Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Zandvoort 2024

De raad van de gemeente Zandvoort

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2024 met nummer 2024/1248499

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

B E S L U I T:

vast te stellen de Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Zandvoort 2024

Artikel I  

De Algemene plaatselijke verordening Zandvoort 2017 wordt als volgt gewijzigd:

 

A.

Artikel 1:1, aanhef en onder e komt te luiden als volgt:

gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

 

[Artikel I onderdeel A. bevat een kennelijke verschrijving, hier wordt bedoeld: Artikel 1:1, aanhef en onder g komt te luiden als volgt:]

 

B.

Artikel 2:6 komt te vervallen.

 

C.

Artikel 2:24, eerste lid aanhef en onder a komt te luiden als volgt:

  • a.

    Bioscoop- en theatervoorstellingen die in daartoe bestemde gebouwen plaatsvinden;

D.

Artikel 2:25 komt te luiden als volgt:

Artikel 2:25 Evenement

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

    • a.

      het aantal (verwachte) aanwezigen niet meer bedraagt dan 750 personen;

    • b.

      het evenement tussen 7.00 en 24.00 uur plaats vindt;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 07.00 uur of na 22.00 uur;

    • d.

      plaats of anderszins geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m2 per object;

    • f.

      het equivalente geluidsniveau één minuut LAeq veroorzaakt door geluidsproductie van het evenement niet meer bedraagt dan 75 dB(A) en 85 dB(C), gemeten op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen;

    • g.

      er een organisator is;

    • h.

      de organisator uiterlijk 15 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan een kennisgeving heeft gedaan aan de burgemeester;

    • i.

      het evenement plaats heeft op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten en de organisator uiterlijk 20 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan een kennisgeving heeft gedaan aan de burgemeester.

  • 3.

    De burgemeester kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de kennisgeving besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het tweede lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

  • 4.

    Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 5.

    Het college en de burgemeester kan, voor zover hun bevoegdheid strekt, na ontvangst van de aanvraag of de kennisgeving nadere regels stellen om geluidhinder te beperken.

E.

Artikel 2:33a komt te vervallen.

 

F.

Na artikel 2:34b wordt ingevoegd artikel 2:34c, luidende als volgt:

Artikel 2:34c Verbod ‘happy hours’

Het is verboden in een horecalokaliteit of op een terras bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die daar gewoonlijk wordt gevraagd.

 

G.

Na artikel 2:34c wordt ingevoegd artikel 2:34d, luidende als volgt:

Artikel 2:34d Regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Een paracommerciële rechtspersonen kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken van 12.00 uur tot 24.00 uur.

  • 2.

    Een paracommerciële rechtspersoon verstrekt geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

  • 3.

    Het bestuursreglement dient nadrukkelijk aan te geven hoe er wordt omgegaan met alcohol en jongeren onder de 18 jaar.

H.

Artikel 2:49a komt te vervallen.

 

I.

Artikel 2:59 komt te luiden als volgt:

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1.

    Als de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voor zover die hond verblijft of loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander.

  • 2.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijngebod is opgelegd, is verplicht de hond kort aangelijnd te houden, met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3.

    De eigenaar of houder van de hond aan wie een aanlijn- en muilkorfgebod is opgelegd, is naast de verplichting bedoeld in het tweede lid verplicht de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    • a.

      vervaardigd is van stevige kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    • b.

      door middel van een stevige leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    • c.

      zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4.

    Onverminderd artikel 2:57, eerste lid, aanhef en onder c, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de minister die het aangaat op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

J.

Na artikel 2:65 wordt ingevoegd artikel 2:65a, luidende als volgt:

Artikel 2:65a Bedelarij

Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

 

K.

Artikel 2:71 komt te luiden als volgt:

Artikel 2:71 Definitie

In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

 

L.

Na artikel 2:74 wordt ingevoegd artikel 2:74a, luidende als volgt:

Artikel 2:74a Openlijk drugsgebruik

Het is verboden op of aan de weg, op een andere openbare plaats of in een voor publiek toegankelijk gebouw middelen als bedoeld in de artikelen 2 of 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

 

M.

Artikel 2:77 komt te luiden als volgt:

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

De burgemeester is bevoegd overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet te besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Artikel II  

  • 1.

    De ‘Verordening cameratoezicht 2015 ‘wordt ingetrokken.

  • 2.

    De ‘Drank- en horecaverordening 2013’ wordt ingetrokken.

  • 3.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van bekendmaking.

Artikel III  

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Zandvoort 2024’.

Aldus vastgesteld te Zandvoort op 19 november 2024

de griffier,

de voorzitter,

TOELICHTING Wijzigingsverordening Algemene plaatselijke verordening gemeente Zandvoort 2024

Artikel 2:34c Verbod ‘happy hours’

Dit artikel verbiedt ‘happy hours’ in de horeca. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 25d van de Alcoholwet dat het mogelijk maakt om bij gemeentelijke verordening, ter bescherming van de volksgezondheid of in het belang van de openbare orde, regels te stellen over prijsacties voor alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse in een horecalokaliteit of op een terras. Het geeft de gemeente de mogelijkheid om op te treden tegen ‘happy hours’ waar tijdens bepaalde tijdspanne kortingen op alcoholhoudende drank wordt gegeven.

 

Artikel 2:34d Regulering paracommerciële rechtspersonen

Het eerste lid gaat niet over de openingstijden van paracommerciële instellingen, maar reguleert uitsluitend de tijdstippen waarop alcoholhoudende drank mag worden verstrekt. De tijdsruimte waarbinnen alcoholhoudende drank mag worden verstrekt biedt voldoende ruimte om de exploitatie van een kantine of buurthuis mogelijk te maken zonder dat daarbij sprake zal zijn van oneerlijke concurrentie met de reguliere horeca.

 

Het tweede lid bepaalt dat paracommerciële rechtspersonen geen alcoholhoudende drank mogen verstrekken tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en tijdens bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

 

Het is dus wel toegestaan om bijeenkomsten te organiseren waarbij geen alcoholhoudende drank wordt verstrekt. Ook is het op grond van deze formulering mogelijk om de ruimte (kantine, buurthuis e.d.) te verhuren voor bijeenkomsten van derden waardoor de exploitatiemogelijkheden van het vastgoed toenemen.

 

Strikt genomen voorkomt deze bepaling dat oneerlijke mededinging wordt veroorzaakt door het schenken van alcoholhoudende drank door een paracommerciële rechtspersoon.

Deze bepaling biedt echter wel meer ruimte dan voorheen voor het gebruik van het vastgoed. De gebruiksmogelijkheden worden echter wel begrensd door wet- en regelgeving, zoals milieuregels, omgevingsplannen, Alcoholwet en andere APV bepalingen.

 

Het is dus niet mogelijk dat een buurthuis of sportvereniging door tussenkomst van een partyorganisator en een partijen-cateringbedrijf onbeperkt openbaar toegankelijke festiviteiten als housefeesten of discoavonden kan organiseren en het vastgoed als een soort zalenverhuurbedrijf kan exploiteren.

Het derde lid is bedoeld om extra aandacht te schenken aan alcoholpreventie bij paracommerciële rechtspersonen. Het bestuursreglement van de paracommerciële instelling dient nadrukkelijk aan te geven hoe er wordt omgegaan met alcohol en jongeren onder de 18 jaar. Op grond van de Alcoholwet moet dat reglement en de lijst van barvrijwilligers in de inrichting aanwezig zijn.

 

artikel 2:59 Gevaarlijke honden

Dit artikel schept voor de burgemeester de mogelijkheid om na een (bijt)incident met een hond dat naar zijn oordeel niet voldoende ernstig is om strafrechtelijk op te treden (wat er doorgaans op neer komt dat de hond in beslag wordt genomen en een gedragstest ondergaat om te bekijken of de hond geresocialiseerd kan worden of moet inslapen), de eigenaar te verplichten de hond te muilkorven en/of kort aan te lijnen.

Omdat een dergelijk besluit een sterk openbare orde-karakter heeft en daarbij vaak een snel handelen naar aanleiding van een incident vraagt, is bij de aanpassing van 2015 besloten om deze bevoegdheid bij de burgemeester te beleggen (was voorheen het college).

 

artikel 2:65a Bedelarij

Met name in het centrum wordt soms overlast ondervonden van bedelaars. Deze gedragen zich soms agressief en hinderlijk door passanten aan te klampen, te intimideren, de weg te versperren of te volgen. Hierdoor komt de openbare orde in het geding.

 

Omdat in 2000 de strafbaarstelling van bedelarij uit het Wetboek van Strafrecht (voormalig artikel 432) is verdwenen, kan de politie hiertegen niet of nauwelijks meer optreden. Bij de opheffing van de strafbaarstelling heeft de wetgever echter expliciet de mogelijkheid opengehouden om op basis van de gemeentelijke autonomie zo nodig een regeling ter zake van bedelarij in het leven te roepen, indien dit gedrag de openbare orde verstoort of dreigt te verstoren.

 

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

Op grond van artikel 151c van de Gemeentewet kan de gemeenteraad aan de burgemeester bij verordening de bevoegdheid verlenen tot het uitvoeren van cameratoezicht op openbare plaatsen in het belang van de handhaving van de openbare orde. De gemeenteraad kan daarbij bepalen tot welke openbare plaatsen de bevoegdheid zich uitstrekt en voor welke duur de plaatsing van camera’s ten hoogste mag geschieden. Volgens de wetgever is hierdoor de toekenning van de bevoegdheid tot het plaatsen van camera’s met democratische waarborgen omkleed.

Het besluit van de burgemeester tot plaatsing van camera’s op een openbare plaats is een besluit van algemene strekking waartegen op grond van de Awb voor belanghebbenden bezwaar en beroep openstaat.

 

Doel van het cameratoezicht

Gemeentelijk cameratoezicht op grond van artikel 151c Gemeentewet mag uitsluitend plaatsvinden voor het handhaven van de openbare orde. Dit begrip omvat ook de algemene bestuurlijke voorkoming van strafbare feiten die invloed hebben op de orde en rust in de gemeentelijke samenleving. Dit hoofddoel laat onverlet dat deze vorm van cameratoezicht ook subdoelen mag dienen. Zo biedt artikel 151c lid 7 Gemeentewet de mogelijkheid om de opgenomen beelden te gebruiken voor de opsporing en vervolging van strafbare feiten. Daarnaast mogen camera’s worden gebruikt om de politie en andere hulpdiensten efficiënter en effectiever in te zetten. De preventieve werking van cameratoezicht vergroot bovendien hun veiligheid.

 

Kenbaarheid

In artikel 151c lid 4 Gemeentewet is vastgelegd dat het gebruik van camera’s kenbaar moet zijn. Burgers moeten in elk geval in kennis worden gesteld van de mogelijkheid dat zij op beelden kunnen voorkomen zodra zij het gebied betreden dat valt binnen het bereik van de camera’s. Aan het kenbaarheidsvereiste moet niet alleen worden voldaan als er beelden worden vastgelegd, maar ook als sprake is van monitoring en er dus geen opnames worden gemaakt. Door het goed zichtbaar plaatsen van borden, waarop wordt aangeven dat in het betrokken gebied met camera’s wordt gewerkt, kan het publiek op deze mogelijkheid worden geattendeerd. Overigens houdt het kenbaarheidsvereiste niet in dat camera’s altijd zichtbaar moeten zijn of dat de burgers op de hoogte moeten worden gesteld van de precieze opnametijden.

 

 

Naar boven