|
Huidige tekst
|
Voorgestelde tekst
|
|
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. In deze verordening en de daaropberustende bepalingen wordt verstaan onder:
|
Artikel 1 Begripsbepalingen
1. In deze verordening en de daaropberustende bepalingen wordt verstaan onder:
|
|
a. eigenaar: de eigenaar in de zin van artikel 1, de erfpachter ingevolge hoofdstuk 7 en de appartementseigenaar ingevolge titel9 van Boek5 van het Burgerlijk Wetboek;
|
a. eigenaar: de eigenaar in de zinvan artikel 1, de erfpachter ingevolge hoofdstuk 7 en de appartementseigenaar ingevolge titel 9 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek;
|
|
b. flat- of portiekwoning: woonruimte gelegen in een woongebouw waarbij de toegang vanaf de openbare weg gedeeld wordt met andere in dat woongebouw gelegen woonruimten;
|
b. flat- of portiekwoning: woonruimte gelegen in een woongebouw waarbijde toegang vanafde openbare weg gedeeld wordt met andere in dat woongebouw gelegen woonruimten;
|
|
c. gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheelof gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
|
c. gebouw: elk bouwwerk dat een voormensen toegankelijke, overdekte, geheelof gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
|
|
d. huishouden: een alleenstaande dan wel twee of meer personen, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders, hebben aangetoond voor onbepaalde tijd en enkelvanuit de wenssamen te wonen een duurzame gemeenschappelijke huishouding te voeren;
|
d. huishouden: eenalleenstaande dan wel twee of meer personen, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders, hebben aangetoond voor onbepaalde tijd en enkel vanuit de wens samen te wonen een duurzame gemeenschappelijke huishouding te voeren;
|
|
e. kamergewijze bewoning: het bewonen van onzelfstandige woonruimte;
|
e. kamergewijze bewoning: het bewonen van onzelfstandige woonruimte;
|
|
f. kadastraal splitsen: het splitsen van woonruimte als bedoeld in artikel 22 lid 1 van de wet en het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten als bedoeld in artikel 22 lid 3 van de wet;
|
f. kadastraal splitsen: het splitsen van woonruimte als bedoeld in artikel 22 lid 1 van de wet en het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten als bedoeld in artikel 22 lid 3 van de wet;
|
|
g. kantoor aan huis: het gebruik van een ondergeschikt deel van woonruimte als kantoor door de in de woonruimte woonachtige eigenaar;
|
g. kantoor aan huis: het gebruik van een ondergeschikt deel van woonruimte als kantoor door de in de woonruimte woonachtige eigenaar;
|
|
h. onttrekken: het onttrekken van woonruimte als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet;
|
h. onttrekken: het onttrekken van woonruimte als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet;
|
|
i. omgevingsplan: het omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet;
|
i. omgevingsplan: het omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet;
|
|
j. omzetten van woonruimte: het omzetten van woonruimte als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet;
|
j. omzetten van woonruimte: het omzetten van
woonruimte als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet;
|
|
k. omzettingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet;
|
k. omzettingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de wet;
|
|
l. onttrekkingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet;
|
l. onttrekkingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder a, van de wet;
|
|
m. onzelfstandige woonruimte: bewoonde of kennelijk voor bewoning geschikte of bedoelde ruimte, niet zijnde een woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
|
m. onzelfstandige woonruimte: bewoonde of kennelijk voor bewoning geschikte of bedoelde ruimte, niet zijnde een woonruimte, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
|
|
n. praktijkruimte aan huis: het gebruik van een ondergeschikt deel van woonruimte als praktijkruimte door de in de woonruimte woonachtige eigenaar;
|
n. praktijkruimte aan huis: het gebruik van een ondergeschikt deel van woonruimte als praktijkruimte door de in de woonruimte woonachtige eigenaar;
|
|
o. splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 22, eerste lid van de wet;
|
o. splitsingsvergunning: de vergunning als bedoeld in artikel 22, eerste lid van de wet;
|
|
p. verordening: de Verordening beheer woonruimtevoorraad Schiedam 2024;
|
p. verordening: de Verordening beheer woonruimtevoorraad Schiedam 2024;
|
|
q. voorbereidingsbesluit: het voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 3.7 van de Wet ruimtelijke ordening;
|
q. voorbereidingsbesluit: het voorbereidingsbesluit als bedoeld in de Omgevingswet;
|
|
r. wet: de Huisvestingswet 2014;
|
r. wet: de Huisvestingswet 2014;
|
|
s. woningvorming: het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten zoals
bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder d, van de wet;
|
s. woningvorming: het verbouwen van een woonruimte tot twee of meer woonruimten zoals bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder e, van de wet;
|
|
t. woningvormingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder d, van de wet;
|
t. woningvormingsvergunning: vergunning als bedoeld in artikel 21, eerste lid, aanhef en onder e, van de wet;
|
|
u. woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van de wet;
|
u. woonruimte: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder l, van de wet;
|
|
v. WOZ - waarde: de op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar geldende, op grond van
artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde, waarde.
|
v. WOZ - waarde: de op 1 januari van het voorafgaande kalenderjaar geldende, op grond
van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde, waarde.
|
|
2. Van een huishouden als bedoeld in het eerste lid onder d, is in ieder geval geen sprake, indien:
|
2. Van een huishouden als bedoeld in het eerste lid onder d, is in ieder geval geen sprake, indien:
|
|
a. de ruimte of ruimten waaruit de woonruimte bestaat, niet door alle bewoners worden gedeeld;
|
a. de ruimte of ruimten waaruit de woonruimte bestaat, niet door alle bewoners worden gedeeld;
|
|
b. er geen sprake is van wederzijdse zorg tussen de bewoners;
|
b. er geen sprake is van wederzijdse zorg tussen de bewoners;
|
|
c. er geen gezamenlijke huurovereenkomst is, waarin de namen van alle meerderjarige bewoners vermeld staan;
|
c. er geen gezamenlijke huurovereenkomst is, waarin de namen van alle meerderjarige bewoners vermeld staan;
|
|
d. de bewoners uit hoofde van een studie of arbeidsovereenkomst de woonruimte bewonen;
|
d. de bewoners uit hoofde van een studie of arbeidsovereenkomst de woonruimte bewonen;
|
|
e. de bewoners niet zelf het initiatief tot samenwoning hebben genomen; of,
|
e. de bewoners niet zelf het initiatief tot samenwoning hebben genomen; of,
|
|
f. voor zover van toepassing, de voor het gebruik van de woonruimte door deze bewoners vereiste huisvestingsvergunning niet verleend is.
|
f. voor zover van toepassing, de voor het gebruik van de woonruimte door deze bewoners vereiste huisvestingsvergunning niet verleend is.
|
|
3. Met een huishouden als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt gelijkgesteld: een groep van ten hoogste drie vergunninghouders als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder g, van de wet die geen gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren, maar gelet op de in artikel 28 van de wet genoemde taakstelling door burgemeester en wethouders gehuisvest worden of zijn in één woning.
|
3. Met een huishouden als bedoeld in het eerste lid, onder d, wordt gelijkgesteld: een groep van ten hoogste drie vergunninghouders als bedoeld in artikel 1 lid 1, onder g, van de wet die geen gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren, maar gelet op de in artikel 28 van de wet genoemde taakstelling door burgemeester en wethouders gehuisvest worden of zijn in één woning.
|
|
4. Indien voor woonruimte de in het eerste lid, onder v, bedoelde waarde niet is vastgesteld, wordt in deze verordening als WOZ-waarde aangemerkt:
|
4. Indien voor woonruimte de in het eerste lid, onder v, bedoelde waarde niet is vastgesteld, wordt in deze verordening als WOZ-waarde aangemerkt:
|
|
a. de ten tijde van het indienen van de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 21 of 22 van de wet geldende, op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde, waarde; of,
|
a. de ten tijde van het indienen van de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 21 of 22 van de wet geldende, op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde, waarde; of,
|
|
b. de ten tijde van de aanvang van het handelen in strijd met een in artikel 21 of 22 van de wet opgenomen verbod geldende, op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde, waarde.
|
b. de ten tijde van de aanvang van het handelen in strijd met een in artikel 21 of 22 van de wet opgenomen verbod geldende, op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde, waarde.
|
|
Toelichting
|
|
Deze aanpassingen van de verordening zijn in lijn met wijzigingen in de Huisvestingswet 2014 en de Omgevingswet. De huidige verordening verwijst naar deze wetten, die sinds 1 januari 2024 zijn gewijzigd.
|