Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2025

De raad van de gemeente Beekdaelen;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2024,

 

gelet op het bepaalde in artikel 224 van de Gemeentewet

 

besluit

 

vast te stellen de:

 

verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2025

Artikel 1 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    vakantieonderkomen: woningen en andere verblijven, niet-zijnde mobiele kampeeronderkomens in hoofdzaak bestemd voor dan wel gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;

  • b.

    woning: een huis, een naar aard en inrichting vergelijkbare ander onderkomen of een deel van een huis of een vergelijkbaar onderkomen.

  • c.

    kampeerterrein: een terrein dat bestemd is om te worden gebruikt voor verblijfsrecreatie;

  • d.

    mobiel kampeeronderkomen: tenten, vouwwagens, kampeerauto's, toercaravans, en soortgelijke onderkomens dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie en andere recreatieve doeleinden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam ‘toeristenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1.

    Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2.

  • 2.

    De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

  • 3.

    Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Artikel 4 Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van het verblijf:

  • 1.

    van degene die verblijft in een instelling als bedoeld in artikel 4 van de Wet toetreding zorgaanbieders;

  • 2.

    van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet en voor zover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 1, van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan Asielzoekers;

  • 3.

    van degene, die nog niet de leeftijd van 6 jaar heeft bereikt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten.

Artikel 6 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing

  • 1.

    Het aantal personen dat heeft overnacht, wordt met betrekking tot:

    • a.

      vakantieonderkomens in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 januari tot en met 30 april bepaald op 1,9 per vakantieonderkomen;

    • b.

      vakantieonderkomens in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden 1 mei tot en met 31 augustus bepaald op 2,5 per vakantieonderkomen;

    • c.

      vakantieonderkomens in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden 1 september tot en met 31 december bepaald op 1,9 per vakantieonderkomen;

    • d.

      mobiele kampeeronderkomens op een kampeerterrein in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden gedurende de periode 1 januari tot en met 30 april bepaald op 1,9 per mobiel kampeeronderkomen;

    • e.

      mobiele kampeeronderkomens op een kampeerterrein in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden 1 mei tot en met 31 augustus bepaald op 2,2 per mobiel kampeeronderkomen;

    • f.

      mobiele kampeeronderkomens op een kampeerterrein in hoofdzaak bestemd voor het verblijf houden door één of meer leden van eenzelfde huishouden 1 september tot en met 31 december bepaald op 1,9 per mobiel kampeeronderkomen.

  • 2.

    Het aantal malen dat door de in het eerste lid bedoelde personen overnacht wordt is:

    • a.

      ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens gedurende de periode 1 januari tot en met 30 april bepaald op 15 maal per vakantieonderkomen;

    • b.

      ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens gedurende de periode 1 mei tot en met 31 augustus bepaald op 40 maal per vakantieonderkomen;

    • c.

      ingeval verblijf wordt gehouden in vakantieonderkomens gedurende de periode 1 september tot en met 31 december bepaald op 15 maal per vakantieonderkomen;

    • d.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op een kampeerterrein gedurende de periode 1 januari tot en met 30 april, bepaald op 15 maal per mobiel kampeeronderkomen;

    • e.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op een kampeerterrein gedurende de periode 1 mei tot en met 31 augustus, bepaald op 40 maal per mobiel kampeeronderkomen;

    • f.

      ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op een kampeerterrein gedurende de periode 1 september tot en met 31 december bepaald op 15 maal per mobiel kampeeronderkomen;

Artikel 7 (Opteren voor) niet-forfaitaire maatstaf van heffing

In afwijking van het bepaalde in artikel 6 wordt op een door de belastingplichtige bij de aangifte gedane aanvraag de maatstaf van heffing vastgesteld op het werkelijk aantal overnachtingen.

Artikel 8 Belastingtarief

  • 1.

    Het tarief bedraagt per persoon per overnachting € 2,00

  • 2.

    In afwijking in zoverre van hetgeen is bepaald in lid 1 bedraagt het tarief per persoon per overnachting in, bij of op een mobiel kampeeronderkomen op een kampeerterrein € 1,55.

Artikel 9 Belastingtijdvak

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 10 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11. Aanslaggrens

  • 1.

    Belastingbedragen van minder dan € 5,00 worden niet geheven.

  • 2.

    Voor de toepassing van het vorige lid worden de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn één maand later;

  • 2.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in het eerste lid is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing.

Artikel 13 Kwijtschelding

Bij de invordering van toeristenbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 14 Aanmeldingsplicht

De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het dagelijks bestuur van de BsGW aangewezen ambtenaar belast met de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 232, vierde lid sub a en b van de Gemeentewet.

Artikel 15 Aangifteplicht

  • 1.

    De belastingplichtige, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, indien hij niet binnen vier weken na afloop van het belastingjaar een uitnodiging heeft ontvangen tot het doen van aangifte, binnen twee weken na afloop van deze termijn schriftelijk aan de door het dagelijks bestuur van de BsGW aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 232, vierde lid sub a en b, van de Gemeentewet, te verzoeken tot een uitnodiging tot het doen van aangifte.

  • 2.

    De verplichting als bedoeld in het voorgaande lid geldt niet voor de belastingplichtige die met betrekking tot het belastingjaar voorafgaand aan het belastingjaar in de heffing van de toeristenbelasting betrokken is.

Artikel 16 Elektronische aangifte

Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het uitreiken, toezenden of elektronisch verzenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van elektronische aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via de digitale voorziening “Digitale aangifte toeristenbelasting’ van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen.

Artikel 17 Overgangsrecht

De 'Gewijzigde verordening toeristenbelasting gemeente Beekdaelen 2024’ van 14 november 2023 wordt ingetrokken, met ingang van de in artikel 18, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als ‘verordening toeristenbelasting gemeente Beekdaelen 2025’

Aldus vastgesteld in openbare raadsvergadering van de raad van de gemeente Beekdaelen van

12 november 2024.

De griffier,

Mevr. B. Triepels

De voorzitter,

dhr. ing. E. Geurts

Naar boven