Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting 2025

De raad van de gemeente Staphorst;

 

gezien het voorstel van het college van 8 oktober 2024;

gelet op artikel 223 van de Gemeentewet;

 

B E S L U IT:

 

vast te stellen de:

 

Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting 2025

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.

  • 2.

    Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld.

Artikel 3 Vrijstellingen

Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een vertegenwoordigend openbaar lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft.

Artikel 4 Maatstaf van heffing.

  • 1.

    De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt, voor het tijdvak waarbinnen het belastingjaar valt, is vastgesteld.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid wordt de belasting geheven naar de waarde, indien de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken.

  • 3.

    In geval geen heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting geheven naar de waarde.

  • 4.

    De vaststelling van de waarde bedoeld in het tweede en derde lid geschiedt overeenkomstig de artikelen 220 tot en met 220d van de Gemeentewet, met dien verstande dat daarbij artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken niet wordt toepast.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt bij een waarde, als bedoeld in het vorige artikel, van:

  • 1.

    minder dan € 55.000,-- € 144,-

  • 2.

    € 55.000,-- of meer, doch minder dan € 70.000,-- € 441,-

  • 3.

    € 70.000,-- of meer, doch minder dan € 80.000,-- € 509,-

  • 4.

    € 80.000,-- of meer, doch minder dan € 90.000,-- € 569,-

  • 5.

    € 90.000,-- of meer, doch minder dan € 100.000,-- € 637,-

  • 6.

    € 100.000,-- of meer, doch minder dan € 110.000,-- € 702,-

  • 7.

    € 110.000,-- of meer, doch minder dan € 120.000,-- € 748,-

  • 8.

    € 120.000,-- of meer, doch minder dan € 130.000,-- € 803,-

  • 9.

    € 130.000,-- of meer, doch minder dan € 140.000,-- € 860,-

  • 10.

    € 140.000,-- of meer, doch minder dan € 150.000,-- € 914,-

  • 11.

    € 150.000,-- of meer € 956,-

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Aangifte

  • 1.

    De belastingplichtige aan wie binnen 2 maanden na afloop van het belastingjaar geen aanslag over dat belastingjaar is opgelegd, is gehouden binnen een maand na het verstrijken van de bedoelde termijn een schriftelijk verzoek bij de heffingsambtenaar in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.

  • 2.

    De (vermoedelijk) belastingplichtige, aan wie een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden binnen 4 weken na dagtekening dit aangiftebiljet ingevuld en ondertekend te retourneren.

  • 3.

    Indien 2 weken na dagtekening van een herinnering om aangifte te doen de (vermoedelijk) belastingplichtige geen aangifte heeft gedaan, kan de gemeente ambtshalve een aanslag opleggen.

  • 4.

    Het eerste lid is niet van toepassing, indien redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat over het belastingjaar geen belasting verschuldigd is of geen aanslag zal worden opgelegd.

Artikel 9 Voorlopige aanslag

Na de aanvang van het belastingjaar kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt ingeval er een machtiging tot automatische incasso is afgegeven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid, tweemaal niet kunnen worden geïncasseerd vervalt de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen zoals genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijn.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De ‘Verordening forensenbelasting 2024’ van 14 november 2023 wordt ingetrokken met ingang van de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het in voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in het vierde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de ingetrokken verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover terzake daarvan de heffing van de rechten in die periode plaatsvindt.

  • 4.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 5.

    Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening forensenbelasting 2025’.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Staphorst van 12 november 2024.

Voorzitter,

Griffier,

Naar boven