Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing gemeente Medemblik 2025

De raad van de gemeente Medemblik;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2024;

 

Gelet op artikel 228a van de Gemeentewet;

 

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

 

Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing gemeente Medemblik 2025.

Artikel 1 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    gemeentelijke riolering; een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente;

  • b.

    perceel; een roerende zaak of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan;

  • c.

    water; huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater, grondwater of oppervlaktewater.

Artikel 2 Aard van de belasting

Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:

  • a.

    de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater en

  • b.

    de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken.

Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    De rioolheffing wordt geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.

  • 2.

    Ingeval het perceel een onroerende zaak is, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Van een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient recreatiewoningen en stacaravans wordt de rioolheffing geheven naar een vast bedrag per perceel.

  • 2.

    Van een perceel dat niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt de rioolheffing geheven naar de waarde in het economische verkeer van het perceel.

  • 3.

    Als het perceel een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt.

  • 4.

    Als voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat perceel bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Belastingtarieven

  • a.

    Het tarief van de rioolheffing bedraagt voor percelen die in hoofdzaak tot woning dienen, recreatiewoningen en stacaravans € 216,60;

  • b.

    Het tarief van de rioolheffing bedraagt voor percelen die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,0740 % van de WOZ-waarde, met dien verstande dat per perceel niet minder dan € 122,34, en niet meer dan € 1.524,55 wordt geheven.

Artikel 7 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld

De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede één maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in twaalf gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Voor deze belasting kan kwijtschelding worden verleend.

Artikel 12 Overgangsrecht

De ‘Verordening rioolheffing 2024’ vastgesteld op 30 november 2023 door de raad van de gemeente Medemblik wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 13, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 13 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing gemeente Medemblik 2025’.

     

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente Medemblik, gehouden op 21 november 2024.

de griffier,

de voorzitter,

Naar boven