Verordening tot de tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Capelle aan den IJssel 2023

De raad van de gemeente Capelle aan den IJssel;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 juli 2024;

 

gelet op artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, en

 

gelet op artikel 2.1.4a, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

gelet op de behandeling in de vergadering van de raadscommissie d.d. 9 september 2024

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening tot de tweede wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Capelle aan den IJssel 2023.

Artikel I  

De Verordening maatschappelijke ondersteuning Capelle aan den IJssel 2023 wordt gewijzigd als volgt:

 

Artikel 16 komt te luiden:

 

Artikel 16. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening of pgb, zolang de cliënt van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt;

  • 2.

    De hoogte van de bijdragen voor een of meerdere maatwerkvoorzieningen of pgb’s is samen gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste het landelijk vastgestelde bedrag zoals genoemd in artikel 2.1.4 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid

    • a.

      kunnen zorgmijders geen bijdrage verschuldigd zijn de eerste zes maanden van zorgverlening, of langer wanneer dat noodzakelijk is naar oordeel van het college;

    • b.

      zijn cliënten die in een hospice verblijven geen bijdrage verschuldigd voor de huishoudelijke ondersteuning die ze ontvangen tijdens het verblijf binnen het hospice;

    • c.

      is geen eigen bijdrage verschuldigd voor individuele begeleiding categorie waakvlamcontact;

    • d.

      is geen eigen bijdrage verschuldigd voor een woningaanpassing/ woonvoorziening van/in een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex;

    • e.

      is geen eigen bijdrage verschuldigd voor een maatwerkvoorziening die is verstrekt ten behoeve van een jeugdige die op dat moment minderjarig was;

    • f.

      is geen eigen bijdrage verschuldigd voor een tegemoetkoming;

    • g.

      is geen eigen bijdrage verschuldigd voor rij- of gewenningslessen voor scootmobiel of rolstoelvoorziening;

    • h.

      is geen eigen bijdrage verschuldigd als het resultaat behaald kan worden door een voorziening in de vorm van aanpassingen aan eerder verstrekte woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen;

    • i.

      is geen eigen bijdrage verschuldigd voor het onderhoud, reparatie, keuring en verzekering van een voorziening.

  • 4.

    In afwijking van artikel 2.1.4a, vierde lid, van de wet bedraagt de hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening voor vervoer (collectief aanvullend vervoer) voor:

    • 1 zone € 1,33 per rit;

      2 zones € 1,99 per rit;

      3 zones € 2,66 per rit;

      4 zones € 3,32 per rit

      5 zones € 3,99 per rit.

  • 5.

    De bedragen genoemd in het vierde lid worden met ingang van 1 januari 2025 jaarlijks aangepast aan de wijziging die het LTI-indexcijfer heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar.

  • 6.

    Indien medische begeleiding tijdens het collectief aanvullend vervoer verplicht is, is de verplichte begeleider geen eigen bijdrage verschuldigd voor de kosten voor het gebruik van het collectief aanvullend vervoer.

  • 7.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening

    • a.

      in natura is gelijk aan de kosten die het college voor de desbetreffende maatwerkvoorziening zelf maakt;

    • b.

      in de vorm van een pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking per 1 januari 2025.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 23 september 2024.

De griffier,

de voorzitter,

Toelichting op de Verordening maatschappelijke ondersteuning Capelle aan den IJssel 2023

Artikel 16. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

 

Deze bepaling geeft uitvoering aan de artikelen 2.1.4, eerste tot en met derde en zevende lid, en 2.1.5, eerste lid van de wet.

 

In het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 worden regels vastgesteld met betrekking tot deze bijdragen (artikel 2.1.4, vierde lid, van de wet). De bijdrageregels in de Verordening passen binnen de kaders die het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 stelt.

 

In het eerste lid is vastgelegd voor welke maatwerkvoorziening een eigen bijdrage geldt, te weten alle maatwerkvoorzieningen en pgb’s.

 

In het tweede lid is de hoogte van de eigen bijdrage vastgelegd. Hierbij wordt verwezen naar de artikelen in de Wet waar dit is vastgelegd.

 

In de huidige Verordening 2023 zijn een aantal situaties en voorzieningen genoemd waarbij om verschillende redenen geen eigen bijdrage wordt gevraagd. Aanvullend hierop zijn er voor de overige Wmo-maatwerkvoorzieningen ook een aantal situaties opgenomen in de Verordening waarin toch geen bijdrage wordt gevraagd. Het gaat om:

 

In het derde lid is vastgelegd in welke situaties en welke voorzieningen zijn vrijgesteld van de bijdrage.

  • -

    De lichtste categorie voor begeleiding individueel, waakvlamcontact, is vrijgesteld van de bijdrage. Dit sluit aan bij het beleid dat er voor zorgmijders de mogelijkheid bestaat de eigen bijdrage de eerste zes maanden van zorgverlening niet te innen. Dit is vastgelegd in het derde lid onder a. Deze periode kan worden verlengd wanneer de situatie hierom vraagt, bijvoorbeeld wanneer inzet van bemoeizorg noodzakelijk is om verdere zorgmijding te voorkomen. Dit betreft zorgmijdende cliënten waarvoor bemoeizorg om Wmo-ondersteuning vraagt en waarvan zij het nodig acht dat het niet innen van de eigen bijdrage noodzakelijk is. Dit volgt uit het Besluit van 6 december 2017 (Stb. 2017, nr. 481) waarin een wijziging van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is opgenomen voor een verruiming van de gemeentelijke beleidsruimte bij het opleggen van de bijdrage voor een cliënt. In de toelichting op het wijzigingsbesluit is opgenomen dat middels dit besluit o.a. wordt geregeld dat het college de bevoegdheid heeft de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget (niet zijnde opvang en beschermd wonen in natura) in een individueel geval op nihil te laten vaststellen in situaties dat wanneer de verschuldigdheid van de bijdrage nadelig is voor een persoonsgerichte aanpak om bepaalde specifieke doelgroepen mee te laten doen in de samenleving. Indien gewenst kan vanaf 1 januari 2023 de vrijstelling van de eigen bijdrage voor zorgmijders met terugwerkende kracht (tot maximaal 36 maanden) ingaan (wijzigingsbesluit van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, Staatsblad 2022/346).

  • -

    Daarnaast is in het derde lid onder b vastgelegd dat cliënten die in een hospice verblijven geen eigen bijdrage voor de huishoudelijke ondersteuning betalen die zij in het hospice ontvangen gedurende hun verblijf in het hospice. Hiermee wordt voorkomen dat cliënten in hun laatste levensfase moeten worden onderworpen aan een toetsing voor de noodzaak van de inzet van de ondersteuning door de unit Wmo.

  • -

    Woningaanpassingen voor jeugdigen zijn eveneens vrijgesteld, omdat deze kosten door de ouder(s)/verzorger(s) betaald dienen de te worden. Zij hebben vaak al hogere kosten voor hun kinderen als gevolg van hun beperking.

  • -

    Voorzieningen in een algemene ruimte, zoals deurdrangers in de hal van een wooncomplex, zijn vrijgesteld, omdat van dergelijke voorzieningen door meerdere bewoners gebruik wordt gemaakt.

  • -

    tegemoetkomingen zijn vrijgesteld, zoals verhuis- en inrichtingskosten, omdat dit niet past bij het karakter van een tegemoetkoming, die niet persé kostendekkend hoeft te zijn.

  • -

    rij- of gewenningslessen voor scootmobiel of rolstoelvoorziening zijn vrijgesteld, omdat deze worden uitgevoerd voorafgaand aan de verstrekking van een maatwerkvoorziening. Kosten die bijkomstig zijn aan een rolstoelvoorziening zijn daarnaast wettelijk uitgesloten van het innen van een eigen bijdrage.

  • -

    aanpassingen aan eerder verstrekte woonvoorzieningen en vervoersvoorzieningen zijn vrijgesteld, omdat de kosten van de aanpassingen al zijn opgenomen in de oorspronkelijke aanschafprijs;

  • -

    tot slot zijn onderhoud, reparatie, keuring en verzekering van voorzieningen ook vrijgesteld, omdat de kostprijs alleen bepaald wordt aan de hand van de aanschafprijs.

In het vierde lid is bepaald dat bij het collectief aanvullend vervoer voor sociaal recreatief vervoer een bijdrage gevraagd wordt voor algemeen gebruikelijke kosten. In artikel 2.1.4a van de wet is de maximale bijdrage die voor een maatwerkvoorziening gevraagd mag worden bepaald. Hiervan mag echter worden afgeweken als het gaat om een vervoersvoorziening. Dat moet dan wel in een verordening worden vastgelegd (artikel 3.8, lid 1 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015). De hoogte van de eigen bijdrage voor het collectief aanvullend vervoer is vergelijkbaar met de kosten voor het regionale openbaar vervoer voor de afgelegde ritten.

 

In het vijfde lid is bepaald dat de bedragen voor de bijdragen in de kosten voor collectief aanvullend vervoer jaarlijks worden geïndexeerd aan de hand van de LTI-index. Dit is de Landelijke Tarief Index (LTI) die wordt gebruikt om tarieven in het OV aan te passen.

 

Wanneer tijdens de rit medische begeleiding vereist is, kan de cliënt één begeleider gratis mee laten reizen. De criteria voor noodzakelijke medische en (psycho)sociale begeleiding tijdens de rit zijn:

  • -

    er is medische zorg noodzakelijk tijdens de rit, bijvoorbeeld het moeten toedienen van medicatie (oraal) of het bedienen van medische apparatuur, en/of;

  • -

    er sprake is van aantoonbare gedragsproblemen of angst bij de cliënt die door de begeleiding weggenomen of verminderd wordt, en/of;

  • -

    er is tijdens de rit ADL- hulp noodzakelijk; dit zijn eenvoudige verzorgende handelingen, zoals bijvoorbeeld het afvegen van mond en neus bij een gestoorde handfunctie.

De wet verplicht tot het vaststellen van de kostprijs van een maatwerkvoorziening (artikel 2.1.4a, zesde lid, van de wet). Vanaf 2020 hoeft er, vanwege de invoering van het abonnementstarief, niet meer voor alle voorzieningen gecontroleerd te worden of de bijdrage de kostprijs te boven gaat. In lid 7 en lid 8 is uitgelegd hoe de kostprijs tot stand komt.

Naar boven