsvoorraad coffeeshops
De handelsvoorraad softdrugs van een coffeeshop mag niet meer dan 500 gram zijn. Dit is bepaald in de Aanwijzing Opiumwet, er is geen beleidsruimte hiervan (naar boven) af te wijken. In het huidige beleid is dit als volgt omschreven:
geen handelsvoorraad van meer dan 500 gram; dat houdt in dat in de coffeeshop of een daarbij behorende ruimte in totaal nooit meer dan 500 gram softdrugs aanwezig mag zijn;
In een recente casus is gebleken dat er onduidelijkheid kan bestaan over wat onder een bij een coffeeshop behorende ruimte moet worden verstaan. Hieronder moet niet alleen worden verstaan een fysiek bij of in de coffeeshop behorende ruimte, maar ook een handelsvoorraad die elders wordt aangetroffen en als er een directe relatie bestaat met de coffeeshop. Het moet gaan om elders aanwezige softdrugs die kennelijk voor verkoop in de coffeeshop zijn bestemd, bijvoorbeeld elders in het pand, in een ander pand of in een auto. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in een uitspraak van 2019 geoordeeld dat een dergelijke uitleg van het begrip handelsvoorraad is toegestaan wanneer dit zo in het beleid is opgenomen.
De definitie van maximale handelsvoorraad komt in het nieuwe beleid daarom als volgt te luiden:
De handelsvoorraad van de coffeeshop mag niet meer dan 500 gram bedragen. Niet alleen softdrugs in de openbare verkoopruimte vormen handelsvoorraad. Handelsvoorraad zijn ook softdrugs die elders worden aangetroffen, indien er een directe relatie bestaat met de coffeeshop. Het moet gaan om elders aanwezige drugs die kennelijk voor verkoop in deze coffeeshop zijn bestemd, bijvoorbeeld elders in het pand, in een ander pand of in een auto.
De coffeeshops die op het moment van inwerkingtreding van het nieuwe coffeeshopbeleid gewijzigde vermeld staan op de coffeeshopbeleid, krijgen tot 1 april 2025 de gelegenheid een gedoogbeschikking aan te vragen. Wanneer de aanvraag voor die datum niet is ingediend vervalt de gedoogstatus per die datum.
Voor zover deze coffeeshops op een locatie zijn gevestigd die niet voldoet aan de vestigingscriteria als bedoeld in artikel 6 lid 1 onder a, punt 2 t/m 9, zijn die criteria niet van toepassing. De reden hiervoor is dat reeds op grond van oud overgangsrecht deze afwijkingen gedoogd werden. Zo voldoet bijvoorbeeld een aantal coffeeshops niet aan het onderlinge loopafstand criterium. Zolang de gedoogstatus van de betreffende coffeeshops gehandhaafd blijft, hebben deze afwijkingen geen gevolgen.
Handhaving gedoogcriteria coffeeshops
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-509028.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.