Verordening waterberging 2023, gemeente Geldrop-Mierlo met 1e wijziging

Verordening waterberging 2023 met 1e wijziging, gemeente Geldrop-Mierlo

 

De raad van de gemeente Geldrop-Mierlo;

 

Gezien het voorstel van het college van 01 oktober 2024;

 

gelet op artikel 10.32a van de Wet milieubeheer;

 

overwegende dat in artikel 3.5 lid 1 van de Waterwet aan de gemeente zorgplichten zijn opgedragen voor een doelmatige inzameling van het afvloeiend hemelwater, voor zover van degene die zich daarvan ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen, redelijkerwijs niet kan worden gevergd het afvloeiend hemelwater op of in de bodem of in het oppervlaktewater te brengen;

 

dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid het afvloeiend hemelwater en het grondwater van nieuw gebouwde en/of grootschalig gerenoveerde of verbouwde panden, vanaf inwerkingtreding van deze verordening, niet (meer) te doen afvloeien in het openbaar gebied, vuilwaterriool of gemengd riool, waarbij een voorbehoud kan worden gemaakt voor overloop voorzieningen na realisatie van de benodigde berging conform het gemeentelijk rioleringsplan;

 

besluit vast te stellen de

 

Verordening waterberging 2023 met 1e wijziging, gemeente Geldrop-Mierlo

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In de verordening wordt verstaan onder:

 

  • a)

    afvalwater: alle water waarvan de houder zich - met het oog op de verwijdering daarvan - ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen en dat is samengesteld uit een willekeurige combinatie van water dat uit woningen of uit industriële of commerciële gebouwen wordt geloosd, afstromend hemelwater en water dat onbedoeld in de riolering binnendringt;

  • b)

    berging: voorzieningen die bedoeld zijn om regenwater tijdelijk of langdurig vast te houden;

  • c)

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

  • d)

    GWSW: Het Gegevenswoordenboek Stedelijk Water (GWSW) is een open standaard voor het eenduidig uitwisselen en ontsluiten van gegevens in het stedelijk waterbeheer;

  • e)

    hemelwater: verzamelnaam voor water dat uit de hemel valt, zoals regen, sneeuw en hagel;

  • f)

    infiltratie: het proces waarbij hemelwater wegzakt in de bodem;

  • g)

    infiltratievoorziening: een vorm van een bergingsvoorziening om opgevangen hemelwater te infiltreren;

  • h)

    nieuwbouw: nieuwe gebouwen en verharding zowel in uitbreidingsplannen als in bestaand stedelijk gebied, het herbouwen van bestaande gebouwen, het aanbouwen bij bestaande gebouwen;

  • i)

    noodoverlaat: een externe overstortput waarbij overtollig afvalwater uit een rioolstelsel kan stromen, aangelegd voor afvoer als gevolg van een calamiteit.

  • j)

    openbaar riool: samenhangend geheel van rioolleidingen en rioolputten en de bijbehorende voorzieningen voor de inzameling en het transport van afvalwater, in beheer bij een gemeente of een rechtspersoon die door een gemeente met het beheer is belast;

  • k)

    overloopvoorziening: voorziening voor het uitlaten van een overschot aan regenwater na berging en infiltratie op particulier terrein;

  • l)

    RIONED (Stichting): koepelorganisatie voor stedelijk waterbeheer

  • m)

    vuilwater: geheel van huishoudelijk- en bedrijfsafvalwater, niet zijnde neerslag;

  • n)

    (hemel-)waterberging: zie berging;

  • o)

    werkingsgebied: Het gebied waarop de desbetreffende regel van de verordening van toepassing is.

Hoofdstuk 2 Waterberging

Artikel 2:1 Verplichting tot waterberging bij nieuwbouw

  • 1.

    Bij nieuwbouw en aanleg van verharding wordt het hemelwater in beginsel op eigen perceel geborgen en geïnfiltreerd.

  • 2.

    Het eerste lid geldt niet voor het werkingsgebied “uitzonderingsgebieden” weergegeven in bijlage 1.

  • 3.

    Het eerste lid geldt niet voor nieuwe bouwwerken en verharding met een totaal verhard oppervlak van maximaal 10 m2.

  • 4.

    Ten aanzien van de capaciteit van de hemelwaterberging gelden de volgende eisen:

    • a)

      Bij een uitbreiding van het bebouwd oppervlak en verharding (horizontaal gemeten) heeft de hemelwaterberging tenminste een capaciteit van 60 liter per vierkante meter nieuw verhard oppervlak.

    • b)

      De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze weer voor 100 % beschikbaar is binnen 48 uur na de regenbui

  • 5.

    Het is verboden om vanaf een nieuw gebouw, hemelwaterberging of terreinverharding hemelwater in het openbaar riool of op de openbare ruimte te lozen tenzij het college hiervoor toestemming heeft verleend bij vergunning of anderszins.

  • 6.

    Het in lid 5 genoemde verbod geldt tevens in geval van aangebrachte wijzigingen in bestaande bouw die leiden tot de wijziging in de loop, hoeveelheid of hoedanigheid van de afvoer van hemelwater.

  • 7.

    Het college kan aan de toestemming als bedoeld in lid 5 en lid 6 voorwaarden verbinden.

  • 8.

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van lid 4 als kan worden aangetoond dat hemelwateropvang en infiltratie geheel of gedeeltelijk redelijkerwijs niet mogelijk is. In dit geval geldt in beginsel een minimale bergingseis van 30 liter per vierkante meter nieuw verhard oppervlak.

  • 9.

    Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning van een omgevingsplanactiviteit afwijken van lid 4 als kan worden aangetoond dat hemelwateropvang en infiltratie geheel of gedeeltelijk redelijkerwijs niet mogelijk of doelmatig is op eigen terrein. In dit geval kan de gemeente de infiltratie laten plaatsvinden in het openbaar gebied. Hierbij zal het bevoegd gezag de kosten conform het programma grondbeleid en kostenverhaal doorbelasten aan de initiatiefnemer.

Artikel 2:2 Maatwerkvoorschrift

Het college kan maatwerkvoorschriften stellen over de inrichting en het beheer van de bergingsvoorziening en hierbij afwijken van het in deze verordening gestelde indien een strikte toepassing van deze verordening zou leiden tot een beslissing die onmiskenbaar als onredelijk moet worden aangemerkt.

Artikel 2:3 Aanwijzen uitzonderingsgebieden

  • a.

    Het college kan gebieden waar een gevaarlijk hoge grondwaterstand dreigt, aanwijzen als uitzonderingsgebieden, zoals bedoeld in artikel 2:1 lid 2

  • b.

    Het college kan gebieden aanwijzen waar sprake is van een integrale gebiedsontwikkeling aanwijzen als uitzonderingsgebied.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 3:1 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen bij of krachtens deze verordening gesteld, zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen of groep van personen.

Artikel 3:2 Overgang naar het omgevingsplan

  • 1.

    Een besluit op grond van artikel 3:1, dat van kracht is op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt, wordt gelijkgesteld met een besluit op grond van artikel 18.6 van die wet.

  • 2.

    De artikelen 3:1 tot en met 3:4 vervallen op het tijdstip waarop de Omgevingswet in werking treedt.

Artikel 3:3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de dag waarop zij bekend is gemaakt.

Artikel 3:4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Verordening waterberging 2023 met 1e wijziging, Geldrop-Mierlo.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 11 november 2024.

De griffier,

W.H.F. Geboers

De voorzitter,

J.C.J. Van Bree

Bijlage Werkingsgebied

 

Naar boven