Nadere regels jeugdhulp gemeente Sittard-Geleen 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12-11-2024;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet en 149 van de Gemeentewet;

gelet op de Verordening jeugdhulp gemeente Sittard-Geleen 2025;

gezien het advies van Jongerenadviesraad 5 juni 2024;

 

overwegende dat:

  • -

    het noodzakelijk is nadere regels te stellen ten aanzien van de wijze waarop de hoogte van het persoonsgebonden budget (pgb) wordt vastgesteld;

  • -

    het noodzakelijk is te regelen welke individuele voorzieningen en overige voorzieningen beschikbaar zijn;

  • -

    het noodzakelijk is te regelen hoe de indiening van een aanvraag voor een individuele voorziening via een persoonsgebonden budget verloopt, de registratie, gespreksvoorbereiding, het te voeren gesprek met de jeugdige en/of diens wettelijk vertegenwoordiger en de toekenning van een individuele voorziening via een persoonsgebonden budget.

Besluit

 

vast te stellen de nadere regels jeugdhulp gemeente Sittard-Geleen 2025.

 

Deze nadere regels zijn een uitwerking van de Verordening jeugdhulp gemeente Sittard-Geleen 2025 en vormen samen met de genoemde Verordening de basis van de wijze waarop de gemeente Sittard-Geleen de Jeugdwet uitvoert.

 

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

De definities die in dit besluit worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening jeugdhulp Gemeente Sittard-Geleen 2025.

  • a.

    budgetbeheerder: wettelijk vertegenwoordiger van de budgethouder wanneer de budgethouder minderjarig of handelingsonbekwaam is. De budgetbeheerder moet een familielid zijn tot maximaal de tweede graad of een aantoonbare relatie hebben met de vertegenwoordiger zoals een pleegouder of jeugdbeschermer van een gecertificeerde instelling;

  • b.

    pgb-plan: plan ten behoeve van besteding van het persoonsgebonden budget. Wanneer er recht is op een pgb, wordt door Team Jeugd aan de budgethouder een pgb-plan verstrekt om in te vulllen;

  • c.

    Richtlijnen kindontwikkeling: wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen ontwikkeld door het Nederlands Jeugdinstituut.

  • d.

    Sociale Verzekeringsbank (SVB): de Sociale Verzekeringsbank voert de volksverzekeringen uit zoals AOW, Kinderbijslag en tevens de pgb- regeling;

  • e.

    VOG: verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

  • f.

    zorgovereenkomst: een contract tussen de budgethouder en zijn of haar zorgverlener waarin de afspraken over de zorg, de werktijden en de vergoeding of loon zijn opgenomen. Het is de basis voor het dienstverband met de zorgverlener of de opdracht aan de zorgverlener. Een budgethouder moet één zorgovereenkomst per zorgverlener afsluiten;

  • g.

    zorgverlener: gekwalificeerde zorg- of hulpverlener of zorginstelling die zorg via het pgb levert aan de budgethouder. Een persoon uit het sociale netwerk of een ouder kan ook een zorgverlener zijn.

Hoofdstuk 2. Afbakening Jeugdwet

Artikel 2. Afbakening

Artikel 2.1 Eigen kracht, draaglast en draagkracht

  • 1.

    Eigen kracht omvat in ieder geval de mogelijkheden van ouders zelf, de gebruikelijke hulp, het aanspreken van een aanvullende verzekering, de inzet van vrijwilligers of mensen uit het sociale netwerk. Het gebruik van eigen kracht betekent ook dat de jeugdige en/of een ouder zelf voorziet in de kosten. Gebruik maken van eigen kracht betekent ook dat eerst een beroep op zorgverlof wordt gedaan en de kosten voor reguliere oppas/ kinderopvang door ouders zelf gedragen worden.

  • 2.

    Een gezonde draagkracht betekent dat ouders eventueel met behulp van het sociale netwerk zorg kunnen dragen voor normale, dagelijkse hulp. Ouders zijn verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als sprake is van een minderjarig kind met een ziekte, aandoening of beperking. Voor zover het van toepassing is en tot de mogelijkheden behoort dat ouders hun kinderen zelf hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf bieden, kent de gemeente geen individuele voorziening jeugdhulp toe.

  • 3.

    Als de noodzakelijke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf van ouders voor hun kinderen voor wat betreft de aard, frequentie en benodigde tijd voor deze handelingen zwaarder is dan de zorg die kinderen van dezelfde leeftijd redelijkerwijs nodig hebben, neemt het college in haar onderzoek de balans tussen draaglast en draagkracht mee. Het college bepaalt of de draagkracht van het gezin om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden in overeenstemming is met de draaglast. Dit gebeurd op basis van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders, samen met de personen die tot hun sociale netwerk behoren en beschikbare algemene voorzieningen.

  • 4.

    Het college maakt voor wat betreft het vaststellen van de balans tussen draagkracht en draaglast een onderscheid in kortdurende en langdurende situaties:

    • a.

      kortdurend: er is uitzicht op herstel van het (gezondheids-)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar;

    • b.

      langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig zal zijn of meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.

  • 5.

    In kortdurende situaties neemt het college aan dat draagkracht en draaglast in balans zijn. Uitgangspunt is dat ouders eventueel met behulp van het sociale netwerk alle vormen van hulp bieden op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf, tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouders of het sociale netwerk mag worden verwacht. In langdurende situaties bieden ouders eventueel met behulp van het sociale netwerk alle vormen van hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf zelf als de gemeente op basis van algemeen aanvaarde maatstaven vaststelt dat draaglast en draagkracht in balans zijn. Tenzij dit gezien de aard van de benodigde hulp (geheel of gedeeltelijk) niet van ouders of het sociale netwerk mag worden verwacht.

2.2 Gebruikelijke hulp

  • 1.

    Ouders zijn zelf verantwoordelijk voor het verzorgen en naar eigen inzicht opvoeden van hun kinderen.

  • 2.

    De zorgplicht van ouders strekt zich uit over verzorging, begeleiding en opvoeding die de ouders, onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, behoren te geven aan een kind. Dit geldt ook voor de ‘zorg’ bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp voor het kind over, ook als beide ouders niet meer bij elkaar wonen.

  • 3.

    Bij de beoordeling van gebruikelijke hulp wordt gekeken naar:

    • a.

      de opgroeiproblemen;

    • b.

      de leeftijd en ontwikkelingsfase van de jeugdige;

    • c.

      de capaciteiten van de ouders (waaronder ouderproblematiek en gezinsfactoren).

  • 4.

    Voor jeugdigen geldt dat er een bandbreedte is in het normale ontwikkelingsprofiel. Ook tussen jeugdigen van dezelfde leeftijd zonder behoefte aan jeugdhulp kan de omvang van de hulp dan wel zorg per dag verschillen.

  • 5.

    Gebruikelijke hulp voor jeugdigen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een ouder. In het geval dat ouders gescheiden zijn, kan het college ook rekening houden met de ouder waar de jeugdige niet woonachtig is.

  • 6.

    Of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt bepaald op basis van de punten onder lid 1 tot en met 5 én met hulpmiddelen zoals de Richtlijnen kindontwikkeling.

2.3 Bovengebruikelijke hulp

  • 1.

    Bij bovengebruikelijke hulp gaat het om hulp en zorg die substantieel intensiever is dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij jeugdigen van dezelfde leeftijd.

  • 2.

    Bij bovengebruikelijke hulp wordt van ouders verwacht dat zij vergaande aanpassingen doen om hun kind gezond en veilig te laten opgroeien.

  • 3.

    3.Het college kan een voorziening verstrekken voor bovengebruikelijke hulp naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek naar de eigen kracht, draaglast en draagkracht van ouders zoals beschreven in artikel 6 van de Verordening jeugdhulp gemeente Sittard- Geleen 2025 en naar artikel 2.1 van deze regels.

  • 4.

    Of er sprake is van bovengebruikelijke hulp wordt bepaald op basis van artikel 2.1 en 2.2 van deze regels én de Richtlijnen kindontwikkeling.

2.4 Sociaal netwerk

  • 1.

    Hulp uit het sociaal netwerk is hulp die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan de jeugdige en/of zijn ouders. Tot het sociale netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie de jeugdige of zijn ouders een sociale relatie onderhoudt.

  • De toegang geeft aandacht aan het aanwijzen, door de jeugdige, van een steunfiguur uit het sociale netwerk.

  • 2.

    Als personen uit het sociale netwerk van de jeugdige en/ of zijn ouders kunnen bijdragen aan het verminderen of oplossen van de problematiek, is er sprake van 'eigen kracht'.

  • 3.

    Van een jeugdige en zijn ouders wordt verwacht dat hij een beroep doet op zijn sociale netwerk alvorens een aanvraag in te dienen voor een individuele voorziening. Het benutten van de eigen kracht van het gezin en diens netwerk gaat voor op het inzetten van (andere) professionals.

2.5 Afbakening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wm2015)

Begeleiding en dagbesteding is zowel een voorziening in de Jeugdwet als in de Wmo2015. De jeugdige onder 18 jaar komt in aanmerking voor deze voorziening op grond van de Jeugdwet. Bij 18 jaar of ouder komt de jeugdige in aanmerking voor dezelfde voorziening op grond van de Wmo2015, hierbij is een eigen bijdrage verschuldigd.

 

2.6 Afbakening Wet langdurige zorg ( Wlz )

  • 1.

    Voor Jeugdwet geldt dat het college geen voorzieningen hoeft te treffen als er aanspraak mogelijk is op de Wlz. Dit geldt ook wanneer de jeugdige weigert een voorziening op grond van de Wlz aan te vragen.

  • 2.

    Bij een specialistische GGZ- behandeling of gesloten jeugdhulp die geen integraal onderdeel uitmaakt van de Wlz-behandeling, bij pleegzorg of vervoer naar de jeugdhulplocatie (niet zijnde de Wlz-locatie), kan in bijzondere omstandigheden jeugdhulp naast de Wlz worden geboden. Er wordt in deze gevallen eerst gekeken naar gebruikelijke hulp en mogelijkheden vanuit het sociaal netwerk.

2.7 Afbakening Zorgverzekeringswet ( Zvw )

  • 1.

    Het college vergoedt geen hulp die valt onder de Zvw.

  • 2.

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders aanvullend verzekerd zijn en de aanvullende pakketten de kosten dekken, komen deze kosten niet in aanmerking voor vergoeding vanuit de Jeugdwet.

  • 3.

    Persoonlijke verzorging kan zowel vallen onder de Jeugdwet, Zvw als de Wmo2015. Persoonlijke verzorging tot 18 jaar welke betrekking heeft op de algemene dagelijkse levensverrichtingen kan onder de Jeugdwet vallen.

2.8 Afbakening Wet Passend Onderwijs

  • 1.

    Het college biedt op verschillende manieren hulp in de scholen, bijvoorbeeld door inzet van preventieve producten, en inzet van de jeugdgezondheidszorg op het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs.

  • 2.

    Het pedagogisch klimaat en de pedagogische vaardigheden van leerkrachten zijn de verantwoordelijkheid van de school. De school heeft de expertise in huis om de leerkrachten en waar nodig leerlingen te ondersteunen.

  • 3.

    Ondersteuning die primair gericht is op het volgen van onderwijs, het doorlopen van het onderwijsprogramma en gericht is op het leerproces, bijvoorbeeld een intelligentieonderzoek, valt onder de verantwoordelijkheid van school. Ondersteuning die nodig is om onderwijsdoelen te behalen wordt niet door het college vergoed in het kader van de Wet.

  • 4.

    Het college vergoedt geen ondersteuning gericht op het volgen van onderwijs en het verder helpen van een leerling in zijn onderwijsontwikkeling, waaronder:

    • a.

      ondersteuning die gericht is op het aanpakken van leerproblemen;

    • b.

      observatie, (intelligentie-)onderzoek;

    • c.

      het aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bijvoorbeeld pictogrammen of braille- leerboeken);

    • d.

      remedial teaching, ondersteuning bij het aanleren van schoolse vaardigheden;

    • e.

      begeleiding bij dyslexie, niet zijnde ernstige dyslexie;

    • f.

      dyscalculie;

    • g.

      sociale vaardigheidstraining;

    • h.

      cogmed: training ten behoeve van het vergroten van het werkgeheugen en het concentratievermogen;

    • i.

      kindcoaching.

2.9 Afbakening Wet op de Kinderopvang

  • 1.

    Als opvang nodig is, uitsluitend omdat de ouders niet beschikbaar zijn, dan biedt het college daarvoor geen individuele voorziening vanuit de Wet.

  • 2.

    Ouders zorgen zelf voor buitenschoolse opvang, een kinderdagverblijf of een gastouder en voor de bekostiging hiervan.

  • 3.

    Indien een jeugdige opgroei- en/ of psychische problemen en stoornissen heeft, kan daarvoor noodzakelijke begeleiding tijdens de opvang op grond van de Jeugdwet geboden worden.

2.10 Afbakening Leerplichtwet 1969

Dagbesteding in het kader van de Wet vindt plaats indien het leerplichtige kind een algehele/ reguliere vrijstelling van het volgen van onderwijs heeft. Indien geen algehele/ reguliere vrijstelling is geldt de zorgplicht van de school.

Hoofdstuk 3. Beschikbare voorzieningen

Artikel 3. Beschikbare algemene voorzieningen

Dit artikel correspondeert met artikel 3 uit de Verordening jeugdhulp 2025

De gemeente subsidieert een breed scala aan ondersteuning voornamelijk gericht op preventie en lichte ambulante hulp. Van de jeugdige en zijn ouders wordt verwacht dat wanneer deze ondersteuning passend lijkt, zij zich wenden tot deze ondersteuning.

Voor sommige ondersteuningsvormen kan aan de jeugdige en zijn ouders een eigen bijdrage gevraagd worden. Indien een algemene voorziening voorziet in de nodige ondersteuning, hulp of zorg, wordt geen individuele voorziening verstrekt.

Hoofdstuk 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente

Artikel 4. Beschikbare individuele voorzieningen

Dit artikel correspondeert met artikel 4 uit de Verordening jeugdhulp 2025

De gemeente heeft met de 15 andere Zuid-Limburgse gemeenten een gezamenlijke inkoop van jeugdhulp voor de individuele voorzieningen vormgegeven. Uitgangspunt voor inzet van een individuele voorziening is dat zorg in natura wordt afgenomen bij een door de gemeenten gecontracteerde partij.

De gemeente Maastricht fungeert bij de gezamenlijke inkoop als centrumgemeente en draagt zorg voor alle zaken omtrent inkoop, contractering, facturatie en monitoring.

Artikel 5. Onderzoek en opstellen hulpverleningsplan

Dit artikel correspondeert met artikel 6 uit de Verordening jeugdhulp 2025

In artikel 6 van de Verordening staat benoemd op welke wijze het onderzoek plaats vindt. Daarbij horen de volgende regels:

  • 1.

    Informatie bij derden wordt alleen opgevraagd met toestemming van jeugdige en/ of ouders. Wanneer ouders en/ of jeugdige niet willen meewerken aan een informatie-opvraag oordeelt het college op basis van de bij hun bekende informatie.

  • 2.

    Wanneer de jeugdige 12 jaar of ouder is, wordt de jeugdige altijd betrokken bij het onderzoek.

  • 3.

    Na het onderzoek worden de bevindingen opgenomen in het hulpverleningsplan en verstuurd naar de jeugdige en ouders. De doelen in het hulpverleningsplan worden, na consensus, verstuurd naar de overeengekomen zorgaanbieder wanneer er zorg in natura wordt ingezet. Wanneer er een hulpverleningsplan of ander plan aanwezig is, verwacht het college van jeugdige en zijn ouders dat dit verstrekt wordt voor of tijdens het onderzoek.

De gemeente neemt onderstaande uitgangspunten mee in het onderzoek.

  • a.

    normaliseren: elk gezin en iedere jeugdige is uniek en groeit op met zijn/ haar eigen krachten en valkuilen. Het perspectief is voor elke jeugdige verschillend. Samen met andere jeugdigen mag de jeugdige leren van zijn fouten. De jeugdige wordt daarin gesteund door volwassenen om hem heen. De Jeugdwet is een vangnet. De oorzaak wordt aangepakt, niet de symptomen. Er wordt uitgegaan van de eigen kracht van het netwerk om de jeugdige heen;

  • b.

    demedicaliseren en niet problematiseren: opvallend gedrag wordt niet geproblematiseerd. De jeugdige wordt alleen doorgestuurd voor medicatie of diagnose wanneer dit essentieel is voor de ontwikkeling. Er worden geen jeugdigen doorgestuurd naar de geestelijke gezondheidszorg om “een stempel te plakken”;

  • c.

    het eigenaarschap ligt ten alle tijden bij de jeugdige en ouders;

  • d.

    talentontwikkeling: talenten zijn dingen die jeugdigen als natuurlijk, gemakkelijk en gewoon beschouwen. Het zijn de dingen waar ze complimenten over krijgen en waar ze goed in zijn. Het is belangrijk om talenten goed te benutten. Het benutten van talent draagt bij aan de ervaren gezondheid en aan zingeving. De gemeente stimuleert het ontwikkelen van talent in onderwijs. Kinderen verschillen in de manier waarop zij leren, maar hebben allemaal drie basisbehoeften: competentie, relatie, autonomie;

  • e.

    positieve gezondheid: positieve gezondheid vertaalt zich bij jeugdigen in de samenhang van de pijlers: mijn lijf, mijn gedachten en gevoelens, lekker in mijn vel zitten, dagelijks leven, meedoen en nu en later. De pijlers beïnvloeden elkaar en vergen een bepaald evenwicht om gezond te zijn. En natuurlijk gaat opgroeien gepaard met de nodige schommelingen en is het evenwicht soms zoek. De schommelingen horen bij het leven en vergroten de veerkracht;

  • f.

    gezond leven en bewegen: door middel van programma’s voor preventie verankerd in andere en individuele voorzieningen.

Artikel 6. Criteria individuele voorzieningen

Dit artikel correspondeert met artikel 9 uit de Verordening jeugdhulp 2025

  • 1.

    Uitgangspunt van de Wet is dat de jeugdige of zijn ouders een voorziening in natura krijgen. Indien gewenst, met duidelijke redenen omkleed waarom zorg in natura niet passend is, en er voldaan wordt aan voorwaarden voor beheren van een pgb, bestaat de mogelijkheid dat de jeugdige een pgb toegekend krijgt.

  • 2.

    Gebruikelijke hulp is voorliggend. De definitie gebruikelijke hulp wordt herleid uit een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep ECLI:NL:CRVB:2021:823: “de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten.”

  • Hierbij wordt met de volgende factoren rekening gehouden:

    • a.

      De aard van de relatie

      Van een echtgenoot mag meer worden verwacht dan van een andere huisgenoot. En bij kinderen hangt het natuurlijk erg van de leeftijd af wat je mag verwachten. Een echtgenoot is een partner waarmee je getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap hebt en dat heb je niet met een huisgenoot.

    • b.

      De aard van de hulp

      Gaat het om huishoudelijke taken, dan mag bijvoorbeeld verwacht worden dat een gezonde volwassen huisgenoot dit overneemt. Minder gebruikelijk is het dat huisgenoten elkaar helpen bij hun persoonlijke verzorging. Maar partners in kortdurende situaties mogelijk wel. En blijft het beperkt tot aansturing? Dan kan het ook gebruikelijk zijn om dit te bieden.

    • c.

      De omvang van de hulp

      De tijd die nodig is om de hulp uit te voeren speelt ook een rol. Daarbij kan het college meewegen wat de huisgenoot verder voor verplichtingen heeft (wel of geen baan, kinderen die verzorging vragen?).

    • d.

      Persoon kan de gebruikelijk hulp ook bieden.

      Er wordt tevens onderzocht of de persoon waarvan gebruikelijke hulp wordt verwacht, dit ook echt kan bieden. Daarbij kan meespelen of er (dreigende) overbelasting is. Soms is een medisch advies nodig om dit goed te kunnen beoordelen.

Hoofdstuk 5. Pgb

Artikel 7. Aanvullende criteria pgb

Dit artikel correspondeert met artikel 12 uit de Verordening jeugdhulp 2025

  • 1.

    Bij inzet van het sociaal netwerk met pgb worden er strikte eisen gesteld om zorg te dragen voor bieding van kwaliteit aan de jeugdige en om overbelasting van het netwerk te voorkomen. Leidend hierbij is de definitie van gebruikelijke hulp zoals opgenomen in deze nadere regels in artikel 2.2.

  • 2.

    De hulpverlener dient ten alle tijden te beschikken over een VOG.

  • 3.

    Als op grond van landelijk geldende kwaliteitscriteria een minimaal opleidingsvereiste is, de hulpverlener over de betreffende kwalificatie beschikt.

  • 4.

    Voor de Wet moet de jeugdige en zijn ouders motiveren waarom het gecontracteerde aanbod niet passend is. Voorbeelden van motiveringen kunnen zijn:

    • de benodigde jeugdhulp is niet vooraf in te plannen;

    • de benodigde jeugdhulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

    • de benodigde jeugdhulp vindt op veel korte momenten per dag plaats;

    • de benodigde jeugdhulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

    • als het noodzakelijk is om 24 uur jeugdhulp op afroep te organiseren;

    • als de jeugdhulp door de aard van de beperking door een vaste hulpverlener moet worden geboden.

  • De budgethouder moet zich pgb-vaardig tonen. Het pgb vraagt de volgende taken:

    • aanvragen van de ondersteuning (inclusief formuleren ondersteunings-, c.q. zorgvraag);

    • inkopen van de zorg/ aansturen van de zorg (ook als de ondersteuningsvraag wijzigt);

    • goed werkgeverschap;

    • coördinatie van zorgverleners;

    • voeren van een administratie;

    • verantwoording afleggen en contact met de gemeente (taalvaardig en ICT- vaardig).

  • Het kan zijn dat er een pgb-vaardigheidstoets afgenomen wordt voordat er toegang is tot pgb.

    Als de budgethouder een vertegenwoordiger heeft dan wordt de vertegenwoordiger betrokken in het oordeel over de pgb-vaardigheid.

  • 5.

    Contra-indicaties voor het verlenen van een pgb kunnen zijn:

    • problematische schulden;

    • ernstige verslavingsproblematiek van ouders;

    • aangetoonde fraude begaan door ouders in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;

    • een aanmerkelijke verstandelijke beperking van ouders;

    • een ernstig psychiatrisch ziektebeeld van ouders;

    • een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis van ouders;

    • het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift, zonder dat in een tolk is voorzien.

Hoofdstuk 6. Herziening, intrekking, terugvordering en bestrijding misbruik

Artikel 8. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

Dit artikel correspondeert met artikel 14 uit de Verordening jeugdhulp 2025

Er is een toezichthouder rechtmatigheid verbonden aan de uitvoering jeugdhulp in de gemeente Sittard-Geleen. De toezichthouder rechtmatigheid onderzoekt signalen van consulenten, regisseurs of andere professionals waarbij mogelijk sprake is van fraude, te hoge winsten of misbruik van voorzieningen. De toezichthouder rechtmatigheid gaat over tot waarheidsvinding en opbouw van een dossier. Hiervoor heeft hij onder andere contact met de adviseurs jeugd, contractmanagers, inkopers, RIEC (Regionaal Informatie- en Expertise Centra), IKZ (Informatie Knooppunt Zorgfraude). Daarnaast wordt een procesaanpak voorgesteld en vastgelegd met als doel de inhoud van het dossier te bespreken met de betreffende aanbieder of pgb-houder en vervolgstappen te nemen, gericht op het beëindigen van de constatering. Waar nodig worden teveel betaalde zorggelden teruggevorderd.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 9. Intrekking, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Het Uitvoeringsbesluit jeugdhulp Sittard-Geleen 2016 wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2025.

  • 2.

    De nadere regels jeugdhulp gemeente Sittard-Geleen 2025 treden in werking op 1 januari 2025.

  • 3.

    Deze nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels jeugdhulp gemeente Sittard-Geleen 2025.

Aldus besloten door het college van de gemeente Sittard-Geleen in zijn vergadering van 12-11-2024.

De Burgemeester

mr. J.Th.C.M. Verheijen

De Secretaris

J.A.M. Heesen

Naar boven