Erfgoedverordening

 

Besluit van de raad van de gemeente Oude IJsselstreek tot vaststelling van de ‘Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2023’

 

De raad van de gemeente Oude IJsselstreek;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2023;

gelet op artikel 3.16 van de Erfgoedwet, artikel 38 van de Monumentenwet 1988, artikel 149 van de Gemeentewet, en toekomstig tevens artikel 5.1 van de Omgevingswet, in samenhang met artikel 4.6, eerste lid, aanhef en onder d, en paragraaf 22.1.2 van de Invoeringswet Omgevingswet en gelet op het gestelde in artikel 5.130 van het Besluit Kwaliteit Leefomgeving;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2023

 

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

 

a. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische verwachtingenkaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

 

b. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oude IJsselstreek;

 

c. gemeentelijke archeologische waarden-, verwachtingen- en maatregelenkaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

 

d. gemeentelijke cultuurhistorische waardenkaart:

topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop zichtbare bovengrondse cultuurhistorische waarden zijn aangegeven en als basis dient voor het vertalen van de cultuurhistorische waarden en de bescherming daarvan in het gemeentelijk ruimtelijk beleid dan wel omgevingsplan.

 

e. gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

 

f. minister: minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

 

g. omgevingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument;

 

h. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

 

i. programma van eisen: programma dat door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld en waarmee juridische kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

 

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

1. Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk erfgoedregister bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

 

2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat in ieder geval gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed.

 

§ 2. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk monument

1. Het college kan besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

 

2. Dit artikel is niet van toepassing op:

  • a. rijksmonumenten, en

  • b. monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

  •  

Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing

1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

 

2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voert het college overleg over het voornemen met de eigenaar.

 

Artikel 5. Voorbescherming

1. De bescherming van paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4, eerste lid, is bekendgemaakt.

 

2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister, of na het verstrijken van 5 jaar na het voornemen tot aanwijzing zoals bedoeld in artikel 4.

 

Artikel 6. Advies gemeentelijke adviescommissie

1. Het college vraagt over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en Verordening Commissie Omgevingskwaliteit Oude IJsselstreek 2021.

 

2. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

 

3. De gemeentelijke adviescommissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.

 

Artikel 7. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

1. Op een aanvraag om aanwijzing dient te worden besloten binnen 20 weken na ontvangst van de aanvraag.

 

2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

 

Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

 

2. Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

Artikel 9. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument

1. In een spoedeisend geval kan het college een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 6 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.

 

2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als het college een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 3, eerste lid.

 

3. Paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van het college tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 8 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.

 

Artikel 10. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

1. Het college kan ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 2 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

 

3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

 

§ 3. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 11. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

 

Artikel 12. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een gemeentelijk monument:

  • a. te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

  • b. te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

 

2. Het eerste lid is niet van toepassing op:

  • a. de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt;

  • b. alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft;

  • c. het binnen een monument dat als begraafplaats in gebruik is met inachtneming van de monumentale waarden:

1˚. plaatsen van grafmonumenten, met inbegrip van het tijdelijk verwijderen daarvan en het bijwerken van het opschrift;

2˚. doen van begravingen of asbijzettingen, of

3˚. ruimen van graven waarvan het grafmonument niet is beschermd als gemeentelijk monument.

 

3. Het college kan in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen bedoeld in het tweede lid.

 

Artikel 13. Weigeringsgronden

1. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

 

2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

 

§ 4. Handhaving en toezicht

Artikel 14. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 11 of met het bepaalde krachtens artikel 12, derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of hechtenis van ten hoogste drie maanden.

 

Artikel 15. Toezichthouders

1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de daartoe bevoegde met opsporing belaste ambtenaren.

 

2. Het college kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten.

 

§ 5. Vangnet archeologie

Artikel 16. Vangnet archeologie

1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:

  • a. voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet is verleend;

  • b. het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden-, maatregelen of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

  • c. de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

  • d. met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

 

2. Het college kan nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

 

Artikel 17. Opgravingen en begeleiding

1. Als binnen het grondgebied van de gemeente Oude IJsselstreek onderzoek wordt gepland om te worden uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid van de Erfgoedwet, moeten, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

  • a. het college een programma van eisen vaststellen als bedoeld in artikel 1, waarbij nadere regels worden gesteld voor het onderzoek;

  • b. de verstoorder, voorafgaand aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoeld in artikel 1, ter goedkeuring aan het college overleggen.

 

2. In nadere regels neemt het college bepalingen op over het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek moeten aanwijzingen van of namens het college in acht worden genomen.

 

3. Om te kunnen beoordelen of het programma van eisen, plan van aanpak en eventuele nadere regels voldoen, vraagt het college voorafgaand aan de geplande verstoring, advies aan een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg.

 

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 18. Intrekken oude verordening

De Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2014 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

 

Artikel 19. Overgangsrecht

1. Een krachtens Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2014 aangewezen en geregistreerd gemeentelijke monument, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

 

2. Aanvragen en bezwaren die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2014.

 

Artikel 20. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking op 30 december 2023, één dag na de dag van officiële bekendmaking.

 

2. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Erfgoedverordening gemeente Oude IJsselstreek 2023’.

 

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad Oude IJsselstreek in zijn openbare vergadering van 14 december 2023.

De griffier, M.B.J. Looman

De voorzitter, O.E.T. van Dijk

Naar boven