1e wijziging van de Verordening rioolheffing 2021

 

DE RAAD DER GEMEENTE EPE

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 1 oktober 2024, zaaknr. 1030445;

gelet op de artikelen 156, tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 228a van de Gemeentewet;

 

BESLUIT

 

Vast te stellen de volgende Verordening tot wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2021 (1e wijziging).

Artikel I Wijzigingen

  • 1.

    In artikel 1 wordt 'afvalwater, hemelwater of grondwater' vervangen door: 'water'.

  • 2.

    In artikel 1 wordt de definitie van garagebox onder de definitie van water opgenomen en gewijzigd in: 'een geheel overdekte en afsluitbare ruimte met een gebruiksoppervlakte van maximaal 30 m2, bestemd om één voertuig in te stallen.'.

  • 3.

    In artikel 2, onderdeel b wordt 'teneinde' vervangen door: 'om'.

  • 4.

    Artikel 3 komt als volgt te luiden:

    Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht

    • 1.

      De belasting wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven van:

      • a.

        de persoon die bij het begin van het belastingjaar van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarendeel; en

      • b.

        de persoon die een perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt en van waaruit water, niet zijnde hemelwater, direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, verder te noemen: gebruikersdeel.

    • 2.

      Voor het eigenarendeel wordt, als het perceel een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt de persoon die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat deze persoon op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

    • 3.

      Voor het gebruikersdeel wordt:

      • a.

        gebruik van een perceel door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door het door de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aangewezen lid van dat huishouden;

      • b.

        gebruik door een persoon aan wie een deel van een perceel in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door de persoon die dat deel in gebruik heeft gegeven;

      • c.

        het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door de persoon die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

  • 5.

    In artikel 4, tweede lid, onderdeel b wordt 'welke' vervangen door: 'die'.

  • 6.

    In artikel 4, tweede lid, onderdeel d wordt na 'twee of meer' ingevoegd: 'van de'.

  • 7.

    Artikel 5 komt als volgt te luiden:

    Artikel 5 Maatstaf van heffing

    • 1.

      De belasting voor het eigenarendeel wordt geheven naar een vast bedrag per perceel.

    • 2.

      De belasting voor het gebruikersdeel wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd.

    • 3.

      Het aantal kubieke meters water dat wordt afgevoerd wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater, grondwater en oppervlaktewater dat in de aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Als de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald.

    • 4.

      Als gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een:

      • a.

        watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

      • b.

        bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    • 5.

      De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enig andere wettelijke bepaling.

    • 6.

      De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd.

    • 7.

      Als de gegevens bedoeld in het derde lid voor een perceel niet bekend zijn, stelt de in artikel 232, vierde lid, onderdeel a, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar het aantal kubieke meters water voor dat perceel vast op basis van een watergebruik van 45 m3 per persoon per jaar.

    • 8.

      Als meerdere percelen gebruik maken van één watermeter en geen tussenmeters aanwezig zijn, verdeelt de in artikel 232, vierde lid, onderdel a, van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar de hoeveelheid afvalwater – voor zover mogelijk – naar evenredigheid van het aantal personen over de verschillende percelen.

    • 9.

      Voor de toepassing van het zevende en achtste lid wordt uitgegaan van het aantal personen dat bij aanvang van de belastingplicht in de basisregistratie personen stond ingeschreven op een perceel.

  • 8.

    In artikel 9, eerste lid, wordt 'zo' vervangen door: 'als'.

  • 9.

    Artikel 9, tweede en derde lid, komen als volgt te luiden:

    • 2.

      Als de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

    • 3.

      Als de belastingplicht voor het perceel voor het gebruikersdeel in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde gebruikersdeel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 10.

    In artikel 9, vierde lid, wordt 'indien' vervangen door: 'als'.

  • 11

    In artikel 9, vijde lid, wordt '€ 10' vervangen door: '10,-'.

  • 12

    Artikel 10, eerste en tweede lid, komen als volgt te luiden:

    • 1.

      In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.

    • 2.

      In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, als het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dat € 50,-, maar minder is dan € 10.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 13

    In artikel 11 wordt 'indien' vervangen door 'als' en wordt 'reeds' vervangen door: 'al'.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

 

Epe, 14 november 2024

De raad voornoemd,

de voorzitter,

dhr. dr. T.C.M. Horn

de griffier,

mw. mr. E.G. Grisel

Toelichting op de 1e wijziging van de Verordening rioolheffing 2021  

De wijzigingen zijn ingegeven door een verdere harmonisatie van de belastingverordeningen binnen Tribuut verband. Merendeels gaat het om redactionele wijzigingen of wijzigingen van ondergeschikt belang. De meer inhoudelijke wijzigingen lichten we hieronder toe en verwerken deze in de geconsolideerde toelichting op de verordening.

Artikel 1, lid 2

Definitie garagebox. De definitie wordt uitgebreid om discussie hierover te voorkomen. Hoewel dat in Epe niet speelt, blijkt in een andere gemeente binnen Tribuutverband met dezelfde omschrijving de definitie onvoldoende duidelijk. Er stond dat het geschikt is voor de stalling van één voertuig. Dat zou ook een groot voertuig kunnen zijn. De achterliggende gedachte achter de vrijstelling is dat het gaat om situaties die vergelijkbaar zijn met garages die onderdeel vormen van de woning en dan niet afzonderlijk belast worden. Een garage met een gebruiksoppervlak van 30 m2 komt neer op (bijv.) 5 bij 6 meter. Dat is vrij ruim gerekend om te voorkomen dat de wat grotere garageboxen er net buiten vallen. Als het nog groter wordt, is er eerder sprake van een loods of iets dergelijks en is deze niet meer vergelijkbaar met een garage aan huis.

 

Artikel 1, lid 7

In artikel 5, derde lid, stond dat bij de herleiding van het watergebruik een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand wordt gerekend. In de praktijk werd dat echter niet gedaan, maar werd het waterverbruik per dag herleid. Dat is een nauwkeuriger benadering. Daarom is dat deel van die bepaling geschrapt.

Artikel 5, zevende lid, zag eerder alleen op nieuwbouwsituaties. Het kan voorkomen dat om andere reden geen waterverbruik bekend is. Om te voorkomen dat er dan geen grondslag kan worden vastgesteld, is dit lid algemener geformuleerd.

Naar boven