Gemeenteblad van Haarlemmermeer
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2024, 481181 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Haarlemmermeer | Gemeenteblad 2024, 481181 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelasting gemeente Haarlemmermeer 2025
De raad van de gemeente Haarlemmermeer;
gelezen het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 17 september 2024, nummer 11166970;
gelet op de artikelen 156, eerste en tweede lid, aanhef en onderdeel h, en 225 van de Gemeentewet en de Parkeerverordening Haarlemmermeer 2018;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en de invordering van parkeerbelasting gemeente Haarlemmermeer 2025 ("Verordening parkeerbelasting 2025").
Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente Haarlemmermeer gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
Onder de naam ‘parkeerbelastingen’ wordt een belasting geheven ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
zolang geen voldoening van de belasting, genoemd in artikel 2, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:
1e als een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;
2e als blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.
De belasting, bedoeld in artikel 2, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, als deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
De belasting, bedoeld in artikel 2, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werkingstellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften.
Artikel 6 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
De belasting bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via de telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer. In dat laatste geval is belasting achteraf verschuldigd.
Ingeval de belasting als bedoeld in artikel 2 is voldaan door middel van betaling voor een parkeerkaart met een geldigheidsduur van twee of meer aansluitende perioden van zeven aaneensluitende dagen, wordt op verzoek ontheffing verleend over het aantal volle perioden van zeven aaneensluitende dagen dat resteert na de datum van ontvangst van het verzoek en de parkeerkaart waar het betrekking op heeft.
De belasting, bedoeld in artikel 2, wordt niet geheven ter zake van het parkeren door de houder van een voertuig dan wel een gehandicaptenvoertuig:
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting overeenkomstig de aangifte worden betaald binnen een maand na het einde van het parkeren, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer.
Artikel 9 Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen
De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de Belasting, bedoeld in artikel 2, mag worden geparkeerd geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.
De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting, bedoeld in artikel 2, bedragen € 76,70.
De "Verordening parkeerbelasting 2024", vastgesteld bij raadsbesluit van 9 november 2023 (8302591), wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 24 oktober 2024.
De griffier,
J. van der Rhee, B. Ha
De voorzitter,
M. Schuurmans - Wijdeven
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-481181.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.