Raadsbesluit Verordening parkeerbelasting 2025

De raad van de gemeente Veldhoven;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 oktober 2024, nr. 24bs00194/24.118;

 

overwegende dat het noodzakelijk is de tarieven van de parkeerbelasting aan te passen;

 

gelet op artikel 216, 225 en 234 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de “Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelasting 2025”

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het kentekenregister als bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994;

  • d.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • e.

    centrale computer: computer, van het bedrijf of de bedrijven waarmee de gemeente Veldhoven een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een telefoon of andere apparatuur.

 

Artikel 2 Belastbaar feit

 

Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen, door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning of ontheffing voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning of ontheffing aangegeven plaats en wijze.

 

Artikel 3 Belastingplicht

 

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2.

    Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

  • a.

    degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

  • b.

    zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

  • als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overlegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

  • als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig gemaakt heeft gebruik en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

 

Artikel 4 Vrijstellingen

 

De belasting wordt niet geheven ter zake van het parkeren van motorvoertuigen waarin een geldige gehandicaptenparkeerkaart duidelijk zichtbaar achter de voorruit is aangebracht.

 

Artikel 5 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

 

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

 

Artikel 6 Wijze van heffing

 

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze.

  • 2.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

 

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en termijnen van betaling

 

  • 1.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon bij de centrale computer registreren van de parkeerbeweging.

  • 3.

    De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij aanvraag van de parkeervergunning

  • 4.

    Een naheffingsaanslag moet direct worden betaald.

 

Artikel 8 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

 

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

 

Artikel 9 Kosten

  •  

  • 1.

    De hoogte van de naheffingsaanslag ter zake van de parkeerbelasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedraagt € 72,30, bestaande uit € 71,00 kosten aanslag en € 1,30 uurtarief.

  • 2.

    Het bedrag van de naheffingsaanslag wordt bij voor bezwaar vatbare beschikking vastgesteld.

 

Artikel 10 Kwijtschelding

 

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

 

Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

 

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelastingen.

 

Artikel 12 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel

 

  • 1.

    De "Verordening parkeerbelasting 2020" van 27 oktober 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2025.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening parkeerbelasting 2025".

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Veldhoven in zijn openbare vergadering van 5 november 2024.

N. Hoogerbrug-van de Ven M.J.A. Delhez

griffier voorzitter

Bijlage  

 

 

Bijlage 1: Overzicht gebieden betaald parkeren behorende bij Parkeerbelastingverordening 2025

 

Gebied I straatnaam

Blauwe zone 2 uur

 

Gebied I, II en IIA begrensd door

Heemweg

Bossebaan

Geer

Het Lover

Iepebeek

Wal

Geer

Veken

 

Gebied II

Repel

 

Gebied IIA

Bree

 

 

Bijlage 2: Tarieventabel behorende bij Parkeerbelastingverordening 2025

 

1. Het tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de Parkeerbelastingverordening 2025, bedraagt, ongeacht de betaalwijze, voor de gebieden zoals aangegeven op de bij de verordening behorende overzichtstekening (nr. 2020-192):

 

 

 

2025

2020

1

in gebied I ma t/m do + za 9.00-18.00

vrij (+ andere koopavonden) 9.00-21.00

n.v.t. (blauwe zone 2 uur)

 

 

2

in gebied II en II A ma t/m do + za 9.00-18.00

vrij (+ andere koopavonden) 9.00-21.00

1e 2 uur

daarna per uur

met een minimale betaaleenheid van

en een maximum dagbedrag van

 

 

gratis

€ 1,30

€ 0,10

€ 4,00

 

 

 

€ 1,30

€ 0,10

€ 4,00

 

2. Het tarief voor een vergunning of -ontheffing als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Parkeerbelastingverordening 2025, bedraagt, voor de gebieden zoals aangegeven op de bij de verordening behorende overzichtstekening (nr. 2020-192):

 

A. Bewonersparkeervergunning of -ontheffing:

in de gebieden I, II, II A en III, geldig gedurende alle dagen van de week

1

1e Bewonersvergunning of -ontheffing per jaar

€ 18,00

€ 18,00

2

2e bewonersvergunning of -ontheffing per jaar

€ 36,00

€ 36,00

3

Dagvergunning of -ontheffing bezoekers in gebied I en II en II A per stuk

€ 1,95

€ 1,95

4

Dagvergunning of -ontheffing bezoekers in gebied III per stuk

€ 0,15

€ 0,15

 

 

B. algemene parkeervergunning of -ontheffing:

1

in gebied II en II A geldig van maandag t/m vrijdag

per maand

of per jaar

 

€ 29,60

€ 355,00

 

€ 29,60

€ 355,00

2

in gebied II en II A geldig van maandag t/m zondag

per maand

of per jaar

 

€ 35,40

€ 425,00

 

€ 35,40

€ 425,00

3

in de gebieden I, II en II A geldig van maandag t/m zondag

per maand

of per jaar

 

€ 59,20

€ 710,00

 

€ 59,20

€ 710,00

 

C. ondernemersparkeervergunning of -ontheffing:

1

in de gebieden I, II en II A geldig van maandag t/m zondag

per maand

of per jaar

 

€ 29,60

€ 355,00

 

€ 29,60

€ 355,00

2

in de gebieden I, II en II A geldig op maandag

(marktdag) per jaar

 

€ 59,00

 

 

 

BIJLAGE 3: Kostenonderbouwing naheffingsaanslag 2025

 

1

Vaste informatieverwerkingskosten

€ 5.436,00

2

Variabele informatieverwerkingskosten

€ 1.091,00

3

Kosten van afschrijving

€ 2.608,00

4

Kosten van interest

€ 1.560,00

5

Personeelskosten

€ 72.433,92

6

Overhead

€ 2.085,00

 

 

€ 85.213,92

 

 

 

 

Aantal verwachte naheffingen

1200

 

 

 

 

Kosten per naheffing

€ 71,0116

 

Naar boven