5e Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening

 

De raad van de gemeente Waalre ;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 oktober 2024, nr. 2024-82;

 

gelet op de artikel 149 van de Gemeentewet,

 

Besluit: de 5e wijziging van de volgende verordening vast te stellen:

 

Algemene Plaatselijke Verordening

 

Artikel 1 Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening

De Algemene Plaatselijke Verordening wordt als volgt gewijzigd:

 

A

Artikel 2:10 was:

Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

1. Het is verboden de openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:

a. het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg en/of openbare plaats, de bruikbaarheid van de weg en/of openbare plaats belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg en/of openbare plaats; of

b. het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang 1,20 strekkende meter wordt gelaten op voetpaden en van 3,5 strekkende meter op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen en reclameborden.

4. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod.

5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18; en

c. terrassen als bedoeld in artikel 2:28;

d. overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

6. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7. Op de ontheffing bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Wordt compleet gewijzigd in:

 

Artikel 2:10 Voorwerpen op de weg en/of openbare plaats

1. Het is verboden de weg en/of openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als:

  • a.

    dat gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg en/of openbare plaats, de bruikbaarheid van de weg en/of openbare plaats belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg en/of openbare plaats,

  • b.

    dat gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand,

  • c.

    van het beoogde gebruik, voor zover het gaat om bouwmateriaal en bouwmaterieel niet ten minste tien werkdagen voorafgaand aan het gebruik melding is gedaan aan het college, of

  • d.

    niet wordt voldaan aan de nadere regels als bedoeld in lid 3.

2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet ten minste een vrije doorgang 1,20 strekkende meter wordt gelaten op voetpaden en van 3,5 strekkende meter op de rijbaan voor fietsers of gemotoriseerd verkeer.

3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen, reclameborden en bouwmateriaal en bouwmaterieel.

4. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid, onder a, b en d.

5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

  • a.

    evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

  • b.

    standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18; en

  • c.

    terrassen als bedoeld in artikel 2:28;

  • d.

    overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

6. Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7. Op de ontheffing bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

B

Artikel 2:25 was:

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. De burgemeester kan een aanvraag om vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid, in afwijking van artikel 1:8, tweede lid weigeren indien deze niet minimaal 6 weken voor de aanvang van het evenement is ingediend.

3. Geen vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid, maar wel een melding is vereist voor een evenement, indien:

a. het aantal aanwezigen welke gelijktijdig aanwezig zijn niet meer bedraagt dan 300 personen;

b. de organisator ten minste 3 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester;

4. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding, zoals bedoeld in het derde lid onder b, besluiten een evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarvoor voorzien wordt in artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

6. Er kunnen nadere regels ten aanzien van een evenement zoals bedoeld in eerste en derde lid van dit artikel worden opgesteld door het college van burgemeester en wethouders met het oog op de belangen van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of indien het milieu in gevaar komt.

7. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

Wordt compleet gewijzigd in:

 

Artikel 2:25 Evenementenvergunning

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. De burgemeester kan een aanvraag om vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid, in afwijking van artikel 1:8, tweede lid weigeren indien deze niet minimaal 6 weken voor de aanvang van het evenement is ingediend.

3. Bij de indiening van de vergunningaanvraag worden de gegevens, bedoeld in artikel 2.3 van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen, aangeleverd voor zover voor het evenement een gebruiksmelding zou moeten worden gedaan op grond van artikel 2:1, eerste lid, van het Besluit brandveilig gebruik en basishulpverlening overige plaatsen.

4. Geen vergunning, zoals bedoeld in het eerste lid, maar wel een melding is vereist voor een evenement, indien:

a. het aantal aanwezigen welke gelijktijdig aanwezig zijn niet meer bedraagt dan 300 personen;

b. de organisator ten minste 3 weken voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester;

5. De burgemeester kan binnen 10 werkdagen na ontvangst van de melding, zoals bedoeld in het derde lid onder b, besluiten een evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

6. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een wedstrijd op of aan de weg, in situaties waarvoor voorzien wordt in artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

7. Er kunnen nadere regels ten aanzien van een evenement zoals bedoeld in eerste en derde lid van dit artikel worden opgesteld door het college van burgemeester en wethouders met het oog op de belangen van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of indien het milieu in gevaar komt.

8. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

 

C

Artikel 5:12 was:

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.

 

Wordt compleet gewijzigd in:

 

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

1. Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen fietsen of bromfietsen langer dan een door het college vastgestelde periode onafgebroken te laten staan (verlaten fietsen).

2. Het is verboden fietsen en bromfietsen, die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en uiterlijk verwaarloosd zijn, op een openbare plaats te laten staan (fietswrakken).

 

Artikel 2  

  • 1.

    Deze wijziging treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2.

    Deze wijziging wordt aangehaald als: 5de Wijziging Algemene Plaatselijke Verordening.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 november 2024.

de griffier, de voorzitter,

W.A. Ernes M.F. Oosterveer

Naar boven