Gemeenteblad van Midden-Groningen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2024, 503511 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Midden-Groningen | Gemeenteblad 2024, 503511 | beleidsregel |
Water- en rioolprogramma Gemeente Midden-Groningen 2024-2028
Voor u ligt het Water- en rioolprogramma (WRP) van de gemeente Midden-Groningen voor de periode 2024-2028. Dit WRP omvat zowel de gemeentelijke watertaken als de rioleringszorg. Het beheer van water en riolering is een wettelijke taak voor de gemeente, zoals is vastgelegd in de Omgevingswet. Het raakt aan het beleid van Rijk, provincie en waterschappen. In dit plan leggen wij vast hoe wij inhoud geven aan de wettelijke zorgplichten voor het afvalwater, hemelwater en grondwater. Het WRP is de opvolger van het afvalwaterbeleidsplan (2019-2023) en is een beleidsplan met veel technische termen. In bijlage 4 is daarom een verklarende woordenlijst toegevoegd en zijn websites aangegeven waar meer informatie beschikbaar is.
Riolering is een vanzelfsprekende voorziening, bij het bestaan hiervan wordt niet vaak stil gestaan. De riolering is niet of nauwelijks zichtbaar, maar heeft een heel belangrijke functie in onze maatschappij. Riolering wordt van oorsprong aangelegd voor de verbetering van de volksgezondheid. Naast de verwerking van het afvalwater, voert het rioolstelsel overtollige neerslag af. Riolering wordt met name een actueel gespreksonderwerp op momenten dat het niet goed functioneert, of niet voldoende goed functioneert. De riolering bestaat uit een afvalwater-, een hemelwater- en een grondwaterstelsel en maakt onderdeel uit van de waterketen (zie onderstaand schema). Het is van groot belang dat het water- en rioolsysteem goed wordt beheerd en dat het optimaal functioneert.
In dit WRP 2024-2028 geeft gemeente Midden-Groningen aan hoe ze invulling geeft aan de wettelijke gemeentelijke watertaken op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater.
Het afvalwater wordt (m.u.v. de IBA’s) ingezameld met riolering en getransporteerd naar de RWZI (rioolwaterzuiveringsinrichting) van het waterschap. De afvoer van afvalwater uit de directe leefomgeving is ter bescherming van de volksgezondheid, natuur en het milieu en mede bedoeld om stankoverlast tegen te gaan.
Het hemelwater werd van oudsher veelal ingezameld met het afvalwater. Het beleid nu is erop gericht om hemelwater zoveel mogelijk te scheiden van afvalwater en te infiltreren of te lozen nabij de plek waar het valt, voor zover de lokale omstandigheden dit toelaten. Door de klimaatverandering komen extreme buien vaker voor. Om de bewoonbaarheid van de leefomgeving te blijven verzorgen zijn er nieuwe of grotere opgaven vanuit klimaatadaptatie. Alle mogelijke wateroverlastlocaties zijn benoemd in het Klimaatadaptiebeleid. Financiering wordt deels meegenomen in het programma van het WRP bij de integrale aanpak van projecten. Maatregelen in het kader van hitte vallen buiten de genoemde zorgplichten en daarmee ook buiten dit WRP.
Het WRP is geschreven voor bestuurders, gemeenteraadsleden, vakmensen van de riolering, beleidsambtenaren van andere vakgebieden, bestuurders en medewerkers van waterschap en provincie en ook voor geïnteresseerde inwoners. Deze brede doelgroep heeft uiteenlopende voorkennis en interesses. Er is daarom gekozen voor een beknopte hoofdtekst waarin de essenties aan bod komen. In de bijlagen staan meer details voor achterliggende informatie en doorverwijzingen.
Het WRP 2024-2028 gaat over het volledige grondgebied van de gemeente Midden-Groningen en betreft de volgende onderdelen van het water- en rioolsysteem:
1.3 Riolering in Midden-Groningen
In de gemeente Midden-Groningen wonen 65.173 mensen (stand 31-1-2023, bron CBS). De gemeente beschikt over een groot en fijnmazig systeem van riolering, rioolgemalen, kolken, wadi’s, waterbergingen en dergelijke om de genoemde doelen te realiseren. In dit WRP wordt een beeld gegeven hoe het beheer van dit systeem wordt gedaan, wat er allemaal bij komt kijken, welke afstemming en samenwerking een rol speelt en welke formatie hiertoe benodigd is.
Recent zijn nadere onderzoeken uitgevoerd naar de opgaven in het water- en rioolsysteem. Dit betreft opgaven in het kader van kwaliteit, maar ook ter verbetering van de afvoer van hemelwater. De normen zijn in het kader van een klimaatrobuuste leefomgeving verzwaard. Iedere ingreep in de openbare ruimte wordt afgestemd met de andere disciplines binnen de gemeente, zodat de aanpak altijd integraal is. Dat werkt vertragend, maar is het meest doelmatig en leidt tot het beste eindresultaat voor onze gemeente.
Gemeente Midden-Groningen beschikt over 587 km vrijverval riolering, 14 km druk- en persriolering, 435 IBA-systemen, 566 kleine en grote gemalen en dit alles heeft een vervangingswaarde van ongeveer 250 miljoen euro.
1.4 De riolering in een breder perspectief
De riolering van Midden-Groningen staat niet op zichzelf. Het is onderdeel van de waterketen en maakt deel uit van het watersysteem. Alle onderdelen zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar. Samen met de andere waterketenpartners zoeken wij continu naar een zo optimaal mogelijk functionerende afvalwaterketen tegen zo laag mogelijke kosten. Dat doen wij zowel op het gebied van investeringen als beheeractiviteiten
Behalve van de waterketen is de riolering ook een onderdeel van de gemeentelijke openbare ruimte. De te realiseren efficiency wordt gevonden in de afstemming tussen werkzaamheden aan onze stedelijke riolering en aan de (inrichting van de) openbare ruimte, het ‘werk met werk’ maken met als basis ons Meerjaren Onderhouds Programma (MJOP).
Het WRP wordt vastgesteld door de gemeenteraad van Midden-Groningen. Na vaststelling wordt een exemplaar van het definitieve WRP naar de genoemde instanties verzonden. Daarnaast wordt de vaststelling van het WRP bekend gemaakt op de internetsite en in een plaatselijk nieuwsblad, zodat de inwoners van de gemeente Midden-Groningen kennis hebben kunnen nemen van het vastgestelde beleid. Het concept WRP is tevens te beoordeling voorgelegd aan het waterschap.
In het kader van de samenwerking in de waterketen in Groningen en Noord-Drenthe werkt de gemeente Midden-Groningen samen met waterschap Hunze en Aa’s en de gemeenten Veendam, Pekela, Stadskanaal, Oldambt en Westerwolde in het cluster Groningen Oost. In clusterverband worden ook gezamenlijke projecten uitgevoerd. De financiële dekking van deze projecten is voor wat betreft het deel van de gemeente Midden-Groningen opgenomen in dit plan.
Dit WRP is na vaststelling geldig voor de duur van vijf jaar van 1 januari 2024 tot en met 31 december 2028. De duur van vijf jaar is gebruikelijk voor dit soort programma’s, omdat het een vakgebied is waarin veel verandert en integraal gewerkt wordt. Indien blijkt dat vijf jaar te lang is, zal er tussentijds een actualisatie plaatsvinden.
In onderstaand schema staat weergegeven hoe dit plan is opgezet en welke onderwerpen waar zijn beschreven.
In dit hoofdstuk leest u de kaders waar binnen dit WRP valt. Het betreft wet- en regelgeving, maar ook vastgestelde plannen die dit plan raken.
De zorg voor riolering staat niet op zichzelf, maar past binnen een breed perspectief van de openbare ruimte. Dit betekent dat wij te maken hebben met wet- en regelgeving, maar ook met vastgesteld beleid op andere terreinen, die het beheer van het water- en rioolsysteem raken. De afgelopen periode is het taakveld steeds breder geworden.
2.2 Gemeentelijke zorgplichten en ontwikkelingen
Op het gebied van riolering en water hebben wij de taak om de volgende maatschappelijke belangen te waarborgen:
1. Het beschermen van de volksgezondheid
De aanleg en het beheer van riolering zorgt ervoor dat verontreinigd afvalwater uit de directe leefomgeving wordt verwijderd.
2. Het op peil houden van de kwaliteit van de leefomgeving
De riolering voorkomt (samen met andere hemelwatervoorzieningen) overlast door neerslag in de bebouwde omgeving. De riolering zamelt naast het afvalwater van huishoudens en bedrijven ook het overtollige hemelwater in van daken, pleinen, wegen e.d. en voert dit af.
3. Het beschermen van de bodem, het grondwater en het oppervlaktewater
De gemeente draagt zorg voor de kwaliteit van de openbare ruimte en het woon- en leefmilieu. De invulling van de onder 1 en 2 genoemde belangen reikt verder dan de gemeentelijke inspanningen en omvat ook taken van andere overheden.
De Omgevingswet treedt 1 januari 2024 in werking. Onder de Omgevingswet vervalt de verplichting om een gemeentelijk rioleringsplan op te stellen. In de memorie van toelichting bij de omgevingswet is wel aangegeven dat het opstellen van een omgevingsprogramma voor riolering en water belangrijk is. Gemeenten blijven verplicht om invulling te geven aan hun gemeentelijke watertaken en de financiën voor de rioolheffing te verantwoorden. Bij de opbouw van dit WRP is rekening gehouden met de invoering van de Omgevingswet, door de nieuwe planstructuur terug te laten komen.
Wij dragen als gemeente zorg voor:
Deze zorgplichten die ook in de Omgevingswet zijn opgenomen zijn hieronder uitgewerkt.
Zorgplicht stedelijk afvalwater
Stedelijk afvalwater is huishoudelijk afvalwater en al het andere water dat daarmee gemengd wordt. Wij hebben, volgens de Omgevingswet (voorheen vanuit de Wet Milieubeheer), de zorgplicht om dit afvalwater in te zamelen en te verwerken.
Volgens de Waterwet hebben wij de zorgplicht om hemelwater doelmatig in te zamelen en te verwerken, voor zover perceel eigenaren dit redelijkerwijs niet zelf kunnen. Dit betekent dat de perceeleigenaar het hemelwater zoveel mogelijk zelf moet verwerken, bijvoorbeeld door te infiltreren of te lozen op het oppervlaktewater. De gemeente moet bepalen in welke situaties dit redelijkerwijs kan. Als dat niet kan, treedt de gemeentelijke zorgplicht in werking. Wij moeten dan besluiten hoe (gemengd of gescheiden) het overtollig hemelwater ingezameld wordt. De nieuwe regelgeving geeft aan dat hemelwater in principe schoon genoeg is om zonder behandeling in het milieu te worden teruggebracht. Wij kunnen eventueel per maatwerkvoorschrift of verordening nadere eisen stellen voor hemelwater afkomstig van grote dakoppervlakken van bijvoorbeeld koper of voor de afvoerhoeveelheid van grote verharde oppervlakken.
Wij hebben de zorgplicht om maatregelen te treffen in het openbaar gemeentelijke gebied om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de bestemming van de grond zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Deze zorgplicht is opgenomen in de Omgevingswet (voorheen in de Waterwet). Deze plicht heeft de gemeente voor zover die maatregelen doelmatig zijn en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoort. Verder is de gemeente het aanspreekpunt voor de burger met grondwaterproblemen. De eigenaar blijft verantwoordelijk voor de staat van de woning en het perceel. Bij grondwaterproblemen wordt dus in eerste instantie verwacht dat de eigenaar waterhuishoudkundige en bouwkundige maatregelen neemt.
In onderstaand overzicht is weergegeven welke positie het WRP heeft ten opzichte van andere plannen en ontwikkelingen:
Op wetten.nl staan van alle wetten beschreven. De overige regelgeving en beleidsstukken zijn te vinden op de websites van Provincie Groningen, waterbedrijf Groningen, waterschap Hunze en Aa’s en onze gemeente.
Binnen gemeente Midden-Groningen zijn van verschillende andere disciplines plannen en/of beleidsstukken vastgesteld die van belang zijn voor dit plan.
Met alle disciplines wordt integraal afgestemd en voor ieder plan wordt burgerparticipatie opgenomen in het proces.
Vanuit het Bestuursakkoord Water wordt in Groningen en Noord-Drenthe door gemeenten, waterschappen en waterbedrijven samengewerkt in de waterketen. De riolering, waterzuivering en drinkwatervoorziening stemmen wij elkaar af en taken voeren wij gezamenlijk uit. Daarbij streven wij de volgende doelen na (3K’s+D):
In het samenwerkingsverband is de notitie “Water verbindt” opgesteld.
In 2019 is het bestuursakkoord verlengd tot en met 2024. In dit akkoord wordt doorgegaan met de bestaande samenwerking, de lopende en geplande (regionale) projecten en ligt de nadruk op kwetsbaarheid en duurzaamheid.
(Bron: http://www.waterketengroningendrenthe.nl/).
Gemeente Midden-Groningen participeert in het samenwerkingsverband in de gehele regio en in cluster “Groningen Oost” met gemeenten: Veendam, Pekela, Stadskanaal, Oldambt en Westerwolde en waterschap Hunze en Aa’s.
Per onderwerp wordt beoordeeld of samenwerken een meerwaarde heeft. In dat geval wordt dat opgepakt in dit verband.
Grondwaterbeschermingsgebied/waterwingebied
In onze gemeente is geen drinkwaterwingebied aanwezig. Winning van drinkwater wordt door de toenemende vraag en toenemende droogte wel steeds vaker een actueel onderwerp. Drinkwaterwinning uit grondwater staat rechtstreeks in verbinding met het bestrijden van droogte en is om die reden wel relevant in de kaders van dit WRP. Vanuit de regionale samenwerking wordt ook gezamenlijk gecommuniceerd.
EU Richtlijn Stedelijk Afvalwater
Voor een schoon milieu moet het afvalwater van huishoudens en bedrijven zo goed mogelijk worden opgevangen en gezuiverd. Om dit in alle Lid-Staten van de Europese Unie te bevorderen is sinds 1991 de Richtlijn inzake de behandeling van stedelijk afvalwater van kracht.
In de Nederlandse wetgeving komt deze wetgeving tot uitdrukking in de algemene regels van het Activiteitenbesluit en hoofdstuk 10, titel 10.5 van de Wet milieubeheer. De Europese richtlijn stelt eisen aan het rioolstelsel, aan de zuiveringsinrichtingen en aan de verwerking van het zuiveringsslib dat als afval ontstaat bij de zuivering. Bovendien verplicht de richtlijn de Lid-Staten elke twee jaar te rapporteren over de voortgang, niet alleen aan “Brussel”, maar ook aan de eigen bevolking. Deze rapportage wordt ook wel aangeduid als het situatierapport.
Deze richtlijn wordt op het moment van het opstellen van dit WRP geactualiseerd, dit kan zorgen voor veranderingen, zoals een meetverplichting.
De Kaderrichtlijn Water is in 2000 van kracht geworden en heeft als doel de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren.
Het RIVM adviseert de Nederlandse overheid in de vertaling van de KRW in landelijk beleid. Dit gebeurt in overleg met provincies, waterschappen, gemeenten, stakeholders zoals de waterwinbedrijven en onderzoeksinstituten. Het RIVM adviseert over maatregelen die genomen kunnen worden, over welke stoffen relevant zijn om een norm voor vast te stellen en hoe hoog die norm dan moet zijn.
Systeemoverzicht Stedelijk Water (SSW)- voorheen Basisrioleringsplan (BRP)
In een Systeemoverzicht Stedelijk Water (SSW) is een overzicht en beschrijving van het functioneren gegeven van de voorzieningen voor stedelijk water: het oppervlaktewater-, afvalwater-, hemelwater- en grondwatersysteem. De uitkomsten van het SSW zijn meegenomen in dit WRP en verder beschreven in hoofdstuk 5.
Voormalig gemeente Hoogezand-Sappemeer heeft een BRP uit 2019, voormalig gemeente Slochteren heeft een BRP uit 2017 en voormalig gemeente Menterwolde had een BRP uit 2011, maar daarvoor wordt nu SSW opgesteld dat medio 2024 gereed is.
De verandering van ons klimaat treft onze samenleving in de volle
breedte. Dit richt zich op de volgende onderdelen:
Op 8 juni 2023 heeft de gemeenteraad het “Klimaatadaptatieplan Midden-Groningen 2022-2026” vastgesteld. Dit raakt het WRP en hierover wordt afgestemd indien dat noodzakelijk is.
Het klimaat verandert en dat vraagt onder andere om een nieuwe kijk op water. Dat is niet alleen een taak van de overheid. Het is belangrijk dat onze inwoners en bedrijven die gevestigd zijn in onze gemeente ook bewust bezig zijn met dit vraagstuk. Hiervoor worden diverse campagnes ingezet in samenwerking met de waterschappen, het drinkwaterbedrijf en in de regio. Communicatie is ook voor dit onderwerp steeds belangrijker.
Spelen in/met water en volksgezondheid
Er is steeds meer aandacht voor risico’s voor de volksgezondheid in relatie tot water. Denk hierbij aan water-op-straat bij hoosbuien, extreme wateroverlast, opwarming van oppervlaktewater en drinkwater(leidingen). Contact met dit water kan een besmetting geven waardoor mensen ziek kunnen worden. Daarnaast het effect van de klimaatverandering: toename van algen in oppervlaktewater / zwemwater en afname van de kwaliteit door opwarming.
Het is van belang de risico’s in beeld te hebben en waar nodig te meten of andere maatregelen uit te voeren om de risico’s te beperken. Communicatie speelt ook hierin weer een belangrijke rol.
Steeds meer data worden openbaar gedeeld en steeds meer communicatie vindt digitaal plaats. Het is van belang optimaal beschermd te zijn tegen cybercriminaliteit en goed voorbereid te zijn, ook in relatie tot dit water- en rioolprogramma. Denk hierbij aan het hacken van computersystemen waardoor gemalen niet meer bereikbaar zijn en/of bediend kunnen worden. Daarnaast is het gegevensbeheer een risico, het reproduceren van deze data is zeer grote opgave, aangezien nagenoeg het gehele rioolsysteem in de grond ligt.
Met het inwerkingtreden van de Omgevingswet op 1 januari 2024 verandert er veel. Hierin worden de belangrijkste aspecten voor water en riolering benoemd: De wettelijke verplichting om een rioolplan te hebben vervalt dan maar de gemeente behoudt de wettelijke taken ten aanzien van water en riolering, de rioolheffing blijft en daarmee een bestemmingsheffing, waarmee zij in de gelegenheid wordt gesteld relevante taken uit te voeren. De omgevingsvisie en het omgevingsplan worden de wettelijke middelen waarmee gemeenten hun beleid vormgeven. Hierin zijn dan ook de kernelementen van het beleid ten aanzien van water en riolering terug te vinden.
Om de ontwikkelingen te kunnen sturen en om de beheerkeuzen en toerekening aan de rioolheffing te kunnen onderbouwen, is het WRP een programma. Op hoofdlijn vervult dit programma dezelfde functie als het vorige afvalwaterbeleidsplan, met actualisatie en verbetering waar nodig. De rioolheffing zal ook na de invoering van de Omgevingswet op een voldoende detailniveau onderbouwd moeten zijn om het tarief te kunnen verantwoorden naar bewoners en bedrijven. Op deze manier kunnen bezwaren worden gepareerd met onderbouwd beleid. Het WRP is daarnaast een uitvoeringsprogramma, waarmee de uitvoering van beheertaken en projecten wordt vastgesteld.
De provinciale ontheffing voor percelen die niet (kunnen) worden aangesloten op de riolering vervalt. In plaats daarvan kan het waterschap algemene regels ten aanzien van lozingen en waterkwaliteit opstellen en daarop gaan handhaven.
Aanwijzing milieubelastende activiteiten
Landelijk is het Besluit activiteiten leefomgeving vastgelegd welke activiteiten vergunning plichtig zijn. Gemeente en waterschap zijn in de meeste gevallen bevoegd gezag. Na inwerking treden van de Omgevingswet kunnen de gemeente en het waterschap nadere regels (maatwerkvoorschriften) opstellen voor milieubelastende activiteiten. Dit moeten zij dan regelen in het omgevingsplan en de waterschapsverordening.
Bij de uitvoering van het waterbeleid zijn verschillende partijen betrokken.
Hieronder is een overzicht gegeven:
De rijksoverheid is verantwoordelijk voor het nationale beleidskader en de strategische doelen voor het waterbeheer in Nederland, en voor maatregelen die een nationaal karakter hebben.
Drinkwaterbedrijven hebben vanuit de Drinkwaterwet de primaire taak om voldoende drinkwater van goede kwaliteit te leveren aan consumenten en andere afnemers. De Drinkwaterwet regelt onder meer de bepalingen van tarieven, de leveringszekerheid en de continuïteit van de drinkwatervoorziening.
De provincie is verantwoordelijk voor de vertaling hiervan naar een regionaal beleidskader en voor strategische doelen op regionaal niveau. Daarbij heeft de provincie operationele taken voor een deel van het grondwaterbeheer. De provincie is geen waterbeheerder in de zin van de omgevingswet.
Provincie gaat ook over grootschalige winning van grondwater zoals:
De waterbeheerder (de waterschappen voor de regionale watersystemen en het Rijk voor het hoofdwatersysteem) is verantwoordelijk voor het operationele waterbeheer. De waterbeheerder legt de condities vast om de strategische doelstellingen van het waterbeheer te realiseren, bepaalt de concrete maatregelen en voert deze uit. Het waterschap is als zuiveringsbeheerder verantwoordelijk voor het zuiveren van inkomend afvalwater.
In een dorp of stad kun je je afvalwater altijd kwijt via de riolering. Maar de gemeente is niet verplicht om ook het hemelwater of grondwater van een terrein over te nemen. Een deel van de regels over afvalwater, hemelwater en grondwater komt van de overheid. Dat zijn de drie zorgplichten. De gemeente zorgt voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte. Riolering, groen (plantsoenen, bermen en grasvelden) en wegen zijn allemaal onderdeel van de openbare ruimte. De gemeente stemt maatregelen aan water, groen en wegen op elkaar af.
Bron: helpdeskwater.nl en riool.info.
Bij het uitwerken van de doelen wordt onderscheid gemaakt in de drie zorgplichten en de voorwaarden die hieruit voortvloeien voor het vuilwatersysteem, het hemelwatersysteem en het grondwatersysteem. Daarnaast zijn diverse kernthema’s benoemd die deze planperiode aandacht vragen.
3.2 Doelen gemeentelijke watertaken
Bij de invulling van onze zorgplichten stellen wij ons de volgende
Deze doelen zijn gebaseerd op de doelen zoals gesteld in de kennisbank van stichting RIONED en passen binnen de kaders van de Waterwet en de toekomstige Omgevingswet.
In bijlage 3 is een tabel opgenomen met daarin per doel de functionele eisen, maatstaven en meetmethoden voor de gemeentelijke watertaken. Deze tabel geeft een overzicht van de eisen die wij stellen aan systeem en organisatie en de manier waarop wij deze toetsen en meten. In onze afwegingen houden wij rekening met de wettelijke voorkeursvolgorde voor het omgaan met afval- en hemelwater om het milieu te beschermen:
Het uitvoeren van de water- en rioleringstaken is een continu proces. In hoofdstuk vijf worden de reguliere taken beschreven die deel uitmaken van dit proces. Elke tijd brengt ook zijn eigen ontwikkelingen en thema’s met zich mee die om extra aandacht en/ of nieuwe kaders vragen. Er worden op dit moment vijf kernthema’s onderscheiden waar dat voor geldt, dat zijn:
Voor de hierboven benoemde thema’s geldt dat ze de komende jaren om een extra inspanning vragen en tot een aanpassing van de werkwijze zullen leiden. Door ze apart te benoemen en er de komende jaren extra aandacht aan te geven zullen ze over vijf jaar zoveel mogelijk geïntegreerd zijn in het reguliere werkproces.
3.3.1. Kwetsbaarheid en samenwerking
Het thema kwetsbaarheid speelt al langere tijd in het vakgebied water en riolering. Onder kwetsbaarheid wordt verstaan:
Vacatures vragen altijd om een kwalitatief goede invulling. Door de breedte van het taakveld is specialistische kennis moeilijk te ontwikkelen, dit gaat dan al snel ten koste van andere belangrijke taakonderdelen. Personeel dat werkt binnen het taakveld wordt betaald uit de rioolheffing. De laagste rioolheffing kan worden bereikt door een optimum te zoeken tussen benodigde capaciteit en efficiënte en doelmatige uitvoering van taken en maatregelen. Voldoende capaciteit is dus een belangrijke voorwaarde voor een betaalbare rioolheffing. De geringe beschikbaarheid van vakmensen wordt optimaal benut door de volgende strategieën te hanteren:
Voor deze strategieën speelt de samenwerking in de waterketen Groningen en Noord-Drenthe en in het cluster Groningen Oost een belangrijke rol. In onderstaand overzicht is weergegeven hoe de organisatie is van de samenwerking.
Het klimaat verandert. Gemeenten en waterschap zijn al een aantal jaar bezig om zich hierop aan te passen. De landelijke aanpak via het Deltaplan Ruimtelijk Adaptatie geeft richting aan de opgaven voor gemeenten, waterschappen en andere betrokken overheden. Een van de eerste opgaven die hieruit voortkomt, betreft de klimaatstresstesten. In 2020 zijn deze uitgevoerd. De stresstest is aangepakt conform de Nationale Adaptatie Strategie (NAS). 8 juni 2023 is het Klimaatadaptatieplan Midden-Groningen vastgesteld.
De Regionale Adaptatiestrategie (RAS) is in onze samenwerkingsregio opgesteld en vastgesteld door alle samenwerkende organisaties. Met deze RAS als basis, wordt gewerkt aan een aanvraag voor de Impulsregeling die vanuit het Deltaprogramma Ruimtelijke adaptatie (DPRA) beschikbaar is gesteld. Voor onze werkregio is de aanvraag voor subsidie vanuit de Impulsregeling gedaan.
De klimaatagenda heeft raakvlakken met veel disciplines. Water is een van de hoofdthema’s, een deel van de maatregelen zal daarom deels uit de rioolheffing worden bekostigd (maatregelen in het kader van hitte kunnen niet worden bekostigd uit de rioolheffing). Een integrale aanpak met wegen en groen is essentieel.
Onder ketenoptimalisatie verstaan wij de afstemming binnen de afvalwaterketen. Deze keten is het geheel van riolering en afvalwaterzuivering: van de rioolaansluiting tot met de lozing van het gezuiverde rioolwater. De afvalwaterketen is in de loop van vele decennia steeds complexer geworden, omdat steeds weer nieuwe uitbreidingen zijn toegevoegd, omdat normen en inzichten zijn veranderd en omdat het systeem twee beheerders kent: de gemeente en het waterschap. Van samenwerking op systeemniveau is lange tijd maar beperkt sprake geweest. Pas vanaf 2011 wordt serieus werk gemaakt van de ketenbenadering, in de verwachting dat hierdoor flink bespaard kan worden op kosten, energie en grondstoffen.
In de regionale samenwerking in de waterketen neemt de gemeente deel in diverse projecten. Deze gezamenlijke projecten worden indien doelmatig de komende jaren verder uitgebouwd. Dit is te lezen in het regionale programma: “Ons water centraal”, dat is vastgesteld op 31 oktober 2019. De regionale projecten zijn allemaal voorwaardelijk voor het uitvoeren van ketenoptimalisatie.
Het uiteindelijke doel is om de afvalwaterketen zo te organiseren dat de hoogst mogelijke (water)kwaliteit wordt bereikt tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten. Daarbij wordt gestreefd naar het laagst mogelijke energieverbruik en een zo groot mogelijke benutting (terugwinnen) van grondstoffen en energie uit afvalwater.
Water is onmisbaar voor de natuur, de landbouw en de leefomgeving. Schoon, helder water is een belangrijke kwaliteit in de woonomgeving. Het leidt tot woongenot en een hogere waarde van aanliggend vastgoed.
In het verleden zijn veel vijvers in het stedelijk bebouwd gebied aangelegd als verlengstuk van de riolering. Als gemengde rioolstelsels tijdens een flinke bui vol zijn gelopen met hemelwater, moet dat tijdelijk ergens worden geborgen. Veelal gebeurt dat (ook nu nog) in de bergingsvijvers in stedelijk gebied. Tussen 1990 en 2000 is een omslag gemaakt naar het toepassen van gescheiden rioolstelsels. Hierin wordt het hemelwater aan de bron gescheiden van het afvalwater en rechtstreeks naar oppervlaktewater afgevoerd. Nieuwe wijken zijn op deze manier aangelegd.
De gemeente is eigenaar van het meeste water in het bebouwd gebied, wat wij aanduiden met de term ‘stedelijk water’. Het waterschap is eigenaar voor het hoofdwatersysteem (in landelijk, maar ook in bebouwd gebied) en het water in het landelijk gebied. Er wordt in 2024 een nieuw integraal waterbeheerplan opgesteld.
Het waterschap is verantwoordelijk voor de waterkwaliteit en de waterkwantiteit (te veel of te weinig). In het bebouwd gebied werken gemeente en waterschappen samen aan het realiseren van een goede waterkwaliteit.
Duurzaam waterbeheer zet in op natuurlijke processen om de (ecologische) waterkwaliteit zo hoog mogelijk te houden. “Wat schoon is schoonhouden” is uitgangspunt, en de menselijke invloed op het watersysteem zo klein mogelijk maken. Daarbij passen een laag (drink)waterverbruik en een bronge-richte benadering van het af te voeren grond- en hemelwater.
In het regionale programma “Ons Water Centraal” is duurzaamheid een speerpunt: Duurzaamheid moet worden versterkt in beleid en projecten. Voor 2025 moet er een helder beeld zijn van de mogelijkheden van energiebesparing, energie opwekken, hergebruik drink-/ industriewater, minimale inzet van chemicaliën, optimale afstemming van milieutechnisch functioneren van riolering in relatie tot afstelling van gemalen en zuiveringen.
Nauw verweven met duurzaam waterbeheer zijn klimaatadaptatie, verbetering van de waterkwaliteit en ketenoptimalisatie. Veel maatregelen uit de voorgaande paragrafen dragen hieraan bij.
Duurzaam waterbeheer is bij uitstek ook een thema dat verbonden is met maatschappelijke ontwikkelingen, natuur- en groenbeheer en de kwaliteit van de woonomgeving. Het is logisch om daarin als gemeente samen met de inwoners op te trekken. Burgerparticipatie staat hoog op de agenda, hiervoor wordt ook het gemeentelijke beleid gevolgd.
De afgelopen jaren zijn wij anders naar het afvalwatersysteem gaan kijken. Door te scheiden aan de bron kunnen wij uit het geconcentreerde afvalwater nuttige stoffen terugwinnen en opnieuw gebruiken, als onderdeel van de circulaire economie. Op steeds meer plekken wordt uit afvalwater schoon water gewonnen, en stoffen als fosfaat en cellulose. Of warmte terugwinnen uit het riool (riothermie) voor onze gemeente een optie is, wordt deze planperiode onderzocht. De waterschappen zijn druk met de ontwikkeling van de Energie- en grondstoffenfabriek: www.efgf.nl.
De duurzaamheid van het watersysteem is in sterke mate afhankelijk van hoe de gebruikers, de inwoners en bedrijven, hiermee omgaan. Duurzaam gebruik en gedrag stimuleren levert een belangrijke bijdrage.
Het afvalwatersysteem is gebouwd op duurzame principes: een laag energiegebruik en een lange levensduur. Toch dateert een groot deel van het systeem uit tijden dat het begrip duurzaamheid zoals wij dat nu hanteren, nog niet bestond. Door de ontwikkeling van inzichten, maar vooral ook van technieken, zien wij nu in dat er ook in het afvalwatersysteem winst te boeken is.
De belangrijkste duurzaamheidsdoelen zijn:
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de huidige situatie. Hoeveel riolering hebben we, wat is de opbouw in type stelsel, in aanlegjaren en welke bijzonderheden zijn er. Dit is de basis voor goed beheer en onderhoud. Om die reden is het van groot belang dat deze gegevens optimaal in beeld zijn. Ook in dit hoofdstuk worden veel technische termen gebruikt. Een verklaring van woorden en termen is terug te vinden in bijlage 4.
4.1 Evaluatie van vigerende Afvalwaterbeleidsplan
Bij de herindeling is de rioolheffing geharmoniseerd. De verschillende uitgangspunten zijn belicht en er is gekozen voor een uniforme methodiek. De rioolheffing is gedurende een lange periode gelijk gebleven. De overgang naar het zogenaamde ideaalcomplex heeft ervoor gezorgd dat er geen rente en afschrijvingslasten bijkomen. Zeker op lange termijn heeft dat een groot financieel voordeel en is het een duurzame wijze van financieren. Daarmee heeft gemeente Midden-Groningen destijds een duurzame keuze gemaakt waardoor -zeker als de rente stijgt- de lasten structureel lager zijn, omdat de rentecomponent steeds kleiner wordt in de totale lasten.
De rioolheffing is op een constant niveau gebleven van €190,- per aansluiting, de bedragen zijn jaarlijks niet geïndexeerd. Als de CBS index hierop wordt berekend zou het tarief volgens het afvalwaterbeleidsplan in 2023 €245,- moeten zijn (28,8% stijging van 2019 naar 2023 in GWW-sector, bron CBS). Het is lager gebleven door minder uitgevoerde projecten, hogere onttrekking uit de voorziening en het toerekenen van een lagere rente gedurende de planperiode. Zie onderstaande grafiek.
Onderstaand een overzicht van uitgevoerde projecten in de planperiode 2019 tot en met 2023:
Tevens elk jaar gemeentebreed diverse reparaties en deel renovaties (deeliners) in bestaande rioolstelsel zodat de afvoer en veiligheid weer gegarandeerd is.
De volgende beheerplannen zijn opgesteld in 2019-2023:
Het afkoppelen van regenwater bij particulieren bij vervangingsprojecten kan beter worden. Een beter communicatietraject en het stimuleren aan de hand van een regeling gaat hierbij ondersteuning geven. Dat geldt ook voor de klimaatverandering, de boodschap gaan wij uitdragen dat het niet alleen een probleem is voor de overheid maar ook dat dit bij de bron, de bewoners opgepakt moet worden en dat het een gezamenlijke verantwoordelijkheid is, hetgeen ook in de uitvoeringsagenda opgesteld is in het vastgestelde klimaatadaptatieplan (8 juni 2023).
4.2 Riolering in Midden-Groningen
Vanuit het beheersysteem en het Systeemoverzicht Stedelijk Water (SSW) is een overzicht gemaakt van de voorzieningen voor water- en rioleringssysteem. Enerzijds de kwantiteit (hoeveelheden), anderzijds de kwaliteit (knelpunten).
De gemeente Midden-Groningen is vlak, dit betekent enerzijds dat water niet of minder naar laaggelegen delen stroomt waar dat tot overlast zou kunnen leiden. Maar anderzijds is het lastig om water te vast te houden en te bergen, door weinig mogelijkheden in peilverschillen. De bodemdaling kan gevolgen hebben voor het watersysteem. Dit biedt echter ook kansen om een watersysteem te realiseren met meer doorspoelmogelijkheden door het toepassen van stuwen en gemalen. Er is een onderzoek gedaan naar de bodemdaling, ook in relatie tot de zoutwinning in de gemeente. De uitwerking van dit onderzoek voor maatregelen en kosten volgt in overleg met Nedmag.
Er zijn afspraken gemaakt dat de veroorzaker van bodemdaling door zoutwinning ook de kosten draagt voor herstel.
Op vrijdag 16 december 2022 hebben het Waterschap Hunze en Aa’s, gemeente Midden-Groningen, gemeente Veendam en Nedmag een hernieuwde overeenkomst getekend over het vergoeden van kosten als gevolg van bodemdaling door zoutwinning. De overeenkomst is aangegaan voor een periode van twintig jaar.
In de overeenkomst staat vastgelegd dat Nedmag alle maatregelen vergoedt die het waterschap moet nemen om het waterpeil als gevolg van bodemdaling te reguleren, zoals de bouw van gemalen en stuwen en de jaarlijkse kosten daarvan. Ook eventuele kosten voor de gemeente die gemaakt moeten worden t.g.v. de bodemdaling door de zoutwinning worden door Nedmag volledig vergoed. Met de overeenkomst borgen het waterschap en de gemeentes dat kosten als gevolg van bodemdaling door zoutwinning niet bij de burger terechtkomen. Woningeigenaren kunnen schade als mogelijk gevolg van zoutwinning sinds november vorig jaar melden bij de Commissie Mijnbouwschade.
In gemeente Midden-Groningen ligt totaal 513 km riolering, daarnaast 140 km druk- en persriolering.
Gemengd = Gemengd rioolstelsel waarbij het vuile afvalwater en hemelwater gezamenlijk in één buis komt.
RWA = Regen- of hemelwaterriool, rioolbuis voor alleen hemelwater.
DWA = Droogweer afvoer, rioolbuis voor alleen vuil afvalwater.
Persleiding = leiding waarin afvalwater onderdruk wordt getransporteerd.
Voor een overzicht van het rioolstelsel per kern, met de bijbehorende bijzondere constructies (zoals riooloverstorten, rioolgemalen en hemelwateruitstroompunten) wordt verwezen naar de bestaande basisrioleringsplannen (Brp’n) en Systeemoverzicht stedelijk water (SSW).
De gemiddelde levensduur van het rioolstelsel is tussen de 60 en 100 jaar. In deze planperiode wordt hier nader onderzoek naar gedaan omdat praktijk kan afwijken van de theoretische levensduur. In het onderstaand overzicht is weergegeven hoe de opbouw is van het rioolstelsel. Uit deze basisgegevens blijkt dat over een groot deel van ons rioolstelsel is aangelegd vanaf de jaren 60 en vooral jaren 80, dat betekent dat er op (middel)lange termijn een vervangingspiek op ons af komt. In theorie zal dat over ongeveer over een jaar of 20 zijn, maar wij vervangen uiteraard alleen riool op basis van technische kwaliteit, niet op leeftijd. Het beheer en inzicht in kwaliteit van het rioolstelsel heeft een hoge prioriteit, zodat wij tijdig kunnen anticiperen op vervangingspieken.
Alle rioolbuizen ouder dan 40 jaar zijn geïnspecteerd en worden iedere 10 jaar opnieuw geïnspecteerd. Daarnaast inspecteren we rioolbuizen in veengronden iedere 5 jaar, als deze 30 jaar of ouder zijn. . In onderstaande tabel staan de theoretische levensduren:
Hydraulisch en milieutechnisch functioneren
Hydraulische berekeningen met een zware bui tonen op sommige locaties water op straat. Enkele percelen binnen de gemeente liggen laag en zijn daardoor gevoelig voor wateroverlast bij hevige neerslag. Een oplossing voor deze percelen is niet altijd haalbaar.
Binnen de waterketen wordt gewerkt aan het georganiseerd meten en monitoren in rioolstelsels. Feitelijk doen wij dat in de gemeente al met de telemetrie op de gemalen en op de randvoorzieningen en met loggers op de riooloverstorten. De gemeente houdt de pragmatische aanpak en zal alleen (meer dan ze nu al doet) gaan meten en monitoren als daar aanleiding voor is, waarbij de doelmatigheid en de meerwaarde van deze activiteiten wordt meegenomen.
Milieutechnisch voldoet het stedelijk watersysteem van Midden-Groningen al geruime tijd aan de landelijke normen. Er zijn geen waterkwaliteitsproblemen bekend als direct gevolg van lozingen vanuit het rioolstelsel.
In de vorige periode is geconstateerd dat er meer verhard oppervlak is aangesloten, dan bij eerdere berekeningen is uitgegaan. Dat betekent dat het water- en rioolsysteem sneller zijn maximumcapaciteit bereikt. In de afgelopen periode is veel verhard oppervlak afgekoppeld en zijn diverse maatregelen uitgevoerd om te voorkomen dat er overlast ontstaat door water op straat.
In de voorgaande periode heeft de gemeente een grondwatermeetnet opgezet en hierdoor heeft de gemeente per gebied een beter inzicht gekregen in het ondergrondse grondwater systeem. In bijlage 7 is het beleid beschreven. De invulling van deze zorgplicht is pragmatisch en richt zich vooral op klachten en meldingen. Met ons meetnet monitoren we grondwaterstanden. In Menterwolde hebben 39 peilbuizen, in Hoogezand 59 peilbuizen en in Slochteren 56 peilbuizen.
Voor gemeente Midden-Groningen is de afgelopen planperiode een waterketenkaart gemaakt. Op deze digitale kaart staat alle informatie van oppervlaktewater met kenmerken. Deze kaart wordt ook gebruikt voor beheer- en onderhoudsplannen. Tevens is voor natuurvriendelijke oevers, baggeren, slootonderhoud, duikers en maaibeheer in beeld gebracht wat de huidige staat is, wat het achterstallig onderhoud is en wat de benodigde budgetten zijn voor het op orde brengen en toekomstig vervanging, beheer en onderhoud. De vertaling naar maatregelen en wat binnen de kaders van dit WRP valt in opgenomen in hoofdstuk 5.
Een globale vervangingsplanning is gemaakt aan de hand van het huidige gegevensbeheer. Op basis van de inspectieresultaten en de ouderdom van de riolering is het beeld van de huidige toestand van de vrijverval riolering goed, er zijn weinig riolen die moeten worden vervangen. Alle riolen die ouder zijn dan 40 jaar zijn geïnspecteerd.
Het systeem van gemalen, persleidingen en drukriolering functioneert naar behoren, voor de komende periode wordt het onderhoud op dezelfde wijze voortgezet. Vanuit het Klimaatadaptatieplan wordt ook ingezet op het verminderen van wateroverlast. Afstemming hierover vindt intern plaats. De benodigde budgetten voor vervanging, beheer en onderhoud zijn opgenomen in hoofdstuk 5.
Klachten en meldingen zijn tevens belangrijke bronnen van informatie. Het aantal is sterk afhankelijk van weersomstandigheden. Na een flinke hoosbui komen veel meldingen binnen. De aard van de klachten en meldingen kunnen aanleiding geven om eventueel het (beheer)beleid aan te passen. Landelijk gemiddeld wordt vaak als norm aangehouden 1% van het aantal inwoners als jaarlijks aantal klachten en meldingen. Gemiddeld zijn er 764 klachten en meldingen per jaar. Dit is iets meer dan het landelijk gemiddelde, deze planperiode worden de klachten en meldingen nader geanalyseerd.
Indien doelmatig wordt bij nieuwbouw gekozen voor een gescheiden rioolsysteem of een IBA in het buitengebied, waarbij als voorkeur geldt dat er bovengronds wordt afgevoerd. De gemeente legt geen IBA-systemen aan. Perceelseigenaren moeten hiervoor zelf voldoen aan de gestelde eisen vanuit het waterschap. In het bouwbesluit is opgenomen dat water gescheiden aangeboden moet worden. De afweging wordt per plan of project gemaakt en is altijd maatwerk. Nieuwe innovatieve oplossingen worden gevolgd en waar mogelijk en haalbaar toegepast.
Er wordt rekening gehouden met nieuwe ontwikkelingen indien dit invloed heeft op het aantal heffingseenheden. Naar verwachting zijn de herontwikkelingen niet van grote invloed op de werking van het bestaande water- en rioolsysteem. Voor uitbreidingen wordt een plan op maat gemaakt.
In de afgelopen periode is vooral gewerkt aan het toetsen van de praktijk aan de theorie en het verkrijgen van meer inzicht in de werking en kwaliteit van ons water- en rioolsysteem. Dat is dynamisch proces en gaat altijd door. De basis is op orde en de puntjes worden op i gezet. Dat levert ten opzichte van het voorgaande afvalwaterbeleidsplan nieuwe inzichten op en daarbij behorende nieuwe opgaven. Per onderwerp wordt dat in dit hoofdstuk beschreven.
De bekende en berekende knelpunten zijn opgenomen in ons uitvoeringsprogramma, daarnaast wordt op diverse locaties gemeten om meer inzicht te krijgen in de daadwerkelijke noodzaak en efficiëntie van maatregelen. Indien blijkt uit de meetgegevens dat een maatregel noodzakelijk is, voeren wij ze uit of nemen wij ze op in het investerings- of onderhoudsprogramma. Al het beheer wordt uitgevoerd volgens de beheercirkel van De iAMPro-roos, dit beschrijft procesmatig de stappen in het beheerproces conform assetmanagement. Zie bijlage 8 voor meer informatie.
Op basis van metingen en herberekeningen laten wij zien hoe de emissie uit de stelsels zich verhoudt tot de referentie-emissie. Bij overschrijding van de referentie-emissie kijken wij met het waterschap of er een knelpunt is voor de waterkwaliteit en wordt in overleg bepaald hoe wij dat oplossen. Er wordt integraal gekeken naar het functioneren van het systeem.
Door te meten en monitoren wordt inzichtelijk of de theoretische maatregelen ook het gewenste effect hebben in de praktijk. Op die manier worden de theoretische modellen gekalibreerd en komen de uitkomsten van berekeningen steeds dichter bij de werkelijkheid. Zodat de maatregelen efficiënt en effectief zijn. Het programma Meten en Monitoren wordt als regionaal project uitgevoerd binnen de Waterketen Groningen Noord Drenthe.
Gemalen, hoofdgemalen en randvoorzieningen worden één keer per jaar gereinigd, geïnspecteerd (conform BRL) en onderhouden (klein onderhoud). Aan de hand van die inspecties wordt jaarlijks een maatregelenprogramma opgesteld en uitgevoerd. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de exploitatie en investeringen.
Inspectie, reiniging en verhelpen van gebreken aan gemalen (hoofd- en minigemalen) wordt uitbesteed. De eigen dienst verhelpt kleine storingen aan de gemalen. Het onderhoud wordt in een gezamenlijk onderhoudscontract afgesloten. Jaarlijks wordt op praktische wijze een uitvoeringsprogramma opgesteld, waarin het beleid en de strategie uit het watertakenplan worden vertaald naar jaarlijkse maatregelen. Voor eerstelijns storingen is de wens omdat in eigen beheer te doen.
5.1.2 Planning van maatregelen
Jaarlijks wordt op praktische wijze een uitvoeringsprogramma opgesteld, waarin het beleid en de strategie uit het WRP worden vertaald naar jaarlijkse maatregelen.
Een zo nauwkeurig mogelijke bepaling van de levensduur van riolering is de basis voor ons maatregelenprogramma. Voordat hinder ontstaat, moet door reparatie, renovatie of vervanging zijn ingegrepen. Doel is om daar waar dat doelmatig is reparaties uit te voeren of te renoveren (relinen) in plaats van een riool te vervangen. Hiermee wordt de levensduur van de riolering verlengd en hoeft minder geïnvesteerd te worden. Deze planperiode wordt hier nader onderzoek naar gedaan. Op locaties waar wateroverlast voorkomt, wordt gekeken naar het afkoppelen van regenwater.
Rioolbuizen worden gereinigd met water onder hoge druk, zodat achtergebleven slib kan worden verwijderd. De frequentie van het reinigen is 1x/10 jaar als de rioolbuizen ouder zijn dan 40 jaar. In veengronden is de frequentie 1x/5jaar als de rioolbuizen ouder zijn dan 30 jaar. Daarnaast worden putfoto’s gemaakt om een eerste beeld te verkrijgen van de kwaliteit van de riolering. Er wordt gekeken naar mogelijkheden en de effecten om alle kolken tweemaal te reinigen.
Omdat wij gaan onderzoeken of de levensduur verlengd kan worden zal onderhoud, waaronder rioolreiniging, belangrijker worden.
Naast reiniging met water wordt in rioolbuizen waar wortels ingroeien ook regulier gefreesd. In deze planperiode onderzoeken wij de locaties en omstandigheden van wortelingroei, zodat wij ook deze frequentie beter kunnen reguleren en planmatiger uitvoeren. Daarnaast gaan wij onderzoeken of wij snel vervuilende delen van het rioolstelsel frequenter kunnen reinigen, zodat andere delen mogelijk minder vaak hoeven.
Het reinigen en inspecteren wordt strategisch gepland. De oudste riolen zijn goed in beeld (ouder dan 40 jaar), evenals jongere riolen in diverse gebieden. De riolen die in een minder stevige ondergrond liggen worden vaker geïnspecteerd. Jaarlijks wordt een plan gemaakt om zo slim mogelijk te inspecteren.
Het uitgangspunt voor inspectie is dat riolen ouder dan 40 jaar op vaste ondergrond, iedere 10 jaar worden geïnspecteerd. Riolen die op veengronden liggen (en gevoelig zijn voor verzakking) worden vanaf 30 jaar iedere 5 jaar geïnspecteerd. Aandachtspunt zijn probleemleidingen die vaker gespoeld moeten worden (gebeurt door eigen dienst).
Sturen op risico’s vraagt om een goed inzicht. Riolen en de randvoorziening waarvan bekend is dat deze sneller vervuilen, worden wanneer noodzakelijk gereinigd.
Door goed inzicht in kwaliteit van het rioolstelsel, kunnen de investeringen voor vervanging op basis van kwaliteit worden gemaakt. In deze planperiode wordt daar verder aan gewerkt. Alle informatie van de rioolinspecties worden in het beheerpakket verwerkt en gebruikt om een maatregelenprogramma op te stellen. Voor incidentele inspecties is een budget opgenomen in de exploitatie. Deze planperiode wordt onderzocht of inspecteren met putfoto’s een meerwaarde heeft.
Voor ontwikkelingen in de gemeente worden reiniging en inspecties op projectbasis uitgevoerd, om te bepalen of er werk-met-werk gemaakt kan worden.
Alle kolken worden strategisch en regulier gereinigd met een gemiddelde frequentie van 2x/jaar. We werken aan een slimmere wijze van reinigen, waardoor snel vervuilende plekken vaker worden gereinigd en minder snel vervuilende plekken ook minder vaak worden gereinigd.
Vanaf 2020 zijn wij in Nederland visueel gaan inspecteren volgens de nieuwste Europese normen. In het kort betekent dit dat het classificeren van de inspecteur naar de beheerder is verschoven. De inspecteur neemt waar en registreert de waarnemingen in detail. Als beheerder ontvangen wij na de inspectie gedetailleerde inspectieresultaten in RibX. De reden van deze verandering van de werkwijze is dat doordat de inspectieresultaten gedetailleerder zijn, er beter kan worden gefilterd. Zo krijgen wij meer zicht op de conditie van de objecten én hoe die conditie zich ontwikkelt in de tijd.
De beoordelingen worden geclassificeerd in de volgende 3 categorieën:
Binnen de rioolheffing wordt een deel van de gemeentelijke veegkosten ondergebracht. De wegen en goten worden jaarlijks meerdere keren geveegd. De wegen+goten worden 7 keer per jaar geveegd, de fietspaden 3 keer per jaar. De frequentie wordt regelmatig beoordeeld en aangepast indien noodzakelijk. Door frequent te vegen komt er minder vuil in de kolken terecht. Hierdoor is de kans op verstoppingen minder groot en blijven de kolken en riolen schoner. Om die reden wordt 50% van de veegkosten toegerekend aan de rioolheffing, de overige 50% wordt toegerekend aan de afvalstoffenheffing.
Wateroverlast willen wij natuurlijk het liefst voorkomen. Onder wateroverlast verstaan wij situaties waarin water huizen, winkels en kantoren binnendringt, wegen onbegaanbaar worden, of wanneer het water op een andere manier aanzienlijke schade aanricht of voor gevaarlijke situaties zorgt. Bij extreme neerslag is wateroverlast helaas niet altijd te voorkomen. Als gemeente zetten wij ons in om bij een bui met een hevigheid die maximaal eenmaal per twee jaar voorkomt (19,8 mm in een uur), de hoeveelheid ‘water-op-straat’ tot een minimum te beperken. Deze norm sluit aan bij de landelijk gehanteerde norm.
Bij bepaalde buien kan ‘water-op-straat’ voor komen. Hierbij onderscheiden wij drie verschillende gradaties: hinder, ernstige hinder en overlast.
Hinder: korte tijd (15 tot 30 minuten) beperkte hoeveelheden ‘water-op-straat’.
Ernstige hinder: enige tijd (30 minuten tot twee uur) forse hoeveelheden ‘water op straat’, met ondergelopen tunnels en opdrijvende putdeksels.
Overlast: langdurig (>2uur) en op grotere schaal ‘water-op-straat’, met water in winkels, woningen met materiële schade en mogelijk ook ernstige belemmering van het (economische) verkeer.
Door klimaatverandering hebben wij steeds vaker te maken met intensieve regenbuien en lange periodes van droogte. Als gemeente willen wij hier zo goed mogelijk mee omgaan. Bovengrondse infrastructuur passen wij daar aan waar het doelmatig is om wateroverlast als gevolg van ‘water-op-straat’ te voorkomen of zo veel mogelijk te beperken. Voor de aanpak verwijzen we naar het vastgestelde klimaatadaptatieplan.
Daarnaast willen wij bij herinrichting of nieuwe aanleg van riolering de norm verzwaren naar een zwaardere bui. Dat betekent dat voor nieuwe situaties het stelsel wordt berekend op een bui die in theorie eenmaal per 10 jaar voorkomt (van 35,9 mm en dan water minimaal20 cm onder het maaiveld blijft), in plaats van een bui die theoretisch eenmaal per 2 jaar voorkomt. In de klimaatstresstest zijn knelpunten in beeld gebracht bij neerslaggebeurtenissen die 1 keer per 100 jaar voorkomen (70 mm in een uur). Dit is vertaald naar het vastgestelde klimaatadaptatiebeleid. Bij ieder project wordt gewerkt aan het verbeteren van de robuustheid van het water- en rioolsysteem, met een integrale benadering.
Bij het aanpakken van overlast door water maken wij gebruik van het principe ‘vasthouden – bergen – afvoeren’. Wij zetten daarbij in op het gebruik van de bovengrondse infrastructuur (verhardingen inclusief het groen) omdat dit de meeste garantie biedt bij hoosbuien. Dit houdt wel in dat er, naast meer intern overleg, meer overleg met de inwoners nodig is om ook daar hiervoor draagvlak te krijgen zodat zij bij het inrichten van de tuinen hiermee rekening gaan houden.
Een andere aanpak is het afkoppelen van het hemelwater dat valt op verharde oppervlakten. Afkoppelen is geen doel op zich, maar een middel om een aantal doelstellingen te bereiken:
Hierbij hebben wij ook de hulp van de inwoners nodig. Door het stimuleren van het verwerken van hemelwater op eigen terrein, kunnen wij gezamenlijk de klimaatverandering in relatie met droogte en wateroverlast het hoofd bieden. Zowel intern bij gemeente Midden-Groningen als in de samenwerking in de waterketen willen wij dit doen door een communicatie campagne op te starten. Daarnaast wordt er deze planperiode onderzoek gedaan naar de mogelijkheden om eisen te stellen voor het bergen van regenwater op eigen terrein.
Wij zijn als gemeente aangesloten bij Operatie Steenbreek en heeft het motto: “Tegel eruit, plantje erin!”.
Deze stichting ondersteunt gemeenten met een activiteitenpakket om zo de negatieve gevolgen van de verstening om te zetten in de positieve effecten van vergroening. Gemeenten bepalen zelf hun aanpak: samen met inwoners, organisaties en bedrijven. Zodra verbindingen worden gelegd gaan activiteiten meer effect opleveren. Voor de aanpak verwijzen we naar het kimaatadaptatieplan.
Landelijk organiseert Stichting Steenbreek diverse activiteiten voor zowel de professional als voor betrokken ambtenaren van gemeenten zoals de Nationale Groendag, workshops, kennisdagen alsmede informatieverspreiding via digitale- en papieren kanalen. Belangrijkste doel hierbij is het delen van kennis en het stimuleren en opzetten van netwerken om gezamenlijk te komen tot een bestendige en aantrekkelijke leefomgeving. Ieder jaar wordt onder meer de Steenbreek Trofee uitgereikt aan een gemeente met een innovatief project met daarin gelijkwaardige aandacht voor ecologie, klimaat, gezondheid en omgevingskwaliteit.
Het is de verantwoordelijkheid van de gemeente om, voor zover doelmatig, maatregelen in de openbare ruimte te treffen die structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk voorkomen of beperken. Daarnaast is de gemeente aanspreekpunt voor de burger en behandelt grondwaterklachten.
Oude riolen zijn vaak niet volledig waterdicht en werken daardoor drainerend. Bij vervanging van deze riolen door nieuwe waterdichte riolen is het daarom gewenst een drainagevoorziening van voldoende capaciteit aan te brengen. Particulieren moeten desgewenst hierop aan kunnen sluiten of op het bij vervanging aan te leggen hemelwaterriool. In sommige gevallen kan worden besloten, enkele jaren vóór een rioolvervanging, het grondwaterpeil te monitoren door het plaatsen van een peilbuis.
De gemeente heeft als doel dat er geen structurele overlast optreedt ten gevolge van te hoog grondwater in de gronden, waarvan de gemeente eigenaar is. Grondwateroverlast is structureel als de bestemming van het gebied ernstige hinder ondervindt van te hoge grondwaterstanden gedurende langere periodes per jaar welke niet te wijten zijn aan extreme situaties, zoals perioden met extreme neerslaghoeveelheden en hoge oppervlaktewater peilen. Vormen van overlast zijn natte kruipruimtes, natte tuinen, optrekkend vocht, gewasschade en andere vormen van overlast. Op basis van monitoring en klachtenregistratie kan worden bepaald of er sprake is van structurele overlast. Het grondwaterbeleid is beschreven in bijlage 7.
Bij ontwikkelingen en projecten wordt het grondwater standaard meegenomen in het onderzoek. Indien noodzakelijk worden maatregelen opgenomen om overlast te voorkomen of eventueel op te lossen. Klachten hierover worden geregistreerd en geanalyseerd. Indien uit deze gegevens blijkt dat actie gewenst is, zullen wij daar op reageren. Ook hier zal gekozen worden om eerst te meten met peilbuizen, voordat maatregelen worden uitgevoerd. Er wordt gewerkt aan een grondwatermeetnet, zodat informatie over de grondwaterstanden beschikbaar is.
Oppervlaktewater omvat al het open water. Dit kunnen bijvoorbeeld vijvers, sloten of kanalen zijn. Oppervlaktewater kan verschillende functies hebben, zoals drinkwater, transport of recreatie. Voor de gemeentelijke watertaken is oppervlaktewater voornamelijk van belang om hemelwater te verwerken en het grondwaterpeil te reguleren. Alle maatregelen die binnen de zorgplichten vallen worden bekostigd uit de rioolheffing. De kostenverdeling hiervoor is vastgelegd in het beheerplan stedelijk water.
Het baggeren van watergangen is noodzakelijk om de doorstroming van de watergangen te garanderen, daarnaast om eventuele vervuiling vanuit de riooloverstorten en met regenwater meegespoeld sediment te verwijderen. Afgelopen planperiode zijn geen of weinig baggerprojecten uitgevoerd. In deze planperiode blijkt na onderzoek en metingen dat er een grote baggeropgave is, waarvan 50% wordt toegerekend aan de rioolheffing om de afvoer van hemelwater te borgen.
De watergangen zijn voorzieningen van het water- en rioolsysteem die als functie hebben overtollig regenwater en grondwater af te voeren. Om die reden worden onderhoudskosten aan de watergangen (maaien, onderhoud) voor een deel toegerekend aan de rioolheffing.
In de gemeente Midden-Groningen is het beheer van het gemeentelijke stedelijk water in 2023 volledig in beeld gebracht en gestructureerd. Deels worden de kosten van waterbeheer toegerekend aan de rioolheffing. De grondslag hiervoor is terug te vinden in het integrale beheerplan voor water dat in 2024 wordt vastgesteld. Dit betreft de aanleg en beheer van natuurvriendelijke oevers, omdat daarmee meer berging ontstaat in de watergangen en het beheer en onderhoud van stuwen en duikers.
De basis van al het beheer en onderhoud ligt in het gegevensbeheer. Inzicht in het water- en rioleringssysteem kan alleen worden verkregen als het gegevensbeheer op orde is. Het beheersysteem is nagenoeg up-to-date en wordt door deels de samenwerking in de waterketen (Gegevensbeheer) en deels door de gemeente bijgehouden.
Via het beheersysteem worden tevens de graafmeldingen ontsloten zoals vereist in de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION).
In onderstaand overzicht is weergegeven welke onderzoeken wij de komende planperiode gaan uitvoeren.
In het voorgaande hoofdstuk zijn de (mogelijke) ontwikkelingen (woningbouw) beschreven. Voor de aanleg van nieuwe riolering wordt geen geld gereserveerd, aangezien de eerste aanleg bekostigd wordt uit de grondexploitatie. Er wordt een beheerparagraaf geschreven, zodat ook het beheer en onderhoud na aanleg geborgd is. Dit is per ontwikkeling/project maatwerk.
In de planfase van nieuwe ontwikkelingen overleggen wij vroegtijdig met het waterschap in het kader van de “watertoets”, zodat het watersysteem en de afvalwaterketen optimaal ingericht worden. Daarnaast wordt bij voorgenomen nieuwbouw, of bij grootschalige werkzaamheden aan het riool, in of nabij grondwaterbeschermingsgebied vroegtijdig contact gelegd met Provincie Groningen en het waterschap.
In nieuwbouwplannen wordt uitgegaan van het gescheiden houden van vuil en schoon water. Schoon regenwater wordt zoveel mogelijk teruggebracht in het lokale watersysteem door infiltratie of lozing op het oppervlaktewater. Daarnaast moet er in het plangebied voldoende berging aanwezig zijn om het aanbod van water nu en in de toekomst te kunnen verwerken.
Het resultaat van de bovengenoemde uitgangspunten is dat het (afval-)watersysteem bij nieuwbouw duurzaam is aangelegd en geen negatieve effecten op de omgeving veroorzaakt.
5.8 Communicatie en participatie
De Waterwet gaat uit van samenwerking en overleg. Samenwerking vormt de basis voor het bereiken van de doelstellingen. Daarnaast willen ook inwoners geholpen, geïnformeerd en betrokken worden over actuele situaties en werken die worden uitgevoerd. Ze verwachten van de gemeente dat zij open, transparant en integer is en daarover communiceert. Communicatie is hierbij maatwerk.
Via de (riool)projecten betrekken wij de bewoners bij het waterbeheer in hun omgeving. Bewoners, eigenaren en gebruikers benaderen wij per project. Dit kan middels voorlichtingsavonden maar ook via werk- en klankbordgroepen. Daarnaast is het mogelijk om vraagstukken rond het waterbeheer onder de aandacht te brengen bij de gemeente en waterschappen.
Wij maken deze planperiode in samenwerking met afdeling Communicatie een apart programma voor communicatie en willen flyers maken voor veelgestelde vragen. Op dit moment worden onze kanalen ook regulier ingezet voor bewustwording op verschillende thema’s (als drinkwater, doorspoelen van doekjes etc.).
Daarnaast biedt Stichting Rioned diverse campagnes aan, waar je als gemeente bij aan kan sluiten of gebruik van kan maken. In het kader van de klimaatadaptatie zal ook actief worden gecommuniceerd met onze inwoners.
Daarnaast zal actief gebruik worden gemaakt van Stichting Steenbreek.
5.9 Samenwerken in de waterketen
De waterketen bestaat uit het geheel van watervoorziening, riolering en rioolwaterzuivering. Riolering is een taak van de gemeente, het zuiveren van afvalwater een taak van het waterschap(Hunze en Aa’s) de drinkwatervoorziening een taak van het Waterbedrijf Groningen. Om de waterketen qua kosten en milieurendement optimaal in te richten is samenwerking tussen gemeente, waterschap en waterbedrijf vereist.
In Groningen en Noord-Drenthe werken gemeenten, waterschappen en waterbedrijven samen in de waterketen. De riolering, waterzuivering en drinkwatervoorziening stemmen wij op elkaar af en taken voeren wij gezamenlijk uit. Daarbij hebben wij de volgende doelen afgesproken:
Veelal genoemd als de 3 K’s + D.
Wij vormen samen met gemeenten Veendam, Pekela, Stadskanaal, Oldambt en Westerwolde, waterschap Hunze en Aa’s en het Waterbedrijf Groningen in het cluster: Groningen Oost. De regio Groningen en Noord Drenthe heeft in 2019 het waterakkoord voor de regio verlengd tot 2025. De nadruk in dit akkoord ligt op het verminderen van de kwetsbaarheid en vergroten van de duurzaamheid.
In dit hoofdstuk komt aan de orde welke financiële middelen nodig zijn om de in dit plan gestelde doelen met de beschreven strategie te kunnen realiseren. Doelen, strategie en benodigde middelen zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. De heffing mag maximaal kostendekkend zijn.
De basis voor de rioolheffing ligt in het volgende artikel van de Gemeentewet:
Omdat het meerjaren onderhouds- en investeringsprogramma nog niet volledig definitief is, is uitgegaan van een inschatting van investeringen voor de periode vanaf 2024. Er wordt uitgegaan van een realistisch uitvoerbaar programma door de huidige personele bezetting. Bij vervangingspieken in de toekomst moet hier ook rekening mee worden gehouden.
Voor de strategie (zoals beschreven in hoofdstuk 5) is een kostendekkende rioolheffing berekend over de periode van voor 2024 (op basis van het huidige prijspeil). Jaarlijks wordt een herberekening gedaan van de kostendekkende rioolheffing. Uitgangspunt is ook na de planperiode een 100% kostendekkend tarief te houden.
Zowel de baten (tarief rioolheffing vermenigvuldigd met het aantal heffingseenheden) als een overzicht van alle lasten zijn in het berekeningsmodel gebracht. Met het aantal aansluitingen en de huidige heffingsmethodiek wordt het 100% kostendekkende tarief berekend. Jaarlijks wordt de hoogte van de rioolheffing vastgesteld in de verordening op de heffing en invordering van rioolheffing.
6.1.3 Vergelijking andere gemeenten
In de grafiek hiernaast is weergegeven hoe de tarieven van rioolheffing zijn in de samenwerkingsregio Groningen en Noord Drenthe.
De opbouw van de huidige rioolheffing is weergegeven in onderstaande grafiek.
We hebben een aantal uitgangspunten gehanteerd om tot een kostendekkende rioolheffing te komen:
Er zijn verschillende scenario’s berekend om tot een kostendekkend tarief te komen.
In onderstaande grafiek is het resultaat te zien van de 3 scenario’s. Doordat de komende jaren forse investeringen zijn gepland, die in scenario 1 en 2 grotendeels uit de voorziening worden gedekt, betekent dat in scenario 3 een forse stijging van de rioolheffing op korte termijn. Op lange termijn in scenario 3 voordeliger, doordat de jaarlijkse lasten structureel zijn verlaagd. Op basis van deze uitkomsten stellen wij scenario 1 voor. Bij dit scenario blijven de lasten op korte termijn het laagst. In relatie tot andere ontwikkelingen is dat het meest gewenst voor onze inwoners en bedrijven.
De rioolheffing wordt jaarlijks opnieuw berekend op basis van actuele cijfers en ieder jaar door de gemeenteraad vastgesteld. Dus de genoemde bedragen in de tabel en grafiek zijn indicatief.
Voor de uitvoering van de gemeentelijke watertaken is een professionele organisatie nodig. Deze organisatie moet voldoende robuust zijn en over voldoende kwaliteit beschikken om de uitvoering van de watertaken efficiënt en doelmatig uit te voeren. De organisatie moet in staat zijn om de doelen zoals geformuleerd in dit WRP naar behoren uit te voeren.
In de samenwerkingsregio is een onderzoek uitgevoerd naar de personele capaciteit aan de hand van een methodiek die is ontwikkeld door Stichting Rioned.
Conclusies uit onderzoek Rioned
Uit de berekening in dit onderzoek volgt een benodigde personele bezetting van de binnendienst voor de gemeente Midden-Groningen van 6,24 fte voor de uitvoering van gemeentelijke watertaken. Voor de buitendienst is 5,72 fte benodigd.
De benodigde bezetting splitsen wij in uren die worden uitbesteed en benodigde eigen bezetting. De benodigde eigen bezetting is vergeleken met de huidige bezetting, hieruit volgt een verschil.
Met de huidige mate van uitbesteding is er een tekort van ca. 2,5 fte in de huidige bezetting, het betreft in de binnendienst 1,43 fte en in de buitendienst 1,07 fte.
In dit hoofdstuk leest u de belangrijkste conclusies uit dit WRP en het voorstel van burgemeester en wethouders aan de gemeenteraad.
Er liggen grote opgaven voor de gemeente op het gebied van water, riolering en klimaatadaptatie. Vooral om dit samen te laten komen met andere opgaven in een integraal investeringsprogramma.
De focus komt nu meer te liggen bij het klimaatrobuust maken van ons water- en rioolsysteem, duurzaam investeren, beheer & onderhoud en het vergroten van het waterbewustzijn bij onze inwoners. Communicatie wordt steeds belangrijker.
De rioolheffing moet deze planperiode stijgen om 100% kostendekkend te zijn. De komende jaren is de verwachting dat het tarief verder stijgt door toenemende lasten voornamelijk in groot onderhoud en vervangingsopgaven. Uitgangspunt is ook na de planperiode een 100% kostendekkend tarief te houden.
Op 1 februari 2024 wordt het Water- en rioolprogramma vastgesteld door de gemeenteraad van gemeente Midden-Groningen.
Bijlage 1. Wet- en regelgeving
Bron: Rijksoverheid (oa Helpdeskwater) en Stichting Rioned
Op 1 januari 2024 wordt (naar verwachting) de Omgevingswet (Ow) van kracht. Deze nieuwe wet integreert de vele wetten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving, zoals de Wet milieubeheer (Wm) en de Waterwet. De Omgevingswet omvat de belangrijkste delen van het omgevingsrecht, zowel procedureel als materieel. Dit nieuwe stelsel moet leiden tot:
De Omgevingswet heeft twee doelen:
Onderliggende regelgeving ( AMvB’s )
De regels uit de Omgevingswet zijn verder uitgewerkt in vier Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s):
Het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl): hierin staan algemene regels die erop zijn gericht om nationale doelstellingen te behalen en te voldoen aan internationale verplichtingen. Het Bkl richt zich (alleen) tot overheden. Het bevat instructieregels (bijvoorbeeld voor het beheer van het openbaar vuilwaterriool) en omgevingswaarden. Omgevingswaarden zijn normen die de gewenste staat of kwaliteit van de fysieke leefomgeving vastleggen.
Invoeringswet, Invoeringsbesluit (met bruidsschat) en aanvullingswetten
De Omgevingswet is al op 26 april 2016 gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2016, 156), maar wordt nog gewijzigd en aangevuld met de Invoeringswet en meerdere aanvullingswetten:
De Invoeringswet en het Invoeringsbesluit Omgevingswet regelen de overgang van het bestaande stelsel naar het nieuwe stelsel. Onderdeel hiervan zijn de regels die van het Rijk naar gemeenten en waterschappen overgaan (de bruidsschat, zie ook hieronder).
Decentralisatie en bruidsschat
Een belangrijk onderdeel van het nieuwe stelsel is decentralisatie. Dit houdt in dat bepaalde onderwerpen die het Rijk nu nog centraal regelt, onder de Omgevingswet worden overgelaten aan de gemeente of een andere decentrale overheid, zoals het waterschap. Dat geldt bijvoorbeeld voor de lozingsregels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, het Besluit lozing afvalwater huishoudens en het Besluit lozen buiten inrichtingen. Om te voorkomen dat na inwerkingtreding van de Omgevingswet een situatie ontstaat zonder regels voor lozingen, gaan deze regels van rechtswege over over naar decentrale overheden. Dit is de zogenoemde bruidsschat.
Het stelsel van de Omgevingswet
De Omgevingswet harmoniseert de instrumenten van de verschillende wetten die in de Omgevingswet opgaan. Daarbij maakt het stelsel onderscheid tussen kerninstrumenten en overige instrumenten. Met de kerninstrumenten is een groot deel van het omgevingsrecht vorm te geven. De kerninstrumenten zijn:
De zes kerninstrumenten passen in de beleidscyclus van de Omgevingswet. De beleidscyclus start bij de omgevingsvisies, waarin gemeenten, provincies en Rijk elk hun ambities voor de gewenste kwaliteit van de leefomgeving beschrijven. Deze beleidswensen worden vertaald in doelen voor de fysieke leefomgeving. Om de doelen te realiseren, maakt het bestuur vervolgens programma’s. Activiteiten van burgers en bedrijven worden gereguleerd via algemene regels en omgevingsvergunningen. De algemene regels en vergunningplichten van het Rijk staan in AMvB’s (zie hierboven bij ‘Onderliggende regelgeving’). Algemene regels en vergunningplichten van gemeenten, waterschappen en provincies staan in de decentrale regelgeving. Dit zijn het omgevingsplan (gemeente), de waterschapsverordening (waterschap) en de omgevingsverordening (provincie). Als de overheid zelf een groot project wil uitvoeren, dan stelt het daarvoor een projectbesluit vast.
Via monitoring wordt nagegaan of de doelen bereikt worden. Zo niet, dan leidt dat tot aanpassing van de doelen of tot aanvullende programma’s of regels. De beleidscyclus is dan rond.
Een omgevingsvisie is een integrale langetermijnvisie waarin de hoofdlijnen zijn opgenomen van de huidige kwaliteit van de fysieke leefomgeving, de ontwikkeling, het gebruik, het beheer, de bescherming en het behoud van het grondgebied, en het integrale beleid voor de fysieke leefomgeving (afd. 3.1 Ow). Gemeenten, provincies en Rijk moeten een eigen omgevingsvisie opstellen, waaraan ze ook zijn gebonden.
De integrale omgevingsvisie bevat onder meer een beschrijving van de samenhang tussen boven- en ondergrond, grondwaterkwantiteit en -kwaliteit, grondwater- en oppervlaktewatersysteem en de maatschappelijke opgaven en de rol van de diverse overheden hierin. Daarnaast moet erin staan hoe het toekomstige beheer van het grond- en oppervlaktewater en de bodem eruitziet. Bij het vaststellen van de omgevingsvisie moeten de overheden rekening houden met een aantal beginselen, zoals het voorzorgsbeginsel, het preventiebeginsel en het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron moeten worden bestreden. Ook moet de omgevingsvisie aangeven hoe bedrijven, burgers, maatschappelijke organisaties en bestuursorganen bij de voorbereiding zijn betrokken (motiveringsplicht, art. 10.7 Ob).
Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen maken hun omgevingsvisies operationeel in programma’s (afd. 3.2 Ow). In de programma’s werken zij het beleid uit voor de ontwikkeling, het gebruik, het beheer of de bescherming van de fysieke leefomgeving en nemen zij maatregelen op om aan omgevingswaarden te voldoen of om andere doelstellingen voor de fysieke leefomgeving te bereiken. Programma’s binden alleen het vaststellende bestuursorgaan zelf en kennen dus geen hiërarchie en geen doorwerking in juridische zin, die het omgevingsplan en de verordeningen wel kennen. Gemeenten kunnen ervoor kiezen om een programma stedelijk waterbeheer op te stellen, dat het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) vervangt (zie ook hieronder bij ‘Het GRP en de Omgevingswet’).
Bij het vaststellen van het programma moet het bestuursorgaan aangeven hoe invulling is gegeven aan publieksparticipatie. Net als bij de omgevingsvisie geldt hiervoor een motiveringsplicht (art. 10.8 en 10.9 Ob). Bekijk het webinar Programma Water en riolering
Gemeenten, waterschappen en provincies moeten in principe de regels voor de fysieke leefomgeving bijeenbrengen in één regeling. Voor de gemeente is dit het omgevingsplan, voor het waterschap de waterschapsverordening en voor de provincie de omgevingsverordening.
Het omgevingsplan bevat voor de gehele gemeente de regels die nodig zijn voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties en de regels die hierbij nodig zijn (art. 4.2 Ow). Ook kan de gemeente omgevingswaarden (art. 2.11 Ow) of maatwerkregels (art. 4.6 Ow) opnemen, mits de algemene rijksregels of de omgevingsverordening van de provincie daarvoor ruimte bieden. Bekijk het webinar Omgevingsplan
Omgevingsverordening (provincie)
De omgevingsverordening bevat regels voor activiteiten en andere soorten regels:
Regels die gericht zijn tot burgers en bedrijven, zoals algemene regels en een vergunningstelsel. In de omgevingsverordening kunnen regels voor activiteiten staan met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, maar alleen als het niet doelmatig of doeltreffend is om die regels via instructieregels in het omgevingsplan van de gemeente te zetten.
Waterschapsverordening (waterschap)
De waterschapsverordening reguleert activiteiten met gevolgen voor het watersysteem en voor de zuiveringstechnische werken (rwzi’s) in beheer bij het waterschap. Het peilbesluit en de legger blijven naast deze verordening bestaan. Wel moet het waterschap de zogenoemde beperkin-gengebieden – concreet: de waterstaatswerken en de hierbij behorende beschermingszones – in de waterschapsverordening aanwijzen en niet (zoals nu gebeurt) in de legger. Deze regels binden immers de burger.
Tot 2024 is de gemeente verplicht een gemeentelijk rioleringsplan (GRP, artikel 4.22 Wm) op te stellen, vanwege het behalen van doelen uit het Bestuursakkoord Water.1 Met de komst van de nieuwe Omgevingswet in 2024 vervalt deze verplichting, maar de gemeente mág natuurlijk wel een GRP opstellen. Het GRP is om verschillende redenen belangrijk, niet alleen voor gemeenten, maar ook voor andere overheden, burgers en bedrijven. Hierin beschrijft de gemeente immers hoe zij haar zorgplichten voor stedelijk afvalwater, hemelwater en grondwater invult. Het GRP stimuleert de gemeente om het rioolstelsel op orde te houden en maakt aan burgers en bedrijven inzichtelijk wat zij op dit gebied van de gemeente kunnen verwachten. Ook bevordert het GRP een goede beleidsafstemming tussen gemeenten en waterschappen en maakt het de besteding van de rioolheffing transparant.
In het nieuwe stelsel van de Omgevingswet neemt de gemeente haar beleid voor stedelijk waterbeheer op in haar omgevingsvisie. De maatregelen, zoals rioolvervangingsprojecten, komen in het programma stedelijk waterbeheer. Als de gemeente maatregelen uit dit programma niet uitvoert, kunnen andere bestuursorganen haar hierop aanspreken in het kader van interbestuurlijk toezicht.
Oorzaken van grondwaterproblemen liggen vaak op meerdere terreinen. Vaak hebben ze iets te maken met waterbeheer, ruimtelijke ordening, stedelijke inrichting én aanleg en onderhoud van bebouwing en stukken grond (percelen). Dat geldt ook voor de oplossingen. Daarom moet de grondeigenaar samen met alle overheden naar een oplossing zoeken. Dus met Rijk, provincie, gemeente én waterschap. In grote lijnen zijn hun rollen als volgt verdeeld:
In Nederland bent u in principe zelf verantwoordelijk voor water op uw grond en onder uw huis. Dus ook voor grondwater, zoals vocht in huis. Dit kan ontstaan als het grondwater te hoog staat en uw huis aan de onderkant niet volgens de bouwregels waterdicht is. Dan kunt uw uw huis alsnog waterdicht (laten) maken.
De gemeente heeft een centrale rol. Zij is uw aanspreekpunt. De gemeente richt tenslotte de (openbare) ruimte in en beheert die. Ze verleent bouwvergunningen en houdt toezicht bij (bouw)activiteiten.
Waterschappen houden zich niet direct bezig met grondwaterbeheer. Toch hebben ze een belangrijke rol. Zij zorgen namelijk voor de juiste hoogten van het oppervlaktewater. Een hoger waterpeil in sloten en boezems leidt tot een hogere grondwaterstand.
De provincie verleent vergunningen voor boorputten en grondwateronttrekkingen. Daarnaast bemiddelt zij vaak bij het oplossen van grote grondwaterproblemen. Bijvoorbeeld om alle partijen aan tafel te krijgen. Vooral wanneer (het stoppen van) grondwaterwinningen een rol spelen (speelt) bij het grondwaterprobleem.
Het Rijk bepaalt de hoofdlijnen van het landelijke beleid voor waterbeheer.
Als de huisaansluiting tot aan de erfafscheiding van u is en onder de stoep en de weg van de gemeente, kunt u de gemeente beschouwen als een buurman waar u niet zo maar aan de slag gaat. Neem contact op met uw gemeente wie wat doet en wat betaalt! Bel de gemeente of kijk op de website voor de regels van uw gemeente bij verstoppingen van huisaansluitingen.
Gemeenten gaan verschillend met het oplossen van verstoppingen om. In gemeente Midden-Groningen geldt het volgende beleid:
Bijlage 4. Woorden- en begrippenlijst
Oorspronkelijk letterlijk het ‘afkoppelen’ van straten, daken en ander verhard oppervlak dat op een gemengd stelsel loosde. Nu ook in gebruik voor nieuwbouwsituaties met bijvoorbeeld infiltratieriolen, wadi’s of infiltratiekoffers. Vaak vindt afkoppelen gedeeltelijk plaats omdat moeilijk bereikbare plaatsen de duur zijn. Afkoppelen kost snel € 20.- per m2 of meer, als dit met andere werkzaamheden gecombineerd wordt.
Grote betonnen bassins die de afgelopen jaren voor overstorten zijn aangelegd. De werking is dubbel: er wordt water geborgen (opgeslagen) na dat de bui weer via het riool naar de rwzi verdwijnt. Ook bezinkt het vuil in het water voor een deel, zodat het water dat in sloot of gracht terecht komt schoner is.
Stelsel waarin huishoudelijk afvalwater en hemelwater in één buis terecht komen. Het grootste gedeelte van de Nederlandse riolering is gemengd. Bij een gemengd stelsel zijn overstorten voor de afvoer van hevige buien essentieel.
Stelsel waarin afvalwater en hemelwater in aparte buizen terecht komen. Hemelwater gaat naar vijver, sloot of kanaal. Bij verbeterd gescheiden stelsel gaat het eerste gedeelte van hemelwater naar de rzwi. Omdat het vaak een beetje regent komt driekwart van alle hemelwater in de rwzi terecht.
Gemeentelijke water- rioleringsprogramma waarin een gemeente meestal iedere 4 of 5 jaar beschrijft wat zij wil hebben, wat ze nu heeft en wat zij dus moet doen en wat dat gaat kosten. Het is belangrijk om hier voldoende energie in te steken en als gemeenteraad op de doelen te sturen.
Noodzakelijk onderdeel van een gemengd rioolstelsel voor de afvoer van hevige buien. De afvoercapaciteit van overstorten is ongeveer 30 keer zo groot als die naar de zuivering. Omdat riolen veel water kunnen bergen (opslaan) en de aanleg van bergbezinkbassins verdwijnt op jaarbasis 5% van al het hemelwater via de overstort, vermengd met afvalwater.
De rioolwaterzuiveringsinrichting (Rwzi) zorgt voor de zuivering van afvalwater en is in beheer bij een waterschap. Hiervoor betalen de lozers een zuiveringsheffing.
Heffing die gemeenten mogen opleggen voor het uitvoeren van de gemeentelijke watertaken. Deze mag maximaal kostendekkend.
(Bron: www.rioolenraad.nl)
Bijlage 6. Rioolheffingsberekening
In onderstaande tabel zijn de uitgaven voor de planperiode weergegeven. Jaarlijks wordt het kostendekkende tarief berekend.
In de wet is een gemeentelijke zorgplicht opgenomen voor het in het openbaar gemeentelijke gebied treffen van maatregelen om structurele nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Voorwaarde hierbij is dat de te treffen maatregelen doelmatig zijn en niet tot de zorg van het waterschap of de provincie behoren.
De specifieke eisen voor de grondwaterzorgplicht zijn:
In onderstaand overzicht zijn veel gebruikte termen in de grondwaterzorgplicht weergegeven.
Figuur: veelgebruikte termen grondwaterzorgplicht
In de bestemmingsfase worden de problemen onderkend op basis van de ‘watertoets’ (ruimtelijke ordening) en in de inrichtingsfase worden de maatregelen gerealiseerd door middel van grondexploitatie en bouwvoorschriften (bouwvergunning). Mochten zich daarna nog problemen voordoen in verband met de grondwaterstand dan zal de gemeente, binnen de grenzen van doelmatigheid, onderzoek doen en zo nodig maatregelen treffen om deze gevolgen zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De zorgplicht heeft het karakter van een inspanningsplicht. Dat wil zeggen dat de gemeente niet verantwoordelijk is voor handhaving van het grondwaterpeil in bebouwd gebied. De zorgplicht werkt ook niet met terugwerkende kracht en leidt niet tot aansprakelijkheid voor schadesituaties uit het verleden. Deze zorgplicht richt zich met name op maatregelen van waterhuishoudkundige aard.
Ze kunnen bestaan uit het inzamelen, bergen, transporteren en het nuttig toepassen van schoon water, het verbeteren van de waterdoorlaatbaarheid van de bodemtoplaag en hydrologische compartimentering van de bodem. De maatregelen kunnen ook de vorm hebben van een openbaar ontwateringstelsel, waarmee grondwater wordt ingezameld, getransporteerd, nuttig toegepast of wordt teruggebracht in het milieu. Het af te voeren grondwater kan afkomstig zijn van openbaar terrein en van particuliere percelen. Voor de inzameling op particulier terrein is de perceeleigenaar verantwoordelijk.
In een aantal gevallen zal het af te voeren grondwater niet schoon genoeg zijn om direct te lozen op het oppervlaktewater of in de bodem waardoor zuiveringsvoorzieningen noodzakelijk zijn. In het uiterste geval is afvoer naar de rwzi mogelijk.
Specifiek Regen- en grondwaterbeleid
(Grond)wateroverlast in bebouwd gebied kan vele oorzaken hebben. Het is ook niet altijd op voorhand duidelijk of het daadwerkelijk om grondwater gaat. Regenwater dat niet snel genoeg kan infiltreren in de bodem door een ‘storende laag’ kan eveneens voor de nodige overlast zorgen.
Het proces voor doelmatig en duurzaam beheer wordt vormgegeven met de beheercirkel een versimpeling van de IAMPRO-Roos.
De iAMPro-roos beschrijft procesmatig de stappen in het beheerproces conform Assetmanagement.
Ambities, organisatiedoelen en budgetten worden vertaald in beleidsplannen. Deze kaders worden gebruikt voor het opstellen van beheer en uitvoeringsplannen. Met de monitoring wordt getoetst of de gewenste ambitie gehaald wordt. Bij afwijkingen dient er bijgestuurd te worden in prestatie of budgetten.
Heel herkenbaar in dit proces is de PDCA cyclus. Deze cyclus vormt ook de basis voor Assetmanagement. Door het beleid op deze manier op te zetten sluiten we aan bij de ambitie om te werken conform het Assetmanagement principe.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-503511.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.