Verordening op de heffing en de invordering van reinigingsheffingen 2025

De raad van de gemeente Delft;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 september 2024;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

 

gezien het advies van de commissie Economie, Financiën en Bestuur;

 

b e s l u i t

 

vast te stellen:

 

Verordening op de heffing en de invordering van reinigingsheffingen 2025

(Verordening reinigingsheffingen Delft 2025).

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepalingen

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    Invorderingswet: de Invorderingswet 1990 (Stb. 1990, 221);

  • b.

    Algemene wet: de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Stb. 1959, 301);

  • c.

    Wet milieubeheer: de Wet milieubeheer ( Stb. 1994, 80);

  • d.

    éénpersoonshuishouden: een huishouden, gevoerd door een belastingplichtige die in de gemeentelijke basisadministratie staat geregistreerd als enige woonachtige persoon op dat adres;

  • e.

    meerpersoonshuishouden: alle andere gevallen waarin artikel 2 onderdeel d niet van toepassing is;

  • f.

    gewone ophaaldienst: het op de, krachtens paragraaf 2 van de Afvalstoffenverordening, door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde dagen en tijden inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen en/of daarmee qua aard en samenstelling gelijk te stellen bedrijfsafvalstoffen;

  • g.

    bedrijfsafvalstoffen: afvalstoffen, qua aard en samenstelling gelijk aan huishoudelijke afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen, afvalwater, autowrakken of gevaarlijke stoffen;

  • h.

    gebruikmaken: gebruikmaken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • i.

    perceel:

    • 1.

      hetgeen in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken als één onroerende zaak wordt aangemerkt;

    • 2.

      een roerende zaak;

    • 3.

      een gedeelte van een roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • 4.

      een samenstel van twee of meer roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de heffing en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    Deze belasting wordt geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente al dan niet krachtens zakelijk of persoonlijk recht- gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De belasting is verschuldigd bij aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de afvalstoffenheffing verschuldigd voor zoveel 365ᵉ gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle dagen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel 365ᵉ gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle dagen overblijven.

  • 4.

    Indien blijkt dat belastingplichtige bij de aanvang van het belastingjaar of indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht een eenpersoonshuishouden voert, wordt op aanvraag van de belastingplichtige het tarief van een éénpersoonshuishouden gehanteerd en teruggave verleend van het te veel betaalde bedrag.

  • 5.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 9 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moet de afvalstoffenheffing worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal 10 termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 15,00.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

Artikel 10 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam "reinigingsrechten" worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van de aanvrager dan wel van degene ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1.

    De rechten worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in hoofdstukken 2, 3 en 4 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

  • 2.

    Voor de berekening van de reinigingsrechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid voor een volle eenheid gerekend.

  • 3.

    De tarieven worden verhoogd met omzetbelasting indien het gehanteerde tarief betrekking heeft op een activiteit die door het Ministerie van Financiën wordt aangemerkt als een belaste prestatie.

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag, met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

  • 2.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 3 en 4 van de tarieventabel worden geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen, een stempelafdruk, zegel, nota of ander schriftuur. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld

  • 1.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel, zijn verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar of, indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten verschuldigd voor zoveel 365ᵉ gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle dagen overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt ontheffing verleend over zoveel 365ᵉ gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle dagen overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 16 Tijdstip van betaling en betaling in termijnen

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet moeten de rechten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    De rechten moeten worden betaald, ingeval de schriftelijke kennisgeving in persoon wordt uitgereikt, op het moment van het uitreiken van de gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in maximaal 10 termijnen. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    Het minimum termijnbedrag bij automatische incasso bedraagt € 15,00.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk 4 Aanvullende bepalingen

Artikel 17 Niet opleggen van aanslagen

  • 1.

    Belastingaanslagen van minder dan € 5,00 worden niet opgelegd.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen als één aanslag aangemerkt.

Artikel 18 Nadere regels door het college van B&W

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening reinigingsheffingen Delft 2025".

Artikel 20 Inwerkingtreding

  • 1.

    De verordening reinigingsheffingen Delft 2024 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    In afwijking in zoverre van het in de voorgaande leden bepaalde, blijft, indien de datum waarop deze verordening in werking treedt ligt na de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover ter zake daarvan de heffing van de reinigingsheffingen in die periode plaatsvindt.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 november 2024.

De voorzitter,

De griffier,

Tarieventabel Reinigingsheffingen Delft 2025

 

Afvalstoffenheffing

 

Hoofdstuk 1

 

 

 

1.1

Het tarief bedraagt ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt:

 

 

1.1.1

voor een éénpersoonshuishouden

275,96

1.1.2

voor een meerpersoonshuishouden,

432,30

 

Reinigingsrechten

 

Hoofdstuk 2

 

Inzamelen per gewone ophaaldienst

 

 

2.1

Het tarief bedraagt ter zake van het inzamelen door de gewone ophaaldienst van bedrijfsafvalstoffen tot maximaal 480 liter per 2 weken, per bedrijf / niet-woning

 

 

490,47

2.2

Het tarief als bedoeld in 2.1 wordt, indien meer dan 480 liter afval per 2 weken wordt ingezameld, per 240 liter vermeerderd met

 

 

247,08

 

 

 

 

Hoofdstuk 3

Incidentele inzameling buiten gewone route

 

 

3.1

Het tarief bedraagt ter zake van de incidentele inzameling van afvalstoffen, per inzameling

 

 

24,65

3.1.1

Het tarief van 3.1 wordt, indien het afval betreft dat per hectoliter minder weegt dan 25 kilogram, voor elke hectoliter ingezameld afval verhoogd met

 

 

16,70

3.1.2

Het tarief van 3.1 wordt, indien het afval betreft dat per hectoliter meer weegt dan 25 kilogram, voor elke 25 kilogram ingezameld afval verhoogd met

 

 

16,70

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 4

Verhoging van het tarief

 

 

4.1

Het tarief van hoofdstuk 3 wordt vermeerderd met 50%, indien de diensten buiten kantooruren (maandag tot en met vrijdag tussen 7.30 uur en 16.00 uur) worden bewezen met dien verstande, dat indien de diensten worden bewezen

 

 

4.1.1

op zaterdag de verhoging 75% bedraagt;

 

 

4.1.2

op zondag of een algemeen erkende feest- of gedenkdag de verhoging 100% bedraagt.

 

 

 

Behoort bij en maakt deel uit van het raadsbesluit van 7 november 2024 tot vaststelling van de Verordening reinigingsheffingen Delft 2025.

 

Toelichting  

bij de Verordening reinigingsheffingen Delft 2025.

 

Tarieven

In de tariefberekening zijn alle toerekenbare kosten en inkomsten opgenomen die gerelateerd zijn aan de afvalinzameling en –verwerking, zoals de kosten van deelneming in de GR Avalex, (gedeeltelijk) schoonmaak en kwijtschelding. Bijkomend zijn er nog indirecte kosten van BTW, de perceptiekosten voor belastingen, overhead en een percentage oninbaarheid aan de afvalstoffenheffing toegerekend. De inkomsten uit de heffingen worden uitsluitend besteed aan de uitvoering van de reinigingstaak. De toe te rekenen kosten en de aantallen huishoudens zijn geactualiseerd. De grootste kostenstijging is bij de kosten van het taakveld, met name de bijdrage aan Avalex. Verder zijn de schoonmaakosten en de perceptiekosten gestegen. Er is gerekend met een kleine toename van 200 huishoudens. De tarieven voor 2025 zijn aangepast met 3,65%.

 

De opbrengsten van de afvalstoffenheffing zijn gebonden aan besteding voor die specifieke taken en mogen maximaal 100% kostendekkend zijn. Het uitgangspunt in Delft is om alle kosten die voor doorberekening in aanmerking komen ook door te berekenen in de tarieven. De kosten voor oninbaarheid zijn voor 70% doorberekend. De reden hiervoor is dat deze betrekking hebben op een periode van vijf jaar, waarbij op dit moment een licht dalende trend zichtbaar is bij de oninbaarheid. De kostendekkendheid van de heffing komt hiermee op 99,80%.

 

Afvalstoffenheffing

Lasten

 

 

Baten uit heffing

 

Taakveld

€ 15.082.445

 

1P HH

€ 6.209.018

Schoonmaakkosten

€ 927.609

 

MP HH

€ 11.715.204

Kwijtschelding

€ 1.422.400

 

Kamerbewoning

€ 1.079.400

Overhead

€ 348.000

 

Totaal

€ 19.003.622

BTW

€ 1.680.000

 

 

 

Perceptiekosten

€ 590.521

 

 

Kostendekkendheid

99,80%

Dekking oninbaar

€ 124.858

 

 

 

Totaal lasten taak Reiniging

€ 20.175.942

 

Tarief 1 persoons

€ 275,96

Baten buiten de heffing

€ -1.134.863

 

Tarief meerpersoons

€ 432,30

Toerekenbaar aan de heffing

€ 19.041.079

 

 

 

 

Naar boven