Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet 2025 Geldrop-Mierlo

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geldrop-Mierlo,

Gelet op:

-

titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

-

artikel 35 Participatiewet;

 

Overwegende dat:

-

Het college het wenselijk vindt om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden een inwoner in aanmerking kan komen voor een vergoeding bijzondere bijstand;

-

Het daarom wenselijk is voor dit doel beleidsregels vast te stellen;

 

Besluit:

Artikel 1: Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • 1.

    Wet: de Participatiewet.

  • 2.

    Belanghebbende: de persoon die of het gezin dat in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 4 van de wet.

  • 3.

    Bijzondere bijstand: bijstand als bedoeld in artikel 35 van de Participatiewet.

  • 4.

    Inkomen: het inkomen zoals bedoeld in de artikelen 31 tot en met 33 van de Participatiewet.

  • 5.

    Inkomensgrens: netto inkomen tot 120% van de toepasselijke bijstandsnorm. Bij het bepalen van de hoogte wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm.

  • 6.

    Inkomensgrens alleenstaande ouders: 90% van de bijstandsnorm voor gehuwden.

  • 7.

    Norm: de toepasselijke bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 20, 21,22,22a,23 en 24 van de Participatiewet.

  • 8.

    Middelen: de middelen conform artikel 31 van de wet.

  • 9.

    Vermogen: het vermogen volgens artikel 34 lid 1 sub a en b van de wet tenzij expliciet anders wordt aangegeven.

  • 10.

    Vermogensgrens: het zogenaamde ‘vrij te laten vermogen’ genoemd in artikel 34 lid 3 van de wet. Het vermogen hierboven dient door de aanvrager voor 100% te worden aangewend voor het doen van de uitgave.

  • 11.

    Draagkracht: het gedeelte van het inkomen en/of vermogen dat aangewend dient te worden voor financiering van de bijzondere kosten.

  • 12.

    Draagkrachtruimte: het netto inkomen exclusief vakantietoeslag, verminderd met 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm en het vermogen boven het vrij te laten vermogen zoals benoemd in artikel 34 lid 3 van de wet.

  • 13.

    Draagkrachtperiode: De periode waarover de draagkracht van een belanghebbende wordt vastgesteld.

  • 14.

    Nibudnormen: het Nederlands instituut budgettering (Nibud) geeft inzicht in gemiddelde kosten van een huishouden. Hierbij worden jaarlijks normbedragen bepaald voor diverse typen huishoudens van alleenwonende tot meerpersoonshuishoudens en samenwonenden.

  • 15.

    Bijstand om niet: bijstand die in principe niet terugbetaald hoeft te worden.

  • 16.

    Leenbijstand: bijstand die terugbetaald dient te worden.

  • 17.

    Periodieke bijzondere bijstand: bijzondere bijstand als er sprake is van dezelfde, terugkerende kosten.

  • 18.

    Incidentele bijzondere bijstand: bijzondere bijstand als er sprake is van eenmalige kosten.

  • 19.

    Medische kosten: noodzakelijk te maken kosten welke vallen binnen de reikwijdte van de kostensoorten waarover de Zorgverzekeringswet (hierna Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz) zich uitspreekt.

  • 20.

    Voorliggende voorziening: elke voorziening zoals bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet, waarop de belanghebbende aanspraak kan maken dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven.

Artikel 2: Drempelbedrag

Er wordt geen drempelbedrag gehanteerd.

Artikel 3: Vormen van bijstand

  • 1.

    Bijzondere bijstand wordt verstrekt om niet tenzij anders vermeld.

  • 2.

    In de gevallen als bedoeld in artikel 48 lid 2 en artikel 51 lid 1 van de wet wordt bijzondere bijstand in beginsel verstrekt in de vorm van een lening (leenbijstand).

Artikel 4: Aanvraag

  • 1.

    Om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen, moet een aanvraag ingediend worden bij het Centrum voor Maatschappelijke Deelname (CMD) van de gemeente Geldrop-Mierlo.

  • 2.

    Bijzondere bijstand kan worden aangevraagd tot 6 maanden na het opkomen van de kosten.

  • 3.

    Bijzondere bijstand moet vooraf worden aangevraagd als het gaat om een kostensoort waarvoor de (medische) noodzaak moet worden vastgesteld.

  • 4.

    Als er al sprake is van een bijstandsuitkering, zijn de meeste gegevens zoals NAW-gegevens, inkomen en vermogen bekend en kan de aanvrager gebruik maken van een zogenoemde verkorte aanvraagprocedure.

  • 5.

    Als de gegevens van de aanvrager niet bekend zijn, of ouder dan een jaar zijn moet het inlichtingen /vragenformulier volledig worden ingevuld en dienen bewijsstukken van het inkomen en vermogen te worden overgelegd (plus overige bewijsstukken zoals een geldig identiteitsbewijs).

Artikel 5: Betaling

Betaling van bijzondere bijstand vindt plaats na inlevering van een betaalbewijs. Het betaalbewijs moet binnen drie maanden na toekenning zijn ingeleverd. Op verzoek is een betaling rechtstreeks aan een bedrijf of behandelaar ook mogelijk.

Artikel 6: Algemene draagkrachtbepaling

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan slechts worden toegekend voor zover de gevraagde kosten de draagkracht te boven gaan. Om de draagkracht vast te stellen wordt zowel gekeken naar draagkracht vanuit inkomen als draagkracht vanuit vermogen gedurende een draagkrachtperiode. In artikel 6, 7, 8 en 9 wordt beschreven hoe de draagkracht van belanghebbende wordt bepaald.

  • 2.

    Geen draagkracht op basis van inkomen of vermogen is aanwezig bij een lopende schuldregeling of WSNP.

  • 3.

    Bij aanvragen bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering is geen draagkracht aanwezig als de schuldhulpverlener van het CMD bewindvoering noodzakelijk acht voor het slagen van het traject. In de situatie dat de schuldhulpverlener van het CMD bewindvoering noodzakelijk acht voor het slagen van het traject, worden de kosten van bewindvoering voor maximaal een jaar vergoed. In deze situatie wordt aangenomen dat er geen draagkracht aanwezig is.

Artikel 7: Draagkracht uit inkomen

  • 1.

    Het inkomen boven de 120 % van de toepasselijke bijstandsnorm dient volledig aangewend te worden voor de betaling van de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd.

  • 2.

    Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte vanuit inkomen wordt het netto inkomen (exclusief vakantietoeslag) verminderd met 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (exclusief vakantietoeslag).

  • 3.

    Voor de draagkrachtbepaling wordt uitgegaan van het gehele in aanmerking te nemen inkomen zoals geregeld in artikel 31 van de Participatiewet.

  • 4.

    Bij een vast inkomen kan worden uitgegaan van het inkomen per datum aanvraag.

  • 5.

    Bij een wisselend inkomen moet worden uitgegaan van het gemiddelde inkomen over de drie maanden voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 6.

    Bij de vaststelling van het inkomen wordt uitgegaan van de som van het netto inkomen vermeerderd met eventuele alimentatie en de alleenstaande ouderkop regeling.

  • 7.

    Middelen genoemd in artikel 31 lid 2 Participatiewet worden vrijgelaten, buiten de in lid 6 van deze beleidsregels genoemde middelen.

  • 8.

    Bij beslag op inkomen wordt bij het bepalen van de draagkracht uitgegaan van het daadwerkelijk ontvangen inkomen.

  • 9.

    Bij zelfstandigen wordt de draagkracht uit inkomen bepaald op basis van de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan de aanvraag inclusief eventuele overige inkomsten.

Artikel 8: Draagkracht uit vermogen

  • 1.

    Voor de vaststelling van de draagkrachtruimte vanuit vermogen geldt dat het vermogen boven de vermogensgrens (conform participatiewet artikel 34, lid 3) volledig aangewend dient te worden voor de betaling voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd.

  • 2.

    Bij zelfstandigen wordt de draagkracht uit vermogen bepaald op basis van de jaarrekening van het jaar voorafgaand aan de aanvraag.

Artikel 9: Draagkrachtperiode

  • 1.

    De periode waarover de draagkracht wordt vastgesteld, de draagkrachtperiode, is één jaar. De ingangsdatum van het draagkrachtjaar is:

    • bij periodieke kosten: de eerste dag van de maand van aanvang van de periodieke bijstand.

    • bij incidentele kosten: de eerste dag van de maand waarin de (eerste) kosten volgens de factuurdatum zijn opgekomen.

  • 2.

    De draagkrachtperiode kan korter zijn indien de duur van de periode waarop de kosten betrekking hebben daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Alleen bij periodieke bijzondere bijstand wordt er rekening gehouden met wijzigingen in het inkomen tijdens de draagkrachtperiode.

  • 4.

    Bij periodieke bijzondere bijstand wordt de aanwezige draagkracht verrekend over 12 maanden. Bij incidentele bijzondere bijstand wordt de aanwezige draagkracht gelijk verrekend.

Artikel 10: Medische kosten

  • 1.

    Bijstand voor medische kosten is in beginsel uitgesloten. Bijzondere bijstand is alleen nog mogelijk voor:

    • a.

      Eigen bijdragen

      • i.

        Voor verplichte eigen bijdragen (op grond van de basisverzekering Zvw) bestaat recht op bijzondere bijstand.

      • ii.

        In afwijking van lid a komt een eigen bijdrage of een deel van een eigen bijdrage, waaraan een besparing op reguliere kosten ten grondslag ligt niet voor bijzondere bijstand in aanmerking).

    • b.

      Orthodontie

      • i.

        Voor de kosten van orthodontie bij kinderen jonger dan 18 jaar wordt bijzondere bijstand verstrekt.

      • ii.

        Voor de kosten van orthodontie (gebitsregulatie) bij kinderen tot 18 jaar bedraagt de totale maximale vergoeding € 2.500,- per kind (inclusief de vergoeding van de zorgverzekeraar), gedurende de gehele behandelingsperiode.

      • iii.

        Om voor bijzondere bijstand in aanmerking te komen moet bij de aanvraag een begroting van de tandarts / orthodontist worden overgelegd.

    • c.

      Medicijnen

      • i.

        Voor de kosten van noodzakelijke medicijnen voor kinderen jonger dan 18 jaar wordt bijzondere bijstand verstrekt.

    • d.

      Bril

      • i.

        Voor de kosten van een bril voor kinderen onder de 18 jaar wordt de goedkoopst mogelijke adequate oplossing vergoed. De vergoeding voor een montuur bedraagt maximaal € 50 ,-.

    • e.

      Podotherapie

      • i.

        Voor de kosten van podotherapie voor kinderen onder de 18 jaar wordt maximaal € 180,- per jaar vergoed (dit is inclusief de eventuele vergoeding van de zorgverzekeraar).

  • 2.

    Bedraagt de eventuele vergoeding meer dan € 250,- dan kan het college een extern medisch advies opvragen.

Artikel 11: Overige kosten

  • 1.

    Maaltijdvoorziening: Personen kunnen soms vanwege medische, psychische of sociale redenen niet zelf hun maaltijden bereiden. Zij zijn dan aangewezen op een maaltijden service wat tot hogere kosten kan leiden. Voor de meerkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De hoogte van de bijzondere bijstand bedraagt maximaal de kosten van de maaltijdvoorziening (maximaal € 7,50 per maaltijd) onder aftrek van het normbedrag vastgesteld door het NIBUD. De periodieke bijzondere bijstand wordt voor maximaal 2 jaar toegekend.

  • 2.

    Alarmeringskosten: Bij zowel een medische indicatie als een sociale indicatie is bijzondere bijstand mogelijk voor de vergoeding in de aansluitkosten en de maandelijkse abonnementskosten (inclusief eigen bijdrage meldcentrale). De periodieke bijzondere bijstand wordt voor 2 jaar toegekend.

  • 3.

    Bewassing en kledingslijtage: Als er door ziekte of medicijngebruik sprake is van extra kosten van bewassing of slijtage van kleding, kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 4.

    Stookkosten: Een vergoeding voor stookkosten kan verstrekt worden als een persoon als gevolg van ouderdom, ziekte of handicap geconfronteerd wordt met extra stookkosten. Het moet gaan om een medische noodzaak tot warmte, die niet opgelost kan worden met extra kleding. Voor de meerkosten die betrokkene heeft kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 5.

    Dieetkosten: De kosten voor een dieet kunnen hoger zijn dan voor normale gezonde voeding. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 6.

    Orthopedisch schoeisel: Orthopedisch schoeisel wordt vanuit de basisverzekering vergoed. Wel geldt dan een eigen bijdrage vanwege het feit dat iedereen schoenen moet kopen (besparingsmotief). De besparing wordt gesteld op € 75,-. Voor de rest van de wettelijke eigen bijdrage kan bijzondere bijstand worden verstrekt.

  • 7.

    Eigen bijdrage CAK: Een vergoeding wordt verstrekt voor het betalen van de eigen bijdrage. De bijzondere bijstand wordt voor 2 jaar toegekend. De beschikking van het CAK met daarin de vaststelling van de eigen bijdrage moet worden ingeleverd.

  • 8.

    Bij alle bovenstaande overige kosten is het mogelijk dat het college kan besluiten om op basis van een extern medische advies de noodzaak vast te laten stellen.

Artikel 12: Bewindvoering, curatele, mentorschap budgetbeheer en rechtshulp

  • 1.

    Voor de kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap kan bijzondere bijstand worden verstrekt. De hoogte van de bijzondere bijstand is gelijk aan de bedragen vermeld op de LOVCK-lijst. Voor de kosten van een WSNP-bewindvoerder wordt geen bijzondere bijstand verstrekt.

  • 2.

    De bijzondere bijstand wordt voor 2 jaar toegekend.

  • 3.

    Budgetbeheer wordt uitgevoerd door een door de gemeente gemandateerde partij en wordt betaald uit het budget schuldhulpverlening. Voor de kosten van budgetbeheer bij een andere partij kan bijzondere bijstand worden aangevraagd. Beoordeeld zal worden of budgetbeheer bij een door de gemeente gemandateerde partij als passend en toereikend gezien kan worden. Als dit het geval is dan bestaat er geen recht op bijzondere bijstand voor de gemaakte kosten.

  • 4.

    Bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand en te betalen griffierecht is mogelijk wanneer er sprake is van een toevoeging vanuit de Raad voor de Rechtsbijstand.

Artikel 13: Kosten inschakelen boekhouder bij traject schuldhulpverlening

  • 1.

    Bijzondere bijstand voor de kosten van een boekhouder kan worden aangevraagd als aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Er sprake is van een (ex)zelfstandige.

    • b.

      Schuldhulpverlening vanuit de gemeente is toegekend.

    • c.

      Het op orde brengen van de boekhouding noodzakelijk is om een schuldregeling op te starten.

  • 2.

    De boekhouding wordt voor maximaal drie jaar op orde gebracht.

  • 3.

    Hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald op basis van drie, door de klant ingeleverde, offertes.

  • 4.

    De bijzondere bijstand wordt om niet verstrekt.

Artikel 14: Reiskosten

  • 1.

    Een vergoeding voor reiskosten is mogelijk in onderstaande situaties. Bij de vergoeding wordt altijd uitgegaan van de goedkoopste manier van reizen. Bij noodzakelijk vervoer met de auto wordt het bedrag van de maximum onbelaste reiskostenvergoeding (huidig: € 0,23 per kilometer) vergoed. Vergoeding van taxikosten is mogelijk als er sprake is van een medische indicatie.

    • a.

      Regelmatig bezoek specialist wanneer de enkele reisafstand minimaal 30 kilometer is en er geen passende zorg binnen de straal van 30 km beschikbaar is. Onder regelmatig wordt verstaan minimaal 2 keer per maand of enkele reis meer dan 100 kilometer.

    • b.

      Bezoek zieke familieleden of familieleden die zijn opgenomen in een inrichting of gezinsvervangend tehuis (gezinslid of eerstegraadsverwante) voor maximaal drie bezoeken per week wanneer de enkele reisafstand minimaal 30 kilometer is.

    • c.

      Bezoek gedetineerde in het geval waarin de enkele reisafstand minimaal 30 kilometer is. Het moet gaan om een eerstegraadsverwant of een gezinslid voor maximaal één bezoek per week

    • d.

      Schoolgaande kinderen wanneer het noodzakelijk is om buiten de gemeente naar school te gaan en de enkele reisafstand meer dan 15 kilometer is.

    • e.

      Inburgering en nt2-onderwijs, op basis van de verwachte aanwezigheid aan de hand van het aantal dagdelen dat belanghebbende les heeft, wanneer de enkele reisafstand meer is dan 15 kilometer. In het geval dat belanghebbende vanwege bijzondere omstandigheden de afstand van minder dan 15 kilometer niet kan fietsen, wordt maatwerk geboden.

Artikel 15: Doorbetalen woonlasten tijdens verblijf in een inrichting

Als sprake is van een verwacht tijdelijk (maximaal 6 maanden) verblijf in een inrichting kan bijzondere bijstand worden verleend voor het aanhouden van een woning voor een periode van maximaal 6 maanden. Er kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor het verschil tussen de van toepassing zijnde bijstandsnorm en de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor verblijf in een inrichting.

Artikel 16: Vasten lasten woning gedetineerde

Het algemene verbod op bijstandsverlening aan gedetineerden (artikel 13 lid 1 onderdeel a van de wet) sluit het verlenen van bijzondere bijstand uit voor het aanhouden van de woning tijdens detentie.

Artikel 17: Inrichtingskosten, duurzame gebruiksgoederen en babyuitzet

  • 1.

    Voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen en het inrichten van een woning geldt dat deze behoren tot de algemeen noodzakelijk kosten van het bestaan. Deze kosten moeten worden voldaan uit een inkomen op bijstandsniveau door middel van reservering vooraf of aflossing achteraf. Alleen in situaties waarin iemand niet heeft kunnen reserveren voor de kosten kan er recht bestaan op bijzondere bijstand. Een lening bij de gemeentelijke kredietbank wordt altijd als voorliggend gezien. Om de hoogte van de bijzondere bijstand te bepalen wordt gebruikgemaakt van de geldende Nibud-norm waarbij tweedehandsspullen het uitgangspunt zijn. Een huisbezoek kan onderdeel zijn van het aanvraagproces bijzondere bijstand, met als doel te bepalen hoeveel bijstand er verstrekt kan worden.

  • 2.

    De hoogte van bijzondere bijstand voor een babyuitzet is maximaal € 1.000,-.

  • 3.

    De bijzondere bijstand wordt altijd als lening verstrekt (leenbijstand).

  • 4.

    Terugbetaling zal plaatsvinden door middel van een inhouding op het inkomen (bijstandsuitkering of anderszins) van 5%. Als er na 36 maanden aflossen nog een restant van de lening overblijft, wordt het restant van de lening kwijtgescholden.

  • 5.

    Als belanghebbende aan alle in dit lid genoemde voorwaarden voldoet, kan een vergoeding voor de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen verstrekt worden.

    • a.

      Leeftijd vanaf 21 jaar;

    • b.

      Drie jaar of langer onafgebroken een inkomen hebben gehad tot 120% van de bijstandsnorm.

    • c.

      Een vermogen onder de vermogensgrens.

    • d.

      Het moet gaan om noodzakelijke duurzame gebruiksgoederen. De noodzaak moet door de klant aangetoond worden.

  • 6.

    Uitgesloten van de regeling die genoemd wordt in lid 5 zijn:

    • a.

      Thuiswonenden en personen die in een inrichting verblijven.

    • b.

      Studenten en scholieren die aanspraak kunnen maken op studiefinanciering of een tegemoetkoming van DUO.

  • 7.

    De vergoeding zoals bedoeld in lid 5 bedraagt maximaal € 500,- per 4 jaar per gezin. Betaling vindt plaats na inlevering betaalbewijs of rechtstreeks aan leverancier.

Artikel 18: Verhuiskosten

  • 1.

    De kosten van een verhuizing behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.

  • 2.

    In het geval van een, naar oordeel van het college, noodzakelijke verhuizing op grond van medische, sociale, en/of financiële gronden kan van dit uitgangspunt worden afgeweken. In dat geval komen, in afwijking van lid 1, de volgende kosten in aanmerking voor vergoeding:

    • a.

      transportkosten inboedel (uitgangspunt huur busje);

    • b.

      eenmalige materiaalkosten van witten, schilderen en behangen van de nieuwe woning. Hierbij wordt een richtbedrag gehanteerd van € 250,-.

  • 3.

    Eerste maand huur en borg:

    • a.

      Alleen bij een noodzakelijke verhuizing kan, in het geval van dubbele huur, een vergoeding verstrekt worden voor de betaling van de eerste huur en borg.

  • 4.

    De betaling van de borg wordt altijd in de vorm van een lening verstrekt. Terugbetaling vindt plaats na beëindiging huurcontract.

Artikel 19: Woonkostentoeslag

  • 1.

    Woonkostentoeslag voor huurders:

  • De hoogte van de woonkostentoeslag voor huurders wordt bepaald met de methode uit het handboek“ Grip op Participatiewet”. De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal een jaar. Daarbij kan het college de verplichting opleggen op zoek te gaan naar goedkopere woonruimte.

  • 2.

    Woonkostentoeslag voor eigenaren:

  • De hoogte van de woonkostentoeslag voor eigenaren wordt bepaald met de methode uit het handboek “Grip op Participatiewet”. De woonkostentoeslag wordt toegekend voor de periode van maximaal één jaar. Daarbij kan het college de verplichting opleggen om de woning binnen één jaar te verkopen en te verhuizen.

  • 3.

    Woonkostentoeslag in afwachting van huurtoeslag:

  • Jongeren die wonen in een huurwoning met een huur onder de aftoppingsgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag en die vanwege hun leeftijd (nog) geen aanspraak kunnen maken op huurtoeslag, hebben recht op een toeslag in de woonkosten. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met artikel 12 van de participatiewet (onderhoudsplicht ouders). De hoogte van de toeslag is gelijk aan de hoogte van de huurtoeslag.

Artikel 20: Schoolkosten

Voor kinderen tussen 4 en 12 jaar kan bijzondere bijstand voor schoolkosten worden verstrekt ter waarde van € 100,- per jaar. Voor kinderen tussen 12 en 18 jaar kan bijzondere bijstand voor schoolkosten worden verstrekt ter waarde van € 150,- per jaar. De peildatum voor de leeftijd is 1 januari.

Artikel 21: Leges verblijfsvergunningen en uittreksels BRP

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk als de kosten verband houden met de eerste vestiging van kinderen tot 18 jaar die tot het gezin behoren van een rechtmatig gevestigde ouder.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van verlenging of wijziging van een verblijfsvergunning.

  • 3.

    Bijzondere bijstand voor de in rekening gebrachte leges voor uittreksels is alleen mogelijk als er sprake is van een opgelegde verplichting tot het opstarten van een alimentatieprocedure.

Artikel 22: Parkeervoorzieningen

  • 1.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor de in rekening gebrachte leges ten behoeve van een invalideparkeerkaart en/of plaats.

  • 2.

    Bijzondere bijstand is mogelijk voor de kosten van het inrichten van een invalideparkeerplaats.

Artikel 23: Uitvaartkosten

  • 1.

    Bijzondere bijstand kan verstrekt worden aan de belanghebbende op wie, op grond van bepalingen in het huwelijksgoederenrecht en het erfrecht, de plicht rust de kosten van lijkbezorging te voldoen.

  • 2.

    Voor bijstand komen slecht in aanmerking de noodzakelijke kosten verbonden aan de meest eenvoudige uitvoering van een begrafenis of crematie

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt bepaald aan de hand van de richtprijzen zoals die genoemd worden in de prijzengids van het Nibud.

Artikel 24: Collectieve Ziektekostenverzekering

  • 1.

    Inwoners met een inkomen tot 120% van de bijstandsnorm en een vermogen onder de vermogensgrens van de wet kunnen gebruik maken van de gemeentelijke collectieve ziektekostenverzekering bij een door de gemeente geselecteerde zorgverzekeraar.

  • 2.

    De van toepassing zijnde gemeentelijke vergoeding wordt gecommuniceerd via de hiervoor speciaal ingerichte website www.gezondverzekerd.nl.

  • 3.

    Toekenning van de vergoeding vindt plaats na acceptatie bij de door de gemeente geselecteerde zorgverzekeraar.

Artikel 25: Jongeren 18 tot en met 20 jaar in een inrichting

  • 1.

    De kosten van levensonderhoud van 18- tot en met 20-jarigen die in een inrichting verblijven en die geen of onvoldoende beroep kunnen doen op hun ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, worden aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten van levensonderhoud.

  • 2.

    Een 18- tot en met 20-jarige kan in ieder geval geen of onvoldoende beroep op de zorgplicht van de ouders doen als een van de volgende situaties zich voordoet:

    • a.

      De onderhoudsplichtige ouder of ouders zijn overleden;

    • b.

      De jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezinsverband van de ouder of ouders is geplaatst;

    • c.

      De ouders onvindbaar of niet bereikbaar zijn;

    • d.

      Er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

  • 3.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt als volgt vastgesteld: de hoogte van de bijzondere bijstand (artikel 12 PW) wordt afgeleid van de normen algemene bijstand die gelden voor personen van 21 jaar of ouder die in een inrichting verblijven, te weten: 100% van de norm van artikel 23 lid 1 onderdeel a van de participatiewet, vermeerderd met het bedrag genoemd in artikel 23 lid 2 onderdeel a van de wet. Er wordt geen vakantietoeslag uitgekeerd.

Artikel 26: Jongeren 18 tot en met 20 jaar niet in een inrichting

  • 1.

    De meerkosten van levensonderhoud van 18- tot en met 20-jarigen die niet in een inrichting verblijven en die geen of onvoldoende beroep kunnen doen op hun ouders voor de noodzakelijke kosten van het bestaan, worden aangemerkt als bijzonder noodzakelijke kosten van levensonderhoud.

  • 2.

    Een 18- tot en met 20-jarige kan in ieder geval geen of onvoldoende beroep op de zorgplicht van de ouders doen als een van de volgende situaties zich voordoet:

    • a.

      De onderhoudsplichtige ouder of ouders zijn overleden;

    • b.

      De jongere in het kader van de Jeugdwet buiten het gezinsverband van de ouder of ouders is geplaatst;

    • c.

      De ouders onvindbaar of niet bereikbaar zijn;

    • d.

      Er sprake is van een ernstig verstoorde relatie met de ouder(s).

  • 3.

    Een aanvraag voor bijzondere bijstand voor levensonderhoud voor jong meerderjarigen wordt, analoog aan artikel 41 lid 4 Participatiewet, niet eerder ingediend dan vier weken na datum melding en wordt niet eerder dan vier weken na die melding door het college in behandeling genomen. Hiervan kan worden afgeweken als dit tot financiële problemen bij de belanghebbende leidt.

  • 4.

    De hoogte van de bijzondere bijstand wordt als volgt vastgesteld: De algemene bijstand voor jongeren van 18 tot en met 20 jaar wordt aangevuld met bijzondere bijstand voor levensonderhoud, zodat de hoogte van de totale bijstandsuitkering (norm algemene bijstand + bijzondere bijstand) niet méér bedraagt dan de bijstandsuitkering die in een vergelijkbare situatie geldt voor personen van 21 jaar of ouder.

  • 5.

    In afwijking van lid 4 wordt de bijzondere bijstand lager vastgesteld indien er sprake is van:

    • a.

      kostendeling;

    • b.

      ontbrekende woonlasten;

    • c.

      recente beëindiging van een opleiding.

Het bedrag van de verlaging wordt op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.

Artikel 27: Sport en cultuur voor de jeugd

Wij willen kinderen tot 18 jaar de mogelijkheid geven om te sporten of deel te nemen aan cultuurlessen. Het gaat om kinderen uit een gezin met een laag inkomen. De uitvoering hiervan ligt bij Stichting Leergeld. Jaarlijks wordt in de subsidieafspraken met stichting Leergeld bepaald welke voorwaarden, waaronder de inkomensgrens, gelden voor het gebruik mogen maken van deze vergoeding voor sport of cultuur.

Artikel 28 Hardheidsclausule

Het college handelt overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 29 Inwerkingtreding en vervanging

Deze beleidsregels treden, na bekendmaking en publicatie op de voorgeschreven wijze, in werking op 1 januari 2025 onder gelijktijdige intrekking van de Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet 2023 Geldrop-Mierlo.

Artikel 30 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bijzondere bijstand Participatiewet 2025 Geldrop-Mierlo.

Naar boven