Gemeenteblad van Maashorst
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maashorst | Gemeenteblad 2024, 498575 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Maashorst | Gemeenteblad 2024, 498575 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Financiële verordening gemeente Maashorst
De raad van de gemeente Maashorst;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 12 november 2024:
gelet op artikel gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;
overwegende dat de uitgangspunten voor financiële beleid, beheer en organisatie dienen om de rechtmatigheid, verantwoording en controle te waarborgen;
De Financiële verordening gemeente Maashorst vast te stellen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteurenvorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
Overheidsbedrijf: onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin de gemeente, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.
Burgemeester en wethouders informeren de raad als zij verwachten, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten dreigen te overschrijden, de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet dreigen te overschrijden, of de baten van een programma de geautoriseerde baten dreigen te onderschrijden. De raad geeft aan of hij een voorstel wil voor het wijzigen van het budget.
Het college is bevoegd tot het, per geval, doen van uitgaven tot een bedrag van € 100.000 voor eenmalige uitgaven, € 50.000 voor meerjarige uitgaven, € 100.000 voor nieuwe investeringen en € 50.000 voor overschrijdingen van lopende investeringen zonder voorafgaande autorisatie door de raad. In de eerstvolgende (tussentijdse) rapportage legt het college daarover verantwoording af.
Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doen burgemeester en wethouders indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.
Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, leggen burgemeester en wethouders, met inachtneming van lid 4, voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor. Bij investeringen groter dan € 1.000.000 informeren burgemeester en wethouders de raad in het voorstel over het effect van de investering op de schuldpositie van de gemeente.
Artikel 7. Jaarstukken en jaargebonden budgetten
Indien activiteiten, waarvoor de raad een eenmalig budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, dan is onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling naar het volgende boekjaar aanwezig. Een voorstel hiervoor wordt in de laatste raadsvergadering van het jaar door het college aan de raad voorgelegd als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
Er vindt bij de overheveling een beoordeling van het budget en de bijbehorende activiteiten plaats waaruit blijkt dat de uitvoering van de taken in het nieuwe boekjaar reëel is. Indien dit niet het geval is, wordt het budget verlaagd met het bedrag behorende bij de activiteiten die niet in het nieuwe boekjaar kunnen worden uitgevoerd.
Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 11. Voorwaardencriterium
Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks uiterlijk op 1 juli ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante in- en externe wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Burgemeester en wethouders operationaliseren dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.
Artikel 12 Begrotingscriterium
Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen;
Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting op het niveau van een programma en investeringen (totaal gevoteerd bedrag) als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de onderstaande situaties:
Begrotingswijzigingen/-afwijkingen als gevolg van een onttrekking aan een bestemmingsreserve op basis van realisatie voor zover deze onttrekking daarmee voor een gelijk bedrag overeenkomt met de realisatie van de last, en de activiteit nog niet is beëindigd en de resterende lasten volgen in het jaar na het verantwoordingsjaar. Is de activiteit of het project wel beëindigd en zijn de lasten definitief lager dan begroot, dan vindt de onttrekking overeenkomstig het begrote bedrag plaats en wordt de Raad een voorstel gedaan tot nadere aanwending van de bestemmingsreserve.
De begrotingsonrechtmatigheden als bedoeld in artikel 12, lid 4 worden voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden, als afzonderlijk bedrag wel opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording maar niet nader toegelicht. Toelichting daarop vindt plaats bij de lasten van de afzonderlijke programma’s of in de paragraaf bedrijfsvoering.
Artikel 17. Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen, reserves en voorzieningen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten en het rentepercentage van de rentevergoeding over de reserves en de voorzieningen zoals bepaald overeenkomstig het vijfde en zesde lid. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een tiende procent afgerond.
Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten, rechten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 Ingeleend personeel.
In afwijking van artikel 16 eerste lid wordt bij een verstrekte lening voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van de rente van de lening die voor de financiering van de verstrekte lening is aangetrokken. Deze rente wordt verhoogd met een opslag voor het debiteurenrisico.
Artikel 20. Financieringsfunctie
Bij het verstrekken van een garantie wordt een voorziening ten laste van de begroting gevormd ter grootte van het risico dat de gemeente met de garantie loopt. Als in de begroting niet is voorzien in budget voor deze voorziening dan doen burgemeester en wethouders vooraf aan de garantieverlening een voorstel aan de raad voor een begrotingswijziging.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op.
Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing
In dit artikel wordt verstaan onder:
netto schuld per inwoner: bruto schuld minus de omvang van de geldelijke bezittingen gedeeld door het aantal inwoners op 31 december van het begrotingsjaar. Onder bruto schuld wordt verstaan het totaal van langlopende leningen, kortlopende schulden, crediteuren, vorderingen en overlopende passiva. Onder geldelijke bezittingen wordt verstaan: het totaal van leningen aan deelnemingen, leningen aan overige verbonden partijen, leningen aan derden, langlopende uitzettingen, kortlopende uitzettingen, debiteurenvorderingen, liquide middelen en overlopende activa;
onbenutte belastingcapaciteit onroerendezaakbelasting: positieve uitkomst van het verschil tussen de opbrengst onroerendezaakbelasting bij de tarieven die minimaal nodig zijn voor toegang tot de procedure van artikel 12 van de Financiële-verhoudingswet en de (geraamde) opbrengst onroerendezaakbelasting.
Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen
Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het onderhoudsplan openbare ruimte geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, wegen, civiele kunstwerken, openbare verlichting en sport en –speelvelden. De raad stelt het onderhoudsplan openbare ruimte vast.
Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens in de 4 jaar een rioleringsplan aan. Het rioleringsplan geeft het kader weer voor het beheer van het watersysteem, waaronder het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud. De raad stelt het rioleringsplan vast.
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf financiering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op:
Artikel 26. Verbonden partijen
Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf verbonden partijen van de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten in ieder geval op een risicobeoordeling van de verbonden partij.
Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks bij de jaarstukken een meerjarenperspectief grondexploitatie aan, gebaseerd op de nota grondbeleid en de regels voor verslaglegging conform artikel 16 BBV. In dit meerjarenperspectief wordt daarnaast aandacht besteed aan een inhoudelijk en financiële analyse en toelichting op de grondexploitaties.
Burgemeester en wethouders informeren de raad jaarlijks met een tussentijdse toetsing over de voortgang en actuele ontwikkelingen in de grondexploitaties. Hierbij is in ieder geval aandacht voor belangrijke afwijkingen tussen de geplande en gerealiseerde grondverkopen en plankosten ten opzichte van het laatste meerjarenperspectief.
De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
Artikel 29. Financiële organisatie
Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:
Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 25 onder f. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen ten minste eenmaal in de 5 jaar. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.
Vastgesteld in de openbare vergadering van 12 december 2024.
De raad voornoemd,
de griffier,
mr. N.E. Gradisen de voorzitter,
Drs. J.A. van der Pas
Bijlage afschrijvingsbeleid bij artikel 14
Bij een bestaand actief is sprake van een investering indien de uitgaven:
Bij significante aanpassing van een bestaand pand zal onderscheid gemaakt worden tussen de volgende soorten aanpassingen:
Renovatie. Bij renovatie wordt de bestaande technische levensduur zoals uitgedrukt in de resterende afschrijftermijn minimaal met 20 jaar verlengd, Er vindt daarom een herschatting plaats van de resterende levensduur en zowel het oude activum als de renovatie investering worden vervolgens afgeschreven over de herschatte levensduur. Indien niet de technische maar de economische levensduur wordt verlengd door een aanpassing, is de betreffende aanpassing geen renovatie maar een functionele aanpassing.
Deze investeringen worden afgeschreven over de resterende technische levensduur (na herschatting) van het oorspronkelijke pand.
Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa
* De kosten mogen maximaal 5 jaar geactiveerd blijven staan onder de immateriële vaste activa. Na maximaal 5 jaar moeten de kosten hebben geleid tot een actieve grondexploitatie danwel worden afgeboekt t.l.v. het jaarresultaat (telkens eerste jaar van activering)
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa
Materiële vaste activa met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van € 20.000 of meer moeten geactiveerd worden.
Materiële vaste activa maatschappelijk nut met een verkrijgings- of vervaardigingsprijs van € 50.000 of meer moeten geactiveerd worden.
Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.
Uitgangspunt blijft de lineaire afschrijvingsmethode, die tot een evenredige spreiding in de tijd van de afschrijvingslasten leidt. De annuïtaire afschrijvingsmethode is toegestaan als er aan de investering een rijksvergoeding is gekoppeld (die berekend is op annuïteitenbasis) of als er een tarief of bijvoorbeeld een huuropbrengst op gebaseerd is.
Afschrijving start in het jaar volgend op het jaar van gereedkomen of verwerven van het kapitaalgoed
De restwaarde van een actief aan het eind van de gebruiksperiode is van tevoren vaak lastig in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt ervan uitgegaan dat de restwaarde nihil is.
Voor de afschrijvingstermijnen gelden de volgende aandachtspunten:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-498575.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.