Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2025

De raad van de gemeente Best;

 

gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en de onderdelen a en b, van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de wet milieubeheer;

 

besluit

 

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2025 (‘Verordening reinigingsheffingen 2025’).

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer

  • b.

    huishoudelijke afvalstoffen: afvalstoffen afkomstig uit particuliere huishoudens, afvalwater en autowrakken daaronder niet begrepen, behoudens voor zover het afgegeven ingezamelde bestanddelen van die afvalstoffen betreft, die zijn aangewezen als gevaarlijke afvalstoffen;

  • c.

    fijn bedrijfsafval: afvalstoffen die niet vrijkomen uit het productieproces binnen een bedrijf en die qua aard, hoeveelheid en samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijk afval;

  • d.

    afvalpas: adresgebonden chipkaart voor het ontsluiten van restafvalcontainers

  • e.

    restafvalcontainer: de vanwege de gemeente geplaatste restafvalcontainers, die kunnen worden ontsloten door middel van een afvalpas

  • f.

    Afvalhout A,B en C

    • A-hout = onbewerkt hout

    • B-hout = hardboard, zachtboard, spaanplaat, vezelplaat, geperst hout, gebruikte meubels (geen rotan), geverfd hout, deuren en kozijnen (zonder glas en aluminium), niet-geïmpregneerd houtafval, sloophout, triplex en multiplex

    • C-hout = verduurzaamd of geïmpregneerd hout. Dit hout is bewerkt met stoffen die schadelijk zijn voor het milieu.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan;

    • c.

      ingeval er sprake is van het ter beschikking stellen van een perceel voor volgtijdig gebruik wordt als gebruiker aangemerkt degene die dat perceel ter beschikking heeft gesteld.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1.1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1, onderdeel 1.1 en onderdeel 1.1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1, onderdeel 1.1.3 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is, na beëindiging van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1, onderdeel 1.1 en onderdeel 1.1.2 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt dan wel eindigt, wordt het aantal stortingen als vermeld in hoofdstuk 1.1, onderdeel 1.1.3.1 en onderdeel 1.1.3.2 naar rato van het aantal maanden van de belastingplicht verrekend.

  • 5.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 7.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 65,00, doch minder is dan € 5.000,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de reinigingsrechten bedoeld in hoofdstuk 1.2, onderdeel 1.2.4.2 van de tarieventabel in geval van heffing middels een in artikel 7 lid 2 bedoelde kennisgeving, bij de uitreiking terstond worden betaald.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van het genoemde onder hoofdstuk 1.2, onderdeel 1.2.4.2 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam 'reinigingsrechten' worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De rechten worden geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 14 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden geheven bij wege van aanslag met dien verstande dat per belastbaar feit een afzonderlijke aanslag kan worden opgelegd.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde rechten

  • 1.

    De rechten bedoeld in hoofdstuk 2 in de onderdelen 2.1 t /m 2.1.4 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt zijn de rechten verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist.

  • 5.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.5, zijn verschuldigd na afloop van het belastingjaar of eerder indien de belastingplicht binnen de gemeente wordt beëindigd in de loop van het belastingjaar.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 65,00 doch minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moet worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 18 Overgangsrecht, inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De 'Verordening reinigingsheffingen 2024' van 6 november 2023, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2025.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening reinigingsheffingen 2025'.

Aldus besloten door de raad van Best in zijn vergadering van 11-11-2024

Rian Swinkels-van de Laar

raadsgriffier

Hans Ubachs

voorzitter

TARIEVENTABEL Behorende bij de ‘Verordening reinigingsheffingen 2025’ (BL24-06820)

 

Algemeen

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

Hoofdstuk 1.1

Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing (voor huishoudens)

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

€ 388,80

1.1.2

De belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 wordt vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, in bruikleen hebben van:

1.1.2.1

  • een extra Restafval -container per stuk, per jaar

€ 179,40

1.1.2.2

  • een extra GFT container per stuk, per jaar

€ 100,08

1.1.2.3

  • vervallen

1.1.2.4

  • een extra PMD container (maximaal 1 per perceel)

Gratis

1.1.2.5

  • een extra Luier & Incontinentie -container

Gratis

1.1.2.6

  • een extra Etensresten -container

Gratis

1.1.3

Onverminderd het bepaalde in bovenstaande hoofdstukken bedraagt de belasting per storting met gebruik van de afvalpas van de ondergrondse restafvalcontainer voor huishoudelijke afvalstoffen: 

1.1.3.1

  • de eerste 182 stortingen per jaar (klepopeningen)

Gratis

1.1.3.2

  • elke storting na de 182e storting (klepopeningen): een bedrag per inworp van maximaal 30 liter

€ 1,18

1.1.3.3

  • PMD-stortingen

Gratis

 

Hoofdstuk 1.2

Maatstaven en overige tarieven van de afvalstoffenheffing (voor huishoudens)

1.2

Vervallen

1.2.1

  • Vervallen

  • Vervallen

1.2.2

Bewoners van een perceel kunnen binnen een kalenderjaar en of bij een verhuizing éénmalig de daar aanwezige containers gratis omruilen

Gratis

1.2.3

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1. bedraagt de afvalstoffenheffing voor het achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen op, door of namens de gemeente ingerichte milieustraat voor op vertoon van de door de gemeente verstrekte persoonlijke milieupas/ per perceel:

1.2.4.1

Tuinafval, Vlak glas (schoon), A-hout (schoon), Grond (schoon), Puin (schoon), Asbest (max. 35 m2), Harde kunststoffen, Metalen, Autobanden, PMD, Papier, Textiel, Frituurvet, Gasflessen, Brandblussers, Bruikbare huisraad, Elektrische apparaten, Klein Chemisch Afval, tot 2 m3 per bezoek

Gratis

1.2.4.2

Gipsafval, B-C hout, Vervuilde grond, Vervuild puin, Vloerbedekking/vloerkleden, Dakleer/bitumen, Matrassen, Ongesorteerd (grof) restafval en Bouw- en sloopafval:

 

  • a.

    Eerste, tweede, derde en vierde bezoek (max 2 m³ per bezoek)

gratis

  • b.

    Meer dan 2 m³ tijdens het eerste, tweede, derde of vierde bezoek, per 0,5 m³

€ 7,95

  • c.

    Vanaf het vierde bezoek, per 0,5 m3

€ 7,95

 

Hoofdstuk 2

Maatstaven en jaarlijkse tarieven reinigingsrechten (voor bedrijven)

2.1

De rechten bedragen per belastingjaar voor het:

2.1.1

beschikbaar stellen, het gebruik dan wel het ledigen van een restafvalcontainer, etensrestencontainer, gft-container en PMD-container of bij gebruik van de ondergrondse afvalcontainer met toegangspas

€ 388,80

2.1.2

De rechten als bedoeld in onderdeel 2.1 en 2.1.1 worden vermeerderd voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht:

2.1.3

  • in bruikleen hebben van een extra Restafval -container per stuk, per jaar

€ 179,40

2.1.4

  • in bruikleen hebben van een extra Etensresten -container per stuk per jaar

€ 244,92

2.1.5

  • gebruik van een ondergrondse Restafval container een bedrag per inworp van maximaal 30 liter

€ 1,18

2.1.6

  • vervallen

2.1.7

  • in bruikleen hebben van een extra PMD container (maximaal 1 per perceel)

gratis

 

Behorende bij het raadsbesluit van 11 november 2024

 

De griffier van Best,

Rian Swinkels

 

 

 

 

 

 

 

Naar boven