Gemeenteblad van Den Helder
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Den Helder | Gemeenteblad 2024, 49260 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Den Helder | Gemeenteblad 2024, 49260 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Besluit van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder, houdende regels over jeugdhulp (Verordening jeugdhulp Den Helder 2024)
Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Den Helder houdende algemene regels over jeugdhulp in de gemeente Den Helder 2024.
De raad van de gemeente Den Helder;
Gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet;
Gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;
Overwegende dat de Jeugdwet de verantwoordelijkheid voor het organiseren van goede en toegankelijke jeugdhulp bij de gemeente heeft belegd, waarbij het uitgangspunt is:
Dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt;
Dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, met betrekking tot:
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Ondersteuningsplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen, evenals de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en zijn sociale netwerk hieraan kunnen leveren betreffende de uitvoering van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Het ondersteuningsplan bestaat uit een integrale (vraag)analyse en een beschrijving van de te behalen resultaten.
Hoofdstuk 2: Vormen van jeugdhulp
Artikel 3. Voorliggende voorziening
Voorliggende voorzieningen zijn voorzieningen waar aanspraak op gemaakt kan worden alvorens aanspraak te doen op de jeugdwet. Als de cliënt in aanmerking komt voor een voorliggende voorziening, heeft de voorliggende voorziening voorrang op een individuele voorziening vanuit de jeugdwet.
Voorliggende voorzieningen waar de jeugdigen gebruik van kan maken zijn:
Hoofdstuk 3: Toegang tot jeugdhulp
Artikel 7. Toegang jeugdhulp via het medisch domein
Ter waarborging van een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening door een jeugdhulpaanbieder, kan het college bij een aanvraag door een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in dit artikel op basis van signalen of steekproefsgewijs een toets uitvoeren.
Artikel 8. Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.
Hoofdstuk 4: Procedure toegang jeugdhulp via de gemeente
Voor zowel het gesprek als het onderzoek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven inzage in een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
Als de jeugdige en/of ouders onvoldoende medewerking verlenen aan het onderzoek als bedoeld in het derde lid van dit artikel alsmede een onderzoek als bedoeld in artikel 14 van deze verordening en daardoor de situatie van de jeugdige en/of ouders onvoldoende in kaart kan worden gebracht, kan er geen individuele voorziening worden verstrekt.
Artikel 12. Inhoud beschikking
De start van de zorg mag nooit gelegen zijn voor de datum van de aanvraag van de hulp. Dat geldt ook voor verlengingen. Het college kan hierop een uitzondering maken, indien er na overleg met de consulent is geconstateerd dat er sprake is van spoed, dan wel een crisissituatie. Het belangrijkste criterium voor een crisissituatie is dat de zorg niet kan wachten tot de volgende dag.
Hoofdstuk 5. Persoonsgebonden budget (pgb)
Artikel 14. Criteria voor een pgb
Als een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en de ondersteuning zelf wenst in te kopen door middel van een pgb, toetst het college of voldaan wordt aan de in artikel 8.1.1 van de wet opgenomen voorwaarden. De cliënt dient daarvoor een zorgplan persoonsgebonden budget in volgens een door het college ter beschikking gesteld format.
De volgende voorwaarden zijn van toepassing op de berekening en de hoogte van het pgb:
Bij de differentiatie van tarieven zoals genoemd in bovenstaande lid wordt onderscheid gemaakt tussen reguliere jeugdhulpaanbieders die aan de kwaliteitseisen voldoen en jeugdhulp leveren (formele hulpverleners) enerzijds en hulpverleners uit het sociale netwerk van jeugdige en ouders (informele zorgverleners) anderzijds.
Artikel 15. Weigeringsgronden pgb
Het college stelt vast of de ouder(s) of de pgb vertegenwoordiger voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsgebonden budget. Een persoon die behoort tot het sociale netwerk kan jeugdhulp bieden voor zover het niet gaat om ggz-behandeling, met uitzondering van:
Artikel 16. Onderscheid formele en informele hulp
Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp;
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de cliënt:
Personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
Personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel (zzp). Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.
Een vertegenwoordiger wordt alleen geacht de aan het pgb verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te kunnen voeren, indien:
Hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht of geen financiële relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt of de jeugdige, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden;
De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag voor een persoon van 21 jaar of ouder met een 36-urige werkweek. Dit resulteert in de volgende bedragen:
De persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt, dan wel de vertegenwoordiger, mag met de jeugdhulpaanbieder geen afspraak maken op basis waarvan de SVB de jeugdhulpaanbieder middels een vast maandloon uitbetaalt zonder dat de persoon die een persoonsgebonden budget ontvangt de factuur heeft geaccordeerd. Dit betekent dat de jeugdhulpaanbieder maandelijks een factuur met daadwerkelijk gerealiseerde uren aan de persoon die het persoonsgebonden budget beheert ter accordering aanbiedt.
Hoofdstuk 6: Vervoersvoorzieningen
Artikel 19. Vervoersvoorzieningen
Een vervoersvoorziening is altijd tijdelijk. De voorziening wordt beëindigd op het moment dat de medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid van de ouders of jeugdige is opgeheven. De ouders/verzorgers hebben een meldplicht wanneer er wijzigingen optreden in de zelfredzaamheid die van invloed kan zijn op het eerder genomen besluit.
Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de verstrekking dan wel de uitbetaling van de vergoeding, alsmede de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening dan wel vergoeding. Hierbij hanteert het college het principe van de in de betreffende situatie goedkoopste adequate individuele voorziening.
Hoofdstuk 7: bestrijding misbruik
Artikel 20. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, doet op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.
Als er sprake is van een individuele voorziening in pgb kan het college de SVB gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van de budgethouder een vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in het tweede lid.
Artikel 21. Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik
Het college maakt afspraken met jeugdhulpaanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen, accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.
Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Artikel 26. Betrekken ingezetenen bij het beleid
Het college stelt inwoners van de gemeente Den Helder bij monde van de Adviesraad Sociaal Domein, in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Het college zorgt ervoor dat inwoners van de gemeente Den Helder bij monde van de Adviesraad Sociaal Domein, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.
Hoofdstuk 10: Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 27 Afstemming met andere voorzieningen
In het geval van afstemming met gezondheidszorg draagt het college er zorg voor dat:
Wanneer er een besluit wordt genomen over de inzet van zorg die vanaf de achttiende verjaardag onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet valt en er de reële verwachting is dat deze zorg na de achttiende verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars;
In het geval van afstemming met werk en inkomen draagt het college er zorg voor dat financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig worden gesignaleerd. Waar nodig worden jeugdigen en hun ouders geholpen de juiste ondersteuning en voorzieningen te verkrijgen om deze belemmeringen weg te nemen.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Het college stelt nadere regels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen indexeren, tenzij er een betalingsovereenkomst is afgesloten.
Deze verordening geeft uitvoering aan de Jeugdwet. Deze wet maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en financiële decentralisatie naar gemeenten van de jeugdzorg, de jeugd-ggz, de zorg voor verstandelijk beperkte jeugdigen en de begeleiding en persoonlijke verzorging van jeugdigen. Daarnaast wordt met deze wet een omslag gemaakt van een stelsel gebaseerd op een wettelijk recht op zorg (aanspraak) naar een stelsel op basis van een voorzieningenplicht voor gemeenten (voorziening), op een wijze zoals eerder is gebeurd met de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Het wettelijke recht op jeugdzorg en individuele aanspraken op jeugdzorg worden hierbij vervangen door een voorzieningenplicht waarvan de aard en omvang in beginsel door de gemeente worden bepaald (maatwerk). Het doel van het jeugdzorgstelsel blijft echter onverminderd overeind: jeugdigen en ouders krijgen waar nodig tijdig bij hun situatie passende hulp, met als beoogd doel ervoor te zorgen de eigen kracht van de jongere en het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin te versterken.
De Jeugdwet schrijft in de artikelen 2.9, 2.10 en 2.12 voor dat de gemeenteraad per verordening in ieder geval regels opstelt:
a. Over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen;
b. Met betrekking tot de voorwaarden voor toekenning, de wijze van beoordeling van en de afwegingsfactoren bij een individuele voorziening;
c. Over de wijze waarop de toegang tot en de toekenning van een individuele voorziening wordt afgestemd met basisvoorzieningen op gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen;
d. Over de wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld;
e. Voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of
persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijke gebruik van de Jeugdwet;
f. Over de wijze waarop inwoners van de gemeente worden betrokken bij de uitvoering van de Jeugdwet, en
g. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Jeugdwet door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de daarbij toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Artikel 2.9 van de Jeugdwet biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Jeugdwet andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van; om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Daarnaast kan op grond van artikel 8.1.1, vierde lid van de Jeugdwet, bij verordening bepaald worden onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot zijn sociale netwerk.
In artikel 1 wordt uitgelegd wat er verstaan wordt onder de begrippen die gebruikt worden in deze verordening.
Begrippen die al zijn omschreven in de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Artikel 2. Algemene voorzieningen
Een algemene voorziening is een voorziening die vrij toegankelijk is voor degene die zich hiertoe wendt voor ondersteuning of hulp. Er vindt geen toegangsbeoordeling plaats. Dit betekent dat voorafgaand geen onderzoek wordt gedaan naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de jeugdige of ouder(s).
Voor een algemene voorziening is in beginsel geen verleningsbeschikking nodig. De Jeugdwet spreekt in artikel 2.9 onderdeel a van 'overige voorziening'. In de memorie van toelichting op de Jeugdwet spreekt de wetgever echter over een ‘algemene’ of ‘vrij toegankelijke voorziening’. Ook de praktijk spreekt vaak over algemene dan wel vrij toegankelijke voorzieningen. Omdat 'algemene voorziening' de meest gangbare term is en bovendien ook binnen de WMO2015 wordt gehanteerd, is deze overgenomen in de verordening.
Artikel 3. Voorliggende voorzieningen
Voorliggende voorzieningen zijn regelingen die voorliggend zijn aan de Jeugdwet en dus eerder verstrekt zouden moeten worden. De Zorgverzekeringswet of de Wet Langdurige Zorg zijn bijvoorbeeld voorliggend aan het pgb of de Jeugdhulp.
Het college is niet gehouden een voorziening op grond van de jeugdwet te treffen indien er naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak kan worden gemaakt op een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling, artikel 1.2 lid 1 sub B Jw.
Artikel 4. Individuele voorzieningen
Dit artikel geeft een nadere uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.9, onder a, van de wet, waarin is bepaald dat de gemeente bij verordening regels stelt over de door het college te verlenen individuele voorzieningen en overige (jeugdhulp)voorzieningen.
Artikel 5. Voorwaarden individuele voorziening jeugdhulp
Dit artikel geeft aan dat het college bij nadere regels de beschikbare voorzieningen vaststelt.
Het vierde lid waarborgt dat de jeugdhulpaanbieder - ook wanneer deze jeugdhulp biedt in het buitenland - binnen de kaders van het Nederlands recht en de Nederlandse inspecties dient te opereren.
Artikel 6. Toegang jeugdhulp via de gemeente
Voor het verkrijgen van een individuele voorziening jeugdhulp geldt de in hoofdstuk 3 beschreven procedure. Bij het onderzoek ter beoordeling van een aangemelde hulpvraag zal, in een gesprek met de jeugdige en zijn ouders de gehele situatie worden bekeken en kan bijvoorbeeld alsnog worden verwezen naar een overige jeugdhulpvoorziening in plaats van, of naast, mogelijke toekenning van een individuele voorziening.
Artikel 7. Toegang jeugdhulp via het medisch domein
In artikel 2.6, eerste lid, onderdeel e, van de Jeugdwet is geregeld dat, naast de gemeentelijk georganiseerde toegang tot jeugdhulp, ook de directe verwijzingsmogelijkheid door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar de jeugdhulp blijft bestaan. Dit laatste geldt zowel voor de vrij-toegankelijke (overige) voorzieningen als de niet vrij-toegankelijke (individuele) voorzieningen. Met een dergelijke verwijzing kan de jeugdige zich rechtstreeks melden bij de jeugdhulpaanbieder.
Dit is niet van toepassing als de hulpvraag hoog specialistische hulp vereist. In die gevallen dient de huisarts, medisch specialist en jeugdarts de jeugdige naar de Toegang te verwijzen. De Toegang zorgt voor verwijzing naar het gecontracteerde aanbod voor hoog specialistische hulp.
De huisarts, medisch specialist en jeugdarts kunnen niet verwijzen naar jeugdhulp in pgb; om een individuele voorziening in pgb te verstrekken zijn handelingen nodig zoals het opstellen van een budgetplan en voorlichting geven over de SVB, die doorgaans geen onderdeel zijn van een dergelijke verwijzing. Daarnaast is conform de Memorie van Toelichting op de Jeugdwet jeugdhulp alleen direct toegankelijk als deze verwijzing naar een jeugdhulpaanbieder wordt gedaan waar het college een subsidie- of contractrelatie mee heeft.
De toets als bedoeld in het derde en vierde lid is bedoeld om een deskundige toeleiding naar de juiste jeugdhulp te ondersteunen. In de Memorie van toelichting op de Jeugdwet wordt deze bevoegdheid als volgt omschreven: 'De gemeente kan in haar verordening niet alleen aangeven welke vormen van jeugdhulp alleen na een besluit van de gemeente of een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts toegankelijk zijn, maar ook de voorwaarden waaronder deze vormen van ondersteuning, hulp en zorg verkregen kunnen worden. Met andere woorden, de jeugdhulpaanbieder is bij de bepaling welke vorm van jeugdhulp, met welke frequentie en voor hoe lang gebonden aan hetgeen de gemeente hierover in de verordening heeft opgenomen.' Door deze voorwaarde in de verordening op te nemen zijn de jeugdhulpaanbieders gebonden aan het oordeel van het college na toetsing van de aanvraag.
In het tweede lid wordt gesproken over een toets op basis van signalen en steekproeven. Met signalen worden bedoeld alle zaken die over aanbieders, vormen van jeugdhulp en producten worden gesignaleerd. De signalen kunnen op verschillende manieren worden opgemerkt. Bijvoorbeeld vanuit materiële controle, relatiebeheer met aanbieders, data-analyse waaronder het maken van algemene prognoses en begrotingen. “Signalen” dient hier dus breed te worden opgevat. De steekproeven die worden bedoeld in lid 3 kunnen alle mogelijke delen zijn van de totale populatie aan jeugdhulp zoals aangevraagd. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in zorgsoort, aanbieder, periode van controle, etc. Een steekproef kan daarmee voor een bepaalde periode ook behelzen dat alle aanvragen worden gecontroleerd.
Artikel 8. Toegang jeugdhulp via justitieel kader
Een verzoek ten aanzien van een machtiging gesloten jeugdhulp wordt, conform artikel 6.1.8 eerste lid van de wet, door het college van de gemeente waar de jongere woont ingediend.
De uitzondering op deze regel wordt verwoord in het tweede lid van dat artikel. Als er sprake is van een kinderbeschermingsmaatregel, dan is het de gecertificeerde instelling die het genoemde verzoek indient en niet het college. In de Memorie van Toelichting bij de Verzamelwet VWS 2016 (Kamerstukken II, 2014/15, 34 191, nr. 3) geeft de wetgever eveneens aan dat artikel 2.11 van de wet ertoe strekt “de kwaliteit van de voorzieningen op grond van de Jeugdwet te waarborgen alsmede de goede verhouding tussen de prijs en de kwaliteit ervan”. Er wordt vervolgens aangegeven dat er in “de parlementaire behandeling is aangegeven dat het college de mogelijkheid heeft om jeugdhulpaanbieders te mandateren om namens het college te besluiten welke jeugdhulp jeugdigen of ouders nodig hebben.”
Het college heeft, na inwerkingtreding van de Verzamelwet VWS 2016, de mogelijkheid om de vaststelling van rechten en plichten, als bedoeld in een verleningsbesluit, te mandateren.
In dit artikel zijn verschillende procedureafspraken opgenomen die gelden bij de procedure toegang jeugdhulp via de gemeente. Deze hebben te maken met het besluit en de start zorg van een jeugdhulpaanbieder bij een afgegeven besluit.
Jeugdigen of ouders kunnen een aanvraag jeugdhulp schriftelijk indienen. In de Jeugdwet zelf zijn geen termijnen opgenomen voor de periode van onderzoek of het nemen van een besluit op een aanvraag jeugdhulp, om die reden zijn de termijnen van de AWB van toepassing. De Integrale Toegang doet een brede uitvraag en neemt een melding op.
Het college onderzoekt de aard en omvang van de jeugdzorg. Samen kijken het college en gezaghebbende ouder(s) en/of de jeugdige welke aanbieder het beste bij de problematiek van de jeugdige past. In de Beleidsregels kan het college deze procedure nader uitwerken. Het is mogelijk hier bezwaar tegen te maken. De afhandeling van bezwaarzaken wordt afgehandeld door de afdeling Juridische Zaken van de gemeente Den Helder.
Het vierde lid dient ter voorbereiding van het gesprek waarbij voor het onderzoek naar aanleiding van de aanvraag relevante bekende gegevens in kaart worden gebracht, zodat cliënten niet worden belast met vragen over zaken die bij de gemeente al bekend zijn en een goede afstemming mogelijk is met eventuele andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing.
In het kader van de rechtmatigheid wordt in ieder geval de identiteit van de jeugdige of ouders vastgesteld aan de hand van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Tevens kan worden beoordeeld of sprake is van een voorliggende voorziening en of het college op grond van artikel 1.2 van de wet al dan niet is gehouden om een voorziening op basis van deze wet te treffen. Ook is hierin een bepaling opgenomen ter voorkoming van onnodige bureaucratie. Als de gemeente al een dossier heeft van de jeugdige of zijn ouders, en de jeugdige of zijn ouders geven toestemming om dit dossier te gebruiken, dan kan een onderzoek achterwege blijven. Een gesprek over de acute hulpvraag is dan in de regel nog wel nodig. Indien de hulpvraag ook al bekend is, en het bijvoorbeeld over een vervolgvraag gaat, dan kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders ook van het gesprek worden afgezien.
Artikel 12. Inhoud beschikking
Indien de jeugdige of zijn ouders een aanvraag bij het college indienen, dient het college een schriftelijke beschikking op te stellen, waartegen zij bezwaar en beroep kunnen indienen. In de beschikking staat de informatie die voor de ouder(s) en of jeugdige nodig is om hun rechtspositie te bepalen en te begrijpen.
Artikel 13. Verlenging en her indicering
Om tijdige voortzetting van de hulpverlening na afloop van een indicatie te kunnen waarborgen dient minimaal acht weken voor afloop van die indicatie een verzoek tot verlenging te worden ingediend. Na ontvangst van het verzoek tot verlenging, met een evaluatierapport of–verslag over de voorliggende periode, zal een herbeoordeling van de hulpverlening plaatsvinden, waarna een besluit zal worden genomen over voortzetting dan wel wijziging van de individuele voorziening, alsmede het volume en de duur van de herindicatie.
Artikel 14 Criteria voor een pgb
Het college stelt vast of de ouder(s) (of de pgb vertegenwoordiger voldoende regievaardig is voor het uitvoeren van de taken die behoren bij het persoonsgebonden budget.
Alvorens een pgb toe te kennen is het van belang dat het college toetst aan de criteria zoals vastgelegd in artikel 8.1.1 lid 2 Jeugdwet. Eén van die criteria is dat de kwaliteit van de in te kopen hulp naar het oordeel van het college geborgd is.
Artikel 15. Weigeringsgronden pgb
In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. Aangegeven wordt wanneer er geen pgb wordt verstrekt, waaronder expliciet is opgenomen dat het -in beginsel- niet mogelijk is om achteraf kosten te declareren.
In lid 2 zijn een aantal kostenposten genoemd die niet uit het pgb gefinancierd mogen worden. Het pgb is enkel en alleen bedoeld voor financiering van de noodzakelijke voorziening. Het pgb bevat om die reden ook geen vrij besteedbaar deel (onderdeel b).
Artikel 16. Onderscheid formele en informele hulp
Voor de bepaling van het pgb-tarief wordt onderscheid gemaakt tussen formele en informele hulp. Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een jeugdhulpaanbieder of door een zelfstandige hulpverlener (ZZP’er).
Bij hulpverlening door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad, is altijd sprake van informele hulp. Ook al gaat het om een hulpverlener die voldoet aan de criteria genoemd in lid 2 van deze bepaling; dan nog geldt dat in het kader van deze verordening als informele hulp. De achtergrond daarvan is dat ook familieleden met een zorg-gerelateerd beroep of opleiding in eerste instantie een affectieve relatie hebben met de budgethouder. Dat is dan ook doorslaggevend voor het bijbehorende pgb-tarief. Informele hulp is alle hulp die geboden wordt door personen uit het sociale netwerk.
Gemeenten hebben de mogelijkheid om differentiatie aan te brengen in de hoogte van het pgb door verschillende tarieven hanteren voor verschillende vormen van ondersteuning en voor verschillende typen hulpverleners.
In de verordening moet in ieder geval worden bepaald hoe de hoogte van een pgb wordt vastgesteld, waarbij geldt dat de hoogte toereikend moet zijn.
De hoogte van het pgb voor informele hulp is bij het bestaan van een dienstbetrekking gelijk aan het minimum uurloon, inclusief vakantiebijslag, zoals bedoeld in de Wet minimumloon.
Voor formele hulp kan een aangepast bedrag tot maximaal het in lid c van dit artikel genoemde tarief, indien de pgb-houder kan aantonen dat in zijn situatie het pgb-tarief van 80% niet toereikend is om passende ondersteuning in te kopen.
Dit artikel geeft aan dat het voor het college mogelijk is om een extern deskundige om advies te vragen in het onderzoek. De jeugdige en/of ouders worden hiervan op de hoogte gesteld.
Artikel 19. Vervoersvoorzieningen
Dit artikel gaat in op de voorwaarden voor een vervoersvoorziening. Het vraagstuk vervoer staat centraal, waarbij er wordt gekeken naar een oplossing die aansluit op de ondersteuningsbehoefte van de aanvrager. Ouders zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor vervoer van de jeugdige naar de jeugdhulpaanbieder (eerste lid). In het tweede lid staan twee criteria waaronder het college een vervoersvoorziening toekent naar dagbehandeling of dagbesteding. Een vervoersvoorziening altijd tijdelijk is. Het college bepaalt onder meer de tijdsduur van de vervoersvoorziening als de hoogte vergoeding.
Artikel 20. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
1. De medewerkingsverplichting uit het derde lid van artikel 8.1.2 van de wet ziet toe op alle denkbare vormen van medewerking om toe te kunnen zien op een rechtmatige verstrekking van een individuele voorziening, zowel pgb als in natura.
2. Deze bepaling regelt in welke gevallen het college een besluit tot verlening van een individuele voorziening kan beëindigen of wijzigen, dan wel intrekken of herzien. Bij ‘wijzigen’ gaat het om het aanpassen van de aanspraak naar de toekomst toe. De tegenhanger is ‘herzien’, wat een wijziging van de aanspraak over het verleden betreft. Intrekking ziet eveneens op het verleden: een aanspraak wordt dan beëindigd vanaf een in het verleden gelegen datum.
3. De bepaling is afgeleid van artikel 8.1.4 van de Jeugdwet die de herziening en intrekking regelt van verstrekte pgb's. Hoewel de Jeugdwet enkel spreekt van ‘herzien’ of ‘intrekken’ is uit de toelichting af te leiden dat hiermee ook beëindigen of wijzigen wordt bedoeld. Dat is daarom expliciet benoemd in deze bepaling.
Verder breidt de verordening bepaling de herzienings-/ intrekkingsbevoegdheid uit tot de individuele voorziening in natura. Het gaat hier om een 'kan'-bepaling. Het college is dus niet verplicht gebruik te maken van zijn bevoegdheid tot herziening of intrekking.
4. In de Jeugdwet is geregeld dat het college een pgb kan invorderen als dit is herzien of ingetrokken in verband met onjuiste of onvolledige informatieverstrekking door de jeugdige/ouder (zie artikel 8.1.4 lid 3 Jeugdwet). Alvorens tot invordering te kunnen overgaan, moet het college het bedrag echter eerst terugvorderen. Terugvordering is niet geregeld in de Jeugdwet. Het is daarom van belang hiervoor een grondslag op te nemen in de verordening. Net zoals bij herziening en intrekking gaat het bij terugvordering om een bevoegdheid van het college.
Met ingang van 1 april 2017 is artikel 8b, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling Jeugdwet van kracht. Het artikel bepaalt dat de voor budgethouders verplicht gestelde modelzorgovereenkomsten een zogenoemd derdenbeding bevatten, waarmee het college ten onrechte gedeclareerde ondersteuning kan verhalen op de ondersteuner die jeugdhulp levert.
Artikel 21. Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk en ondoelmatig gebruik
Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de Jeugdwet moeten in de verordening regels worden gesteld over de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening in natura of een pgb alsmede van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet. Deze bepaling is een uitwerking van deze wettelijke plicht.
Zowel gecontracteerde als pgb-jeugdhulpaanbieders vallen onder het kwaliteitstoezicht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IG&J). De gemeente heeft in het kader van contractering en monitoring een rol bij het toezien op en controleren van de kwaliteit. Voor zover de gemeente hierbij signalen ontvangt over de kwaliteit van de te leveren of geleverde jeugdhulp, stuurt de gemeente deze door naar de IG&J.
Het kwaliteitstoezicht op mogelijke aanvullende kwaliteitseisen is aan de gemeente zelf. Het toezicht door de gemeentelijke toezichthouder Jeugd ziet o.a. op de rechtmatigheid van ingediende declaraties door jeugdhulpaanbieders, zowel in natura als pgb. De toezichthouder is bij de uitoefening van zijn taak gebonden aan de regels zoals vastgelegd in de artikelen 5:11 t/m 5:20 van de AWB.
Artikel 22. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders
kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het college kan de uitvoering van de Jeugdwet, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en plichten van de jeugdige of zijn ouders, door jeugdhulpaanbieders laten verrichten (artikel 2.11, eerste lid, van de Jeugdwet). Met het oog op gevallen waarin dit ten aanzien van jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering gebeurt, moeten bij verordening regels worden gesteld ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan (artikel 2.12 va de Jeugdwet). Daarbij dient in ieder rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden.
Artikel 23. Kwaliteitseisen Jeugdhulp
De regering legt de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van voorzieningen bij de gemeente en de aanbieder. Het is aan de gemeente om in de Verordening te bepalen welke kwaliteitseisen worden gesteld aan aanbieders van voorzieningen. Die eisen zullen ook betrekking kunnen hebben op de deskundigheid van het in te schakelen personeel.
Dit artikel regelt het gemeentelijke klachtrecht. De gemeente is al op grond van de AWB in het algemeen verplicht tot een behoorlijke behandeling van mondelinge en schriftelijke klachten over gedragingen van bestuursorganen en personen die onder haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn.
Artikel 25. Vertrouwenspersoon
In artikel 2.5, tweede lid, van de wet is bepaald dat het college ervoor verantwoordelijk is dat jeugdigen, hun ouders of pleegouders een beroep kunnen doen op een vertrouwenspersoon. Met de vertrouwenspersoon wordt een functionaris bedoeld zoals deze nu al werkzaam is binnen de jeugdzorg. Onafhankelijkheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn belangrijke factoren (wettelijke vereisten) voor een goede invulling van deze functie.
Artikel 26. Betrekken van ingezetenen bij het beleid
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over de medezeggenschap bij de gemeente.
Artikel 27. Afstemming met andere voorzieningen
Dit artikel regelt de afstemming met andere voorzieningen. De regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de Jeugdwet en de Wet bescherming persoonsgegevens zijn hierop van overeenkomstige toepassing.
Deze bepaling regelt de toepassing van een hardheidsclausule als instrument voor het college om onvoorziene omstandigheden het hoofd te bieden.
Het college stelt nadere regels vast. Hierin neemt het nadere regels op over de uitvoering van deze verordening.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen indexeren, tenzij er een betalingsovereenkomst is afgesloten.
Artikel 31. Intrekkingen oude verordening
In dit artikel is het overgangsrecht geregeld. Bestaande rechten en plichten lopen door, totdat een nieuwe beoordeling heeft plaatsgevonden.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze verordening en de wijze waarop deze wordt geciteerd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-49260.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.