Subsidieregeling regionaal innovatiebudget Wmo 2025

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel;

 

  • -

    gezien het voorstel van 24 september 2024;

     

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Beesel 2025, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de samenwerkingsovereenkomst "Regionaal innovatiebudget Wmo".

     

  • -

    Overwegende

    • dat de gemeente Beesel, gemeente Bergen, gemeente Gennep, gemeente Horst aan de Maas, gemeente Peel en Maas, gemeente Venlo en gemeente Venray binnen het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning gezamenlijk regionale hulp en ondersteuning inkopen bij Wmo-aanbieders;

    • dat de voornoemde gemeenten bij de gecontracteerde Wmo-aanbieders innovatie in het sociaal domein wensen te stimuleren;

    • dat de voornoemde gemeenten in dat verband tezamen met de modulaire gemeenschappelijke regeling Sociaal Domein Limburg-Noord middels het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst "Regionaal innovatiebudget Wmo Noord-Limburg' een innovatiefonds hebben ingesteld, genaamd het Regionaal innovatiebudget Wmo;

    • dat de modulaire gemeenschappelijke regeling Sociaal Domein Limburg-Noord in deze samenwerking fungeert als aanvraagloket en kassier en in het kader daarvan krachtens mandaat de aanvragen om subsidie ontvangt, beoordeelt en de samengebrachte financiële middelen voor de samenwerking beheert;

    • dat de colleges van de gemeenten in deze samenwerking echter zelf bevoegd blijven om subsidie te verstrekken aan Wmo-aanbieders;

    • dat het voor het eenduidig verstrekken van subsidies uit het Regionaal innovatiebudget Wmo aan initiatieven die innovatie in het sociaal domein stimuleren noodzakelijk is dat de voornoemde gemeenten een gelijkluidende subsidieregeling vaststellen;

BESLUIT

vast te stellen: de Subsidieregeling regionaal innovatiebudget Wmo 2025.

 

I. ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene subsidieverordening: de Algemene subsidieverordening Beesel 2025;

  • b.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel;

  • d.

    gemeenten: de gemeente Beesel, Bergen, Gennep, Horst aan de Maas, Peel en Maas, Venlo en Venray;

  • e.

    initiatief: een voorgenomen activiteit of investering die bijdraagt aan de transformatie van het sociaal domein;

  • f.

    MGR: de Modulaire gemeenschappelijke regeling Sociaal Domein Limburg-Noord;

  • g.

    raamovereenkomst: de tussen de gemeenten en een Wmo-aanbieder gesloten schriftelijke overeenkomst inzake het inkopen van regionale hulp en ondersteuning in het kader van de Wmo;

  • h.

    regionaal innovatiebudget Wmo: het fonds dat tot doel heeft om innovatie bij Wmo-aanbieders te stimuleren;

  • i.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten;

  • j.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • k.

    subsidieregeling: deze subsidieregeling "Regionaal innovatiebudget Wmo";

  • l.

    Wmo: de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • m.

    Wmo-aanbieder: de zorgaanbieder die op basis van een gezamenlijk door de gemeenten doorlopen aanbesteding gecontracteerd is voor het bieden van hulp en ondersteuning op grond van de Wmo, niet zijnde een natuurlijk persoon.

Artikel 2 Beleidskader/doelstellingen

Deze subsidieregeling levert een bijdrage aan de innovatie in het sociaal domein. De subsidieregeling heeft meer specifiek het volgende tot doel:

  • a.

    het stimuleren van transformatie en innovatie in het sociaal domein;

  • b.

    het stimuleren van samenwerking tussen gemeenten en Wmo-aanbieders om te komen tot normalisering van het bevorderen van inclusiviteit;

  • c.

    het stimuleren van samenwerking tussen Wmo-aanbieders om op cliëntniveau passende ondersteuning te bieden, en;

  • d.

    het bijdragen aan het oplossen van regionale vraagstukken, onder andere door het stimuleren van gebiedsgericht werken.

Artikel 3 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen

Subsidie op grond van deze subsidieregeling kan uitsluitend worden verstrekt voor initiatieven van Wmo-aanbieders die innovatie in het sociaal domein stimuleren.

Artikel 4 Doelgroep

Een subsidie op grond van deze subsidieregeling wordt uitsluitend verstrekt aan Wmo-aanbieders.

II. AANVRAAG

Artikel 5 Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij de MGR. Voor de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een daartoe door de MGR vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag legt de subsidieaanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een activiteitenplan (in de vorm van een projectplan);

    • b.

      de doelen en resultaten welke met de activiteiten worden nagestreefd en hoe die activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      de aanwijzing van de gemeente waarbinnen het initiatief (in hoofdzaak) ontplooit wordt;

    • d.

      een uiteenzetting van de regionale toegevoegde waarde van het initiatief;

    • e.

      een begroting van de kosten voor deze activiteiten;

    • f.

      een verklaring de-minimissteun;

    • g.

      een opgave van subsidie, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm dan ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, en;

    • h.

      een recent uittreksel van de Kamer van Koophandel (maximaal zes maanden oud).

Artikel 6 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Aanvragen kunnen doorlopend worden ingediend tot het moment dat het subsidieplafond is bereikt, doch uiterlijk tot het einde van de looptijd van de raamovereenkomst (zijnde 1 januari 2026) of uiterlijk tot het einde van de twee optionele verlengingen van de raamovereenkomst (zijnde 1 januari 2029 en 1 januari 2032).

  • 2.

    Een aanvraag wordt ingediend uiterlijk acht weken voordat de subsidieaanvrager voornemens is te beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1.

    De MGR toetst de aanvraag op volledigheid. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Er is sprake van een ontvankelijk aanvraag op het moment dat voldaan is aan de hiervoor geldende wettelijke vereisten en alle onder artikel 6 genoemde documenten zijn ontvangen.

  • 2.

    De MGR bevestigt de ontvangst van een ontvankelijke aanvraag binnen acht werkdagen.

  • 3.

    Indien de aanvraag niet volledig is, stelt de MGR de aanvrager in de gelegenheid om de aanvraag binnen een termijn van vier weken aan te vullen.

  • 4.

    De MGR toetst of de aanvraag aansluit bij de doelstellingen van deze subsidieregeling alsmede alle subsidievoorwaarden en zendt de volledige aanvraag ter besluitvorming door naar het college van de gemeente waar het initiatief in hoofdzaak wordt ontplooid.

  • 5.

    Het college beslist op een aanvraag om subsidie binnen acht weken na ontvangst van de volledige aanvraag over toekenning van de subsidie. Deze termijn kan met maximaal 4 weken worden verlengd.

III. VERLENING

Artikel 8 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 4:25, tweede lid en 4:35 van de Awb en artikel 9 van de Algemene subsidieverordening kan het college de subsidie in ieder geval weigeren, indien:

    • a.

      het voortbestaan van de aanvrager en haar activiteiten in gevaar is of in gevaar dreigt te komen;

    • b.

      de aanvraag in strijd is met eerder genomen besluiten of wettelijke regelingen;

    • c.

      de subsidie wordt ingezet voor geleden omzetverlies of vergelijkbare financiële exploitatietekorten;

    • d.

      het initiatief voornamelijk betrekking heeft op privébelangen van de subsidieaanvrager;

    • e.

      het initiatief in aanmerking komt voor andere bijdragen, met staatsmiddelen bekostigd;

    • f.

      het initiatief vergelijkbaar is met een ander initiatief waar al in is voorzien, waardoor het initiatief geen inhoudelijke meerwaarde heeft.

  • 2.

    Indien na subsidieverlening blijkt dat sprake is van hetgeen in lid 1 is vermeld of sprake is van strijd met de subsidievoorwaarden, kan het college de subsidie wijzigen dan wel intrekken.

Artikel 9 Subsidievoorwaarden

Aan de subsidieverlening zijn de volgende algemene voorwaarden verbonden:

  • 1.

    de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd passen binnen de doelstellingen van deze subsidieregeling;

  • 2.

    de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, worden uitgevoerd en afgerond uiterlijk voor het einde van de looptijd van de raamovereenkomst (zijnde 1 januari 2026) of uiterlijk tot het einde van de twee optionele verlengingen van de raamovereenkomst (zijnde 1 januari 2029 en 1 januari 2032);

  • 3.

    binnen drie maanden na verlening van de subsidie wordt gestart met de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend;

  • 4.

    elke wijziging in de activiteiten moet gemotiveerd ingediend worden en behoeft voorafgaande schriftelijke toestemming van het college;

  • 5.

    de aanvrager verleent medewerking aan controles en evaluaties tijdens en na afronding van de activiteiten;

  • 6.

    de subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen blijken, alsmede de betalingen en ontvangsten;

  • 7.

    als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college;

  • 8.

    een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden nagekomen;

    • d.

      wijzigingen van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 10 Aan de subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1.

    Bij verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting bij de verleningsbeschikking wordt dan uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 2.

    Bij verleningsbeschikking kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 3.

    Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, Awb voordoet.

  • 4.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding als bedoeld in lid 3 wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen. Daarnaast wordt de vergoeding gerelateerd aan de mate waarin de subsidie heeft bijgedragen aan de vermogensvorming. Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijk deskundige.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Kosten die in aanmerking komen voor subsidie:

    • a.

      kosten die direct verband houden met het initiatief;

    • b.

      loonkosten.

  • 2.

    Kosten die niet in aanmerking komen voor subsidie:

    • a.

      door de aanvrager verrekenbare dan wel compensabele BTW;

    • b.

      kosten die uit andere hoofde zijn of worden gedekt;

    • c.

      kosten van gerechtelijke procedures, boetes en sancties.

  • 3.

    Het college kan naast de in het tweede lid genoemde kosten ook andere kosten niet-subsidiabel verklaren.

IV. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING

Artikel 12 Voorschot en uitbetaling

  • 1.

    Het college kan na toekenning van de subsidie en op verzoek van de aanvrager, een voorschot verstrekken tot maximaal 100% van het bepaalde subsidiebedrag.

  • 2.

    Uitbetaling van de subsidie, minus eventueel betaald voorschot, vindt plaats nadat het college de subsidie heeft vastgesteld.

Artikel 13 Aanvraag tot vaststelling

  • 1.

    De activiteiten moeten worden uitgevoerd en afgerond uiterlijk voor het einde van de looptijd van de raamovereenkomst (zijnde 1 januari 2026) of uiterlijk tot het einde van de twee optionele verlengingen van de raamovereenkomst (zijnde 1 januari 2029 en 1 januari 2032).

  • 2.

    Uiterlijk twaalf weken nadat de activiteiten zijn uitgevoerd, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in bij het college.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten.

  • 4.

    Het college bevestigt binnen 2 weken de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

  • 5.

    Bij verleningsbeschikking kunnen andere termijn worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 14 Vaststelling subsidie

  • 1.

    Het college beslist binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

  • 2.

    Dit besluit kan ten hoogste met 8 weken worden verdaagd.

  • 3.

    Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in artikel 14 lid 2, is ingediend kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling op nihil.

  • 4.

    Indien, om welke reden dan ook, de activiteiten niet tijdig of niet geheel worden uitgevoerd en of niet voldaan is aan de voorwaarden, kan de subsidie lager of zelfs op nihil worden vastgesteld;

  • 5.

    Afwijkingen leiden in ieder geval niet tot het opwaarts bijstellen van de subsidie.

  • 6.

    De subsidieaanvrager houdt gedurende vijf jaar na de vaststelling alle rekeningen en betaalbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar.

Artikel 15 Inwerkingtreding, looptijd en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel halen we aan als “Subsidieregeling regionaal innovatiebudget Wmo 2025”.

  • 2.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 januari 2025.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel in zijn vergadering van 24 september 2024.

Rick Nillesen,

Secretaris

Chantal Nijkerken – de Haan,

burgemeester

Naar boven