Beleidsregels Verhaal van Bijstand Land van Cuijk 2024

Het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Land van Cuijk;

 

Gelet op artikel 61 tot en met 62i van de Participatiewet, alsmede artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en de artikelen 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht

 

Besluit:

 

  • 1.

    Vervallen te verklaren de Beleidsregels Verhaal van Bijstand gemeente Land van Cuijk 2022;

  • 2.

    Vast te stellen de Beleidsregels Verhaal van Bijstand Land van Cuijk 2024.

     

HOOFDSTUK 1 – ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: de Participatiewet;

    • b.

      Het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk;

    • c.

      Meerderjarig kind: kind tussen 18 en 21 jaar.

Artikel 2. Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal

De uitvoering van het bijstandsverhaal wordt mede bepaald door:

  • a.

    Het meest recente rapport Alimentatienormen als vastgesteld door de Expertgroep Alimentatie;

  • b.

    De beoordeling door de Rechtbank en het Gerechtshof;

  • c.

    De relevante gepubliceerde jurisprudentie in alimentatiezaken en bijstandsverhaal.

HOOFDSTUK 2 – VERHAAL VAN BIJSTAND

Artikel 3. Verhaal van bijstand

Het college maakt gebruik van alle bevoegdheden die paragraaf 6.5 van de Participatiewet biedt tot het verhalen van kosten van bijstand:

  • a.

    Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die bij het ontbreken van gezinsverband zijn onderhoudsplicht jegens zijn echtgenoot, of minderjarig kind niet of niet behoorlijk nakomt;

  • b.

    Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht na echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed niet of niet behoorlijk nakomt;

  • c.

    Tot de grens van de onderhoudsplicht als bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek: op degene die zijn onderhoudsplicht op grond van artikel 395a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek niet of niet behoorlijk nakomt jegens zijn meerderjarig kind aan wie bijzondere bijstand is verleend;

  • d.

    Op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan voor zover bij het besluit op de bijstandsaanvraag met de geschonken middelen rekening zou zijn gehouden indien de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alle omstandigheden aannemelijk is dat de schenker ten tijde van de schenking de noodzaak van bijstandsverlening redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien;

  • e.

    Op de nalatenschap van de persoon indien:

    • 1.

      Ten onrechte of tot een te hoog bedrag bijstand is verleend dan wel anderszins onverschuldigd is betaald en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden;

    • 2.

      Bijstand is verleend in de vorm van geldlening of als gevolg van borgtocht.

Artikel 4. Onderhoudsplicht en verhaal

In verband met de wettelijke onderhoudsplicht verhaalt het college op de onderhoudsplichtige:

  • a.

    de periodieke algemene bijstand voor de kosten van levensonderhoud;

  • b.

    de bijzondere bijstand voor de kosten van levensonderhoud aan meerderjarige kinderen.

Artikel 5. Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal van bijstand

Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van verhaal van bijstand indien:

  • a.

    door de rechter in een beschikking de kinder- en/of partneralimentatie is vastgesteld en is gebleken dat de rechter bij de bepaling van deze alimentatie is uitgegaan van juiste recente inkomensgegevens;

  • b.

    de op te leggen onderhoudsbijdrage, al dan niet in aanvulling op een reeds bestaande alimentatieverplichting, minder bedraagt dan € 50,- per maand;

  • c.

    de onderhoudsplichtige een uitkering of een inkomen uit arbeid ontvangt dat lager of gelijk is aan de voor de onderhoudsplichtige geldende bijstandsnorm;

  • d.

    de draagkracht op nihil is vastgesteld en het niet aannemelijk is dat in de toekomst sprake is van enige inkomensverbetering;

  • e.

    er sprake is van een schenking of een nalatenschap van minder dan

  • a.

    € 1.000;

  • f.

    daarvoor gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 6. Draagkracht bij schuldsanering

De onderhoudsplichtige wordt geacht geen draagkracht te hebben als die is toegelaten tot en voor de duur van het traject van schuldsanering in het kader van de MSNP (Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen) of de WSNP (Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen).

Artikel 7. Vordering onderhoudsplicht en schuldsanering

De vordering op de onderhoudsplichtige in verband met verhaal van bijstand wordt, tot de datum van toelating tot een schuldsanering in het kader van de MSNP of WSNP, ingebracht in de schuldsanering.

Artikel 8. Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal bij schuldsanering

  • 1.

    Een voorstel tot schuldsanering in het kader van de MSNP of WSNP wordt alleen in overweging genomen als de schuldsanering tot stand komt door tussenkomst van een erkende schuldhulpverlenende organisatie.

  • 2.

    Het college werkt mee aan een schuldregeling en ziet af van (verdere) invordering, als:

    • a.

      het college verwacht dat de inwoner zijn schulden niet kan aflossen; en

    • b.

      de medewerking van het college nodig is voor een schuldregeling; en

    • c.

      de vordering van het college volgens dezelfde verdeelsleutel wordt betaald als andere vorderingen van gelijke rang.

  • 3.

    Het college kan het besluit om medewerking te verlenen aan een schuldregeling intrekken, als:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is genomen een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in het eerste lid;

    • b.

      de inwoner de verplichtingen aan de schuldregeling weigert na te komen, en het college daar al eerder op gewezen heeft;

    • c.

      de inwoner verkeerde informatie heeft gegeven en het college niet meegewerkt zou hebben, als de inwoner op tijd de juiste informatie had gegeven.

Artikel 9. Faillissement

In geval van faillissement van de onderhoudsplichtige:

  • a.

    wordt voor de duur van het faillissement de maandelijkse onderhoudsbijdrage op nihil gesteld, tenzij de faillissementsrechter de onderhoudsbijdrage als een maandelijkse verplichting heeft opgenomen in de faillissementsbeschikking; en

  • b.

    wordt bij de curator de vordering tot de datum van de uitspraak van het faillissement ingediend.

HOOFDSTUK 3 – BEOORDELING VAN MATE VAN ONDERHOUDSPLICHT

Artikel 10. Beoordeling onderhoudsplicht ex-partner

Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 159a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en in artikel 4 onder a, b en c, en bij de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn in het geval dat de rechter dient te beslissen over de vraag of, en zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.

Artikel 11. Hoogte normen

  • 1.

    Het beleid bij ontvangst van toereikende informatie is dat de hoogte van de onderhoudsbijdrage zal worden vastgesteld op basis van de draagkracht. Hiervoor wordt het meest recente rapport Alimentatienormen als vastgesteld door de Expertgroep Alimentatie toegepast.

  • 2.

    Indien de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt geen of onvoldoende informatie verstrekt, en uit het onderzoek geen gegevens kunnen worden achterhaald, wordt er ambtshalve naar de volgende maatstaven een verhaalsbijdrage opgelegd:

    • a.

      Indien de onderhoudsplicht (mede) de ex-partner betreft, wordt een verhaalsbijdrage opgelegd ter hoogte van de bruto verstrekte en nog te verstrekken bijstand;

    • b.

      Indien de onderhoudsplicht alleen betrekking heeft op minderjarige kinderen, wordt op basis van de tabel eigen aandeel kosten van kinderen uit het meest recente rapport Alimentatienormen een bijdrage opgelegd. Hierbij wordt aangenomen dat de onderhoudsplichtige op wie verhaald wordt over het maximale netto besteedbaar maandinkomen beschikt.

HOOFDSTUK 4 – VERHALEN NA GERECHTELIJKE UITSPRAAK ONDERHOUDSPLICHT

Artikel 12. Verhaal op grond van rechtelijke uitspraak (alimentatiebeschikking)

Een gerechtelijke uitspraak inzake alimentatie, verschuldigd op grond van Boek I van het Burgerlijk Wetboek, die uitvoerbaar is en niet wordt nagekomen, wordt door het college niet verhaald op de onderhoudsplichtige. Voor de inning van alimentatie wordt de bijstandscliënt consequent doorverwezen naar het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO).

Artikel 13. Wijzigingsverzoek alimentatieplichtige

De alimentatieplichtige kan de rechter om wijziging van de alimentatiebeschikking verzoeken. Het initiatief hiertoe dient nadrukkelijk van de alimentatieplichtige uit te gaan. De korting van de alimentatie kan (tijdelijk) door het college worden stopgezet als uit een kopie van het wijzigingsverzoek aan de rechter blijkt dat het wijzigingsverzoek kans van slagen heeft.

Artikel 14. Wijzigingsverzoek hoogte alimentatie

Als uit verhaalsonderzoek is gebleken dat de draagkracht van de onderhoudsplichtige is gewijzigd waardoor de door de rechter vastgestelde alimentatie hiermee niet meer overeenkomt, dan verzoekt het college de alimentatiegerechtigde de alimentatie te laten herzien door de rechtbank.

HOOFDSTUK 5 – HET VERHAALSBESLUIT

Artikel 15. Ingangsdatum verhaalsbesluit

De ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage wordt in principe vastgesteld op de eerste dag van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit, tenzij de onderhoudsplichtige heeft getraineerd met het verstrekken van informatie.

Artikel 16. Mededeling van verhaal

Een besluit tot verhaal op grond van artikel 4 wordt door het college aan degene op wie verhaal wordt gezocht medegedeeld. Het besluit vermeldt in ieder geval de volgende informatie:

  • a.

    de grondslag van het verhaalsbesluit;

  • b.

    het (maandelijks) te betalen bedrag;

  • c.

    de ingangsdatum van de op te leggen onderhoudsbijdrage;

  • d.

    de termijn of termijnen waarbinnen betaling wordt verlangd;

  • e.

    de maximale duur van de onderhoudsplicht;

  • f.

    een mededeling dat al dan niet is gebleken van redenen om geheel of gedeeltelijk van verhaal af te zien.

Artikel 17. Verhaal op nalatenschap

Bij verhaal op de nalatenschap wordt de correspondentie gericht tot de langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht kan worden bij de afwikkeling van de nalatenschap te zijn betrokken.

Artikel 18. Toezending verhaalsbesluit

Het verhaalsbesluit wordt gezonden naar het adres waar de onderhoudsplichtige volgens de Basisregistratie Personen (BRP) staat ingeschreven, tenzij onderhoudsplichtige uitdrukkelijk schriftelijk heeft verzocht om toezending van correspondentie op een ander adres.

HOOFDSTUK 6 – VERHAAL IN RECHTE

Artikel 19. Weigering betaling onderhoudsbijdrage

Indien de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de onderhoudsbijdrage aan het college te betalen, dan wel niet of niet tijdig tot betaling ervan overgaat, besluit het college tot verhaal in rechte.

Artikel 20. Afzien van verhaal in rechte

Het college ziet af van verhaal in rechte indien het een afgesloten periode betreft en het totaal te verhalen bedrag niet hoger is dan € 750,00.

Artikel 21. Indexatie onderhoudsbijdrage

De door het college vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt jaarlijks niet geïndexeerd.

HOOFDSTUK 7 – HERONDERZOEK

Artikel 22. Tussentijdse beoordeling door het college uit eigen beweging

  • 1.

    Het college onderzoekt in ieder geval telkens periodiek de draagkracht van de onderhoudsplichtige.

  • 2.

    Als het college aanwijzingen gekregen heeft dat de draagkracht van de onderhoudsplichtige is gewijzigd, onderzoekt het college of de onderhoudsbijdrage moet worden aangepast.

  • 3.

    Van wijziging van een opgelegde onderhoudsbijdrage (na een heronderzoek) wordt afgezien indien de wijziging ten nadele van de onderhoudsplichtige lager is dan € 50,- per maand.

  • 4.

    Indien er een gevolg is voor de onderhoudsbijdrage informeert het college de onderhoudsplichtige over de uitkomst van het onderzoek naar draagkracht.

  • 5.

    Een wijziging in de onderhoudsbijdrage gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op het wijzigingsbesluit.

Artikel 23. Tussentijdse beoordeling door het college op verzoek van de onderhoudsplichtige

  • 1.

    De onderhoudsplichtige kan het college telefonisch, per post of per e-mail vragen om de onderhoudsbijdrage te wijzigen. De inwoner voegt documenten en andere stukken bij, waaruit blijkt dat de draagkracht is gewijzigd of dat de onderhoudsbijdrage om andere redenen moet worden aangepast.

  • 2.

    Het college neemt binnen 8 weken nadat het volledige verzoek is ingediend een besluit over het verzoek van de onderhoudsplichtige.

  • 3.

    Het verzoek om de onderhoudsbijdrage te wijzigen schort de lopende verplichting niet op, tenzij dit onaanvaardbare gevolgen heeft voor de onderhoudsplichtige.

  • 4.

    Een wijziging in de onderhoudsbijdrage gaat met terugwerkende kracht in op de eerste dag van de maand die volgt op het eerste contactmoment waarin het verzoek tot wijziging wordt gedaan.

Artikel 24. Frequentie onderzoek bij gerechtelijke vaststelling onderhoudsplicht

De termijn van een heronderzoek is eenmaal per vijf jaar ingeval de rechter de onderhoudsbijdrage (verhaalsbeschikking) heeft vastgesteld, tenzij tussentijds bekend wordt dat zich wijzigingen hebben voorgedaan of zullen gaan voordoen in de financiële omstandigheden van de onderhoudsplichtige, of deze onderhoudsplichtige hierom verzoekt.

HOOFDSTUK 8 – INVORDERING

Artikel 25. Incassomogelijkheden

Indien de onderhoudsplichtige de betalingsverplichting als gevolg van de gerechtelijke uitspraak niet of niet meer nakomt, doet het college onderzoek naar de mogelijkheden van gedwongen incasso, waarbij binnen de wettelijke bevoegdheden en mogelijkheden van het college informatie bij derden wordt ingewonnen. Als blijkt dat er incassomogelijkheden zijn, wordt de verhaalsbeschikking ten uitvoer gelegd door middel van een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Het leggen van executoriaal derdenbeslag op loon of uitkering wordt in eerste instantie door het college zelf gedaan. Als blijkt dat dit niet mogelijk is wordt de verdere invordering uitbesteed aan een gerechtsdeurwaarder.

Artikel 26. Klein resterend verhaalsbedrag

Het college ziet af van verdere invordering van de verhaalsbijdrage als het resterende verhaalsbedrag lager is dan € 100 en de inwoner na herhaald verzoek niet aan zijn betalingsverplichting voldoet.

Artikel 27. Onderzoek naar afzien verhaal

Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van invordering van de verhaalsbijdrage als de gevolgen daarvan onaanvaardbaar zijn voor de inwoner. Het college weegt daarbij mee wat in andere leefgebieden van de inwoner van invloed kan zijn bij het nemen van de beslissing tot (verder) verhaal.

HOOFDSTUK 9 – SLOTBEPALINGEN

Artikel 28. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Over de onderwerpen die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van het college waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist het college.

Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Verhaal van Bijstand Land van Cuijk 2024.

Aldus vastgesteld op 19-11-2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Land van Cuijk,

de secretaris / algemeen directeur,

Johan Postma

de burgemeester,

Marieke Moorman

TOELICHTING BELEIDSREGELS VERHAAL VAN BIJSTAND LAND VAN CUIJK 2024

De wet maakt onderscheid in terugvordering en verhaal van kosten van bijstand.

 

Terugvordering heeft betrekking op het terughalen van te veel of ten onrechte verleende bijstand. Ook bij het niet nakomen van de aflossingsverplichtingen van een verstrekte leenbijstand is er sprake van terugvordering. De bijstand wordt teruggevorderd van degene aan wie de bijstand is uitbetaald, dus van de (voormalige) uitkeringsgerechtigde zelf. Hierop zijn de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Land van Cuijk 2024 van toepassing.

 

Bij verhaal van bijstand gaat het om het terugkrijgen van de kosten van bijstand van een andere persoon dan de uitkeringsgerechtigde, bijvoorbeeld in verband met de onderhoudsplicht of schenkingen of door verhaal op nalatenschappen.

 

Vanaf de inwerkingtreding van de Participatiewet is terugvordering en verhaal geen verplichting meer, maar een bevoegdheid. Hieruit volgt dat het college de beleidsruimte heeft om zelf eigen afwegingen te maken over de wijze waarop zij hieraan invulling wil geven. Het gaat dan niet alleen om het terugvorderen en verhalen op zichzelf, maar ook om de wijze waarop het college haar beleidsruimte invult met betrekking tot de invordering van vorderingen uit hoofde van terugvorderings- en verhaalsbesluiten alsook de wijze waarop zij vorm wil geven aan kwijtschelding.

 

Door vaststelling van deze beleidsregels beoogt de gemeente Land van Cuijk enerzijds een meer slagvaardiger en doelgerichter incasso- en uitvoeringspraktijk mogelijk te maken, anderzijds om aan de klant rechtszekerheid te bieden voor wat betreft de wijze waarop het college aan de gegeven beleidsruimte invulling geeft.

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Artikel 1. Begripsbepaling

Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Awb of de Gemeentewet niet afzonderlijk te definiëren in deze regeling. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook deze regeling moet worden gewijzigd.

 

Artikel 2. Overige grondslagen voor het bijstandsverhaal

De Expertgroep Alimentatie stelt (half)jaarlijks het rapport alimentatienormen op. De expertgroep bestaat uit familierechters die zich bezighouden met alimentatiezaken en doet aanbevelingen voor vaststelling van wettelijke maatstaven behoefte en draagkracht, berekeningsmodellen en de daarbij behorende tarieven. Zowel in de alimentatie- als de verhaalsjurisprudentie wordt het rapport alimentatienormen als leidraad gebruikt. Uitgangpunt is dat de alimentatienormen ook gehanteerd worden in onze uitvoeringspraktijk. Aangezien dit rapport niet specifiek voor de verhaalswetgeving is geschreven, maar voor de alimentatiewetgeving, kan strikte toepassing hiervan leiden tot onbillijkheden. In dat geval wordt (gemotiveerd) afgeweken van de alimentatienormen.

 

Artikel 5. Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal van bijstand

Als geheel of gedeeltelijk wordt afgezien van verhaal van bijstand, zoals bedoeld onder lid a of lid e, wordt ook afgezien van het nemen van een verhaalsbesluit. Indien lid b, lid c, lid d of lid f van toepassing is wordt er wel een verhaalsbesluit genomen, maar wordt de maandelijkse onderhoudsbijdrage vastgesteld op nul.

 

Lid a.

Indien door de rechter in een beschikking de kinder- en/of partneralimentatie is vastgesteld en is gebleken dat de rechter bij de bepaling van deze alimentatie is uitgegaan van juiste recente inkomensgegevens, dan vindt er geen nader onderzoek naar de financiële situatie van onderhoudsplichtige plaats.

 

Lid b.

Er wordt, uit doelmatigheidsoverwegingen, een minimumbedrag gehanteerd: indien de op te leggen onderhoudsbijdrage minder is dan € 50,- per maand wordt afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage. Van wijziging van een opgelegde onderhoudsbijdrage (na een heronderzoek) wordt eveneens afgezien indien de wijziging ten nadele van de onderhoudsplichtige minder bedraagt dan € 50,- per maand.

Indien te voorzien is dat de maximaal op te leggen onderhoudsbijdrage over 12 maanden in totaal minder dan € 600,- bedraagt, wordt eveneens afgezien van het opleggen van een onderhoudsbijdrage. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij een kortdurende uitkeringsperiode van de onderhoudsgerechtigde.

 

Lid c.

De maandelijkse onderhoudsbijdrage wordt, uit doelmatigheids- en kosten-batenoverwegingen, op nul vastgesteld als de onderhoudsplichtige een uitkering of een inkomen uit arbeid ontvangt dat lager of gelijk is aan de voor de onderhoudsplichtige geldende bijstandsnorm.

 

Lid e.

Artikel 62f, aanhef en onder a en b van de Participatiewet biedt de bevoegdheid tot verhaal van kosten van bijstand op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenking heeft gedaan en op de nalatenschap van de persoon indien aan die persoon ten onrechte bijstand is verleend en voor zover voor het overlijden nog geen terugvordering heeft plaatsgevonden, of op de nalatenschap van de persoon indien bijstand is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht.

Indien er ná het overlijden van de belanghebbende tot terugvordering wordt besloten, zal alleen op de nalatenschap kunnen worden verhaald, voor zover de nalatenschap verhaal biedt.

Indien vóór het overlijden tot terugvordering is besloten valt de terugvordering in de nalatenschap. Dat wil zeggen dat de erfgenamen, indien zij de erfenis hebben aanvaard, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de in de nalatenschap gevallen vordering. In die gevallen is geen sprake van verhaal op de nalatenschap.

Bij verhaal op een nalatenschap is het college een schuldeiser van de nalatenschap. Het college kiest ervoor om in voorkomende gevallen af te zien van verhaal op nalatenschap indien het bedrag van de terugvordering of het bedrag van de bijstand die in de vorm van een geldlening of als gevolg van een borgtocht is verleend, minder bedraagt dan € 1.000,-. Als een schenking minder bedraagt dan € 1.000,- ziet het college af van verhaal wegens schenking. Hiervoor is gekozen op grond van doelmatigheidsoverwegingen.

 

Lid f.

Er kunnen zich voorts situaties voordoen waarbij afgezien kan worden van verhaal om dringende redenen. Denk hierbij onder andere aan situaties waarbij sprake is van aantoonbare, actuele, ernstige bedreiging ten opzichte van de onderhoudsgerechtigde. In de gevallen waarin vanwege dringende redenen van verhaal wordt afgezien, moet sprake zijn van maatwerk dat uit de rapportage zal moeten blijken.

 

Artikel 8. Geheel of gedeeltelijk afzien van verhaal bij schuldsanering

In dit artikel wordt aangegeven onder welke voorwaarden het college medewerking verleend aan een verzoek van debiteuren om bij problematische schulden een minnelijke regeling tot stand te brengen. Daarbij geldt wel dat vanzelfsprekende medewerking niet kan wanneer wet- en regelgeving zich daartegen verzetten.

 

Het kan zijn dat een aflossingskrediet meer opbrengt voor het college dan een minnelijk schuldtraject omdat er minder kosten zijn. Het voordeel is ook dat een aflossing ineens wordt ontvangen, waardoor er geen werk meer is voor het debiteurenbeheer. Dit is vooral aantrekkelijk als er geen zicht is op inkomensverbetering en vermogensaanwas. In voorkomende gevallen kan er daarom voor gekozen worden om hieraan mee te werken in plaats van aan een minnelijk traject.

 

Artikel 11. Hoogte normen

Indien er sprake is van een onderhoudsplicht ten opzichte van zowel de ex-partner als één of meer kinderen, dan wordt de onderhoudsbijdrage (ten behoeve van het kind) vastgesteld op de behoefte van het kind, conform de alimentatienormen. Een eventueel resterende draagkracht wordt benut voor een onderhoudsbijdrage ten behoeve van de ex-partner. Een en ander eveneens conform de alimentatienormen. Voor de onderhoudsbijdrage voor de ex-partner kan de onderhoudsplichtige fiscaal voordeel genieten.

De berekening van de verschuldigde onderhoudsbijdrage i.v.m. onderhoudsplicht voor de ex-partner gebeurt conform de alimentatienormen, rekening houdend met de omstandigheden van het geval. Daar waar toepassing van de alimentatienormen tot onbillijkheden leidt, wordt ten gunste van onderhoudsplichtige afgeweken.

 

Artikel 13. Wijzigingsverzoek alimentatieplichtige

Indien een alimentatieplichtige aangeeft de opgelegde alimentatie niet meer te kunnen betalen, dient de alimentatieplichtige een gemotiveerd verzoekschrift bij de rechtbank in. De alimentatiegerechtigde dient hierop te reageren. Als de alimentatieplichtige geen alimentatie meer betaalt, dan wordt deze niet meer op de uitkering van de alimenatiegerechtigde gekort. Wel dient de te betalen alimentatie opgeboekt te worden als schuld aan de gemeente. Afhankelijk van de uitspraak volgt aanpassing -correctie- van de invordering.

 

Artikel 14. Wijzigingsverzoek hoogte alimentatie

Indien uit onderzoek van het college blijkt dat de draagkracht van de alimentatieplichtige is gewijzigd en het college hierdoor van mening is dat een andere alimentatiehoogte moet worden opgelegd, dan verzoekt het college de alimentatiegerechtigde een nieuw verzoek in te dienen bij de rechtbank. Tegen dit verzoek bij de rechtbank kan de alimentatieplichtige verweer voeren. De zaak wordt dan altijd ten volle getoetst. Enkel indien de alimentatieplichtige geen verweer voert, zal zonder verdere mondelinge behandeling de zaak schriftelijk worden afgedaan. Een wijzigingsverzoek kan alleen worden gedaan als de rechter de alimentatie-uitspraak op de volgende gronden zou kunnen wijzigen:

  • a.

    Door wijziging van omstandigheden voldoet de rechterlijke uitspraak niet langer meer aan de wettelijke maatstaven;

  • b.

    De rechter heeft geen rekening kunnen houden met alle in aanmerking komende gegevens en omstandigheden;

  • c.

    De in een convenant overeengekomen, en door de rechter vastgestelde, alimentatie is tot stand gekomen op grond van een grove miskenning van de wettelijke maatstaven.

Artikel 15. Ingangsdatum verhaalsbesluit

Wettelijk is niets geregeld omtrent de ingangsdatum van het verhaalsbedrag. De jurisprudentie laat de rechtszekerheid ten opzichte van de onderhoudsplichtige het zwaarst wegen. Tot het moment dat de onderhoudsplichtige kennis neemt van het verhaalsbesluit hoeft de onderhoudsplichtige nog geen rekening te houden met een betalingsverplichting ten opzichte van de gemeente. Daarom kiest het college er voor de ingangsdatum in principe vast te stellen op de eerste dag van de maand volgend op de maand van het verhaalsbesluit, tenzij de onderhoudsplichtige heeft getraineerd met het verstrekken van informatie. Dat is het geval als er twee keer een verzoek tot informatieverstrekking met een termijn van twee weken is verstuurd en de onderhoudsplichtige niet voldoet aan deze termijn. De onderhoudsplichtige mag hier geen voordeel uit halen.

Alsdan wordt de ingangsdatum door het college vastgesteld op de eerste van de maand volgend op het moment waarop de tweede termijn is verlopen.

 

Artikel 17. Verhaal op nalatenschap

Kosten van bijstand of inkomensvoorziening kunnen in 2 situaties worden verhaald op de nalatenschap van een inmiddels overleden bijstandsgerechtigde of jongere, indien aan die persoon:

  • a.

    destijds ten onrechte bijstand of inkomensvoorziening is verstrekt, voor zover deze voor het overlijden nog niet is teruggevorderd (artikel 62f onderdeel b onder 1 Pw) of

  • b.

    bijstand of inkomensvoorziening is verleend in de vorm van een geldlening of als gevolg van borgtocht (artikel 62f onderdeel b onder 2 Participatiewet).

Als na het overlijden van de belanghebbende tot terugvordering wordt besloten, kan dus alleen op de nalatenschap worden verhaald, voor zover de nalatenschap verhaal biedt. Vorderingen die er al waren vóór het overlijden van de belanghebbende vallen in de nalatenschap. Dat betekent dat de erfgenamen, die de erfenis zuiver hebben aanvaard, verantwoordelijk zijn voor de betaling van de in de nalatenschap gevallen vordering. In die gevallen is geen sprake van verhaal op de nalatenschap.

 

Artikel 19. Weigering betaling onderhoudsbijdrage

Indien de onderhoudsbijdrage niet of niet tijdig wordt betaald door de onderhoudsplichtige belanghebbende, stuurt het college twee keer een herinnering voor de te betalen onderhoudsbijdrage. Als er binnen de in de tweede herinnering gestelde termijn niet voldaan is aan de betalingsverplichting, besluit het college tot verhaal in rechte. Als er sprake is van zeer bijzondere omstandigheden, kan een langere betalingstermijn voorgesteld worden.

 

Artikel 20. Afzien van verhaal in rechte

Indien de onderhoudsplichtige niet bereid is uit eigen beweging de opgelegde onderhoudsbijdrage te betalen dan wel niet of niet tijdig tot betaling overgaat is verhaal in rechte de enige weg om tot dwanginvordering te kunnen komen. Indien de verstrekking van bijstand/inkomensvoorziening aan de onderhoudsgerechtigde is beëindigd, dan wel de onderhoudsplicht is beëindigd en verhaal daarmee eindigt wordt van verhaal in rechte afgezien, indien het totaal te verhalen bedrag minder dan € 750,- bedraagt. De tijd en energie (kosten) wegen dan niet meer op tegen de baten.

 

Artikel 21. Indexatie onderhoudsbijdrage

De onderhoudsbijdrage welke is vastgesteld door het college, wordt jaarlijks niet geïndexeerd. De tijd en energie (kosten) wegen niet op tegen de baten. De door de rechtbank vastgestelde onderhoudsbijdrage wordt geïndexeerd op basis van artikel 62d van de Participatiewet.

 

Artikel 22. Tussentijdse beoordeling door het college uit eigen beweging

In dit artikel wordt onder lid 4 genoemd dat het college de onderhoudsplichtige informeert over de uitkomst van het onderzoek naar draagkracht, indien er een gevolg is voor de onderhoudsbijdrage. Indien er voor deze tussentijdse beoordeling gegevens zijn opgevraagd bij de onderhoudsplichtige, zal de onderhoudsplichtige ook ten alle tijden geïnformeerd worden over de uitkomst van het onderzoek naar draagkracht.

 

Artikel 23. Tussentijdse beoordeling door het college op verzoek van de onderhoudsplichtige

 

Lid 3

Indien het niet opschorten van de lopende verplichting onaanvaardbare gevolgen heeft voor de onderhoudsplichtige kan de betalingsverplichting deels of volledig worden opgeschort door een tijdelijk besluit te nemen, in afwachting van het besluit over het verzoek tot wijziging van de onderhoudsbijdrage. Als er een besluit genomen is, wordt het te veel of te weinig betaalde verrekend.

 

Lid 4:

Voorbeeld: de onderhoudsplichtige verzoekt het college op 15 januari om de onderhoudsbijdrage te wijzigen. Binnen 8 weken neemt het college een besluit over het verzoek van de onderhoudsplichtige. Indien de onderhoudsbijdrage wordt gewijzigd, wordt deze met terugwerkende kracht gewijzigd per 1 februari. Indien de betalingsverplichting is gewijzigd, wordt de te veel betaalde onderhoudsbijdrage terugbetaald aan de onderhoudsplichtige.

 

Artikel 25. Incassomogelijkheden

Bij het kunnen incasseren van een opgelegde onderhoudsbijdrage geldt een verjaringstermijn van 5 jaar. De rechtsvordering tot betaling van een geldsom verjaart vijf jaren nadat de voorgeschreven betalingstermijn is verstreken. Na voltooiing van deze verjaringstermijn kan het college zijn bevoegdheden tot aanmaning en verrekening en tot de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak niet meer uitoefenen.

 

Artikel 26. Klein resterend verhaalsbedrag

In dit artikel wordt gesproken over herhaald verzoek. Het gaat hierbij om maximaal twee keer een herinneringsverzoek.

 

Artikel 27. Onderzoek naar afzien verhaal

Het college betrekt hierbij in ieder geval het effect op de leefgebieden inkomen, werk, gezondheid, huisvesting en welzijn van persoon of gezin. Voorbeelden van factoren die kunnen worden meegewogen:

  • a.

    de persoonlijke situatie van de inwoner; gezondheidssituatie en het welbevinden;

  • b.

    de financiële situatie

  • c.

    de positie op de arbeidsmarkt;

  • d.

    de kans op inkomensverbetering

De in de situatie spelende factoren vormen in hun totaliteit de onderbouwing voor een beoordeling.

 

Artikel 28. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Indien de toepassing van deze beleidsregels tot onbillijkheden leidt, kan het college ten gunste van de debiteur afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient terughoudend gebruik te worden gemaakt om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

 

Naar boven