Nadere regels Deeltweewielers 2024

Burgemeester en wethouders van de gemeente Nijmegen,

overwegende dat

  • het stimuleren van deelmobiliteit een van de maatregelen is uit het ambitiedocument ‘Nijmegen Goed op Weg 2019 – 2030’ om de stad leefbaar en aantrekkelijk te houden als ook om de doelen ten aanzien van duurzaamheid te halen;

  • dit beleid toeziet op een stapsgewijze, verantwoorde groei van het aanbod aan deelmobiliteit door de afgifte van vergunningen;

  • met deze nadere regels een eenduidig proces ontstaat dat aansluit bij de praktijk.

Gelet op artikel 160 Gemeentewet en artikel 5:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening tot een algemeen verbod om zonder vergunning van het college voertuigen, met inbegrip van de uitgezonderde voertuigen bedoeld in artikel 1:1 van deze verordening, die op of aan de weg staan ter gebruik aan derden aan te bieden tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden;

 

Besluiten:

Deze ‘Nadere regels Deeltweewielers 2024’vast te stellen;

 

Hoofdstuk 1  

Begripsbepalingen

  • Deelmobiliteit: systeem van deelvoertuigen die door meerdere huishoudens gebruikt worden;

  • Deelvoertuig: een publiek toegankelijk voertuig dat voor een korte duur (tijd) en tegen betaling in een netwerk wordt aangeboden door een commerciële aanbieder. Deze nadere regels zien specifiek op vergunningen voor deelbakfietsen, deelfietsen en deelscooters;

  • Deelbakfiets: een (mogelijk driewielige) fiets, al dan niet uitgerust met elektrische trapondersteuning, met grote bak om vrachten en personen te vervoeren die voor een korte duur (tijd) en tegen betaling in een netwerk wordt aangeboden door een commerciële aanbieder;

  • Deelfiets: een fiets, uitgerust met elektrische trapondersteuning, met een maximumsnelheid van 25 km/h, die voor een korte duur (tijd) en tegen betaling in een netwerk wordt aangeboden door een commerciële aanbieder, niet zijnde een deelbakfiets;

  • Deelscooter: een motorrijtuig op twee wielen, met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van niet meer dan 45 km/u of 25 km/u (ook wel bromfiets of snorfiets genoemd), uitgerust met een elektromotor met een nominaal continu maximumvermogen van niet meer dan 4 kW, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig;

  • Interoperabiliteit: set aan standaarden en afspraken, gericht op wederzijdse openstelling van dienstverlening tussen verschillende aanbieders van deelmobiliteit;

  • MaaS: (Mobility as a Service) het aanbod van verschillende soorten mobiliteitsdiensten, waarbij op maat gemaakte reismogelijkheden via een digitaal platform met realtime informatie aan klanten worden aangeboden, door klanten worden geboekt, betaald en transacties worden afgehandeld;

  • Back-to-one systeem: systeem voor met name tweewielers waarbij gebruikte deelvoertuigen weer op dezelfde plek geparkeerd moeten worden als waar de rit gestart is;

  • Back-to-many systeem: systeem voor met name tweewielers waarbij inleverpunten worden ingericht en de gebruiker kan kiezen bij welk inleverpunt het deelvoertuig wordt geparkeerd;

  • Vergunning: vergunning om voertuigen op of aan de weg ter gebruik aan derden aan te bieden tegen betaling of anderszins met commerciële doeleinden, als bedoeld in artikel 5:1 van de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • Vergunningenplafond: het maximumaantal vergunningen dat wordt verleend voor een bepaalde categorie voertuigen;

  • Voertuigenplafond: het maximumaantal voertuigen van een bepaalde categorie voertuigen waarvoor de vergunningen worden verleend.

Hoofdstuk 2  

2.1 Categorieën en typen deelvoertuigen

Deze nadere regels zien (enkel) op de verlening van vergunningen voor deelfietsen, deelbakfietsen en deelscooters.

2.2 Vereisten aanvrager

  • 1.

    De aanvrager is:

    • a.

      een rechtspersoon, zijnde een in het handelsregister van de Nederlandse Kamer van Koophandel of bij een gelijkwaardig register in een EU-lidstaat geregistreerde partij, waarbij uit de statuten en uit het feitelijk handelen van de aanvrager blijkt dat zij het aanbieden van deelvoertuigen als doelstelling heeft;

    • b.

      geen moeder-, dochter-, of zusteronderneming van, of op een andere wijze verweven met, een andere onderneming die voor dezelfde periode voor dezelfde deelvoertuigcategorie een vergunning heeft aangevraagd.

2.3 Vergunningen- en voertuigenplafond

  • 1.

    Op grond van artikel 5:1 lid 3 en 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening wordt in deze tabel voor de drie categorieën deelvoertuigen uit artikel 2.1 het vergunningenplafond, het voertuigenplafond en de looptijd aangegeven:

    Voertuigcategorie

    Voertuigenplafond per aanbieder

    Vergunningenplafond

    Looptijd

    Deelfietsen

    400

    2

    4 jaar

    Deelbakfietsen

    200

    1

    4 jaar

    Deelscooters

    100

    1

    4 jaar

  • Tabel 1

  • 2.

    De vergunningen zijn bedrijfsgebonden.

  • 3.

    Als een vergunninghouder 100% van het aantal vergunde deelvoertuigen exploiteert en de gemiddelde verhuringen per voertuig zijn, gemeten over zes maanden:

    • a.

      (aantoonbaar) gemiddeld 2.3 verhuringen per dag voor deelscooters;

    • b.

      (aantoonbaar) gemiddeld 1.8 verhuringen per dag voor deelfietsen;

    • c.

      (aantoonbaar) gemiddeld 120 minuten per dag voor deelbakfietsen;

  • kan de vergunninghouder door het college in de gelegenheid worden gesteld om gedurende de vergunningsperiode eenmalig een aanvulling op zijn vergunning te verkrijgen om maximaal 100 extra deelvoertuigen aan te bieden.

  • 4.

    Het college heeft de mogelijkheid om gedurende de vergunningsperiode het voertuigenplafond met maximaal 50% te verhogen indien een aanbieder het servicegebied verruimt naar omliggende gemeenten.

2.4 Bekendmaking mogelijkheid aanvragen vergunning

  • 1.

    Het college maakt minimaal drie weken voor de aanmeld-deadline op www.nijmegen.nl bekend dat vergunningaanvragen voor een bepaalde categorie deelvoertuigen kunnen worden ingediend.

  • 2.

    Het college stelt een aanvraagformulier beschikbaar dat moet worden gebruikt voor de vergunningaanvraag.

  • 3.

    Het college stelt een redelijke termijn vast voor het indienen van de vergunningaanvragen en maakt deze termijn bekend via de onder lid 1 genoemde bekendmaking.

2.5 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist binnen 8 weken na afloop van de termijn als bedoeld in artikel 2.4 lid 3.

  • 2.

    Bij een vergelijkende toets als bedoeld in artikel 4.1 beslist het college, in afwijking van lid 1 op de aanvraag binnen 12 weken na de dag van ontvangst daarvan.

  • 3.

    Het college kan de beslissing voor ten hoogste 8 weken verdagen.

Hoofdstuk 3  

3.1 Indieningsvereisten voor aanvragen voor vergunningen

  • 1.

    Een aanvraag voor een vergunning dient aan de volgende indieningsvereisten te voldoen:

    • a.

      de aanvraag is schriftelijk of langs elektronische weg ingediend middels het in bijlage I bij deze nadere regels opgenomen formulier dat volledig is ingevuld en bevat ten minste de in het formulier genoemde bijlagen;

    • b.

      de aanvraag is in de Nederlandse taal opgesteld.

    • c.

      de aanvraag bevat een toelichting als omschreven in artikel 4.2.

  • 2.

    Indien een aanvraag voor een vergunning onvolledig is, stelt het college de aanvrager een termijn van twee weken om de aanvraag aan te vullen.

3.2 Weigeringsgronden voor vergunningen

  • 1.

    Aanvullend op de weigeringsgronden in artikel 5:1 lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening kan een aanvraag voor een vergunning geweigerd worden indien:

    • a.

      de aanvraag wordt ingediend voor andere categorieën of typen voertuigen dan bedoeld in artikel 2.1.

    • b.

      de aanvrager niet voldoet aan de vereisten als genoemd is artikel 2.2

    • c.

      het vergunningenplafond wordt overschreden en de vergunning na toepassing van de in artikel 4.1 opgenomen verdelingsprocedure wordt verleend aan een andere aanvrager.

    • d.

      Uit de privacyverklaring niet of onvoldoende blijkt dat aanvrager persoonsgegevens verwerkt in overeenstemming met de vigerende wet- en regelgeving;

    • e.

      de aanvraag niet (volledig) is ingediend binnen het door het college vastgestelde tijdvak voor het indienen van een aanvraag, tenzij het maximum aantal aanbieders zoals genoemd in artikel 2.3 nog niet is bereikt;

    • f.

      de aanvraag op één of meer van de onderdelen uit artikel 4.2 minder scoort dan 2/3 van het totaal te verkrijgen punten;

    • g.

      het plaatsen van laadinfrastructuur door de aanvrager onderdeel is van de aanvraag.

  • 2.

    In aanvulling op het bepaalde onder lid 1 kan de aanvraag voor een vergunning worden geweigerd indien uit de aanvraag niet blijkt dat wordt voldaan of kan worden voldaan aan de verplichtingen die gelden voor de vergunninghouder op grond van hoofdstuk 7.

Hoofdstuk 4  

4.1 Verdelingsprocedure schaarse vergunningen deelfietsen, deelbakfietsen, deelscooters

  • 1.

    Het college voert een vergelijkende toets uit voor aanvragen voor deelfietsen, deelbakfietsen en deelscooters indien er, nadat de aanvragen voor zover nodig tijdig zijn aangevuld of de termijn om de aanvraag aan te vullen ongebruikt is verstreken, meer aanvragen zijn ingediend die voldoen aan de voorwaarden genoemd in artikel 3.2 dan het aantal vergunningen dat het vergunningenplafond toelaat.

  • 2.

    Bij de vergelijkende toets worden aan de aanvragen punten toegekend op basis van de criteria volgens de puntentelling die is beschreven in artikel 4.3.

  • 3.

    Aan de aanvragen wordt een rangnummer toegekend op volgorde van de hoogte van het aantal punten dat bij de vergelijkende toets aan de aanvragen is toegekend.

  • 4.

    Per type deelvoertuig worden de vergunningen verleend aan de aanvragers met het hoogste aantal punten.

  • 5.

    Indien aanvragen een gelijk aantal punten hebben, dan wordt vergunning verleend aan de aanvrager die op het eerste onderdeel (het operationeel plan) van de beoordeling in artikel 4.2 het hoogst scoort. Indien daarna nog steeds niet op basis van de puntentelling kan worden uitgemaakt op welke aanvraag een vergunning kan worden verleend, wordt met behulp van een loting bepaald op welke aanvraag een vergunning wordt verleend.

  • 6.

    De loting vindt in het openbaar plaats door een ambtenaar.

  • 7.

    De in dit artikel bedoelde vergelijkende toets wordt uitgevoerd door een werkgroep bestaande uit een oneven aantal van tenminste drie ambtenaren.

  • 8.

    De werkgroep maakt een proces-verbaal van de puntentoekenning waarin het toegekende aantal punten per onderdeel per aanvraag wordt opgenomen, alsmede een motivering van de puntentoekenning.

  • 9.

    In de beslissing op de aanvraag ontvangt iedere aanvrager informatie over het toegekende aantal punten op de verschillende onderdelen.

4.2 Beoordelingscriteria en puntentelling voor de vergelijkende toets voor schaarse vergunningen

  • 1.

    Bij de aanvraag dient de aanvrager een operationeel plan, dataplan en gebruikersplan in te dienen, waarbij de volgende maximale aantallen woorden per plan gelden en de plannen op enigerlei wijze van schrijfbeveiliging dienen te zijn voorzien:

    • a.

      Operationeel plan: 3000 woorden

    • b.

      Dataplan: 2000 woorden

    • c.

      Gebruikersplan: 2000 woorden

  • 2.

    In het operationeelplan is in ieder geval het volgende opgenomen:

    • a.

      Beschrijf de kenmerken van de deelvoertuigen (uitrusting, veiligheid);

    • b.

      Een klachtenparagraaf waarin de aanvrager weergeeft hoe klachten en meldingen van klanten en derden (niet – zijnde klanten) kunnen worden ingediend, binnen welke termijn en op welke wijze klachten worden opgevolgd, hoe de afhandeling van klachten wordt geregistreerd en hoe de indiener van de klacht op de hoogte wordt gesteld van de afhandeling. Hierbij wordt rekening gehouden met de procedure klachtenafhandeling via het zaaksysteem van de gemeente. De registratie van klachten is onderdeel van de kwartaalrapportage;

    • c.

      Een communicatieparagraaf, waarin de aanvrager omschrijft hoe de eindgebruikers geïnstrueerd worden over de juiste manier van gebruiken en het stallen of parkeren van de voertuigen;

    • d.

      Een onderhoudsparagraaf, waarin ten minste is beschreven hoe vaak deelvoertuigen minimaal onderhouden worden, hoe de deelvoertuigen geïnspecteerd worden op gebreken, hoe snel kapotte deelvoertuigen van straat gehaald worden en hoe snel deelvoertuigen met een (bijna) lege accu opgeladen of van straat gehaald worden;

    • e.

      Een herverdelingsparagraaf, waarin ten minste is beschreven welke maatregelen de aanvrager neemt om te voorkomen dat deelvoertuigen te veel clusteren, en hoe wordt voorkomen en verholpen dat deelvoertuigen op ongewenste en/of hinderlijke plekken terechtkomen, in de openbare ruimte, stallingen of andere plaatsen. Deze paragraaf is alleen van toepassing voor free-floating en back-to-many aanbieders;

    • f.

      Een spreidingsparagraaf, waarin wordt beschreven op welke wijze het aanbod van de deeltweewielers ruimtelijk over de stad wordt verspreid, met specifieke aandacht voor het aanbod in de wijken Lindenholt, Dukenburg en Hatert.

    • g.

      Hoe ziet het exploitatiemodel eruit (tarieven, abonnementen, aanpassen aanbod aan vraag etc.);

    • h.

      Een parkeerparagraaf, waarin ten minste is beschreven welke maatregelen de aanvrager neemt om te zorgen dat deelvoertuigen correct en niet hinderlijk geparkeerd worden;

    • i.

      Een duurzaamheidsparagraaf, waarin ten minste is beschreven wat de milieu-impact van de exploitatie van de deelvoertuigen is (zowel productie, als plaatsing, als herverdeling, als onderhoud en vervanging van accu’s/batterijen, als afschrijving) en welke maatregelen de aanvrager neemt om de levensloop van de deelvoertuigen zo lang mogelijk te maken.

  • 3.

    In het dataplan is in ieder geval het volgende opgenomen:

    • a.

      Op welke wijze wil de aanvrager door het leveren van inzichten in het gebruik van de deelvoertuigen bijdragen aan de optimalisatie van het beleid van de gemeente;

    • b.

      Welke aanvullende data wordt geleverd om effecten van de aangeboden deelmobiliteit inzichtelijk te maken;

    • c.

      Beschrijf de mate waarin (data)standaarden worden toegepast die interoperabiliteit bevorderen.;

    • d.

      Beschrijf de mate waarin de aanvrager is aangesloten bij MaaS-platforms en de bereidheid om aan te sluiten bij MaaS-platforms, waar de vergunningverlener in de toekomst een zakelijke overeenkomst mee sluit;

    • e.

      Hoe de aanvrager met een free-floating of back-to-many systeem het door de gemeente ingetekende servicegebied in het Dashboard Deelmobiliteit opneemt in haar systeem. Uitgangspunt voor deelscooters is een back-to-many systeem op basis van digitale hubs.

  • 4.

    In het gebruikersplan is in ieder geval het volgende opgenomen:

    • a.

      Aan welke doelgroepen worden de deelvoertuigen aangeboden;

    • b.

      Hoe de dienstverlening ten goede komt aan doelgroepen met een hoger risico op vervoersarmoede – zoals inwoners van perifere wijken en inwoners uit lagere inkomensgroepen – en bewoners bij gebiedsontwikkelingen. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan de communicatie- en marketingstrategieën om deze groepen te bereiken;

    • c.

      Een marketingparagraaf waarin de aanvrager uiteenzet hoe deze vanaf de periode voorafgaand aan de start van de exploitatie haar dienst onder de aandacht gaat brengen en welke aanpak wordt ingezet om inwoners kennis te laten maken met de deelvoertuigen en te motiveren dit te gaan gebruiken. Hierbij wenst de gemeente dat de aanvrager van deelfietsen en deelscooters ingaat op hoe deze het regioprogramma SlimSchoonOnderweg en grotere werkgevers gaat betrekken bij haar operatie.

    • d.

      Hoe de aanvrager voorkomt dat deelvoertuigen (te lang) stil staan;

    • e.

      Een beschrijving van de samenwerking met de gemeente Nijmegen en andere, reeds in Nijmegen en in de regio actieve, mobiliteitsaanbieders waarbij gestreefd wordt naar promotie van deelmobiliteit en duurzame mobiliteit in z’n geheel. Hierbij dient ook aandacht te worden besteed aan hoe de dienstverlening regionale verplaatsingen faciliteert;

    • f.

      Hoe de aanvrager het fysieke comfort van de gebruiker tijdens de rit garandeert;

    • g.

      In welke gebieden binnen de stad zullen de deelvoertuigen in elk geval worden aangeboden;

    • h.

      Op welke locaties en hoeveel deelvoertuigen per locatie worden aangeboden. Bij voorkeur wordt gewerkt met een back-to-one of een back-to-many systeem. Voor de deelscooters is back-to-many het uitgangspunt en wordt freefloating uitgesloten;

    • i.

      Hoe worden de deelvoertuigen beschikbaar gehouden op de gewenste locaties;

    • j.

      Voor deelbakfietsen wordt aangegeven hoeveel personen en/of goederen veilig vervoerd kunnen worden.

4.3 De bijbehorende maximale score per onderdeel is:

Onderdeel

Score

1.

Operationeel plan

40

2.

Dataplan

20

3.

Gebruikersplan

40

Totaal

100

Hoofdstuk 5: Ontheffingen

  • 1.

    Ontheffingen kunnen worden verleend voor kleinschalige, niet stadsbrede, experimenten in drie, in artikel 4.2 genoemde, situaties. Ontheffingen worden alleen verleend voor experimenten wanneer het initiatief daartoe door het college zelf is ontplooid. Er worden derhalve geen ontheffingen verleend wanneer deze geheel op eigen initiatief van een aanvrager worden gevraagd.

  • 2.

    Omdat de experimenten waarvoor een ontheffing kan worden verleend onderling sterk van elkaar kunnen verschillen en op voorhand (bij het opstellen van deze nadere regels) niet bekend is welke experimenten ontplooid zullen worden, zal vooraf per experiment worden bepaald welke regels omtrent aanvraag, behandeling, beoordeling, voorwaarden en voorschriften zullen worden gehanteerd.

Hoofdstuk 6: verplichtingen verbonden aan vergunning

6.1 Voertuigen

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van de deelvoertuigen:

    • a.

      De deelvoertuigen bevatten uitsluitend reclame voor de eigen onderneming van de aanvrager en/of beeldmerk/branding van gemeentelijke deelmobiliteit;

    • b.

      De deelvoertuigen zijn herkenbaar en hebben een uniforme uitstraling;

    • c.

      De deelscooters hebben een maximale lengte van 2,00 meter, een maximale breedte van 0,74 meter en een maximale hoogte van 1,14 meter;

    • d.

      De deelscooters hebben een snelheid van 45 km/u;

    • e.

      De deelfietsen hebben een wiel- en framemaat van 26 inch en de zadels zijn op hoogte verstelbaar;

    • f.

      De deelfietsen zijn elektrisch;

    • g.

      De deelbakfietsen hebben een bak om personen en goederen in te vervoeren, die tenminste één gordel voor een kind bevat, en een op hoogte verstelbaar zadel;

    • h.

      De deelfietsen, deelbakfietsen en deelscooters beschikken over goedwerkende remmen, verlichting en een bel/claxon.

    • i.

      De deelvoertuigen dienen te worden geopend en afgesloten via een digitaal smartlock en een app. De app mag op geen enkele manier uitnodigen tot gebruik tijdens het rijden;

    • j.

      De deelvoertuigen dienen voor wat betreft al hun onderdelen voldoende beveiligd te zijn tegen diefstal en vandalisme. De deelscooters dienen WA verzekerd te zijn;

    • k.

      De vergunninghouder heeft een automatisch systeem waarmee de bestuurder van het deelvoertuig te allen tijde kan zien wat de status van de accu is;

    • l.

      De aandrijving van de voertuigen die worden ingezet voor de bedrijfsvoering veroorzaken geen schadelijke stoffen (zero-emission).

6.2 Aanhaking bij bestaande gremia

  • 1.

    Vergunninghouder is verplicht om vier keer per jaar aan te sluiten bij de gesprekken die we op het gebied van mobiliteit voeren met de regio en provincie. Ook is de vergunninghouder verplicht te participeren in regionale/metropoolregiobrede trajecten om deelmobiliteit verder door te ontwikkelen. Indien de vergunninghouder de operatie uitbreidt naar de regio/buurgemeenten, dan is de vergunninghouder verplicht een overleg te organiseren om operationele afspraken te maken om intergemeentelijk vervoer te faciliteren.

  • 2.

    De vergunninghouder is verplicht om twee keer per jaar aanwezig te zijn bij de gesprekken die we voeren met de regio, provincie en aanbieders van openbaar vervoer ten behoeve van meer samenhang tussen alle modaliteiten.

  • 3.

    Vergunninghouder is verplicht mee te werken aan het jaarlijks landelijk gebruikersonderzoek, en levert indien van toepassing aan de uitvoerend onderzoekspartij de relevante ruwe, geanonimiseerde enquêteresultaten.

6.3 Exploitatie

  • 1.

    De vergunninghouder van een vergunning voor deelscooters of deelfietsen exploiteert drie maanden na de ingangsdatum van de vergunning ten minste de helft en binnen zes maanden na de ingangsdatum van de vergunning het volledige aantal van de aan hem vergunde deelvoertuigen;

  • 2.

    De vergunninghouder van een vergunning voor deelbakfietsen exploiteert zes maanden na de ingangsdatum van de vergunning ten minste 40% van de aan hem vergunde voertuigen.

6.4 Parkeren van deelvoertuigen

  • 1.

    De vergunninghouder corrigeert binnen de in tweede lid genoemde de tabel aangegeven termijn, 90% van gevaarlijk, hinderlijk of onjuist geparkeerde deelvoertuigen alsmede deelvoertuigen die op foutieve wijze worden opgeladen bij de openbare infrastructuur.

  • 2.

    Tabel:

    Voertuigcategorie

    Gevaarlijk

    Hinderlijk

    Onjuist

    Deelfiets

    Onmiddelijk

    12 uur

    24 uur

    Deelscooter

    Onmiddelijk

    12 uur

    24 uur

6.5 Verplichtingen ten aanzien van onderhoud deelvoertuigen

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van het onderhoud van de deelvoertuigen:

    • a.

      De vergunninghouder zorgt ervoor dat deelvoertuigen die niet meer voldoen aan de eisen die bij of krachtens de Wegenverkeerswet aan scooters zijn gesteld of anderszins defect zijn of onbruikbaar (waaronder in ieder geval worden begrepen defecten die een comfortabel en veilig gebruik in de weg staan en defecten aan het GPS tracking systeem), binnen 24 uur nadat aanbieder redelijkerwijs bekend kon zijn met het defect of de onbruikbaarheid, van straat worden gehaald of ter plaatse gerepareerd (zonder hinder of overlast ter plaatse);

    • b.

      De vergunninghouder van deelscooters en deelfietsen zorgt ervoor dat gemiddeld 90% van het aantal voertuigen beschikbaar is voor gebruik door derden [in gebruik zijn wordt meegeteld als beschikbaarheid], rekening houdend met de termijnen die in artikel 6.3 genoemd worden. Voor deelbakfietsen geldt een gemiddelde beschikbaarheid van 70%. Dit wordt gemeten over een periode van 6 maanden. Na de eerste zes maanden mag de vergunninghouder maximaal 3 dagen onder de vereiste beschikbaarheid zitten, voordat die weer wordt aangevuld;

6.6 Verplichtingen ten aanzien van een evenredige verdeling van deelvoertuigen

  • 1.

    Aan een vergunning die gegund wordt aan een aanvrager met een free-floating of back-to-many systeem worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van een evenredige verdeling van deelvoertuigen:

    • a.

      De vergunninghouder borgt een evenredige verdeling van de deelvoertuigen binnen de gemeentegrenzen en zorgt voor herverdeling van deelvoertuigen indien nodig.

6.7 Verplichtingen ten aanzien van communicatie en bereikbaarheid

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van communicatie en bereikbaarheid:

    • a.

      De vergunninghouder heeft één vast Nederlandssprekend aanspreekpunt voor de gemeente dat telefonisch en per e-mail bereikbaar is op maandag tot en met vrijdag van 9:00 uur tot 17:00 uur (feestdagen uitgezonderd) en dat in staat is om terstond te reageren;

    • b.

      Klachten van derden (niet-klanten) kunnen zowel telefonisch (maandag tot en met vrijdag tussen 9-17 uur (nationale feestdagen uitgezonderd)) als per e-mail en social media (7 dagen in de week) bij de vergunninghouder worden ingediend in de Nederlandse taal.

6.8 Werkgeversaanpak

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van werkgeversaanpak:

    • a.

      Vergunninghouder van een vergunning voor deelscooters en deelfietsen is verplicht in gesprek te gaan met parkmanagement van bedrijventerreinen, regioprogramma SlimSchoonOnderweg en evt. grotere werkgevers. Vergunninghouder heeft zo vaak als nodig contact met deze partijen met een minimum van vier keer per jaar en geeft het college hiervan een terugkoppeling.

    • b.

      De vergunninghouder deelt plannen voor deelvoertuigen op en rondom bedrijventerreinen met relevante werkgevers. Deze werkgevers dienen (indien door hen gewenst) de gelegenheid te worden geboden om de plannen te beoordelen.

6.9 Data

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van data(verwerking):

    • a.

      Vergunninghouder dient data geanonimiseerd aan te leveren aan het college;

    • b.

      Het college is nooit de opdrachtgever voor de verzameling van data.

    • c.

      Om snel en gericht bij te kunnen sturen op aanbod en (achterblijvende) vraag en inzicht te verkrijgen in het verplaatsingsgedrag, levert de vergunninghouder de benodigde data geanonimiseerd per maand (of eerder op verzoek) digitaal aan via de CDS-M werkwijze aan de gemeente of een door de gemeente aangewezen derde partij (zoals het CROW).

    • d.

      Vergunninghouder met een free-floating en/of back-to-many systeem neemt het servicegebied en de verbodsgebieden uit het Dashboard Deelmobiliteit over, zodra de vergunninghouder haar diensten aanbiedt in Nijmegen. Voor de vergunninghouder van deelscooters is back-to-many met digitale hubs het uitgangspunt. De gemeente kan in het begin het servicegebied en de verbodsgebieden in een KML-bestand aanleveren.

    • e.

      Wanneer de vergunninghouder een onderzoek doet onder zijn gebruikers, ontvangt de gemeente een (geanonimiseerde) rapportage van dit onderzoek om inzicht te krijgen in de behoeften van gebruikers.

    • f.

      Voor het ontvangen van de data beschreven in bovenstaande punten wordt indien noodzakelijk een geheimhoudingsovereenkomst en een verwerkersovereenkomst getekend met de gemeente Nijmegen.

    • g.

      De vergunninghouder met een free-floating of back-to-many systeem levert op verzoek van de gemeente data over de locatie en parkeerduur van een specifiek voertuig, bijvoorbeeld in geval van een melding of voor de controle op de opvolging van meldingen, en de terugkoppeling van wat er met de melding is gedaan, indien de gemeente daar om vraagt.

    • h.

      De vergunninghouder levert aan de gemeente (of aan een door of namens het college aangewezen Trusted Third Party), bij voorkeur via het Dashboard Deelmobiliteit, met een interval van 15-30 seconden op geautomatiseerde wijze de data betreffende:

      • i.

        De start- en eindlocatie van de rit (waarbij minimaal een locatie binnen Nijmegen ligt). Dit geldt alleen voor vergunninghouders met een free-floating of back-to-many systeem;

      • ii.

        De duur van de rit

      • iii.

        Het tijdens de rit afgelegde aantal kilometers

    • i.

      Voor het aanleveren van de hierboven genoemde data mag de vergunninghouder nog een half jaar na ingang van de vergunning data aanleveren conform de huidige specificaties van het Dashboard Deelmobiliteit. Zie https://docs.crow.nl/deelfietsdashboard/hr-dataspec/. Daarna dient de vergunninghouder gebruik te maken van de volgende endpoints uit de MDS-standaard:

    • /provider/vehicles (met alleen aangeboden voertuigen) met specificatie van:

      • o

        het type voertuig

      • o

        de status

      • o

        de kilometerstand

    • /provider/trips (route bevat alleen start- en eindlocatie) met specificatie van;

      • o

        begin- en eindtij

      • o

        het type voertuig

      • o

        de afgelegde kilometer

    • j.

      De vergunninghouder levert per kwartaal een rapportage met in ieder geval de volgende gegevens aan de gemeente met betrekking tot de zes daaraan voorafgaande kalendermaanden. De kwartaalrapportage wordt eens per kwartaal besproken in een overleg, op initiatief van de gemeente:

      • i.

        Gemiddeld aantal keer dat een deelvoertuig per dag is gebruikt;

      • ii.

        Gebruik per stadsdeel in Nijmegen;

      • iii.

        Gebruik (inclusief tijdstip in– en uitcheck) per treinstation en Park&Ride-terrein, binnen een straal van 150 meter;

      • iv.

        Gemiddeld aantal kilometers per rit;

      • v.

        Pieken en dalen in het gebruik (weekenddagen versus werkdagen, spitstijden versus niet spitstijden, 7-19 uur versus 19 -7 uur);

      • vi.

        Het aantal unieke gebruikers;

      • vii.

        Gemiddelde parkeertijd – gedurende welke het deelvoertuig ter gebruik wordt aangeboden - per deelvoertuig per stadsdeel;

      • viii

        Het aantal boekingen via het eigen platform en het aantal boekingen via MaaS-platforms;

      • iv.

        Eventuele clustering van deelvoertuigen en of dit problemen oplevert. Dit geldt alleen voor vergunninghouders met een free-floating of back-to-many systeem;

      • x.

        Het aantal van de straat verwijderde en (ter plaatse) gerepareerde deelvoertuigen en de termijn waarbinnen de deelvoertuigen van straat zijn gehaald en (ter plaatse) gerepareerd;

      • xi.

        Het aantal ontvangen klachten en hoe deze klachten zijn afgehandeld en verholpen.

      • xii.

        Het aantal uitgedeelde straffen (boetes, verwijderingen gebruikers)

    • k.

      Gemeente kan specifieke vragen hebben waarvoor de beantwoording data nodig heeft. Vergunninghouder is verplicht hierover het gesprek aan te gaan met gemeente.

6.10 Mobiliteitsongelijkheid

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van mobiliteitsongelijkheid:

    • a.

      De vergunninghouder is verplicht aanwezig te zijn bij overleg rondom ontwikkelingen op het gebied van mobiliteitsongelijkheid, indien aanwezigheid wordt gevraagd door de gemeente.

6.11 Verplichtingen ten aanzien van het gebruik van deelvoertuigen

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van het gebruik van deelvoertuigen:

    • a.

      De vergunninghouder controleert op het in bezit zijn van een geldig rijbewijs van de gebruiker van het voertuig indien de wet een rijbewijs voorschrijft;

    • b.

      De vergunninghouder bevordert de veiligheid van de gebruiker;

    • c.

      De vergunninghouder met een free-floating of back-to-many systeem draagt zorg voor het vrijhouden van doorgangen op stoepen om (kwetsbare) doelgroepen (bijv. blinden en slechtzienden; ouderen; ouders met kinderwagens) niet te hinderen. Hierbij wordt een ondergrens van 1 meter doorgang gehanteerd.

  • 2.

    Aan een vergunning voor deelscooters worden in elk geval de volgende extra verplichtingen verbonden:

    • a.

      De vergunninghouder zorgt ervoor dat de voertuigen tussen 01:00 en 06:00 niet gebruikt kunnen worden om rijden onder invloed tegen te gaan;

    • b.

      De vergunninghouder van deelscooters handhaaft een minimumleeftijd van 18 jaar voor gebruikers.

6.12 Plaatsen en gebieden waar het verboden is om voertuigen ter gebruik aan te bieden

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van plaatsen en gebieden waar het verboden is om voertuigen ter gebruik aan te bieden:

    • a.

      De vergunninghouder dient voor free-floating en back-to-many voertuigen middels geofencing snelheidsbeperkingen instelbaar te maken en/of een afsluitverbod in te stellen. Het college kan gebieden/zones aanwijzen waar een snelheidsbeperking en/of afsluitverbod uitgevoerd moet worden. Het college kan ook parkeerzones aanwijzen voor deelvoertuigen.

    • b.

      De service- en verbodsgebieden voor free-floating en back-to-many voertuigen zijn tevens te raadplegen middels het Dashboard Deelmobiliteit. De kaarten in het Dashboard Deelmobiliteit zijn het meest actueel. Het college kan de service- en verbodsgebieden aanpassen gedurende looptijd van de vergunning indien de ontwikkelingen in de openbare ruimte en de ervaringen met het aanbod van de vergunninghouder daar aanleiding toe geven.

6.13 Verbeterplan

  • 1.

    Aan een vergunning worden in elk geval de volgende verplichtingen verbonden ten aanzien van een verbeterplan:

    • a.

      Indien de vergunninghouder de verplichtingen en ingediende plannen niet naleeft, kan de gemeente de vergunninghouder verzoeken om een verbeterplan. De vergunninghouder dient binnen maximaal 10 werkdagen aan dat verzoek te voldoen. Doet de vergunninghouder dit niet of niet naar tevredenheid van het college, dan kan het college een geldboete opleggen. Indien de vergunninghouder daarna nog geen verbetering laat zien, kan dit aanleiding zijn voor intrekking van de vergunning.

Hoofdstuk 7  

7.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad onder gelijktijdige intrekking van Nadere regels deelmobiliteit.

7.2 Citeertitel

De citeertitel is Nadere regels deeltweewielers 2024.

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van: 12 november 2024

de gemeentesecretaris

A.P.W. van de Klift

de burgemeester

H.M.F. Bruls

Toelichting

4.2 lid 4 b

Vanuit het belang van breed toegankelijk netwerk van deeltweewielers en de fase van volwassenheid van de markt heeft de vergunningverlener gedurende de gehele looptijd van de vergunning een jaarlijks budget van maximaal € 40.000 beschikbaar om de toegankelijkheid van alle deeltweewielers te vergroten. Het gaat hier dus om een totaalbudget. Dit kan worden ingezet voor acties die buiten de vergunning vallen, zoals deelvoertuigen aanbieden voor een lagere prijs of op locaties waar de marktkansen beperkt zijn. Allereerst worden de aanvragers getoetst op hun eigen plannen ten aanzien van inclusiviteit.

 

Deelmobiliteitsvergunning

 

Onderwerp

Aanvraagformulier Vergunning Deeltweewielers

 

Aanbieder

__________________________

Contactpersoon

__________________________

Adres

__________________________

KVK-nummer

__________________________

 

Voor meer informatie over wat in de aanvraag opgenomen moet worden, kunnen de nadere regels voor deeltweewielers geraadpleegd worden.

 

Voertuigen

 

Aantal voertuigen

Type voertuigen

 

Operationeel plan

Beschrijf in maximaal 3000 woorden:

  • a.

    Beschrijf de kenmerken van de deelvoertuigen (uitrusting, veiligheid);

  • b.

    Klachtenparagraaf: Hoe er wordt omgegaan met klachten en meldingen van klanten en derden;

  • c.

    Communicatieparagraaf: Hoe eindgebruikers geïnstrueerd worden over het gebruik en parkeren;

  • d.

    Onderhoudsparagraaf: Hoe vaak de voertuigen onderhouden worden;

  • e.

    Herverdelingsparagraaf: Maatregelen om clustering te voorkomen. Alleen van toepassing voor free- foating en back-to-many aanbieders;

  • f.

    Spreidingsparagraaf: Hoe het aanbod ruimtelijk over de stad wordt verspreid, met name in wijken Lindenholt, Dukenburg en Hatert.

  • g.

    Exploitatiemodel: Tarieven, abonnementen, aanpassen aanbod aan vraag;

  • h.

    Parkeerparagraaf: Maatregelen zodat de deelvoertuigen correct en niet hinderlijk geparkeerd worden;

  • i.

    Duurzaamheidsparagraaf: Milieu-impact van alle onderdelen van de exploitatie;

Antwoord aanbieder

 

 

 

 

 

 

 

Data plan

Beschrijf in maximaal 2000 woorden:

  • a.

    Hoe er wordt bijgedragen aan de optimalisatie van het beleidvan de gemeente door het leveren van inzichten in het gebruik van deelvoertuigen;

  • b.

    Welke aanvullende data wordt geleverd om effecten van de aangeboden deelmobiliteit inzichtelijk te maken;

  • c.

    Mate waarin (data)standaarden worden toegepast die de interoperabiliteit bevorderen;

  • d.

    Mate van aansluiting bij MaaS-platforms;

  • e.

    Hoe het, in het Dashboard Deelmobiliteit ingetekende, service- en verbodsgebied wordt opgenomen in het systeem van de aanbieder (alleen van toepassing voor free-floating of back-to-many systemen);

Antwoord aanbieder

 

 

 

 

 

 

 

Gebruikers plan

Beschrijf in maximaal 2000 woorden:

  • a.

    Aan welke doelgroepen worden de deelvoertuigen aangeboden;

  • b.

    Hoe de dienstverlening ten goede komt aan doelgroepen met een hoger risico op vervoersarmoede en bewoners bij gebiedsontwikkelingen. En de communicatie- en marketingstrategieën om deze groepen te bereiken;

  • c.

    Marketingparagraaf: Hoe het productonder de aandacht wordt gebracht voorafgaand aan start exploitatie en daarna;

  • d.

    Samenwerking met de gemeente Nijmegen en andere, in Nijmegen en in de regio actieve, mobiliteitsaanbieders waarbij de promotie van deelmobiliteit en duurzame mobiliteit in het algemeen centraal staat. Deelscooter-aanbieders moeten aangeven hoe de dienstverlening regionale verplaatsingen faciliteert;

  • e.

    Hoe het fysieke comfortvan de gebruiker tijdens de rit gegarandeerd wordt;

  • f.

    In welke gebieden binnende stad de deelvoertuigen in elk gevalaangeboden zullen worden;

  • g.

    Hoeveel deeltweewielers worden per locatieaangeboden op basisvan een back-to-one of back-to- many systeem. Freefloating voor deelscooters is uitgesloten.

  • h.

    Voor deelbakfietsen wordt aangegeven hoeveelpersonen en/of goederen veilig vervoerd kunnen worden;

Antwoord aanbieder

 

 

 

 

 

 

Naar boven