De burgemeester van Amsterdam
Overwegende:
dat de burgemeester van Amsterdam op grond van artikel 2.24 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), juncto artikel 151c Gemeentewet, de bevoegdheid heeft om te kunnen besluiten tot plaatsing van een camera voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats als dat naar haar oordeel noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de openbare orde;
Proportionaliteit
Uit informatie van de politie blijkt dat er op 12 en 19 oktober 2024 ernstige geweldsincidenten bij een gebouw aan het Bullewijkpad zijn geweest. Vanwege deze incidenten heeft de burgemeester op 22 oktober 2024 voor de duur van één maand cameratoezicht ingesteld. Nadien hebben zich opnieuw ernstige geweldsincidenten in de omgeving voorgedaan. Deze incidenten leveren een gevaar op voor de openbare orde. Bewoners voelen zich naar aanleiding van de incidenten niet meer veilig in hun woon- en leefomgeving.
Subsidiariteit / andere maatregelen
Ter handhaving van de openbare orde op bovengenoemde locatie zijn de volgende maatregelen getroffen:
- -
Er zijn nazorggesprekken gevoerd met betrokkenen en omwonenden;
- -
Het stadsdeel heeft een bezoek gebracht aan de wijk.
Belangenafweging
Het inzetten van cameratoezicht is in aanvulling op de bestaande maatregelen noodzakelijk ter handhaving van de openbare orde.
De burgemeester heeft het belang van een effectieve handhaving van de openbare orde enerzijds en de daarmee gepaard gaande mogelijke inperking van het recht op privacy anderzijds tegen elkaar afgewogen. In die afweging moet aan het algemene belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen meer gewicht worden toegekend dan aan het belang om geen inmenging te dulden in de privacy.
De burgemeester volgt de (verstoringen van de) openbare orde op en rond het Bullewijkpad permanent en het besluit tot het instellen van cameratoezicht zal onmiddellijk worden ingetrokken indien het cameratoezicht niet meer noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde.
Besluit
Gelet op artikel 151c Gemeentewet juncto artikel 2.24 APV;