Parkeerverordening Hilversum 2023

 

Raadsbesluit

 

De raad van de gemeente Hilversum,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders betreffende Parkeerverordening 2023 d.d. 26 september 2023 met kenmerk 1331493,

 

besluit:

 

1) De Parkeerverordening Hilversum 2023 vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van de “Parkeernota Hilversum 2017 – Sectie C Parkeerverordening” en “Parkeerverordening 2018”.

 

 

Parkeerverordening Hilversum 2023

 

De raad van de gemeente Hilversum gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Hilversum;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

vast te stellen de volgende Parkeerverordening Hilversum 2023.

 

AFDELING I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

 

Artikel 1. Definities en begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990;

b. motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met uitzondering van motorfietsen;

c. parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

d. houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

e. parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

f. parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur, mobiele app’s of andere technische hulpmiddelen;

g. belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

a. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

b. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

h. vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbendenplaatsen;

i. vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

j autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

k. autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate.

l. Mobiliteitsfonds: een gemeentelijke bestemmingsreserve waarvan de besteding wordt aangewend om het openbare parkeren in brede zin te accommoderen en verbeteren.

m. GROP-lijst (Geen Recht op Parkeervergunning) en waarbij geldt dat de eigenaar/bewoner niet in aanmerking komt voor een parkeervergunning.

n. Parkeerplaats Op Eigen Terrein (POET): dit betreft een parkeerplaats die voldoet aan één van onderstaande punten:

1. parkeerplaats – niet zijnde een parkeerplaats in een openbaar toegankelijke private parkeergarage die met een abonnement wordt afgenomen - waarover de aanvrager beschikt of kan beschikken op grond van eigendom, erfpacht, huur, ingebruikgeving of anderszins of;

 

2. parkeerplaats waarop de aanvrager aanspraak kan maken (al dan niet via een wachtlijst) in een garage of op een perceel, omdat deze volgens een raadsbesluit, een bouwvergunning, een omgevingsvergunning, een erfpachts- of splitsingsakte of een huur- of koopovereenkomst, voor de woning van de aanvrager bestemd is of;

 

3. voormalige parkeerplaats op eigen terrein, aangelegd vóór 15-9-2023 (ingangsdatum Nota Parkeernormen 2023) die door of vanwege de aanvrager een andere bestemming dan die van parkeerplaats heeft gekregen.

 

4. gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats op kenteken van de aanvrager of een medebewoner.

 

Afdeling II. Parkeerbelasting

 

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelasting" worden de volgende belastingen geheven:

• a. een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze;

• b. een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een parkeerapparatuurplaats, dan wel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze.

 

Artikel 3 Belastingplicht

• 1.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

• 2.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

• 3.Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

o a. degene die de belasting voldoet dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

o b. zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel b, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

 1°. indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huur- of leaseovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder of gebruiker van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder of gebruiker wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

 2°. indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

• 4.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt niet geheven van degene die op grond van het derde lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

 

Artikel 4 Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing zijn

Met betrekking tot de belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, worden de maatstaf van heffing, het belastingtarief, het belastingtijdvak en de straten waarop deze van toepassing is, vermeld in de door de raad, vastgestelde Tarieventabel, behorende bij de Verordening Parkeerbelasting.

 

Artikel 5 Wijze van heffing

• 1.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven via een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waartoe ook wordt gerekend een nota of een ander document.

• 2.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven via voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij aanvang van parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur of parkeer-app op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college van burgemeester en wethouders gestelde voorschriften, waaronder de mogelijkheid van het opgeven van het kenteken.

• 3.Bij de voldoening op aangifte wordt het kenteken opgegeven van het motorvoertuig waarmee wordt geparkeerd of waarvoor de vergunning geldt.

 

Artikel 6 Tijdstip van het ontstaan van de belastingschuld

• 1.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

• 2.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren.

 

Artikel 7 Termijnen van betaling

• 1.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt overeenkomstig de aangifte betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend, dan wel de binnen de bij schriftelijke kennisgeving gestelde termijn.

• 2.De belasting ten behoeve van een parkeervergunning, waarvan het tarief per kalenderjaar is vastgesteld, kan tevens door middel van automatische incasso in vier kalenderkwartalen worden betaald.

• 3.De belasting, bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt overeenkomstig de aangifte betaald bij de aanvang van het parkeren.

• 4.Indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon of ander communicatiemiddel inloggen op de centrale computer, wordt de belasting overeenkomstig de aangifte betaald direct na het einde van het parkeren.

• 5.Een naheffingsaanslag wordt onmiddellijk betaald.

 

 

AFDELING III. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

 

Artikel 8. Aanwijzing gebieden en tijdstippen

1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 9, derde lid.

2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

 

Artikel 9. Vergunningverlening

1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

3. Een vergunning kan worden verleend aan:

a. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie I);

b. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren (categorie II);

c. een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie III).

d. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die het eigen voertuig aantoonbaar deelt met anderen die woonachtig zijn in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie IV).

e. een bewoner of eigenaar van een pand in een vergunninggebied om de bezoekers te laten parkeren (categorie V).

f. een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in een gebied aangrenzend aaneen gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn (categorie VI);

4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet voldoet aan één van de in het derde lid genoemde vereisten.

5. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie III kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, zoals bedoeld in situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het omgevingsplan wordt voorzien, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

 

Artikel 10. Beslistermijnen

1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

 

Artikel 11. Gegevens

1. Een vergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend.

2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a. de periode waarvoor de parkeervergunning geldt;

b. het gebied waarvoor de parkeervergunning geldt;

c. de naam van de vergunninghouder en het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de parkeervergunning is verleend.

d. de voorschriften en beperkingen die aan de parkeervergunning verbonden zijn.

 

 

Artikel 12. Intrekken of wijzigen vergunning

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

a. op verzoek van de vergunninghouder;

b. wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

c. wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

d. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

e. wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

f. wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

g. wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

h. om redenen van openbaar belang;

i. indien vergunning als gevolg van een kennelijke misslag is verleend.

 

Artikel 13. Wachtlijst

Volgorde van vergunningverlening en wachtlijst.

1. Op de aanvraag van een parkeervergunning wordt in volgorde van ontvangst beschikt.

2. Indien het aantal aanvragen groter is dan het vergunningplafond voor het betreffende vergunninggebied wordt de aanvraag op een wachtlijst geplaatst.

3. De volgorde waarin de aanvraag op de wachtlijst wordt geplaatst, is de volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag.

4. De aanvrager van een eerste vergunning heeft voorrang op een aanvrager van een tweede vergunning op de wachtlijst. De aanvrager van een tweede vergunning heeft voorrang op een aanvrager van een derde vergunning op de wachtlijst.

4. Het college kan besluiten om voor een vergunninggebied per vergunningsoort een aparte wachtlijst bij te houden.

5. De aanvrager wordt van de wachtlijst verwijderd, indien:

o a. de aanvrager daarom verzoekt;

o b. de aanvrager een parkeervergunning wordt verleend in het eigen vergunninggebied;

o c. blijkt dat bij de aanvraag om de parkeervergunning onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens niet tot plaatsing op de reservelijst zou hebben geleid;

o d. niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de aangevraagde vergunning, gesteld bij of krachtens deze verordening;

o e. wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen.

 

Artikel 14. Bijdrage Mobiliteitsfonds

Ruimtelijke ontwikkelingen die niet voldoen aan de parkeereis kunnen de parkeereis afkopen conform uitgangspunten in de Nota Parkeernormen 2023, of diens opvolger. De bijdrage vindt plaats aan het mobiliteitsfonds, waaruit projecten gefinancierd kunnen worden ter bevordering van de kwaliteit van de mobiliteit in heel Hilversum.

 

Artikel 15. GROP-lijst

1. Ruimtelijke ontwikkelingen, zoals gedefinieerd in de Nota Parkeernormen 2023, of diens opvolger, hebben geen recht op een parkeervergunning in de openbare ruimte.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

 

AFDELING IV. VERBODSBEPALINGEN

 

Artikel 16. Parkeren zonder recht

1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats (parkeerplaats voor vergunninghouders) of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

a. zonder vergunning;

b. zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar (fysiek of digitaal) is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

c. in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

 

Artikel 17. Inwerking stellen apparatuur

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten of bankpassen dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

 

Artikel 18. Uitsluitend voor motorvoertuigen

1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

a. op een parkeerapparatuurplaats;

b. op een belanghebbendenplaats.

2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

 

 

AFDELING V. STRAFBEPALING

 

Artikel 19. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in afdeling IV van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

 

AFDELING VI. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 20. Naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

 

Artikel 21. Benaming

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening Hilversum 2023.

 

Artikel 22. In werking treding

1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2024 of een door het college bij openbaar besluit bekend te maken datum.

2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de “Parkeernota Hilversum 2017 – Sectie C Parkeerverordening” en “Parkeerverordening 2018”.

3. Vergunningen die zijn verleend krachtens de “Parkeernota Hilversum 2017 – Sectie C Parkeerverordening” en “Parkeerverordening 2018” worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

 

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 15 november 2023.

 

de griffier, de burgemeester,

 

 

A.J. van Meerveld-Hop CMC dr. ir. G.M. van den Top

 

Naar boven