Beleidskader Armoede en Schulden gemeente Maashorst 2024 - 2028

Voorwoord

 

In de gemeente Maashorst is het prettig leven voor alle inwoners. Iedereen heeft de mogelijkheid om rond te komen en deel te nemen aan de samenleving. Er is een stevig sociaal vangnet en een divers aanbod aan ondersteuning voor inwoners met een laag inkomen. Wanneer onze inwoners toch geconfronteerd worden met financiële tegenslagen, bieden we direct een helpende hand. Hierbij kijken we verder dan de letter van de wet en zoeken we duurzame oplossingen. Problematische schulden, huisuitzettingen en afsluitingen behoren tot het verleden.

 

Dit is de visie die staat in ons beleidskader Armoede & Schulden. En het geeft precies weer hoe we willen dat het in Maashorst geregeld is.

In het beleidskader staat ook waarom we dit zo belangrijk vinden, en ik deel dat hier graag met u.

 

Iedereen kan te maken krijgen met armoede of schulden. Een nare scheiding, ontslag, wat tegenslagen op een rij, en ineens ziet je leven er heel anders uit. Je krijgt te maken met armoede of met schulden. En als je daar eenmaal in zit, is het heel moeilijk om er op eigen kracht weer uit te komen. Daarom is het belangrijk dat de overheid, wij dus als gemeente Maashorst, een steun in de rug bieden aan onze inwoners.

 

Want armoede en schulden hebben grote gevolgen. Mensen leven minder lang, zijn in de jaren dat ze leven minder gelukkig en minder gezond en ze kunnen aan allerlei activiteiten in de maatschappij niet meedoen vanwege financiële problemen. Dat zorgt ook voor een sociaal isolement.

 

Voor kinderen die opgroeien in armoede is het veel moeilijker om hun talenten te ontwikkelen en daarmee krijgen ze geen gelijke kansen. Van zo’n valse start hebben ze de rest van hun leven last.

 

In ons kader staat ook wat we willen gaan doen om mensen uit deze situatie te krijgen. Of, nog beter: te voorkomen dat ze er in komen. Daarbij is het belangrijk dat we al in beeld zijn voor kleine hobbels echt grote problemen worden. We noemen dat ‘preventie en vroegsignalering’. Hoe eerder financiële problemen gesignaleerd worden, hoe eerder ze kunnen worden verholpen. Voor goede schuldhulpverlening is bovendien nazorg essentieel, zodat er niet opnieuw schulden ontstaan.

 

Aan dit beleidskader hebben heel veel mensen en organisaties meegewerkt. Ze gaven input, dachten mee en praatten mee over wat we op papier hebben gezet. Ik ben daar erg blij mee, en wil ze daarom op deze plek hier dan ook heel hartelijke voor bedanken!

 

Ramona Sour

Wethouder Zorg & Welzijn

 

1. Inleiding

1.1 Achtergrond

Op 1 januari 2022 zijn de gemeenten Landerd en Uden samengegaan in de nieuwe gemeente Maashorst. Deze samenvoeging vraagt om het opstellen van een nieuw armoede- en schuldenbeleid voor de nieuwe gemeente. Er is bewust voor gekozen om deze twee beleidsterreinen in één beleidsplan te vatten. Zowel armoedebestrijding als schuldhulpverlening hebben betrekking op de portemonnee van onze inwoners. Ons armoedebeleid en schuldenbeleid hebben direct en wederzijds effect op elkaar. We stellen de uitwerking van ons beleid op de inwoner centraal, niet de beleidsmatige oorsprong of wettelijke grondslag. Deze uitwerking is op beide terreinen hetzelfde; het verzachten van de negatieve gevolgen van leven in armoede en het bieden van mogelijkheden om volwaardig mee te kunnen doen in onze samenleving.

 

In ons nieuwe armoede- en schuldenbeleid willen we de dienstverlening zo organiseren, dat meer inwoners de juiste ondersteuning ontvangen en eerder worden bereikt. Onze minimaregelingen bestaan om de negatieve gevolgen van armoede (zoveel mogelijk) te beperken. Door het bereik te vergroten, realiseren we hetzelfde doel voor een grotere doelgroep. Dit draagt bij aan de inclusie van deze groepen. Met name jongeren, stellen met twee of meer kinderen, inwoners met hoge zorgkosten en inwoners met een flexibel inkomen, weten regelingen onvoldoende te vinden. In onze dienstverlening gaat extra aandacht uit naar het bereiken van deze inwoners.

 

Het eerder bereiken van inwoners voorkomt ernstiger problematiek op de langere termijn. Dit geldt met name op het gebied van vroegsignaleren van schulden. Wij zijn al goed op weg om signalen van betalingsachterstanden op te pakken. Hierop gaan wij meer inzetten. In onze schuldhulpverlening zetten we de inwoner en duurzame oplossingen centraal.

 

In dit beleidsplan schetsen we de brede kaders waarbinnen de gemeente Maashorst de komende vier jaar armoede en schulden gaat aanpakken. Eerst beschrijven we het probleem van armoede en schulden. Daarna geven we onze visie weer en de daaraan ten grondslag liggende uitgangspunten. Vervolgens schetsen we per uitgangspunt onze ambities en hoe we deze verwachten te bereiken, beoordelen en bewaken.

 

1.2 Wat is armoede?

Nederland is een welvarend land en kent gemiddeld genomen een hoog inkomensniveau (CBS, 2022). Hoewel armoede in Nederland van andere aard is dan armoede in ontwikkelingslanden of armoede een eeuw geleden, bestaat er in ons land wel degelijk armoede. Het thema armoede is de laatste tijd veelvuldig in het nieuws geweest. Energiearmoede, afnemende bestaanszekerheid, inflatie, werkgelegenheid, woningmarkt, coronamaatregelen, studiefinanciering en ook internationale ontwikkelingen zoals Oekraïense vluchtelingen of aanpassingen aan een veranderend klimaat.

 

1.2.1 Definitie van armoede

Over wat voor armoede hebben we het dan precies? Definities van armoede zijn er genoeg. Deze zijn vaak breed geformuleerd en uiteenlopend, zoals in het kader hiernaast te zien is.

De rode draad die door de definities loopt is een gebrek aan middelen (financieel of anderszins) en de hiermee gepaard gaande negatieve gevolgen. Daarnaast speelt de context, wat is er aan middelen in een bepaalde samenleving noodzakelijk en/of wat wordt als minimaal noodzakelijk geacht, een rol. De definitie van de Vlaamse overheid voegt daar nog een waardevolle indicatie aan toe; uitsluiting en verwevenheid.

 

 

1.2.2 Oorzaken van armoede

Over de oorzaken wordt in de definities opvallend genoeg niet gesproken. Ter vergelijking, als we de definitie van ‘regen’ opzoeken valt te lezen: ‘regen is een vorm van neerslag net als sneeuw en hagel en wordt gevormd wanneer waterdruppels uit wolken op de aarde neervallen’ (KNMI, z.d.). De reden dat niet gesproken wordt over de oorzaken, is dat armoede een buitengewoon complex verschijnsel is waar oneindig veel oorzaken aan ten grondslag liggen. Toch is het belangrijk om hier oog voor te hebben als we spreken over het aanpakken van armoede. Gelukkig is hier al veel onderzoek naar gedaan. Al in 1851 is gekeken naar de oorzaken van armoede waarbij de conclusie werd getrokken: ‘geen onderwerp kan belangrijker geacht worden voor den wijsgeer, voor den staatsman, voor den menschenvriend, dan het onderzoek naar de oorzaken der armoede en de middelen om die te verminderen.’ (De Bosch Kemper, 1851, p.2). De oorzaken van toen -het Fransche juk of het aantal vondelingen - laten zich slecht vergelijken met de situatie van nu. Meer recent onderzoek wijst op een aantal typen oorzaken van armoede (Vrooman, 2016):

 

  • -

    Conjunctureel, armoede verhoudt zich sterk tot het economische tij. De opgang of neergang van de economie vertaalt zich direct in armoedecijfers (werkloosheid, uitgavenpatroon overheid, loonontwikkeling).

  • -

    Structuralistisch, grote maatschappelijke ontwikkelingen hebben hun weerslag op werkgelegenheid en levensstandaard van inwoners. Hierbij kan gedacht worden aan technologische ontwikkelingen (robotisering), globalisering (outsourcing), veranderende risico’s (ZZP-constructies) en individualisering (sociale ongelijkheid).

  • -

    Demografisch, de samenstelling van de bevolking en het deel daarvan met een hoog risico op armoede. De periode tussen 1985 en 2010 kenmerkte zich bijvoorbeeld door de sterke afname van armoede. Dit is voor een groot deel toe te schrijven aan het verhoudingsgewijs geringe aantal werklozen en bijstandsgerechtigden. De groei van het aantal pensioengerechtigden en inwoners met een niet-westerse herkomst in de periode erna, deed de armoede juist stijgen (Vrooman & Wildeboer Schut, 2013).

  • -

    Cultureel, de normen en ideeën die bepaalde groepen delen hebben een effect op de kans op armoede. Deze normen en ideeën; rol van het gezin en/of geslacht, werkattitude en uitgavenpatronen worden vaak generatie op generatie overgedragen (Lewis, 1966). Dit uit zich in gedragingen die zich negatief verhouden tot de inkomenspositie (bijvoorbeeld tienerzwangerschappen, vroegtijdig schoolverlaten, alleenstaand ouderschap). Culturele factoren spelen ook een rol bij veel met armoede geassocieerde problematiek zoals sociaal isolement, laaggeletterdheid en ongezonde leefstijl. Ook subtiele cultuurverschillen spelen een rol. Bijvoorbeeld door het niet kennen van ongeschreven ‘sociale codes’, kunnen inwoners op allerlei vlakken onbedoeld en zonder dit te weten, de boot missen.

  • -

    Institutioneel, de wetten en regels in ons land hebben een effect op armoede. De uitwerking hiervan werkt armoede in de hand of gaat deze tegen. Het sterk behoudende karakter van wetten en regels maakt dat afwijken ervan erg lastig is. Dit geldt zowel in praktisch, sociaal als financieel opzicht. Regels passen zich bovendien traag aan de veel sneller veranderende realiteit aan (North, 1990). Daarbij redeneren beleidsmakers vaak vanuit dit systeem, waardoor beleidskeuzes in veel gevallen beïnvloed worden (March & Olsen, 1984). Tenslotte worden wetten en regels op ieder individu hetzelfde toegepast met soms onvoorziene en/of ongewenste effecten tot gevolg. Een recent voorbeeld hiervan is de Toeslagenaffaire.

  • -

    Individualistisch, in de persoon gebonden factoren en gedragingen spelen vanzelfsprekend ook een rol in armoede. Deze oorzaak wordt doorgaans het meest benoemd als men het over armoede heeft en het oude armoedebeleid richtte zich hoofdzakelijk hier op. Toch spelen deze factoren een belangrijke rol. De ‘hulpbronnen’ die personen bij hun geboorte krijgen - een goede of slechte gezondheid, hoog of laag IQ - of in hun leven opdoen, spelen een grote rol in het risico op armoede. Daarnaast kan ieder persoon te maken krijgen met life-events zoals ziekte, werkeloosheid, etc. waardoor het risico op armoede toeneemt. Tenslotte werkt deze oorzaak ook andersom: het leven in armoede heeft een negatief effect op het individuele functioneren waardoor mensen nog verder in de problemen raken. Armoede is door dit zogenaamde ‘terugkoppelmechanisme’ juist een oorzaak van sociaal falen (Mullainathan & Shafir, 2013).

De hierboven genoemde oorzaken bezien, kan armoede vrijwel iedereen treffen en is het zelden aan één oorzaak toe te schrijven.

 

1.2.3 Gevolgen van armoede

Welke gevolgen heeft leven in armoede op onze inwoners? Het is onvermijdelijk dat in het benoemen van deze gevolgen, een aantal over het hoofd wordt gezien. Hiermee doen we inwoners in armoede eigenlijk te kort. Onderstaande opsomming is daarom allerminst compleet. Vooropgesteld moet worden dat de gevolgen van armoede negatief en zijn. En net als de oorzaken, buitengewoon complex.

 

In veel gevallen wordt armoede geassocieerd met een sociaal isolement. Deelname aan het maatschappelijk leven en het meedoen aan sociale activiteiten kost doorgaans geld. Gebrek aan deelname aan het maatschappelijk leven, versterkt door het gebrek aan geld, leiden vaak tot schaamte. Zoals eerder aangestipt werkt deze negatieve ervaring, middels het terugkoppelmechanisme, ook weer door op de armoedesituatie. Leven in armoede beïnvloedt ook de gezondheid in negatieve zin en draagt daardoor bij aan een lagere levensstandaard en levensverwachting (Chetty et al., 2016). De kwaliteit van leven wordt door armoede verder verminderd door stress, gebrek aan overzicht en passiviteit. Dit belemmert de stappen die nodig zijn om de financiële situatie te verbeteren (Mullainathan & Shafir, 2013).

 

Inwoners in armoede wonen vaker in goedkope woningen die op hun beurt in wijken met brede sociale problematiek staan. Slechte isolatie, ondeugdelijk meubilair en/of gevaarlijke apparatuur beïnvloeden de gezondheid negatief. Geen, slecht of weinig contact met buurtbewoners werkt versterkend op het sociaal isolement. Langdurige armoede werkt tenslotte onvrede en wantrouwen in de overheid in de hand en versterkt de kloof tussen bevolkingsgroepen.

 

Het klinkt voor de hand liggend; armoede en schulden hebben een negatief effect op iemands geluksgevoel. Een gebrek aan geld, slechte gezondheid, zorgen over de toekomst, opvoedproblemen, etc. dragen allemaal bij aan het ervaren van minder geluk van inwoners in armoede. Er zijn bovendien dieperliggende factoren die het geluk van een inwoner in armoede beperken (Plantinga, Zeelenberg & Breugelmans, 2018):

  • -

    Psychische aandoeningen; leven in armoede hangt sterk samen met de kans op depressie, psychose, stemmingsstoornissen en zelfmoord(neigingen). Inwoners in de laagste inkomensklasse hebben bijvoorbeeld anderhalf keer zoveel kans op stemmings- of angststoornissen.

  • -

    Stress; inwoners met een laag inkomen ervaren vaker stress. Onderzoek onder Keniaanse boeren heeft bewezen dat er een causaal verband bestaat tussen geldzorgen en stressniveaus.

De stelregel ‘geld maakt niet gelukkig’ moet in dit opzicht worden herzien. Inwoners met een laag inkomen zijn namelijk minder vaak gelukkig, minder vaak tevreden met hun leven en ervaren vaker negatieve dan positieve emoties (Kahneman & Deaton, 2010). Mensen zijn gemiddeld genomen ongelukkiger als er sprake is van een laag besteedbaar inkomen. Naarmate het inkomen stijgt, neemt de tevredenheid met het leven toe maar vlakt het algehele geluksgevoel op een bepaald inkomen af. De relatie tussen inkomen en geluk bestaat voornamelijk bij lage inkomensgroepen. Voor mensen met een laag inkomen maakt geld dus wél gelukkig. Of anders gezegd; het gebrek aan geld maakt ongelukkig.

 

Tenslotte raakt het thema armoede een aantal fundamentele mensenrechten. Sociale uitsluiting, eenzaamheid en het niet mee kunnen doen in de maatschappij schenden het recht op gelijke behandeling en non-discriminatie. Tekortkomingen in het levensonderhoud kunnen het recht op een behoorlijke levensstandaard schenden. Stress, gezondheidsachterstanden en zorgmijding gaan over het recht op gezondheid. Andere mensenrechten die sterk samenhangen met armoede en schulden zijn: het recht op huisvesting, het recht op onderwijs en het recht op arbeid.

 

In onze aanpak van armoede & schulden moeten we onszelf hiervan bewust zijn. We hebben het immers niet over het saldo op de bankrekening of het aantal muntstukken in de portemonnee. Het gaat over leven met geldzorgen, afhankelijk zijn van anderen, niet mee kunnen doen, uitzichtloosheid en onoverkomelijke kloven tussen groepen inwoners. Dit zijn uiteindelijk aantastingen van de meest elementaire mensenrechten zoals autonomie, gelijkheid en de menselijke waardigheid.

 

Daarnaast zijn wij als overheid gebonden aan onze grondwet. Artikelen 1 tot en met 17 kenmerken zich in hun negatieve verplichtingen; de overheid moet zich hoofdzakelijk onthouden van bepaalde handelingen (bijvoorbeeld de onaantastbaarheid van het lichaam artikel 11 Gw). Sinds 1983 zijn de artikelen 18 tot en met 23 in de grondwet opgenomen. Vanuit deze artikelen gaat een handelingsverplichting uit: ‘de bestaanszekerheid der bevolking en spreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid’ (artikel 20Gw). Onze inspanningen op het gebied van armoedebestrijding moeten daarom ook vanuit het perspectief van de grondwet worden bezien. Inwoners zijn, ongeacht hun financiële situatie te allen tijde drager van deze sociale rechten. Armoede (al dan niet oogluikend) toestaan is in feite een schending van grondrechten.

 

Zoals aangegeven is bovenstaande opsomming beperkt. Het toont echter wel aan dat de gevolgen zeer negatief zijn en zich niet tot de persoon in armoede beperken maar voor de hele maatschappij voelbaar zijn. De gevolgen versterken elkaar en werpen enorme drempels op om op eigen kracht uit de situatie te komen.

 

1.3 Wat zijn schulden?

Schulden horen bij het leven. Vrijwel iedere Nederlander heeft te maken met één of meerdere schulden. Denk aan een hypotheekschuld, studieschuld, lease-contract of het kopen op afbetaling. Ongeveer 39% van de Nederlanders heeft meerdere schulden en schulden anders dan een hypotheek (Nibud, 2022). Het gaat eigenlijk pas fout wanneer schulden niet afbetaald kunnen worden. Dit komt helaas schokkend vaak voor. In een in 2021 gehouden enquête van het Nibud, gaf 42% van de respondenten aan dat zij het afgelopen jaar betalingsproblemen hebben gehad en 14% staat vrijwel altijd rood (Nibud, 2022). Algemeen wordt aangenomen dat circa één op de vijf Nederlandse huishoudens te maken heeft met onhoudbare schulden. Dit aantal is sinds 2018 vrijwel stabiel (CBS, 2021). Onhoudbare schulden worden, zoals we hieronder zien, al gedefinieerd als problematisch.

 

1.3.1 Definitie schuldenproblematiek

De branchevereniging van schuldhulpverleners, Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) definieert problematische schuldenproblematiek als: ‘de situatie waarin te voorzien is dat een natuurlijke persoon schulden niet zal kunnen blijven afbetalen of is gestopt met afbetalen. In ieder geval een situatie waarin niet binnen 36 maanden alle openstaande vorderingen betaald kunnen worden (met een betalingsregeling).’ Dit is een vrij brede en technische definitie waaruit we een aantal belangrijke punten kunnen halen.

  • 1.

    het feit dat voorzien kan worden dat een inwoner niet meer aan de betalingsverplichtingen kan voldoen;

  • 2.

    het feit dat een inwoner daadwerkelijk niet meer aan betalingsverplichtingen voldoet;

  • 3.

    het feit dat een inwoner niet alle openstaande vorderingen kan aflossen binnen 36 maanden.

Onder schuldenproblematiek verstaan wij daarom: ‘de situatie waarin schulden en de hiermee samenhangende betalingsverplichtingen door de inwoner niet meer kunnen worden voldaan.’

 

De afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar schuldenproblematiek. Dit past in de bredere tendens om schulden niet langer te zien als een geïsoleerd probleem maar als onderdeel van een reeks grotere problemen. De uitkomsten van deze onderzoeken hebben bijgedragen aan een veranderde beeldvorming rondom het thema schulden. Voorheen werd bij schulden gedacht aan het niet op orde hebben van je huishoudboekje, op te grote voet leven of er een verkwistende levensstijl op nahouden (Jungmann, 2002).

 

Vanuit deze gedachte bezien is de schuldenaar zelf verantwoordelijk voor zijn schuld, het slachtoffer is juist de schuldeiser. De aanpak van schuldenproblematiek was voorheen dan ook vooral gericht om de schuldeiser zo veel mogelijk schadevrij te stellen en daarom maximaal af te lossen op de schuld. Schuldhulpverlening, geredeneerd vanuit de schuldenaar, beperkte zich tot het informeren van rechten en plichten en het (al dan niet tijdelijk) stabiliseren van de financiën (Jungmann, 2006).

 

1.3.2 Oorzaken van schuldenproblematiek

Wanneer we het hebben over de oorzaken van schuldenproblematiek kijken we naar twee verschillende zaken. Enerzijds is dit de meest directe en voor de hand liggende oorzaak, namelijk waar komt de schuld vandaan? We hebben het hier over het type schuld of betalingsachterstand. Anderzijds moeten we ook kijken naar de dieperliggende oorzaken, namelijk hoe komt de inwoner in de situatie terecht waarin hij deze schulden is aangegaan of heeft moeten aangaan? We hebben het hier dan over de aanleiding van de problematische schuld of betalingsachterstand.

 

Over het type schuld of betalingsachterstand is landelijk gezien de overheid de grootste schuldeiser. De Belastingdienst, CJIB, SVB, UWV, CAK en gemeenten, staan al jaren in de top van grootste schuldeisers. Een deel van deze organisaties staat bovendien als weinig flexibel en ontoegankelijk te boek.

 

Wat uit de reeks onderzoeken rondom schulden steevast naar voren kwam, is dat de aanleiding van schulden zelden verkwisting of een gebrek aan discipline is (de Greef, 1992). Het gaat hierbij veelal om (een combinatie van):

  • -

    ‘life events’ zoals scheiding, verlies van baan, overlijden dierbare, etc.

  • -

    gebrek aan financiële buffers

  • -

    gebrek aan financieel overzicht en/of inzicht

  • -

    gedrag en verslavingsproblematiek

  • -

    schaamte.

De aanleiding van een problematische schuld is in veel gevallen een kwestie van ‘pech’ of een externe aangelegenheid.

 

1.3.3 Gevolgen van schuldenproblematiek

Hoe inwoners omgaan met schulden hangt natuurlijk af van de persoon. In het analyseren van de gevolgen van het leven met schulden kijken we zowel naar het individu, de maatschappij en de schuldensituatie zelf. Zoals hieronder blijkt heeft schuldenproblematiek op al deze niveaus zijn weerslag.

 

Inwoners met geldzorgen hebben in meer dan de helft van de gevallen last van gezondheidsproblemen zoals stress, slapeloosheid en depressie (Winsemius et al., 2016). Mede hierdoor én versterkt door de financiële situatie daalt de maatschappelijke participatie; inwoners trekken zich terug uit het maatschappelijk leven uit schaamte of angst. Geldzorgen en/of schuldenproblematiek neemt bovendien een groot deel van het denkvermogen in beslag. Hierdoor is er minder ruimte en aandacht voor bijvoorbeeld gezond eten, medicijntrouw en het opvoeden van kinderen. Dit alles heeft als gevolg dat inwoners leven van dag tot dag en lange termijn oplossingen uit het oog verliezen. Aangezien deze situatie in veel gevallen lang aanhoudt, ontwikkelen veel inwoners een fatalistische levenshouding waarbij inspanning nutteloos voelt en de toekomst uitzichtloos lijkt. De vaardigheden die bijdragen aan een gezonde financiële situatie; overzicht houden, plannen en organiseren, staan als gevolg van een schuldensituatie onder grote druk. Het wrange is dat juist deze vaardigheden vereist zijn om uit de schulden te komen.

 

Het al eerder genoemde ‘terugkoppelmechanisme’ is ook van toepassing op schulden. Inwoners die, als gevolg van geldzorgen en/of schulden, niet goed in hun vel zitten, zijn eerder geneigd om méér uit te geven dan goed voor ze is. Door nieuwe spullen te kopen, gaat de inwoner zich (tijdelijk) beter voelen of probeert de schone schijn naar buiten op te houden. De hieruit voortvloeiende ‘compensatie- of overbestedingsschulden’ (Vijlbrief & Mourik van, 2020), verergeren de financiële situatie alleen maar. Hetzelfde geldt voor inwoners met geldzorgen en/of schulden die plotseling geconfronteerd worden met een grote verandering met financiële gevolgen. Denk aan ontslag, echtscheiding, verhuizing of gezinsuitbreiding. In deze situaties van veranderingen is het volstrekt normaal menselijk gedrag om de andere zaken zoveel mogelijk bij het oude te laten (Babcock, 2014). De inwoner leeft op de oude voet door en past het uitgavenpatroon niet aan de nieuwe financiële situatie aan. De financiële disbalans die hierdoor ontstaat, zorgt ervoor dat de inwoner het ene gat met het andere dicht. Hierdoor ontstaan ook weer nieuwe schulden. Hierbij gaat het om ‘aanpassings- of overlevingsschulden’ (Vijlbrief & Mourik van, 2020). Tenslotte is het terugkoppelmechanisme ook duidelijk zichtbaar bij ‘verslavingsschulden’. Inwoners met geldzorgen en/of schulden zijn vatbaarder voor verdovende middelen en gokken, terwijl ze minder snel geneigd zijn naar hulpverlenende instanties te stappen. Het voldoen aan de verslaving kost meer geld, waardoor meer schulden gemaakt worden.

 

1.4 Situatie Maashorst

Onze gemeente doet het, in vergelijking met landelijke cijfers op vrijwel alle indicatoren van armoede beter. Landelijk ligt het aantal bijstandshuishoudens rond de 5%, in Maashorst is dat circa 3%. Dit percentage is ook al jaren stabiel. De werkeloosheid ligt steevast lager dan landelijk en de werkgelegenheid hoger. We zien ook dat de spreiding van inkomen in onze gemeente gelijker is dan landelijk. De laagste inkomensgroep maakt in Maashorst 7% van het totaal aantal huishoudens uit, dit is landelijk 10%. Daartegenover staat dat de hoogste inkomensgroep 9% van het totaal aantal huishoudens uitmaakt, dit is landelijk 10%.

 

De gemeente Maashorst hanteert een percentage van 120% van het wettelijk minimum inkomen als armoedegrens. Onze regelingen zijn voor deze doelgroep beschikbaar. In onze gemeente gaat dit om 4.026 inwoners, waarvan 884 onder de 18 jaar zijn.

 

Landelijk staat 7,6% van de bevolking geregistreerd met problematische schulden. In onze gemeente ligt dit op 4,9%. Dat zijn 1.370 inwoners.

 

 

 

1.5 Dwarsverbanden andere (beleids)domeinen

Het thema armoede & schulden raakt veel onderwerpen waar wij ons als gemeente mee bezighouden. Hieronder benoemen we een aantal thema’s die sterk verweven zijn met armoede & schulden. Uiteraard is dit een beperkte selectie.

 

1.5.1 Armoede & schulden en gezondheid

De samenhang tussen armoede & schulden en gezondheid is een zeer sterke. De fysieke en psychische gezondheid van inwoners wordt negatief beïnvloed door armoede en schulden en andersom. De meest voorkomende gezondheidsklachten zijn:

  • -

    Chronische ziekten (diabetes, hart-vaat, verslechterd immuunsysteem)

  • -

    Overgewicht

  • -

    Eenzaamheid

  • -

    Depressie en angst

  • -

    Slaapproblemen

  • -

    Gevoel van machteloosheid

  • -

    Weinig geloof in eigen kunnen.

Naast de directe link tussen gezondheid en geldzorgen of schulden, dragen de leefomstandigheden negatief bij aan de gezondheid. Het gaat hierbij om:

  • -

    Ongezonde leefstijl

  • -

    Kleiner sociaal netwerk

  • -

    Ongezonde leefomgeving

  • -

    Minder toegang tot preventie en goede zorg

  • -

    Ongezonde arbeidsomstandigheden

  • -

    Minder kans op gezond opgroeien.

Volgens onderzoek van Pharos speelt ‘toxische stress’ bij een flinke groep inwoners die te maken heeft met armoede, schulden, leven van een bijstandsuitkering, werkloosheid, slechte woonomstandigheden en eenzaamheid. Toxische stress is stress die dusdanig lang aanhoudt, dat de stoffen die vrijkomen bij een stressreactie giftig worden. Dit komt ook voor bij slachtoffers van kindermishandeling of oorlogsvluchtelingen (Felitti et al., 1998).

 

Tenslotte is een veel voorkomend probleem dat inwoners met beperkte financiële middelen een goedkoop zorgverzekeringspakket afsluiten. Inwoners worden op deze manier vaker geconfronteerd met onverwachte zorgkosten en een hoog eigen risico. Dit leidt ertoe dat inwoners zorg gaan mijden, dat de kwaliteit van leven verder daalt en de problemen enkel toenemen.

 

1.5.2 Armoede & schulden en statushouders

Statushouders behoren tot de groep die het vaakst in armoede leeft. Circa één op de drie leeft in armoede en maar liefst 70% van de Syrische vluchtelingen met een verblijfsvergunning doet dat. Het Kennisinstituut Inclusief Samenleven sprak in 2022 zelfs over Syrische statushouders als ‘nieuwe onderklasse’. Sinds 2015 staan statushouders bovenaan de armoedelijsten van het CBS. Dit heeft te maken met hun slechte arbeidspositie, het feit dat de meeste statushouders van de bijstand leven en dat zij met forse specifieke kosten geconfronteerd worden. Denk aan legeskosten voor de verblijfsvergunning, kosten voor diplomawaardering of woninginrichting. Hiervoor wordt doorgaans geen bijzondere bijstand verstrekt en wanneer dit wel het geval is, dan vaak als lening. Statushouders bouwen daarnaast amper spaargeld op in de periode voorafgaand aan plaatsing in de gemeente.

 

Voor statushouders spelen de oorzaken van armoede en schulden een extra grote rol. De complexiteit van onze samenleving, digitalisering en life events zijn hier de meest voor de hand liggende voorbeelden van. Ook het niet (voldoende) beheersen van de Nederlandse taal werpt drempels op. De al ingewikkelde informatie over bijvoorbeeld toeslagen, inkomensondersteunende regelingen of kopen op afbetaling, worden zo volledig onbegrijpelijk. De verwachting is dat de komende jaren het aantal statushouders gaat toenemen.

 

1.5.3 Armoede & schulden en opgroeien

Ongeveer één op de twaalf Nederlandse kinderen groeit op in armoede (Nederlands Jeugdinstituut, 2020). Deze kinderen kunnen lang niet altijd meedoen met hun leeftijdsgenoten. Dit werkt sociaal isolement in de hand. Gebrek aan financiële middelen van de ouders wordt vaak aangewezen als oorzaak hiervan. Het is een logische redenering dat geen geld voor sportclubs, verjaardagsfeestjes en uitstapjes de participatie van het kind belemmert. Er is de afgelopen jaren extra aandacht geweest voor dit probleem. Veel gemeenten, zo ook de onze, hebben uiteenlopende regelingen die de kosten van maatschappelijke participatie voor kinderen (grotendeels) vergoeden. Het resultaat is dat kinderen uit minimagezinnen in gelijke mate deelnemen aan sociale activiteiten rondom school (schoolreisje, werkweken, etc.). Aan sociale activiteiten buiten school nemen kinderen uit minimagezinnen echter minder vaak deel. Het percentage van kinderen uit minimagezinnen die aan geen enkele sociale activiteit buiten school meedoen is twee keer zo hoog als dat van kinderen uit niet-minimagezinnen. Landelijk doet 48% van de kinderen uit gezinnen met een bijstandsuitkering niet mee aan enige buitenschoolse sociale activiteiten (Jehoel-Gijsbers, 2009).

 

Onderzoek van de Kinderombudsman toont aan dat kinderen uit minimagezinnen een stuk negatiever zijn over hun leven dan hun leeftijdsgenoten uit niet-minimagezinnen. De oorzaak van deze lage score zit niet uitsluitend in het gebrek aan financiële middelen. Vaker worden ook de volgende oorzaken genoemd:

 

  • -

    Onzekerheid; bijna 40% van de kinderen die opgroeien in armoede maakt zich zorgen over de stabiliteit in hun leven. Onder meer angst voor huisuitzetting en twijfel over het hebben van een warme maaltijd worden door kinderen aangehaald als bron van deze onzekerheid.

  • -

    Stapeling van problemen; in bijna alle gevallen blijkt er een stapeling van problemen te zijn in de gezinnen die met armoede te maken hebben. Deze problemen zijn divers en hangen sterk samen met de financiële situatie van de ouders.

  • -

    Onprettige buurt; kinderen uit minimagezinnen brengen meer tijd door op straat (rondhangen) bij gebrek aan vakantie, uitstapjes of vaste vrijetijdsbesteding. De buurt waar deze kinderen buiten spelen is vaak ook nog minder veilig, groen, schoon en kent een lager voorzieningenaanbod.

Voor kinderen die opgroeien in (langdurige) armoede is de kans op een goede start van hun leven beduidend minder kansrijk. De hierboven genoemde problemen belemmeren hun sociale en normatieve ontwikkeling, werpen drempels op om hoger op de sociaaleconomische ladder te klimmen en beïnvloeden hun psychische gesteldheid negatief. Geldzorgen en schulden hebben zelfs al tijdens de zwangerschap en in de eerste 1.000 levensdagen effecten op de ontwikkeling. Dit fenomeen, ‘Early Life Stress’ verstoort de hormoonhuishouding, het immuunsysteem en hersenontwikkeling (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid, 2019). Ongezond gedrag, emotionele en cognitieve disbalans, en chronische ziektes zijn veelvoorkomende gevolgen hiervan. Geldzorgen en schulden zijn dus een risicofactor in het overdragen van de negatieve effecten daarvan op de volgende generatie.

 

1.6 Totstandkoming

Dit beleidsplan is tot stand gekomen met input van diverse betrokkenen. Zo hebben we gesproken met inwoners, de Adviesraad Sociaal Domein, welzijnsorganisaties, ketenpartners en professionals over het thema. Ook is veel input opgehaald bij zowel de wethouders als de gemeenteraadsleden van Maashorst. In het vormen van een nieuwe beleidsvisie hebben we ook teruggekeken, geëvalueerd en lessen geleerd. We behouden wat goed is en sturen bij op onderdelen waar het beter kan. Vanuit de volgende actoren hebben we in dit beleidsplan input opgehaald.

 

Ketenpartners, medewerkers en betrokken inwoners

In de zomer van 2022 is de basis gelegd voor dit beleidsplan door input op te halen bij een grote groep betrokken inwoners en ketenpartners. Een greep uit de genodigden:

  • -

    Maatschappelijk- en wijkwerkers en sociaal raadslieden

  • -

    Vluchtelingenwerk en andere inburgeringsaanbieders

  • -

    Goede doelenorganisaties

  • -

    Basis- en middelbare scholen

  • -

    GGD

  • -

    Kredietbank Nederland

  • -

    Vrijwillige schuldhulpverleners en bewindvoerders

  • -

    Gemeenteraad en Adviesraad Sociaal Domein

  • -

    Zorgcoöperaties en wijkverpleegkundigen.

Tijdens de kick-off bijeenkomst werd de deelnemers gevraagd om vrij te associëren, ongehinderd door budgettaire of juridische beperkingen, over wat goed armoede- en schuldenbeleid precies behelst, wat de stip op de horizon moet zijn en met welke beren op de weg rekening gehouden moet worden. Na de kick-off zijn er nog verschillende bijeenkomsten, raadplegingen en brainstormsessies geweest in kleinere (werk)groepen. De focus op informatievoorziening (sociale kaart), aandacht voor jongeren in de cruciale transitiefase naar financiële volwassenheid, laagdrempelige en integrale toegang op zowel het gemeentehuis als in de wijken en vroegtijdige interventies, kwamen als belangrijkste aandachtspunten naar voren.

 

Wethouders

We hebben met alle wethouders gesprekken gevoerd, waarin zij vanuit hun verschillende portefeuilles input voor het beleidsplan hebben geleverd. In overeenstemming met de input van ketenpartners, medewerkers en betrokken inwoners, kwam ook hierin het belang van integraliteit naar voren. Daarnaast werd het belang van nauwere samenwerking met ONS welzijn en het inzetten op preventie bij schulden (budgetcursussen) als input meegegeven.

 

Gemeenteraad

Tijdens de raadsinformatieavond van 1 december 2022, hebben raadsleden hun bijdrage geleverd aan de inhoud van het beleid. Dit deden zij aan de hand van een aantal stellingen. Het was goed om te zien dat de gemeenteraad op vrijwel alle stellingen eensgezind was. Er kon dus duidelijk richting gegeven worden aan dit beleidsplan. Dit steunde eveneens de opstellers en betrokken collega’s in hun voornemen om bestaanszekerheid, zelfredzaamheid en het stimuleren van meedoen in de samenleving, centraal terug te laten komen in dit plan.

 

1.7 Visie

De overkoepelende visie die ten grondslag ligt aan ons nieuwe beleid is beschreven in het Strategisch Beleidskader Sociaal Domein 2023-2028.

 

Specifiek voor de beleidsterreinen armoede en schulden beseffen we dat dit meer is dan het tekort aan geld of het hebben van betalingsachterstanden en/of schulden. Het is een vorm van sociale uitsluiting, waarin vaak meerdere problemen en risico’s samenkomen. In het hoofdstuk hierboven zijn daarvan meerdere voorbeelden gegeven. Hoewel deze problemen complex zijn, ligt de oorsprong in veel gevallen bij de financiële situatie. Te stellen dat het aanpakken van de financiële situatie van inwoners de oplossing voor alle problemen vormt, gaat natuurlijk te ver. We kunnen wel stellen dat het aanpakken van deze problemen niet kan slagen, zonder oog te hebben voor de financiële situatie. Bestaanszekerheid vormt het uitgangspunt voor de aanpak van verdere problemen.

 

1.7.1 Visie gemeente Maashorst

In het nieuwe bestuursakkoord van de gemeente Maashorst staan preventie, vindbaarheid, integraliteit en inclusie centraal. Dit beleidskader bouwt hierop voort. Onze visie op armoede & schulden is als volgt:

 

In de gemeente Maashorst is het prettig leven voor alle inwoners. Iedereen heeft de mogelijkheid om rond te komen en deel te nemen aan de samenleving. Er is een stevig sociaal vangnet en een divers aanbod aan ondersteuning voor inwoners met een laag inkomen. Wanneer onze inwoners toch geconfronteerd worden met financiële tegenslagen bieden we direct een helpende hand. Hierbij kijken we verder dan de letter van de wet en zoeken we duurzame oplossingen. Problematische schulden, huisuitzettingen en afsluitingen vanwege financiële problemen behoren tot het verleden.

 

1.8 Leeswijzer

Dit beleidskader bestaat uit vier hoofdstukken, waarbij ieder hoofdstuk een uitgangspunt voor ons nieuwe beleid vormt:

  • 1.

    We vliegen de aanpak armoede en schulden breed aan

  • 2.

    We zijn er voor iedereen en iedereen kan meedoen

  • 3.

    We trekken samen op tegen armoede en schulden

  • 4.

    We hebben een gedegen monitoring en sturen op resultaten

2. We vliegen de aanpak armoede en schulden breed aan

Armoede- en schuldenproblematiek is zelden geïsoleerd en vrijwel nooit te vatten in één bepaald domein. Daarnaast kan het structureel aanpakken van deze problemen enkel succesvol zijn als we oog hebben voor de leefwereld van de inwoner alsmede de complexiteit van onze samenleving. Voor iedere inwoner is de weg uit armoede of schulden anders, dit vraagt om een integrale benadering.

 

2.1 Wat we zien

2.1.1 Kindarmoede

Langdurige armoede is een grote risicofactor in de ontwikkeling van kinderen. Op het gebied van onderwijs kan armoede leiden tot een lager opleidingsniveau, verminderde schoolprestaties en een groter risico op voortijdig schoolverlaten. Dit kan op zijn beurt de kansen op de arbeidsmarkt en op een gezond en succesvol leven beperken. Bijna de helft van de kinderen uit minimagezinnen doet niet mee aan activiteiten buiten school. Vanuit ons minimabeleid bieden we al verschillende regelingen aan die bijdragen aan gelijke kansen en het mee kunnen doen van kinderen op school. Om ook de dieperliggende problemen die met armoede geassocieerd worden aan te pakken, moeten we ook aan de slag met de thuissituatie. Zowel op school (deelname aan schoolreisjes en lesmateriaal) als in de vrije tijd (muzieklessen en deelname sportclub), moeten kinderen optimaal mee kunnen doen. De thuissituatie en/of financiële situatie mag voor geen enkel kind een belemmering zijn om veilig en prettig op te groeien.

 

2.1.2 Complexe schuldenproblematiek

Schuldenproblematiek is een complex fenomeen dat gepaard gaat met grote individuele en maatschappelijke problemen. We moeten er alles aan doen om te voorkomen dat inwoners in de problematische schulden raken. Wanneer inwoners na een lang en moeizaam traject weer schuldenvrij zijn, zien we dat ze bovengemiddeld vaak na een aantal jaren weer terugvallen in schulden.

 

Tot op heden is onze schuldhulpverleningsaanpak hoofdzakelijk gericht op het stabiliseren van de financiële situatie en het oplossen van de schuld. In feite leveren wij schulddienstverlening; werkend vanuit formele criteria, wet- en regelgeving en focussend op de financiële aspecten van schuldenproblematiek. Het financieel zelfredzaam maken van inwoners krijgt in onze aanpak nog onvoldoende aandacht. Een verandering van focus naar financiële zelfredzaamheid, aandacht voor de individuele situatie en ruimte voor maatwerk, loont.

 

Sinds 1 juli 2023 is de schuldsaneringstermijn gehalveerd van 36 naar 18 maanden. Waar de schuldhulpverleners voorheen drie jaar de tijd hadden om de inwoner klaar te maken voor een (blijvend) schuldenvrije toekomst, is dat nu nog maar de helft. Deze wijziging maakt het belang van nazorg bij schuldhulpverlening des te urgenter.

 

2.1.3 Nieuwe kwetsbare groepen inwoners

De coronacrisis en de daaropvolgende energiecrisis en hoge inflatie hebben de kwetsbaarheid van bepaalde groepen inwoners duidelijk gemaakt. Het gaat om inwoners die qua inkomen en/of vermogen nét boven de bijstandsnormen zitten en daardoor veelal buiten de ‘financiële ondersteuningsboot’ vallen. Denk aan inwoners in een schuldsaneringstraject of inwoners met sterk wisselende maandinkomens. Deze inwoners vragen niet snel uit zichzelf om hulp uit schaamte, angst of onwetendheid.

 

Ook zien we dat schuldensituaties voor bepaalde groepen in ernst toenemen. Dit heeft voor een groot deel te maken met een fors toegenomen groep zelfstandige ondernemers. Deze groep kenmerkt zich in de kwetsbaarheid op de arbeidsmarkt, het hoge niveau van afgesloten (bedrijfs)kredieten en het sterk fluctuerende karakter van hun inkomen. Voor deze groepen volstaat ons huidige schuldhulpaanbod niet. De schuldensituatie van zelfstandig ondernemers is complex en meestal vele malen heftiger qua schuldenlast. Daarbij komt dat grote groepen ondernemers die gebukt gaan onder een schuldenlast, (nog) teveel verdienen of waarvan hun onderneming gewoonweg te levensvatbaar is, om een beroep te doen op het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (Bbz).

 

Ook inwoners die vanuit een schuldsaneringstraject of wanbetalingsregeling een zorgverzekering of energiecontract willen afsluiten ondervinden grote drempels in het opstarten van hun schuldenvrije leven. Risico-opslagen, het vragen van borgbetalingen en hogere premies maken het voor deze kwetsbare inwoners alleen maar lastiger.

 

Tenslotte zijn er, al onze inspanningen ten spijt, nog altijd inwoners die qua ondersteuning buiten de boot vallen. Dit komt deels door schaamte, angst, eenzaamheid of onwetendheid. Voor een ander deel is dit het gevolg van de complexiteit van de samenleving en ondersteunende regelingen. Hierdoor doen zich altijd uitzonderlijke situaties voor waardoor inwoners buiten de boot vallen. Denk aan studenten die door een medische urenbeperking langer over hun studie doen en geen aanspraak meer kunnen maken op studiefinanciering, inwoners boven de 18 jaar zonder zwemdiploma’s waarvoor de zwemregeling niet mogelijk is of gezinnen in de schuldsanering die qua inkomen boven onze minimanormen zitten, maar in draagkracht ver eronder.

 

2.2 Wat willen we bereiken

2.2.1 Kindarmoede is iets uit het verleden

Kinderen verdienen in onze visie extra aandacht. De gemeente Maashorst vindt dat ieder kind de kans verdient om zich optimaal te kunnen ontwikkelen. We zetten daarom in op een gedegen basisinfrastructuur en een gezinsgerichte aanpak. Denk hierbij aan voor- en vroegschoolse educatie, huiswerkbegeleiding en de aanpak van onderwijsachterstanden. Vanuit ons minimabeleid bieden we kinderen de mogelijkheid om zich volledig te ontwikkelen. De financiële situatie van de ouders mag hier geen belemmering in zijn. Zowel op school als in de vrije tijd kunnen kinderen optimaal meedoen. Er hoeft niet gekozen te worden tussen sport of cultuur, dit kan allebei.

 

2.2.2 Integrale aanpak schuldhulpverlening

Schuldhulptrajecten worden ingezet wanneer inwoners er zelf niet uit komen. Dit kan gaan om professionele en/of vrijwillige trajecten die zich richten op het saneren van bestaande schulden en/of het ondersteunen van financiële stabiliteit. Grofweg is schuldhulpverlening op te knippen in vier stadia: preventie, vroegsignalering, schuldhulptrajecten en nazorg. In al deze stadia moet de rol van de gemeente duidelijk zijn en spannen we ons in op preventie en financiële zelfredzaamheid. Wij zetten in op schuldhulpaanpak op dit hele spectrum en maken verbindingen. Het hoofddoel is om onze inwoners vrij van problematische schulden te laten bestaan. Een schuldhulpverlenende werkwijze gaat de schulddienstverlenende werkwijze vervangen. Werken vanuit gewenste maatschappelijke resultaten, brede kaders, ruimte voor eigen initiatief en aandacht voor de inwoner. Deze werkwijze vragen we ook van de partijen die voor ons schuldhulptrajecten uitvoeren wanneer inwoners er zelf niet uit komen.

 

 

Om problematische schulden écht aan te pakken is aandacht voor preventie noodzakelijk. Preventie kent veel vormen en begint al bij onze jongste inwoners. Informeren, voorlichten en spreekuren houden over de juiste manier van budgetteren is een goede start maar nog niet genoeg. Door zaken als laaggeletterdheid, eenzaamheid, opvoedproblemen en onderwijsachterstanden aan te pakken, voorkomen we de nodige schuldensituaties. Dit doen we niet alleen vanuit de aanpak armoede en schulden. We doen dit samen met ketenpartners en diverse steunpunten zoals de bibliotheek.

 

Vroegsignalering is een bewezen en geprezen methode om deze beginnende schulden vroegtijdig op te sporen. Sinds 2021 is vroegsignalering ook een wettelijke taak van de gemeente. Ervaring leert dat een proactieve, persoonlijke benadering van inwoners met betalingsachterstanden het beste werkt. Huisbezoeken zijn hierbij de meest effectieve manier van benaderen, al zijn die arbeidsintensief en relatief duur (Movisie, 2017).

 

Wanneer een inwoner in de schulden terecht komt, wordt deze tijdig gesproken door onze medewerkers. In dit gesprek wordt gekeken naar de gehele leefwereld van de inwoner waarbij we handelen vanuit positieve gezondheid. Dit zijn omstandigheden die veelal gepaard gaan met zowel armoede als schulden (gezondheid, gezinssituatie, wonen, psychosociale problemen, etc.). Op basis van de uitkomsten van dit gesprek kan de medewerker een breed scala aan interventies inzetten.

Dit varieert van professionele schuldsanering of schuldhulptrajecten gericht op het ontwikkelen van financiële vaardigheden, tot laagdrempelige ondersteuning vanuit vrijwilligers van ONS Welzijn.

 

Nazorg maakt een volwaardig onderdeel uit van onze aanpak schuldhulpverlening. De vorm ervan wordt opgenomen in het individuele plan van aanpak van de inwoner bij toelating schuldhulpverlening. Als gemeente willen wij na ieder schuldentraject terugkoppeling krijgen van de schuldhulpverlenende instantie.

 

2.2.3 Oog voor kwetsbare doelgroepen

Waar ons armoedebeleid zich voorheen hoofdzakelijk richtte op inwoners in situaties van armoede en/of schulden, willen wij ons ook gaan richten op inwoners die in deze situatie dreigen te raken. Dit is goed te verdedigen vanuit preventie maar ook vanuit de realiteit. In toenemende mate wenden inwoners die formeel geen recht hebben op ondersteuning zich tot de gemeente voor ondersteuning. Zonder simpelweg meer en meer regelingen toe te gaan kennen, willen we deze inwoners toch verder helpen. Wanneer een inwoner geen aanspraak maakt op een minimaregeling en daar in het kader van maatwerk ook niet direct aanleiding toe is, voelen wij toch een zorgplicht om de inwoner verder te helpen. Dit kan ook buiten onze regelingen om. Denk aan een warme doorverwijzing naar een welzijnsinstelling of juridisch loket. We realiseren ons dat een inwoner niet voor niets bij ons aanklopt en in sommige gevallen een grote drempel over moet voordat hij om hulp vraagt.

 

Als gemeente houden we de ontwikkelingen in de samenleving in de gaten. Wanneer we (beginnende) problemen signaleren doen we daar iets mee. De groep zelfstandig ondernemers met een grote schuldenlast is daar het meest recente voorbeeld van. Waar ondernemers voorheen alleen vanuit het Bbz met hun schulden geholpen werden, willen we dat voor alle ondernemers doen, ongeacht inkomens- of vermogenspositie.

 

Een andere kwetsbare groep zijn inwoners in de schuldsanering. Voor deze inwoners kijken wij naar draagkracht in plaats van inkomen bij het beoordelen van aanvragen.

Tenslotte kennen we als laatste redmiddel de Voedselbank. Inwoners die om wat voor reden dan ook in een situatie terecht zijn gekomen waarin de voedselvoorziening onder druk staan, kunnen hier voor voedselpakketten terecht. Wij zien de Voedselbank als tijdelijke, uitzonderlijke vorm van ondersteuning. In principe moet iedere inwoner in zijn levensonderhoud kunnen voorzien, voedsel is daar het absolute minimum van. Het behoeft geen uitleg dat deze groep bijzonder kwetsbaar is en onze aandacht verdient.

 

2.3 Hoe we dit gaan bereiken

2.3.1 Alle kinderen doen mee

Om te zorgen dat alle kinderen mee kunnen doen en geen last ondervinden van de financiële situatie van hun ouders kent de gemeente Maashorst een uitgebreid Kindpakket. Hierin is rekening gehouden met alle facetten die belangrijk zijn in het meekomen en meedoen met leeftijdsgenoten.

 

Voor schooldeelname en het optimaal ontwikkelen van schoolprestaties kennen wij de laptopregeling. We zien dat zowel het belang als de kosten van digitale hulpmiddelen, zoals laptops, toenemen. Om die reden hogen we de regeling op naar €750,-.

Voor extra kosten van leermiddelen, zoals, schoolreisjes, kluisjeshuur of een (tweedehands) fiets, biedt Stichting Leergeld de helpende hand vanuit de schoolkostenregeling.

 

Om ook buiten school mee te kunnen doen zijn we al de samenwerking met het Jeugdfonds Sport en Cultuur aangegaan. Vanuit dit fonds kunnen jeugdigen uit gezinnen met een laag inkomen een sportabonnement afsluiten, lid worden van een culturele vereniging of de hierbij behorende zaken aanschaffen. Om de deelname van kinderen aan de maatschappij extra te bevorderen, maken we het mogelijk dat kinderen uit minimagezinnen tegelijkertijd van zowel de sportregeling als cultuurregeling gebruik kunnen maken. Anders dan in de afgelopen jaren, hoeft er dus niet meer gekozen te worden tussen voetbal of muziekles. Trakteren, een versierd huis en het openmaken van cadeautjes op je verjaardag hoort er daarnaast ook gewoon bij. Daarom blijven we samenwerken met Stichting Jarige Job, die het vieren van een verjaardag mogelijk maakt voor kinderen tot 12 jaar.

 

Zwemles is iets wat alle kinderen krijgen. Behalve leuk is het ook belangrijk om veilig het water in te gaan. De gemeente Maashorst maakt het daarom mogelijk voor kinderen uit minimagezinnen om zwemlessen te volgen voor zowel diploma A als B. Wij doen een tegemoetkoming in deze kosten. In de meeste gevallen is deze tegemoetkoming dekkend. Voor uitzonderlijke gevallen onderhouden we nauw contact met de lokale zwembaden om samen te zorgen dat alle kinderen veilig het water in kunnen.

 

2.3.2 Gecombineerde schuldhulpinterventies

Onze aanpak van schulden houdt rekening met alle fases van schuldhulpverlening en combineert verschillende wijzen van ondersteuning. Concreet gaat het erom dat wij van preventie en vroegsignalering tot schuldhulptrajecten en nazorginstrumenten inzetten die de financiële zelfredzaamheid van onze inwoners stimuleren. Door deze instrumenten te combineren, sluiten we beter aan op de hulpvraag van de inwoner.

 

Op preventief vlak doen wij al heel veel. Onze inspanningen op het gebied van gezondheidsachterstanden, eenzaamheid, laaggeletterdheid, onderwijsachterstanden, veilige leefomgeving, dragen stuk voor stuk bij aan de preventie van schulden. Andersom draagt onze nieuwe inzet op het voorkomen van schulden bij aan voornoemde uitdagingen. Specifiek voor onze schuldenaanpak zetten we extra in op informeren en bewustwording. Zo blijven we scholieren leren hoe om te gaan met geld via het programma Moneyways. Voorlichting op scholen is een goed begin maar om daadwerkelijk gezond financieel gedrag te stimuleren is meer nodig dan informeren alleen. Kinderen, jongeren, volwassenen en ouderen moeten allemaal schuldenvrij kunnen leven. Hiervoor is bewustwording van essentieel belang. Met een bewustwordingscampagne gericht op het bespreekbaar maken van geldzorgen, het doorbreken van het taboe op schulden en het vergroten van de vindbaarheid van onze ondersteuning, gaan we hier opvolging aan geven.

We bestendigen onze werkwijze vroegsignalering. Vanuit verschillende ‘vaste lasten partners’ ontvangen we signalen van betalingsachterstanden. Dit zijn woningcorporaties, zorgverzekeraars, nutsbedrijven en particulieren. Het aantal vaste lasten partners neemt iedere maand toe, een positieve ontwikkeling.

Met deze partners gaan we een overeenkomst aan waarin we voornamelijk afspreken dat signalen gedeeld mogen worden.

 

In december 2022 is er een nieuw landelijk convenant opgesteld met aangescherpte termijnen om op signalen te reageren, eenduidige aanlevering van signalen en de verplichting om eerst een eigen sociale incassoprocedure uit te voeren. Een nauwgezette naleving van dit convenant maakt het vrijwel onmogelijk om huurders uit te zetten of inwoners af te sluiten op basis van een betalingsachterstand. Als gemeente zetten wij ons in voor de naleving hiervan. Wij stellen onszelf het doel dat geen enkele inwoner meer uit huis wordt gezet of afgesloten, puur op basis van betalingsachterstanden.

 

Vanaf 2024 worden een aantal onderdelen op het gebied van de uitvoering van professionele schuldhulpverlening opnieuw aanbesteed. Van de aanbestedende partijen vragen we een goede bereikbaarheid voor zowel inwoners als collega’s, een snellere doorlooptijd dan wat wettelijk is bepaald, meer inzet op saneringskrediet, collectief schuldregelen en gebruik maken van het schuldenknooppunt, samenwerking met lokale ketenpartners en het ontsluiten van kwantitatieve gegevens ten behoeve van data-analyse. Daarbij hebben we ook aangegeven dat wij een aantal ‘light’ producten willen kunnen afnemen. Dit zijn alternatieven voor bewindvoering, zoals budgetbeheer en/of budgetcoaching. Naast hogere kwaliteitseisen aan professionele schuldhulpverleners, gaan wij meer inzetten op vrijwillige ondersteuning tijdens schuldhulptrajecten. De combinatie van laagdrempelige, persoonlijke hulp die vrijwilligers van ONS Welzijn kunnen bieden, met de op inhoud gerichte en zakelijke trajecten vanuit de schuldhulpverlener, werkt goed en biedt de inwoner handvatten zowel tijdens het traject als daarna.

 

Bij alle inwoners die schuldhulpverlening ontvangen wordt nazorg al in de intake besproken en in het plan van aanpak opgenomen. Het doel van nazorg is te voorkomen dat inwoners terugvallen in schulden. Wanneer een schuldentraject afloopt is dat in principe pas het begin van een schuldenvrij leven. Nu moet de inwoner het zelf doen. Een steuntje in de rug of extra check bij financiële huishouding, stimuleren van financiële zelfredzaamheid en het versterken van zelfvertrouwen moeten terugval voorkomen. Hoe nazorg er precies uitziet hangt af van de individuele situatie van de inwoner. Waar tijdens het schuldhulptraject al veel vaardigheden geleerd zijn, kan nazorg zich beperken tot het bestendigen van deze vaardigheden. In deze gevallen kan een telefoontje, aanbod tot het doornemen van bankrekeningen, bijvoorbeeld drie maanden na aflopen van het schuldhulptraject, al voldoende zijn. Inwoners die financiële vaardigheden nog niet voldoende onder de knie hebben, kunnen vanuit nazorg deze vaardigheden verder versterken. In deze gevallen is persoonlijk contact, een vrijwilliger, schuldmaatje of coach passend.

 

2.3.3. Een sluitende aanpak

In het merendeel van de gevallen moet ons minimabeleid dekkend zijn. Door ook rekening te houden met de uitzonderlijke gevallen, maken we ons beleid sluitend. Dit doen we door onze toegang breed toegankelijk te maken en inwoners te allen tijde te horen.

 

Voor ondernemers gaan we het plusproduct Schuldhulp voor Ondernemers afnemen van de Kredietbank Nederland of een andere aanbestede partij. Deze eis is dan ook nadrukkelijk meegenomen in de aanbesteding. In deze extra dienstverlening is zowel aandacht voor de privé- als zakelijke financiële situatie. Dit vraagt om specialistische expertise en ervaring die wij als gemeente niet in huis hebben.

 

Inwoners in de schuldsanering krijgen sneller en beter toegang tot ons minimabeleid doordat we gaan kijken naar draagkracht in plaats van inkomen. Hoeveel heeft het gezin daadwerkelijk te besteden in plaats van wat komt er maandelijks binnen.

 

We blijven gebruik maken van de Voedselbank en blijven daarbij streven naar een maximale duur van drie maanden. Dit is niet om de inwoner onder druk te zetten, maar omdat wij in die tijd een passend antwoord op diens hulpvraag gevonden moeten hebben. Daarbij bieden we iedere inwoner die van de Voedselbank gebruik gaat maken meteen ondersteuning. Onder het devies ‘geen pakket zonder traject’, pakken we de problemen aan en zorgen we ervoor dat de Voedselbank écht een tijdelijk redmiddel is.

3. We zijn er voor iedereen en iedereen kan meedoen

In Maashorst is het fijn wonen en leven, voor al onze inwoners. Geldzorgen, armoede en schulden trekken hier echter een zware wissel op. We hebben eerder gezien dat inwoners in deze situaties minder deelnemen aan het maatschappelijk verkeer. Andersom heeft deelname aan maatschappelijke activiteiten juist een positief effect op de kansen van inwoners om uit de financiële problemen te komen. Hierbij kan gedacht worden aan schooldeelname, wat de kans op een hogere sociaaleconomische positie vergroot. Werken, betaald of vrijwillig, draagt ook bij aan deze positie en geeft de nodige zingeving aan het leven. Tenslotte zorgt deelname aan sportieve, sociale of culturele activiteiten voor een sterkere sociale cohesie binnen een samenleving. Hierbij moeten we oog hebben voor alle inwoners, ook de inwoners die minder zichtbaar of bekend zijn. Als gemeente spannen we ons daarom maximaal in om alle inwoners met geldzorgen en/of schulden mee te laten doen.

 

3.1 Wat we zien

3.1.1 Onbetrouwbare, ontoegankelijke en ingewikkelde overheid

De overheid wordt niet door alle inwoners meer gezien als betrouwbare plek waar je terecht kunt voor ondersteuning of goede ideeën. Grote kwesties, waaronder de Toeslagenaffaire, de afhandeling van de Groninger aardbevingsschade en de coronacrisis hebben het imago van en vertrouwen in de overheid geschonden (I&O Research, 2021). Als gemeente hebben we daarom één en ander te repareren. Wanneer een inwoner vragen heeft wordt deze in sommige gevallen nog steeds van het kastje naar de muur gestuurd. Het is ook voor veel inwoners lastig om minimavoorzieningen aan te vragen. Dit aanvraagproces vergt de nodige financiële inzichten (kennis waar het juist vaak aan schort), leesvaardigheid, digitale vaardigheden en bewijsstukken. Het aanvragen van een minimaregeling moet niet ingewikkelder zijn dan noodzakelijk. Een meerjarig autoleasecontract afsluiten waarmee tienduizenden euro’s zijn gemoeid, vraagt op dit moment minder van inwoners dan het indienen van een aanvraag voor bijvoorbeeld ons Activiteitenfonds.

 

3.1.2 Meedoen is ingewikkelder dan het lijkt

Voor lang niet iedereen is meedoen in de samenleving vanzelfsprekend of eenvoudig. Voor veel inwoners is onze samenleving al erg complex, zij ervaren drempels die veel van ons zich moeilijk kunnen voorstellen. Hetzelfde geldt voor leven met geldzorgen en/of schulden. Het is niet enkel het gebrek aan financiële middelen dat meedoen in de weg staat, maar meer een gevoel van schaamte, sociaal isolement of taalkundige en/of culturele verschillen. Voor inwoners die gebukt gaan onder een schuldenlast is een activiteit in teamverband misschien te belastend in het begin. Ook zien we dat bepaalde ongeschreven gedragscodes, die horen bij een lidmaatschap van bijvoorbeeld een sportclub, voor niet iedereen haalbaar en/of duidelijk zijn. Het vervoeren van kinderen naar competities in andere gemeenten, bardienst draaien of rondjes geven, zijn eveneens drempels voor het meedoen.

 

3.1.3 Stille armoede en niet-gebruik van regelingen

Armoede is lang niet altijd zichtbaar. Sterker nog, veel inwoners doen er alles aan om dit te verbloemen. Stille armoede kenmerkt zich in het feit dat inwoners op het eerste oog niet tot de doelgroep minimabeleid behoren. Dit kan zijn omdat ze werk hebben met een inkomen boven de minimanormen, geen (zichtbare) schulden of überhaupt nog nooit iets met de gemeente van doen hebben gehad. Deze inwoners maken geen gebruik van inkomensondersteunende regelingen, ook al hebben ze daar recht op én kunnen deze regelingen bijdragen aan hun welzijn. We zien dat landelijk circa 35% van de huishoudens die recht hebben op algemene bijstand, hier geen gebruik van maakt (Inspectie SZW, 2021). Een kwart van deze doelgroep heeft geen inkomen en leeft dus, statistisch gezien ‘van de lucht’. In onze gemeente is ook sprake van het niet-gebruik van regelingen.

 

Het afgelopen jaar is er een tweede en complexere dimensie aan stille armoede bijgekomen. Dit is het verschijnsel dat inwoners, als gevolg van bijvoorbeeld inflatie, twijfels over de toekomst en onzekere arbeidsbetrekkingen, rigoureuze keuzes in hun uitgaven maken die niet passend zijn voor hun inkomensniveau. Economen waarschuwen beleidsmakers voor het blindstaren op vaststaande indicatoren; consumptieve bestedingen, omvang spaarsaldi en aflossingen op schulden (Rietman, 2022). Al deze indicatoren bleven in 2022 en begin 2023 op groen staan, ondanks de torenhoge inflatie. De enige verklaring hiervoor is dat grote groepen inwoners met uiteenlopende inkomens fors sneden in de kwaliteit van hun uitgaven. Denk hierbij aan bezuinigen op boodschappen, een ongezonder voedingspatroon, abonnementen voor de sportschool of theater opzeggen, de verwarming lager zetten of een minder dekkende zorgverzekering afsluiten. Deze vorm van stille armoede laat zich niet terugzien in cijfers en dat maakt het lastig om het zichtbaar te maken. Varend op de vaststaande economische indicatoren lijkt er weinig te gebeuren. In de praktijk speelt er juist van alles. We kunnen in dit opzicht daarom beter spreken van ‘blinde’ armoede. Voor hoge inkomens zijn deze keuzes onprettig maar niet onoverkomelijk.

Voor de midden- en lagere inkomens kan dit op termijn tot grote problemen leiden. Dit is niet per definitie schrijnende armoede maar wel armoede die zich verbergt achter een façade van welvaart.

 

3.2 Wat willen we bereiken

3.2.1 Betrouwbare en toegankelijke gemeente

Als gemeente stellen we ons open en verwelkomend op naar de inwoner en benaderen deze vanuit vertrouwen. We hebben één centrale toegang waar alle informatie duidelijk en overzichtelijk te verkrijgen is. Onze informatie is digitaal te raadplegen maar blijft ook op papier bestaan, in taal die de inwoner begrijpt. Er zijn geen (onnodige) drempels voor het aanvragen van een regeling van de gemeente. Er rust geen taboe op ondersteuning vanuit de gemeente en bij het aanvragen worden niet meer (bewijs)stukken gevraagd dan strikt noodzakelijk.

 

Toegankelijk en transparant zijn we niet alleen naar de inwoner. Datzelfde geldt intern voor onze collega’s. Samenwerking binnen en tussen domeinen of afdelingen wordt gestimuleerd.

 

Tenslotte valt of staat onze hele aanpak met laagdrempelige toegang. Hulp voor onze inwoners moet laagdrempelig en eenvoudig beschikbaar zijn. Een sterke sociale basis in het dorp of de wijk is hiervoor het vertrekpunt. Inwoners kennen elkaar, hebben zorg voor elkaar en helpen elkaar. Ze worden hierbij ondersteund door een vangnet van professionele organisaties.

 

3.2.2 We bieden uiteenlopende mogelijkheden aan om mee te doen

De activiteiten, lidmaatschappen en abonnementen waaraan de doelgroep van ons minimabeleid kan deelnemen zijn breed van aard en bieden volop keuze. Niet alle inwoners willen sporten of een muziekinstrument spelen, maatschappelijke deelname houdt niet voor iedereen hetzelfde in. We breiden daarom ons aanbod continue uit en hebben daarin ook laagdrempelige activiteiten die het opstapje (kunnen) zijn naar meer.

 

3.2.3 We zijn bereikbaar, duidelijk en werken outreachend

We staan als gemeente middenin de wijken en kernen. We staan hier niet middenin als een kasteel met wachttorens, hoge muren en een ophaalbrug, maar als goed bereikbare en veilige plek voor iedereen. Onze dienstverlening is laagdrempelig en eenvoudig te vinden. In ons contact met inwoners zijn we duidelijk en meedenkend. Bij het aanvragen van één regeling wijzen we de inwoner direct op de andere regelingen of voorzieningen waar deze ook recht op heeft. Bijvoorbeeld wanneer een ouder bij Stichting Leergeld wordt aangemeld voor een aantal activiteiten voor zijn kind, dan is het vanzelfsprekend dat de ouder ook geattendeerd wordt op ons Activiteitenfonds voor volwassenen. Deze positieve ervaringen worden gedeeld via mond-tot-mond reclame met buren, vrienden of familieleden, waardoor deze zich als dat nodig is ook sneller tot ons wenden.

 

3.3 Hoe we dit gaan bereiken

3.3.1 Inclusieve, doelgroepgerichte benadering en duurzame oplossingen

Als gemeente zijn wij er voor alle inwoners, ongeacht hun achtergrond of situatie. Wij brengen ons nieuwe armoede- en schuldenbeleid tot uitvoering in samenspraak met onze inwoners. Mede om die reden is ons minimabeleid opengesteld voor inwoners tot 120% van het sociaal minimum. De nadruk van ons armoedebeleid ligt bovendien op het stimuleren van financiële zelfredzaamheid en, in het verlengde hiervan, sociale mobiliteit. Het creëren van werkgelegenheid, aanbieden van onderwijs en training en het verbeteren van toegang tot voorzieningen dragen hieraan bij. Een belangrijk aspect van een inclusief armoedebeleid is het erkennen van de menselijke maat. Dit betekent dat ons beleid moet aansluiten op de persoonlijke omstandigheden van inwoners en dat hulpverleners hier begrip voor hebben. Meer maatwerk en individuele ondersteuning in plaats van standaardoplossingen is ons devies.

 

De integrale intake is een mooi beginpunt. Dit blijven we dan ook doen. Daarnaast zetten we in op meer begrip voor de diversiteit in onze samenleving door middel van trainingen en intervisie.

 

3.3.2 Werken vanuit vertrouwen

Onze collega’s van het sociaal domein worden gestimuleerd om de inwoner te benaderen vanuit vertrouwen. Dit vraagt de nodige durf van deze medewerkers maar ook van management en bestuur. Om onze collega’s een steuntje in de rug te geven, zetten we naar behoefte trainingen en intervisiesessies in. We verwachten niet dat deze werkwijze binnen een aantal maanden eigen is gemaakt. Ervaring leert dat dit eerder een kwestie van jaren is.

 

3.3.3 Begrijpelijke communicatie en eenvoudig vindbare informatie

In onze communicatie-uitingen houden we rekening met verschillende doelgroepen. Intern is hier al veel aandacht voor, dit juichen we toe. We stellen ook externe partners actief op de hoogte van onze regelingen en zoeken de samenwerking op met het Informatiepunt Digitale Overheid van de bibliotheek.

 

Alle regelingen in Maashorst zijn gebundeld in een folder waarin deze eenvoudig beschreven zijn. De folder is verspreid op verschillende plekken in onze gemeente en is gedrukt in verschillende talen. Hij is ook digitaal te raadplegen als PDF op onze website.

 

Naast het overzicht van onze regelingen in de folder verkennen we in hoeverre onze online vindbaarheid vergroot kan worden. Een platform waarop inwoners zelf aan de hand van een aantal vragen in één oogopslag kunnen zien waar ze mogelijk voor in aanmerking komen, is ons streven.

 

3.3.4 De toegang op orde

We blijven inzetten op de kwaliteit van onze toegang. Naast een visitekaartje voor onze gemeente, is de toegang van groot belang in het wijzen van de juiste weg binnen de gemeente. Oren en ogen voor onderliggende problematiek zoals sluimerende schuldsituaties of familieproblemen blijven van belang.

Het aanvraagproces van al onze minimaregelingen gaan we goed onder de loep nemen. Aanvragen kunnen zowel online als op papier worden gedaan. We vragen enkel (bewijs)stukken op die noodzakelijk zijn. Formulieren worden herschreven in begrijpelijke taal.

 

Een eenduidige werkwijze van onze medewerkers en het borgen van werkafspraken wanneer medewerkers uitvallen of elders hun dienstbetrekking vinden, zijn in dit opzicht ook van belang. Hiervoor worden werkprocessen duidelijk beschreven en vindt regelmatig intervisie plaats.

 

3.3.5 Ervaringsdeskundigen

Ervaringsdeskundigen weten als geen ander welke gevolgen armoede en schulden hebben op je leven. De informatie hiervan is waardevol voor ons beleid. Daarnaast fungeren ervaringsdeskundigen als voorbeeld voor inwoners. Door ervaringsdeskundigen prominent te positioneren in onze uitvoeringspraktijk en te betrekken bij de beleidsvorming, geven we een duidelijk signaal af; we zien en begrijpen jullie. Dit kan inwoners over de streep trekken om (eerder) hulp te zoeken en creëert vertrouwen in de gemeente. We willen met onze ketenpartners onderzoeken hoe we de inzet en betrokkenheid van ervaringsdeskundigen kunnen vergroten en betrekken ervaringsdeskundigen in het verbeteren van onze dienstverlening.

4. We trekken samen op tegen armoede en schulden

Om de situatie van de inwoner volledig inzichtelijk te krijgen en te verbeteren, is samenwerking tussen gemeente en maatschappelijke partners van essentieel belang. Binnen de keten armoede en schulden bevinden zich veel organisaties die zich, ieder op hun eigen manier, bezighouden om dit aan te pakken. Samen met deze partners kunnen we onze aanpak volledig dekkend maken. We erkennen hierin elkaars rol en sturen op nauwere samenwerking. Iedere partner kan, op zijn eigen manier, zo bijdragen aan het bestrijden van armoede en schuldenproblematiek.

 

4.1 Wat we zien

4.1.1 Versplintering van het netwerk

In onze gemeente zijn erg veel organisaties betrokken bij het thema armoede en schulden. Dit is een positief gegeven dat de betrokkenheid van onze inwoners duidelijk onderstreept. Van werkgroepen, wijkraden, ontmoetingsplekken, liefdadigheidsverenigingen, welzijnsorganisaties tot ondernemersverenigingen, in vrijwel alle wijken en gelederen van onze gemeente is wel iets te vinden. Het probleem is dus niet een gebrek aan goede initiatieven. Wij signaleren echter wel dat deze initiatieven veelal op zichzelf werken en er onderling weinig afstemming plaatsvindt. Dit is jammer aangezien we door samen te werken, elkaar kunnen versterken.

 

Ook op het gebied van schuldhulpverlening liggen kansen voor meer en betere samenwerking. Hierbij gaat het om beter contact in het doorverwijzen naar externe instanties voor bijvoorbeeld schuldhulptrajecten.

 

Tenslotte is meer samenwerking met bewindvoerders in onze gemeente een punt van aandacht. Als gemeente bekostigen we vanuit de bijzondere bijstand de kosten voor bewindvoering voor inwoners die dat zelf niet kunnen betalen. Daarnaast vervullen bewindvoerders een belangrijke rol in de brede aanpak van schulden. Wij hebben echter geen rol om de kwaliteit van bewindvoering te toetsen en er vindt geen afstemming plaats wanneer inwoners onder bewind worden gesteld of daaruit worden ontheven. Bewindvoering is daardoor een ‘blinde vlek’ in onze brede aanpak van schulden.

 

4.1.2 De gemeente als hulpverlener kent beperkingen

Als gemeente doen wij er alles aan om inwoners met geldzorgen zo goed mogelijk van dienst te zijn, getuige dit beleidskader. We moeten ons realiseren dat wij niet voor alle vragen een oplossing hebben en gebonden zijn aan wet- en regelgeving. Wij voeren bijvoorbeeld de bijstand uit in medebewind van de Rijksoverheid. De regels die wij hanteren binnen de Participatiewet worden door het Rijk bepaald. Daarbij mogen wij als gemeente geen inkomenspolitiek bedrijven. Ook zijn onze middelen beperkt en bovendien publiek, dit vraagt om een zorgvuldige afweging voor we deze inzetten. Door deze kaders kent het uitoefenen van onze hulpverlenende rol de nodige beperkingen.

 

4.2 Wat willen we bereiken

4.2.1 We kennen het bredere netwerk van ketenpartners

De gemeente Maashorst is onderdeel van een bredere keten van organisaties die samen armoede en schuldenproblematiek tegengaan. Wij weten organisaties te vinden en andersom. Er bestaan directe lijntjes tussen onze collega’s en vrijwilligers of medewerkers van externe partners.

 

4.2.2 We betrekken ons netwerk actief in onze dienstverlening

In het zoeken naar maatwerkoplossingen voor onze inwoners kunnen we aanvullende ondersteuning inzetten vanuit ons netwerk waar onze eigen ondersteuning tekortschiet. Deze kunnen voorliggend zijn; de inwoner is geholpen met een algemeen beschikbare voorziening zoals de bibliotheek, een voorziening vanuit de eigen kring zoals hulp van een familielid, of een regeling zoals de Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO). Deze kunnen complementair aan onze ondersteuning zijn, zoals het inzetten van een schuldmaatje naast een professioneel schuldsaneringstraject. Hierbij valt te denken aan kerstpakketten van de Rotary of de sinterklaasactie.

 

Met externe schuldhulpverlenende partijen hebben we periodiek overleg op casusniveau en wij pakken onze rol in de toeleiding naar en uit schuldhulptrajecten. Voor de inwoner begint het schuldentraject bij een van onze collega’s en eindigt deze eveneens bij (idealiter) dezelfde collega.

 

Bewindvoerders en gemeentelijke schuldhulpverleners kennen elkaar en wisselen waar nodig casus-informatie met elkaar uit. De gemeente heeft een vast aanspreekpunt voor bewindvoerders en kent een werkproces voor het registreren van en acteren op signalen van onzorgvuldig handelen van een bewindvoerder.

 

4.3 Hoe we dit gaan bereiken

4.3.1 Platform geldzorgen

Om elkaar te kennen moeten we elkaar spreken en zien. Daarom neemt de gemeente het initiatief om een platform op te richten waarin alle organisaties deelnemen die betrokken zijn bij het bestrijden van armoede in onze gemeente. Dit platform komt een aantal keer per jaar samen om de situatie te bespreken, ideeën uit te wisselen en elkaar te leren kennen. Het is nadrukkelijk niet onze intentie om dit platform vanuit de gemeente te blijven aansturen. Na de initiatie-fase, zal de gemeente de rol van deelnemer op zich nemen.

 

4.3.2 Gebiedsgerichte aanpak

Vanuit andere domeinen is de gebiedsgerichte aanpak al aardig ingebed in de uitvoering. Gebiedsgerichte aanpak is een werkwijze waarbij verschillende maatschappelijke partners samenwerken voor onze inwoners met meerdere problemen. We werken echt in de wijken of kernen en organiseren ondersteuning zo dichtbij mogelijk. Vaak is er sprake van armoede en schulden in samenhang met bijvoorbeeld psychosociale problemen of met de woon/leefsituatie. Hier hebben we oog voor. Er worden tussen de verschillende maatschappelijke partners afspraken gemaakt over de rol van de verschillende hulpverleners en hun verantwoordelijkheid.

 

4.3.3 We kennen onze ketenpartners en erkennen de kracht daarvan

Als gemeente hebben we ons netwerk haarfijn inzichtelijk en er is over en weer contact met alle netwerkpartners. Vrijwilligersorganisaties of maatschappelijk betrokken inwoners vervullen essentiële rol in de aanpak van geldzorgen en/of armoede. Als gemeente werken we daarom outreachend en investeren we in goede samenwerking met maatschappelijke partners.

 

4.3.4 Verkennen invulling geven Adviesrecht bij schuldenbewind

Het is voor gemeenten mogelijk om te rechtbank te adviseren bij het instellen van schuldenbewind. Dit zogenaamde Adviesrecht heeft veel voeten in aarde en moet zorgvuldig worden uitgezocht voordat we hiermee aan de slag gaan. We zetten de eerste stappen om dit te verkennen.

5. We hebben een gedegen monitoring en sturen op resultaten

Om te kijken of onze aanpak van armoede en schulden werkt, wordt monitoring en effectmeting steeds belangrijker. Op basis van een aantal ‘effectindicatoren’ kunnen we zien hoe ons beleid zijn uitwerking heeft in de praktijk. Hierin gaat het nadrukkelijk niet uitsluitend om de cijfers, maar juist om de duiding ervan. Wat zeggen de cijfers precies, welke kwalitatieve lessen kunnen we hieruit trekken en hoe verhouden onze cijfers zich ten opzichte van andere gemeenten en/of overheden. Op basis van deze analyse krijgen we inzicht in de maatschappelijke effecten van ons beleid en kunnen we tijdig bijsturen.

 

Monitoring en gedegen informatie zijn ook van belang voor onze financiën. Een groot deel van ons minimabeleid zijn namelijk open-einde regelingen, dit houdt in dat aan deze regelingen geen budgetplafond is verbonden. Om het overzicht op onze financiële huishouding te houden, moet dit goed gemonitord blijven. Voor de regelingen die wél een budgetplafond kennen, is monitoring van uitgaven mogelijk nog belangrijker. We moeten het gebruik daarvan nauwgezet in de gaten houden, zodat we tijdig een afweging kunnen maken of ophoging van het budget wenselijk of noodzakelijk is.

 

5.1 Wat we zien

5.1.1 Overvloed aan data en informatie

De tijd waarin wij leven wordt ook wel eens het ‘informatietijdperk’ genoemd. Informatie is overal veelvuldig verkrijgbaar. Vrijwel iedere organisatie heeft een dashboard of biedt periodiek cijfers aan. Deze bulk aan harde cijfers moeten wij filteren, combineren en interpreteren, dit is ingewikkeld en vraagt om de nodige (uren)inzet. We maken daarom niet altijd optimaal gebruik van deze informatie. Ook uit het registreren van informatie, bijvoorbeeld vanuit vroegsignalering, kunnen we veel meer halen.

 

5.1.2 Data in het sociaal domein zijn niet eenduidig te interpreteren

Sociale wetenschap kenmerkt zich in de complexiteit van betrouwbaarheid en validiteit van data. Mensen verschillen onderling en ook nog eens op per situatie. De uitwerking van onze inspanningen meten is daarom erg lastig. Cijfers vanuit betrouwbare bronnen zoals het CBS of onze eigen systemen vertellen nooit het hele verhaal. Landelijke werkeloosheidscijfers zeggen weinig over de lokale situatie wanneer een grote werkgever naar een andere provincie is verhuisd. Een forse daling van ons bijstandsbestand zegt weinig over onze effectiviteit op het bevorderen van uitstroom, wanneer de sterk vergrijzende bevolking uitstroomt naar de AOW. De snelheid van schuldhulptrajecten is niet per definitie een graadmeter voor de kwaliteit ervan wanneer de wet bepaalt dat het minnelijk traject in de helft van de tijd moet. We hebben tenslotte eerder gezien dat stille of blinde armoede zich überhaupt niet laat meten. In feite zijn dus alle sociale data inherent onbetrouwbaar en invalide.

 

5.2 Wat willen we bereiken

5.2.1 Werken met effectindicatoren en -metingen

Om het bos door de bomen te kunnen blijven zien filteren en bundelen we informatiestromen in effectindicatoren. Deze indicatoren vervullen een belangrijke rol in het meten van de effectiviteit van ons beleid. Om de betekenis van ‘indicator’ uit te leggen is een vergelijking met de Engelse gelijknamige term voor richtingaanwijzer te maken. Met deze effectindicatoren willen we ook een richting aangeven. We realiseren ons dat we nooit volledig betrouwbare en/of valide informatie tot onze beschikking hebben. Het beste wat we kunnen doen is, door middel van deze effectindicatoren, de richting weer te geven waarop de uitwerking van ons beleid koerst.

 

5.2.2 Onze eigen systemen worden optimaal gebruikt

De systemen waarmee onze collega’s werken worden optimaal benut ten behoeve van sturingsinformatie. We kunnen met een paar klikken opvragen in welke wijk de meeste betalingsachterstanden voorkomen, wat de voornaamste redenen van bijstandsafhankelijkheid zijn of in welke periode onze inwoners overstappen van zorgverzekering. Met deze informatie kunnen we gerichter informeren, bijvoorbeeld over onze collectieve zorgverzekering rond de maand waarop de meeste inwoners overstappen. Met deze informatie kunnen we ons beleid bijsturen, bijvoorbeeld door een reeks sollicitatietrainingen in te kopen wanneer er sprake is van een grote toestroom van jonge werkzoekenden. Met deze informatie kunnen we gedegen prognoses maken en op basis daarvan, scherper budgetteren. We kunnen met deze informatie zelfs anticiperen op toekomstige problemen én deze dus voorkomen. Denk hierbij aan het inzetten van energiecoaches en energiebesparende maatregelen bij oplopende betalingsachterstanden op de energierekening.

 

5.3 Hoe we dit gaan bereiken

5.3.1 Combineren van kwalitatieve en kwantitatieve informatiestromen

In het verklaren van sociale fenomenen maakt de sociale wetenschap veelvuldig gebruik van een combinatie van case-studies en statistiek zoals regressie-analyses. Voor ons gaat deze keiharde wetenschappelijke benadering mogelijk te ver maar we kunnen hier wel lering uit trekken. Door harde kwantitatieve cijfers uit dashboards, rapporten en onze eigen systemen te combineren met kwalitatieve informatie zoals signalen van inwoners, enquêtes of gesprekken met ketenpartners, krijgen we een veel beter beeld van de werkelijkheid. In het bepalen of ons gevoerde beleid de gewenste effecten heeft, maken we daarom gebruik van zowel kwalitatieve als kwantitatieve data. Enquêtes, klanttevredenheidsonderzoeken, focusgroepen en het registreren van typen signalen worden vast onderdeel van onze eigen evaluatie.

 

5.3.2 Opstellen van meetbare effectindicatoren

Samen met de betrokken collega’s worden in een aantal werksessies effectindicatoren geformuleerd die meetbaar moeten zijn en iets zeggen over een bepaald maatschappelijk effect.

 

5.3.3 Gebruik maken van externe partijen, rapportages en monitors

Het verzamelen en duiden van informatie evenals het trekken van conclusies, hoeven we niet allemaal zelf te doen. We gaan meer gebruik maken van de expertise van kennisinstituten zoals het Nibud, Stimulansz of Divosa. Deze partijen bieden waardevolle rapportages en monitors aan die van grote waarde zijn in het meten van effecten van ons beleid.

 

Ook bieden systeemleveranciers of applicatiebeheerders het nodige aan ondersteuning voor het zuiver houden van onze registratie. Een goed voorbeeld hiervan is de module Vroegsignalering 2.0 waarin stapsgewijs de registratie van ons regie- en matchingssysteem wordt doorgelicht.

6. Financiën

In de begroting 2022 van Maashorst zijn de eerder begrote bedragen van de voormalige gemeenten Uden en Landerd samengevoegd. In dit hoofdstuk wordt weergegeven welke effecten ons nieuwe beleid op de begroting heeft.

 

6.1 Beschikbaar budget

De huidige begroting ziet er samengevat op dit moment als volgt uit:

 

* hierbij is rekening gehouden met onvermijdbare autonome ontwikkelingen die in de 2e afwijkingenrapportage worden gemeld.

** Bovenstaand budget is onder voorbehoud van de ingebrachte wens voor de begroting 2024 in het kader van de schuldhulptrajecten voor ondernemers.

 

6.2 Financiële effecten nieuw beleid

In dit beleidskader worden enkele maatregelen en wijzigingen voorgesteld ten opzichte van het huidige beleid. Onderstaand de maatregelen/wijzigingen waarbij we verwachten dat deze een financieel effect hebben op de begroting. Deze leiden tot een extra budgetvraag.

 

7. Samenvatting en overzicht

7.1 Samenvatting

7.1.1 Aanpak kindarmoede

Om kindarmoede in onze gemeente uit te bannen zetten we (extra) in op de volgende onderdelen:

  • -

    Verhogen bijdrage voor laptop of schooltas van €512,- naar €750,-.

  • -

    Het Jeugdfonds Sport en Cultuur mag worden aangevraagd voor zowel sportieve als culturele activiteiten.

  • -

    Er komt een zwemregeling die een bijdrage doet in het behalen van zwemdiploma A en B.

7.1.2 Gecombineerde schuldhulpinterventies

Op preventief vlak gaan we meer doen aan voorlichting en informatievoorziening op scholen. We gaan door met de lessen van Moneyways. Dit combineren we met een spreekuur voor geldzorgen en schulden. Naast voorlichting willen we bewustwording creëren voor het thema geldzorgen en schulden. Dit doen we door middel van een professioneel opgezette bewustwordingscampagne.

 

We zetten extra in op vroegsignalering, stroomlijnen de aanpak door gebruik te maken van de module Vroegsignalering 2.0 van Inforing en gaan aan de slag met het aangescherpte convenant vroegsignalering.

 

Als alternatief voor een zwaar middel als bewindvoering en om de focus te verleggen van het oplossen van de schuld naar het financieel gezond maken van inwoners, gaan we meer gebruik maken van budgetbeheer.

 

Nazorg wordt een integraal onderdeel van schuldhulpverlening en het wordt daarom opgenomen in het plan van aanpak.

 

7.1.3 Sluitende aanpak van armoede en schulden

Door ruimte te maken voor maatwerk, houden we rekening met inwoners die als gevolg van uitzonderlijke omstandigheden buiten de boot vallen. Voor inwoners in de schuldsanering kijken we naar de draagkracht in plaats van het inkomen. De Voedselbank zien wij als tijdelijke noodoplossing voor drie maanden waaraan een ondersteuningstraject onlosmakelijk is verbonden. Voor ondernemers bieden we schuldhulpverlening aan die zich specifiek richt op de financiële problemen waar deze groep mee te maken heeft.

 

7.1.4 Inclusief en breed aanbod activiteitenfonds

We zoeken naar nieuwe activiteiten voor inwoners die (nog) niet mee kunnen doen met ons huidige aanbod. Dit zijn laagdrempelige activiteiten zonder veel sociale verplichtingen.

 

7.1.5 Nieuwe werkwijze en klantbenadering

We gaan nog meer werken vanuit vertrouwen. Dit doen we met oog voor de diversiteit aan inwoners die onze gemeente kenmerkt. Onze dienstverlening is gericht op duurzame oplossingen waarbij er ruimte is voor maatwerk. In het aanvraagproces van regelingen of voorzieningen vragen we niks meer dan strikt noodzakelijk. Tenslotte dragen goed beschreven werkprocessen en werkafspraken bij aan de eenduidigheid en snelheid van onze dienstverlening. De diverse collega’s die onze inwoners spreken krijgen door middel van trainingen en intervisie hiervoor de benodigde handvatten aangereikt.

 

7.1.6 Begrijpelijke en vindbare informatie

We zetten onze inspanningen gericht op begrijpelijke communicatie door. Zowel de fysieke folder als onze website wordt onder handen genomen. Om onze regelingen nog beter vindbaar te maken, gaan we gebruik maken van een online tool waarop de inwoner zelf kan nagaan voor welke regelingen deze in aanmerking komt.

 

7.1.7 Platform geldzorgen

Samen met onze ketenpartners richten we een platform op om elkaar te leren kennen, ideeën uit te wisselen, signalen te delen en inwoners nog beter te helpen. Hoewel de gemeente het initiatief hiertoe neemt, zullen we het platform niet blijven besturen. Wij zien onszelf hierin als actor in het bredere speelveld. Op termijn moet dit platform zijn eigen regie nemen.

 

7.1.8 Nauwere samenwerking met onze ketenpartners

Gebiedsgericht werken en de aanpak van multiproblematiek doen we samen met onze ketenpartners. We investeren in de relatie en betrekken elkaar in onze plannen, over en weer. Als gemeente kennen we onze kracht en onze beperkingen. Door samen te werken kunnen we elkaar versterken en aanvullen.

 

7.1.9 Meer doen met en meer halen uit data

Door onze eigen cijfers, landelijke informatie en rapporten van derden te combineren met inwonerervaringen, enquêtes en signalen van collega’s of ketenpartners, krijgen we een beter beeld van de werkelijke uitwerking van ons beleid. We gebruiken onze eigen systemen optimaal en blijven hier scherp op. Waar nodig vliegen we de hulp in van de leveranciers. Hoewel we ons realiseren dat deze informatie nooit volledig betrouwbaar en/of valide is, geeft dit ons een gedegen richting om uitspraken te doen over de werking van ons beleid. Het opstellen van meetbare effectindicatoren met inhoudelijk betrokken collega’s draagt hieraan bij. We waarderen betrouwbare informatie en maken hiervoor gebruik van externe kennisinstituten.

 

7.2 Overzicht

7.1 Begrotingsoverzicht 2024-2028

De verwerking van ons nieuwe beleid inclusief de extra budgetvraag resulteert in onderstaand Begrotingsoverzicht voor de periode 2024-2028.

 

 

7.2.1 Kindarmoede

Regeling/voorziening

Gericht op

Laptop/schoolktasregeling

Schooldeelname

Stichting Leergeld

Schooldeelname

Jeugdfonds Sport en Cultuur

Maatschapelijke deelname

Stichting Jarige Job

Maatschappelijke deelname

Zwemregeling

Maatschappelijke deelname

 

7.2.2 Gecombineerde schuldhulpinterventies

Regeling/voorziening

Gericht op

Moneyways, spreekuur geldzorgen ROC, informatie basisscholen

Financiële educatie

Bewustwordingscampagne doorbreek het taboe op geldzorgen en schulden

Bewustwording en vindbaarheid gemeente

Aanpak vroegsignalering

Voorkomen problematische schulden

Budgetbeheer, coaching

Alternatieven voor bewindvoering

Nazorg

Voorkomen recidive

 

7.2.3 Sluitende aanpak

Regeling/voorziening

Gericht op

Schuldhulp voor ondernemers

Oplossen schulden en financieel zelfredzaam maken ondernemers

Draagkracht in plaats van inkomen

Eerlijk en inclusief minimabeleid

Voedselbank

Tijdelijke ondersteuning in uitzonderlijke situaties

 

7.2.4 Inclusief en breed aanbod activiteitenfonds

Regeling/voorziening

Gericht op

Activiteitenfonds

Maatschappelijke deelname

 

7.2.5 Nieuwe werkwijze en klantbenadering

Regeling/voorziening

Gericht op

Trainingen en intervisie collega’s

Bestendigen nieuwe werkwijze, werken vanuit vertrouwen en vanuit de bedoeling

 

7.2.6 Begrijpelijke en vindbare informatie

Regeling/voorziening

Gericht op

Doorontwikkeling folder geldzorgen

Informatievoorziening aan inwoners

Doorontwikkeling website

Informatievoorziening aan inwoners

Online tool inkomensondersteunende regelingen

Vindbaarheid regelingen en eenvoud aanvragen

Ervaringsdeskundigen

Betere aansluiting beleidsvorming op realiteit en voorbeeldfunctie

 

7.2.7 Platform geldzorgen

Regeling/voorziening

Gericht op

Oprichting platform, ondertekenen ‘pact’

Versterken samenwerking binnen de keten

 

7.2.8 Nauwere samenwerking met onze ketenpartners

Regeling/voorziening

Gericht op

Periodieke overleggen ketenpartners

Versterken samenwerking binnen de keten

Opstellen werkinstructie signalen bewindvoerders

Borgen kwaliteit bewindvoering

 

7.2.9 Meer doen met en meer halen uit data

Regeling/voorziening

Gericht op

Afnemen minima-effectrapportage

Evalueren beleid

Uitvoeren kwalitatieve onderzoeken

Betrekken inwoners, verkrijgen van gedegen beeld samenleving

Benchmark Divosa

Evalueren beleid

 

8. Tot slot

Dit is het eerste beleidskader armoede en schulden van de gemeente Maashorst. Een nieuwe gemeente met nieuwe ambities, systemen, collega’s en uitdagingen. Al dit nieuwe moet zijn plek vinden, zo ook de uitgangspunten in dit beleidskader. Om die reden is ervoor gekozen om de uitgangspunten in dit beleidskader breed te formuleren. Er zijn geen vooraf strak omlijnde programma’s of stappenplannen geformuleerd. In plaats daarvan geeft dit kader de ruimte en richting om nieuw beleid te ontwikkelen. Op deze manier creëren we de ruimte om nieuwe dingen te proberen, fouten te maken en hieruit lessen te trekken. Zo maken we het, voor de zich nog sterk ontwikkelende organisatie, mogelijk om de uitwerking van het nieuwe beleid goed in te regelen en borgen.

 

De nieuwe gemeente maakt vergelijken met voorgaande beleidskaders ook lastig. De voormalige gemeenten Uden en Landerd hadden ieder hun eigen beleid op armoede en schulden. Het is voor dit beleidskader dan ook extra belangrijk om goed te evalueren. Normaliter worden beleidskaders na afloop ervan geëvalueerd. De gestelde doelen en resultaten worden dan over een langere periode, circa vier jaar, geanalyseerd. Om voor dit prille beleidskader de vinger aan de pols te houden, stellen we voor deze halverwege al te evalueren. We kijken dan niet zozeer naar het behalen van de gestelde doelen maar naar de genomen stappen om het in dit beleidskader voorgestelde beleid uit te voeren.

 

Vanzelfsprekend blijven we doorlopend de situatie rondom armoede en schulden in onze gemeente en in het land volgen. We blijven alert op ontwikkelingen, spelen hierop in en sturen tijdig bij.

 

Literatuurlijst

 

Antonides, G. (2007). Income Evaluation and Happiness in the Case of an Income Decline. Kyklos 60 (4), 467-484.

Babcock, E. D. (2014). Using brainscienceto design new pathways out of poverty. Crittention Women's Union.

Bellaart, H. en Brock, A. (2022, januari). KIS Wijkmonitor 2021. Verschillen in leefsituatie tussen groepen naar herkomst. Kennisplatform Inclusief Samenleven.

BKR (2022). Schuldenmonitor 2021. Bureau voor Kredietregistratie.

Breejen den, E. (2016). Aanpak armoede meer dan alleen oplossen schulden. Sociaal Bestek TijdschriftVoor Werk, Inkomen En Zorg, 78 (4), 60-61.

Bregman, R. (2014). Waarom arme mensen domme dingen doen. Geraadpleegd op 29 augustus 2023 via: https://decorrespondent.nl/511/waarom-arme-mensen-domme-dingen-doen/19645395-f6c9a0bd

CBS (2019). Armoede en sociale uitsluiting. Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 8 augustus 2023 via: https://www.cbs.nl/nl-nl/publicatie/2021/49/armoede-en-sociale-uitsluiting-2021

CBS (2021, 30 juni). Aantal huishoudens met problematische schulden niet toegenomen. Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 12 juli 2023 via: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2021/26/aantal-huishoudens-met-problematische-schulden-niet-toegenomen

CBS (2022, 12 mei). Nederlands bbp per inwoner anderhalf keer EU-gemiddelde. Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 21 juni 2023 via: https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2022/19/nederlands-bbp-per-inwoner-anderhalf-keer-eu-gemiddelde

Chetty, R. et al. (2016) The Association Between Income and Life Expectancy in the United States, 2001-2014. Journal of the American Medical Association, 315(16). Geraadpleegd op 5 juli 2023 via: https://jamanetwork.com/journals/jama/article-abstract/2513561

De Bosch Kemper, J. (1851) Geschiedkundig onderzoek naar de armoede in ons vaderland, hare oorzaken en de middelen die tot hare vermindering zouden kunnen worden aangewend. Haarlem.

Divosa. (2019). Wanneer rondkomen niet vanzelfsprekend is. Geraadpleegd op 26 juli 2023 via: https://www.divosa.nl/publicaties/wanneer-rondkomen-niet-vanzelfsprekend

Felitti, V.J. et al. (1998) Relationship of childhood abuse and household dysfunction to many of the leading causes of death in adults. The Adverse Childhood Experiences (ACE) Study. American Journal of PreventiveMedicine, 14 (4), 245-58.

Franken, M., Houten, M., van Lammersen, G., Mateman, H., en Verweij, S. (2016). Werk en inkomen - kennis en interventies geordend. Kennissynthese over methodisch werken, integraal werken en armoede en schulden. Utrecht. Movisie.

Gastelaars, M. (2006). Excuses voor het ongemak. De vele gevolgen van klantgericht organiseren. Den Haag: Uitgeverij SWP.

Geuns van, R. Jungmann, N. Kruis, G., Calkoen, P. en Anderson, M. (2011). Schuldhulpverlening loont! Een onderzoek naar de kosten en baten van schuldhulpverlening. Hogeschool Utrecht en Regioplan, publicatienr. 2120, Amsterdam.

Gowricharn, R. (2000). De grenzen van de polder. over armoede onder allochtonen. Utrecht. Forum.

Greef de, M.H.G. (1992). Het oplossen van problematische schulden. Een analyse van de invloed van de hulpverlening, interorganisationele samenwerking en huishoudkenmerken op de effectiviteit van schuldregelingen. Groningen.

Groen, A., Horssen van, C., Veerman, N. (2022). Rondkomen en betalingsproblemen – ervaringen van Nederlandse huishoudens in onzekere tijden. Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting.

Hosper, K. en Loenen van, T. (2021, februari). Leven met ongezonde stress. Aandacht voor chronische stress in de aanpak van gezondheidsverschillen. Pharos.

Inspectie SZW (2021, 30 april). Niet-gebruik van de algemene bijstand. Een onderzoek naar de omvang, kenmerken, langdurigheid en aanpak. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Jehoel-Gijsbers, G. (2009). Kunnen alle kinderen meedoen? Onderzoek naar de maatschappelijke participatie van arme kinderen. Nulmeting. Den Haag. Sociaal en Cultureel Planbureau.

Jonge de, A. (2021, 12 januari). Schuldhulp voor ondernemers nog steeds niet op orde. Binnenlands Bestuur.

Jungmann, N. (2002). Niet alle uitvallers zijn afvallers! Een onderzoek naar uitvallers in de integrale schuldhulpverlening. Utrecht. Uitgave van het Landelijk Platform Integrale schuldhulpverlening.

Jungmann, N. (2006). De WSNP: bedoelde en onbedoelde effecten op het minnelijke traject. Leiden University Press.

Kahneman, D., en Deaton, A. (2010). High income improves evaluation of life but not emotional well-being. National Academy of Sciences of the United States of America, 107(38), 16489–93.

Kalthoff, H. (2020, december). Opgroeien en opvoeden in armoede. Nederlands Jeugdinstituut. Geraadpleegd op 21 juni 2023 via: https://www.nji.nl/publicaties/opgroeien-en-opvoeden-in-armoede

Kanne, P. en Driessen, M. (2021). Vertrouwen in overheid na drie grote kwesties. Amsterdam. I&O Research. Geraadpleegd op 30 augustus 2023 via: https://www.ioresearch.nl/actueel/vooral-toeslagenaffaire-schaadt-vertrouwen-in-overheid/

Kinderombudsman (2017, 5 december). Alle kinderen kansrijk. Het verbeteren van ontwikkelingskansen van kinderen in armoede. Geraadpleegd op 26 juli 2023 via: https://www.kinderombudsman.nl/publicaties/rapport-alle-kinderen-kansrijk

KNMI (z.d.). Regen. Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut. Geraadpleegd op 21 juni 2023 via: https://www.knmi.nl/kennis-en-datacentrum/uitleg/regen#:~:text=Regen%20is%20een%20vorm%20van,de%20wolk%20en%20regent%20het

Lewis, O. (1966). The culture of poverty. Scientific American, 215(4), 19–25. Geraadpleegd op 21 juni 2023 via: https://www.scientificamerican.com/article/the-culture-of-poverty/

Lipsky, M. (1980). Street-level Bureaucracy: Dilemmas of theIndividual in Public Services. Russell Sage Foundation. New York.

Mani, A., Mullainathan, S., Shafir, E., & Zhao, J. (2013). Poverty impedes cognitive function. science, 341(6149), 976-980

March, J.G. en Olsen, J.P. (1984) The New Institutionalism: Organizational Factors in Political Life. The American Political Science Review.

Mullainathan, S. en Shafir, E. (2013) Schaarste: hoe gebrek aan tijd en geld ons gedrag bepalen. Maven Publishing.

Muraven, M.R. en Baumeister, R.F. (2000). Self-regulation and depletion of limited resources: Does self-control resemble a muscle?. Psychological Bulletin. 126, 247- 259.

Nationale ombudsman (2012). Schulden komen nooit alleen. Aandachtspunten voor behoorlijke schuldhulpverlening. 2012/110.

Nationale ombudsman (2013). In het krijt bij de overheid, verstandig invorderen met oog voor maatschappelijke kosten. 2013/003.

Nibud (2012). Goed omgaan met geld. Achtergronden bij de competenties voor financiële zelfredzaamheid. Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Utrecht.

Nibud (2020). Huidig inkomensondersteuningssyteem onvoldoende om armoede tegen te gaan. Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting.

Noble le, G. (2020, 26 augustus). Armoede en schulden bij statushouders. Drie manieren waarop gemeenten hun situatie kunnen of moeten verbeteren. Schulinck.

North, D.C. (1990) Institutions, Institutional Change andEconomic Performance. Cambridge University Press.

NVVK (2021). Gedragscode schuldhulpverlening. Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet.

NVVK (2023). Jaarverslag 2022. Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet. Den Haag.

Omlo, J. (2017). Wat werkt bij outreachend werken. Kansen en dilemma’s voor sociale wijkteams. Movisie en Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Pharos. (2019, oktober). Infosheet.

Pijpers, F., Vanneste, Y. en Feron, F. (2019). Stress bij kinderen: hoe houden we het gezond. Stress bezien vanuit de jeugdgezondheidszorg. Utrecht. Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.

Plantinga, A., Zeelenberg, M. en Breugelmans, S. M. (2018, 20 maart). De effecten van armoede op voelen, denken en doen. Geraadpleegd op 1 augustus 2023 via: https://www.arnoudplantinga.nl/pdf/Effecten%20van%20Armoede.pdf

Pool, M. (2007). Alle dagen schuld, Praktijkverhalen over armoede. Amsterdam. Uitgeverij Augustus.

Rietman, P. (2021, 13 juli). Stille armoede: je wordt armer, maar cijfers laten dat nog niet zien. RTL Nieuws.

Vijlbrief, A., Mourik van, K. (2020, maart). Wat werkt bij de aanpak van armoede en schulden. Movisie.

Volkskredietbank voor Noord-Oost Groningen (2007). Maatschappelijk Rendement Integrale Schuldhulpverlening. Maatschappelijke Dienstverlening Oldambt en Stichting Welzijn Delfzijl Appingedam.

Vrooman, C. (2016, 27 september). Verklaringen voor armoede. Geraadpleegd op 5 juli 2023 via: https://digitaal.scp.nl/armoedeinkaart2016/verklaringen_voor_armoede/

Vrooman, C. en Wildeboer Schut, J.M. (2013) Het karige bestaan: een kwart eeuw armoede in Nederland. TPEdigitaal, 7(1) 27-50. Geraadpleegd op 5 juli 2023 via: https://www.tpedigitaal.nl/sites/default/files/bestand/het_karige_bestaan_een_kwart_eeuw_armoede_in_nederland.pdf

Wildeboer Schut, J. M. en Hoff, S. (2016, maart). Een lang tekort. Langdurige armoede in Nederland. Sociaal en Cultureel Planbureau.

Wilson, W.J. (2012) The TrulyDisadvantaged: The Inner City, the Underclass, and Public Policy. University of Chicago Press.

Winsemius, A., Ballering, C., Scheffel, R., Schoorl, R. (2016, november). Wat werkt bij sociaal en gezond? Over de bijdrage van sociale factoren aan gezondheid. Movisie.

Naar boven