Verordening op de heffing en invordering van waterverblijfsbelasting gemeente Medemblik 2025

De raad van de gemeente Medemblik;

 

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2024;

 

Gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;

 

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

 

Verordening op de heffing en invordering van waterverblijfsbelasting gemeente Medemblik 2025.

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    vaartuig: een vaartuig dat is bestemd of wordt gebruikt voor vakantie- of andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    lengte: de lengte over alles;

  • c.

    vaste ligplaats: een ligplaats die naar plaatselijk gebruik, dat ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders, is bestemd voor het regelmatig afmeren of ter anker leggen van een zelfde vaartuig gedurende een periode van ten minste een maand;

  • d.

    etmaal: een aaneengesloten tijdvak van 24 uren;

  • e.

    maand: een aaneengesloten tijdvak van 30 etmalen;

  • f.

    seizoen: een tijdvak van 16 april tot en met 16 oktober;

  • g.

    schipper: de gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘waterverblijfsbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf op vaartuigen die aanwezig zijn in wateren binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook, door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 2 door het ter beschikking stellen van ligplaatsen of vaartuigen.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is belastingplichtig:

    • -

      de schipper,

    • -

      de eigenaar of gebruiker van een vaartuig, of

    • -

      degene die werkelijk verblijf houdt aan boord van een dergelijk vaartuig.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:

 

  • 1.

    door degenen die verblijf houden aan boord van:

    • a.

      een vaartuig dat is ingericht en wordt gebruikt voor verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of van bejaarden;

    • b.

      kano’s, roei- en volgboten;

    • c.

      motor- en zeilboten met een lengte van ten hoogste 4 meter;

    • d.

      een vaartuig dat zich op last of bevel van de overheid in het gemeentelijke watergebied bevindt.

  • 2.

    waarvoor de gemeente belasting heft op grond van de verordening op de heffing en invordering van verblijfsbelasting en forensenbelasting.

  • 3.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2, van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal verblijven in het belastingtijdvak. Het aantal verblijven wordt gesteld op de som van het aantal etmalen dat elke in artikel 2 bedoelde persoon verblijf heeft gehouden.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Voor vaartuigen met een vaste ligplaats wordt, indien een belastingplichtige als bedoeld in artikel 3, eerste lid, is aangewezen:

    • a.

      Het aantal personen die verblijf hebben gehouden, bepaald op:

      drie, bij een vaartuig met een lengte van ten hoogste acht meter;

      vier, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 8 maar ten hoogste 12 meter;

      vijf, bij een vaartuig met een lengte van meer dan 12 meter;

    • b.

      Het aantal etmalen dat door de onder a bedoelde personen verblijf is gehouden, bepaald op 24.

  • 2.

    Het aantal vaartuigen als bedoeld in het eerste lid wordt vastgesteld op het gemiddelde van een viertal tellingen gedurende het belastingtijdvak, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van 1,5 maand.

Artikel 7 Opteren voor niet-forfaitaire maatstaf van heffing

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijke aantal etmalen dat verblijf is gehouden, als blijkt dat dit aantal lager is dan het op grond van artikel 6 berekende aantal.

  • 2.

    Het in het eerste lid bedoelde verzoek kan desgewenst per ligplaats worden gedaan.

Artikel 8 Belastingtarief

De belasting bedraagt per persoon per etmaal € 2,02.

Artikel 9 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het seizoen.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag, gedagtekende nota of andere schriftuur.

Artikel 11 Aanslaggrens

Geen belasting wordt opgelegd als het aantal etmalen dat gelegenheid tot verblijf is of wordt gegeven, gedurende het belastingtijdvak minder dan tien zal of heeft belopen.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    De belasting die bij wege van aanslag wordt geheven, moet worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede een maand later.

  • 2.

    De belasting die door middel van een nota of andere schriftuur wordt geheven, moet worden betaald op het moment van uitreiken van de nota of andere schriftuur.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Kwijtschelding

Voor deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoelt in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot verblijf verschaft, dat schriftelijk te melden aan de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren, bedoeld in artikel 231 tweede lid, onderdelen b en d, van de Gemeentewet.

Artikel 15 Overgangsrecht

De ‘Verordening waterverblijfsbelasting 2024’ vastgesteld op 30 november 2023 door de raad van de gemeente Medemblik wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 16, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening waterverblijfsbelasting 2025’.

     

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik van 21 november 2024.

De griffier,

De voorzitter,

Naar boven