Gemeenteblad van Valkenswaard
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Valkenswaard | Gemeenteblad 2024, 468467 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Valkenswaard | Gemeenteblad 2024, 468467 | beleidsregel |
Beleidsregel uitwegvergunningen gemeente Valkenswaard 2024
Ingevolge de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is voor het maken en veranderen van een uitweg een vergunning van het college van burgemeester en wethouders vereist.
In artikel 6:3 lid 1 APV staat dat het zonder vergunning verboden is:
In de APV staan in artikel 6:3 lid 2 de criteria op basis waarvan een aanvraag voor het maken of veranderen van een uitweg naar de openbare weg beoordeeld dient te worden.
De vergunning (als bedoeld in het eerste lid) kan worden geweigerd in het belang van:
Er bestaat binnen de gemeente behoefte aan uitleg en een nadere invulling van deze weigeringsgronden. Deze beleidsregel voorziet daarin, en bevordert eenduidige besluitvorming (consistentie) en biedt de aanvrager vooraf inzicht in de uitgangspunten die worden gehanteerd bij vergunningaanvragen met betrekking tot uitwegen.
Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen voor omgevingsvergunning voor het maken, veranderen en gebruiken van uitwegen als bedoeld in artikel 6:3 APV.
Voor uitwegen die aansluiten op provinciale wegen vraagt de gemeente advies bij de provincie. Bij tegenstrijdigheden tussen dit beleid en het advies van de provincie gaat het provinciale advies voor.
Het kan zijn dat ook andere toestemmingen noodzakelijk zijn, die in praktische zin een relatie hebben met de uitweg, zoals toestemming voor het kappen van een boom, een aanlegvergunning vanwege verhardingen of toestemming van het waterschap. Dit betreft regelgeving betreft vanuit andere invalshoeken, deze beleidsregel ziet hier niet op toe.
Deze beleidsregel is van toepassing op aanvragen omgevingsvergunning voor een uitweg die zijn ingediend na inwerkingtreding van deze beleidsregel.
Een uitweg, ook wel inrit, uitrit of oprit genoemd, is de openbare ruimte die dienst doet als aansluiting voor rijdend wegverkeer vanaf een particulier erf op de openbare weg. De aansluiting van een voet- of tuinpad van eigen perceel op de openbare weg/trottoir is geen uitweg. Daarop zijn deze beleidsregels dan ook niet van toepassing.
Feitelijk gaat het dus om de toestemming die nodig is om met een (motor)voertuig naar een perceel te gaan, waarbij in veel gevallen aanpassing van de openbare ruimte noodzakelijk is.
Maar er zijn ook voorbeelden waarbij de uitweg niet aangelegd hoeft te worden en/of fysiek waarneembaar is in het straatwerk. Zo is er bij gelijkvloerse aansluitingen (zoals grindbermen of andere verhardingen) ook sprake van een uitweg als de ruimte gebruikt wordt als in- en uitgang zoals hierboven beschreven. Ook in die gevallen is er een vergunning vereist voor het gebruik maken van de weg als uitweg.
Hoofdstuk 1. T.a.v. de bruikbaarheid van de weg
Het criterium van ‘de bruikbaarheid van de weg' ziet toe op de rol die de betrokken weg heeft, de inrichting van de weg, en de gevolgen die een uitweg zal kunnen hebben op deze rol. Deze kan bijvoorbeeld nadelig beïnvloed worden door een uitweg indien hierdoor het verkeer (ernstig) geremd wordt, de doorstroming beperkt wordt, de vrije in-/uitrijruimte beperkt wordt, de weg niet meer of onvoldoende gebruikt kan worden voor het doel waarvoor hij bedoeld is.
Met betrekking tot weigeringsgrond g, kan een op handen zijnde wijziging van de omstandigheden bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) worden aangetoond door een aanvraag voor een omgevingsvergunning of een ingediend conceptverzoek.
Aan de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorschriften aan de vormgeving van de uitweg en de vormgeving rondom de uitweg worden verbonden ten behoeve van de bruikbaarheid van de weg.
Hoofdstuk 2. T.a.v. veilig en doelmatig gebruik van de weg
Het criterium “veilig gebruik van de weg” is een zwaarwegend criterium. Indien een uitweg naar verwachting een negatief effect zal hebben op de veiligheid, zal deze steeds geweigerd kunnen worden. Bijvoorbeeld uitwegen vanaf een drukke en/of onoverzichtelijk weg, nabij of op een kruising van wegen of zebrapad, worden beoordeeld als een negatief effect hebbend op de veiligheid en zullen steeds geweigerd kunnen worden. Het begrip “kruispunt” wordt in deze beleidsregel verstaan in de zin die hieraan wordt gegeven in de geldende CROW-richtlijnen.
Bij “doelmatig gebruik van de weg” kan men denken aan bijvoorbeeld de doorstroming van het verkeer op hoofdwegen. Uitwegen die een negatief effect hebben op het veilig en doelmatig gebruik van de weg zullen steeds geweigerd kunnen worden.
De minimaal benodigde ruimte voor het plaatsen van een personenauto kan en mag niet overlappen met de benodigde ruimte voor toegang tot het gebouw. De breedte en diepte van een inrit moet dus vaak breder en dieper zijn dan 2,5 meter bij 5 meter. aangezien in veel gevallen de inrit tevens toegang biedt tot een voordeur of bijvoorbeeld een garage of berging.
Aan de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorschriften aan de vormgeving van de uitweg en de vormgeving rondom de uitweg worden verbonden ten behoeve van het veilig en doelmatig gebruik van de weg.
Hoofdstuk 3. T.a.v. bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Dit criterium betreft een stedenbouwkundig criterium. De uitwegvergunning mag geen sterke afbreuk doen aan de beeldkwaliteit en de beleving van de openbare ruimte, en evenmin aan het gebruik van de openbare ruimte.
De bescherming van het uiterlijk aanzien heeft betrekking op de bestaande situatie die in zijn huidige verschijningsvorm dient te worden beschermd of verbeterd. Het uiterlijk van de omgeving is een stedenbouwkundig criterium ten behoeve van de ruimtelijke beleving. De uitgangspunten voor de toetsing aan dit criterium zijn neergelegd in het ruimtelijk beleid van de gemeente. Deze ruimtelijke beleving heeft betrekking op de ruimte in een straat die van ‘gevel tot gevel' loopt en wordt soms binnen een beeldkwaliteitsplan geborgd. Zo'n beeldkwaliteitsplan stelt voorwaarden aan de mogelijkheden voor de invulling van de ruimte. Naast omgevingsplannen en beeldkwaliteitsplannen kan ook een beschermd stads- of dorpsgezicht en/of een cultuur historisch waardevol gebied bepalend zijn voor het al dan niet toestaan van een uitweg. Daarnaast is het ruimtelijk beleid van de gemeente neergelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Aan de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorschriften aan de vormgeving van de uitweg en de vormgeving rondom de uitweg worden verbonden ten behoeve van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving.
Hoofdstuk 4. T.a.v. bescherming van groenvoorzieningen van de gemeente
Indien een uitweg gevraagd wordt waarvan het gevolg zal zijn dat er één of meerdere bomen die op gemeentegrond staan gekapt moeten worden, zal de uitwegvergunning in beginsel geweigerd worden, ook indien ingevolge de geldende beleidsregels geen kapvergunning vereist zou zijn. De belangenafweging kan evenwel toch leiden tot het verstrekken van een uitwegvergunning indien er andere zwaarwegende argumenten zijn, bijvoorbeeld indien de uitweg op geen enkele ander wijze te realiseren valt en/of noodzakelijk is om het perceel te kunnen ontsluiten.
Indien één of meerdere bomen gekapt moeten worden die eigendom zijn van de aanvrager, zal eveneens eerst beoordeeld moeten worden of een geoorloofde kap mogelijk is. Pas bij verkregen groen licht in dezen, zal een uitwegvergunning verleend kunnen worden. Bepalend voor de afweging of voor een gemeenteboom een kapvergunning aangevraagd wordt, is het gestelde in de APV en het Groenstructuurplan hieromtrent. Een boom met de bijzondere status ‘monumentaal’ of ‘waardevol’ mag niet gekapt worden. Voor definitie van het begrip houtopstand wordt verwezen naar artikel 6:14 lid 1 sub a van de APV.
Bij de landschapselementen en structuren die worden genoemd in sub b valt te denken aan kleinere lijnvormige elementen als struwelen, holle wegen, knotwilgen, -essen, hagen en dergelijke.
Aan de omgevingsvergunning kunnen aanvullende voorschriften aan de vormgeving van de uitweg en de vormgeving rondom de uitweg worden verbonden ten behoeve van de groenvoorzieningen in de gemeente.
Hoofdstuk 5. Overige relevante aspecten
5.1. Verplaatsing uitweg / andere (vergelijkbare) inritten / precedentwerking
Bij een aanvraag voor het verplaatsen van een bestaande uitweg gelden dezelfde voorwaarden als bij een aanvraag voor het verkrijgen van een eerste uitweg.
Nadere voorwaarden hierbij zijn:
Het college van burgemeester en wethouders handelt overeenkomst de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. De juridische grondslag voor deze inherente afwijkingsbevoegdheid van vastgestelde beleidsregels is te vinden in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.2. Verstrekking/weigering van de uitwegvergunning
Procedure aanvraag uitwegvergunning
De procedure aanvraag uitwegvergunning is geregeld in de Omgevingswet (Ow). Hiervan mag niet worden afgeweken.
Bij de juridische toets zal worden gekeken naar zaken zoals de weigeringsgronden genoemd in de APV en zoals nader uitgewerkt in deze beleidsregels.
Indien een vergunning wordt geweigerd, zal het besluit gemotiveerd worden. Een vergunning zal worden geweigerd indien dat een logisch gevolg is van hetgeen is neergelegd in deze beleidsregels en tevens niet is gebleken van zodanig bijzondere omstandigheden dat in het specifieke geval van deze beleidsregels kan worden afgeweken. Dergelijke bijzondere omstandigheden zullen in beginsel door aanvrager zelf aangetoond en onderbouwd dienen te worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-468467.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.