Besluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn tot wijziging van de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam-Amstelland in verband met de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen van 2022

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

 

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;

 

overwegende,

 

  • dat de Wet gemeenschappelijke regelingen per 1 juli 2022 is gewijzigd met als doel de democratische legitimiteit van gemeenschappelijke regelingen te vergroten;

  • dat om die reden gewenst is de tekst van de gemeenschappelijke regeling GGD Amsterdam-Amstelland te wijzigen;

  • dat alle Amsterdam-Amstellandgemeenten akkoord zijn gegaan met de conceptregeling.

besluiten:

Artikel I

De tekst van de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam-Amstelland komt als volgt te luiden:

 

HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN

 

Artikel 1

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

 

  • a.

     

de regeling:

de Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam-Amstelland

  • b.

     

het lichaam:

het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2

  • c.

     

de gemeente:

een gemeente waarvan het college deelneemt aan deze regeling, te weten de gemeente Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn;

  • d.

     

de wet:

waar wetten worden bedoeld worden deze voluit geschreven;

  • e.

     

de dienst:

de geneeskundige en gezondheidsdienst van de gemeente Amsterdam (directie GGD Amsterdam);

  • f.

     

begroting:

stukken die voor enig begrotingsjaar inzicht geven in de geraamde kosten, inhoud en omvang van elke productgroep van het (gezamenlijke en aanvullende) takenpakket, inclusief een meerjarenraming voor de drie jaren volgend op het desbetreffende begrotingsjaar

  • g.

     

rekening:

het stuk waarin de dienst over het afgelopen begrotingsjaar verantwoording aflegt over en verslag doet van de realisatie van de prestatieafspraken die gelden in het kader van het vastgestelde (gezamenlijke en aanvullende) takenpakket;

  • h.

     

raad:

een raad van een gemeente waarvan het college deelneemt aan deze regeling;

  • i.

     

college:

een college van burgemeester en wethouders dat deelneemt aan deze regeling;

  • j.

     

OGZ Amsterdam Amstelland:

de gemeenschappelijke regeling OGZ Amstelland is en wordt gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn;

  • k.

     

deelnemer:

deelnemend bestuursorgaan van het openbaar lichaam (te weten: de colleges Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn)

  • l.

     

AMHK:

het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 4.1.1 Wet maatschappelijke ondersteuning; ook genoemd Veilig Thuis;

  • m.

     

regioaanpak:

het regionale beleidskader huiselijk geweld en kindermishandeling waarin ambities en doelstellingen en daaruit voortkomende taken beschreven zijn;

  • n.

     

(deel)jaarplannen:

(deel)jaarplannen voor de beheerskosten en Veilig Thuis;

  • o.

     

(deel)jaarrekeningen:

(deel)jaarrekeningen voor de beheerskosten en Veilig Thuis;

  • p.

     

(deel)conceptbegrotingen:

(deel)conceptbegrotingen voor de beheerskosten en Veilig Thuis;

  • q.

     

dienstverleningsovereenkomst:

de dienstverleningsovereenkomst regelt de taken die de directie GGD dient uit te voeren, de wijze van betaling, de aansprakelijkheid en eventuele frictiekosten bij beëindiging van taken door de GR GGD Amsterdam-Amstelland;

  • r.

     

financiële Uitvoeringsregeling:

regeling waarin nadere financiële regels worden afgesproken;

  • s.

     

DUVO

doeluitkering Vrouwenopvang

 

HOOFDSTUK II HET OPENBAAR LICHAAM

 

Artikel 2

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam genaamd Gemeentelijke gezondheids- dienst (GGD) Amsterdam-Amstelland, gevestigd te Amsterdam.

  • 2.

    Het lichaam bestaat uit een algemeen bestuur, een dagelijks bestuur en een voorzitter.

  • 3.

    Het rechtsgebied van het lichaam omvat het grondgebied van de deelnemers.

HOOFDSTUK III DOELSTELLING EN TAKEN

 

Doelstelling Artikel 3

Het lichaam behartigt de belangen van de deelnemers op het terrein van:

 

  • a.

    het beschermen en bevorderen van de gezondheid van de bevolking of van specifieke groepen daarbinnen, in het rechtsgebied van het lichaam;

  • b.

    het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten onder de bevolking;

  • c.

    het bevorderen van de openbare geestelijke gezondheidszorg;

  • d.

    het zorg dragen voor een Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling; met als doel onder andere:

    • De duur, de ernst en de kans op herhaling van huiselijk geweld en kindermishandeling in afzonderlijke gezinnen/families doen afnemen;

    • Meer kinderen geweldloos kunnen laten opgroeien;

  • e.

    het zorgdragen voor het Centrum Seksueel Geweld (CSG) met als doel onder andere de versterking van de hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld in de regio, en

alles wat met het bovenstaande onder a tot en met e in de ruimste zin verband houdt.

 

Taken

Artikel 4

  • 1.

    Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen heeft het lichaam de volgende taken:

    • a.

      het bevorderen van gezamenlijk overleg van de gemeenten inzake de uitvoering van volks- gezondheidstaken, welke aan de gemeenten zijn opgedragen;

    • b.

      het doen uitvoeren van de gemeentelijke taken bij of krachtens de Wet publieke gezondheid door de GGD Amsterdam, voor zover deze taken behoren tot het gezamenlijke en aanvullende takenpakket;

    • c.

      het vormgeven aan en doen uitvoeren van de gemeentelijke taken voor Veilig Thuis bij of krachtens de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de Jeugdwet door de GGD Amsterdam;

    • d.

      Het doen uitvoeren van taken voor het Centrum Seksueel Geweld;

    • e.

      al die taken ten aanzien waarvan de deelnemers in overleg met het algemeen bestuur unaniem hebben besloten dat deze tot het takenpakket dienen te worden gerekend.

  • 2.

    Voor zover nodig en mogelijk voert het lichaam de toevertrouwde taken uit in samenwerking en overleg met plaatselijke en regionale diensten, politie en instellingen die daarvoor in aanmerking komen.

  • 3.

    Voor de in lid 1b genoemde taak bestaan reeds afspraken gemaakt zijn via een dienstverlenings- overeenkomst publieke gezondheid en onderliggend convenant

  • 4.

    Voor de in lid 1c en 1d genoemde taken wordt een nieuwe dienstverleningsovereenkomst gemaakt, getiteld dienstverleningsovereenkomst AMHK (Veilig Thuis) en Centrum Seksueel Geweld.

  • 5.

    De deelnemers kunnen in overleg met het algemeen bestuur en in het kader van de in artikel 3 genoemde belangen, afzonderlijk aan het algemeen bestuur de uitvoering van aanvullende taken opdragen. Hiertoe behoeft deze regeling niet gewijzigd te worden.

HOOFDSTUK IV HET ALGEMEEN BESTUUR

 

Samenstelling

Artikel 5

  • 1.

    Het algemeen bestuur wordt gevormd door leden aangewezen door de zes deelnemers.

  • 2.

    Elke deelnemer wijst één lid aan voor het algemeen bestuur, met uitzondering van de deelnemer Amsterdam welke twee leden aanwijst.

  • 3.

    Een lid kan zichzelf door middel van een volmacht laten vertegenwoordigen in het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur benoemt één van de leden van de deelnemer Amsterdam tot voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden het dagelijks bestuur aan.

Artikel 6

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van het college. Bij de aanvang van elke zittingsperiode vindt de aanwijzing plaats in een van de eerste vergaderingen na de benoeming van de colleges.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op het moment van verlies van het wethouderschap.

  • 4.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de deelnemer die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

Werkwijze Artikel 7

Het algemeen bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel ten minste één lid van het algemeen bestuur dit, onder opgaaf van redenen, schriftelijk verzoekt.

 

Artikel 8

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer één der leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 2.

    Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden van de deelnemer die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een deelnemer vertegenwoordigen waarvan de gemeente een inwoneraantal boven 50.000 heeft. Zij brengen voor elk volgend 50.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van zes stemmen per deelnemer. In afwijking hiervan wordt het totaal aantal stemmen van de deelnemer Amsterdam gelijkelijk verdeeld over zijn twee leden zodat elk van hen de helft van het totaal aantal stemmen van deelnemer Amsterdam uitbrengt.

  • 3.

    Bij gelijke stemverhouding moet binnen één maand worden geprobeerd om overeenstemming te bereiken. Is na één maand geen overeenstemming bereikt dan heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.

  • 4.

    Besluiten die leiden tot lastenverhoging kunnen alleen bij meerderheid van stemmen genomen worden.

  • 5.

    Voor de toepassing van het tweede lid gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

  • 6.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet beraadslaagd worden noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;

    • e.

      benoeming en ontslag van leden van het dagelijks bestuur.

  • 7.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen over het doen van een uitgave voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgave is geraamd, is goedgekeurd.

  • 8.

    Een besluit als bedoeld in het zesde lid onder d wordt niet eerder genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen te uiten ten aanzien van dit besluit.

  • 9.

    Naast de wettelijk verplichte en alle besluiten waarvan dit in de regeling op een andere plaats is bepaald, legt het algemeen bestuur voorafgaand aan de vaststelling ervan alle meerjarenbeleidsplannen, zoals de regioaanpak en plannen van vergelijkbare strekking en inhoud, aan de raden voor ter zienswijze.

Participatie

Artikel 9

  • 1.

    Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling slechts betrokken, voor zover dat bij of krachtens wet is vereist, of voor zover door het algemeen bestuur is bepaald. De participatie vindt plaats op de in de betreffende gemeenten gebruikelijke wijze.2. Bij de participatie kan een andere procedure dan die van afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd worden.

Artikel 10

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2.

    Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan de gemeenten ter kennisneming toegezonden.

  • 3.

    De directeur Publieke Gezondheid of diens vervanger woont als adviseur (voor de taken die voortkomen uit de Wet publieke gezondheid) de vergaderingen van het algemeen bestuur bij, tenzij het bestuur anders beslist.

  • 4.

    De directeur Veilig Thuis woont de vergaderingen van het algemeen bestuur als toehoorder bij, tenzij het bestuur anders beslist.

  • 5.

    De directeur directie Onderwijs Jeugd Zorg van de gemeente Amsterdam of diens vervanger woont als adviseur (voor de taken te voortkomen uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015) de vergaderingen van het algemeen bestuur bij, tenzij het bestuur anders beslist.

  • 6.

    De deelnemers Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn staat het vrij om de vergaderingen van het algemeen bestuur bij te wonen met elk een ambtelijk vertegenwoordiger, tenzij het bestuur anders beslist.

Bevoegdheden

Artikel 11

  • 1.

    De deelnemers besluiten in overleg met het algemeen bestuur en op voorstel van het dagelijks bestuur over de omvang en inhoud van het takenpakket en de kosten die hieraan gekoppeld zijn. De taken zijn omschreven in artikel 4.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks (deel)jaarplannen, (deel)begrotingen) en (deel)jaarrekeningen vast voor beheerskosten en Veilig Thuis.

  • 3.

    Deelnemer Amsterdam zal via haar eigen begroting het door haar gewenste takenpakket voor de wettelijke taken op het gebied van de openbare gezondheidszorg, zoals genoemd in artikel 4 lid 1 sub b vaststellen, tenzij in deze regeling hierop een uitzondering is vastgelegd.

  • 4.

    Deelnemers Aalsmeer, Amstelveen, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn zullen via hun eigen begroting van door hen gewenste takenpakket voor de wettelijke taken op het gebied van de openbare gezondheidszorg, zoals genoemd in artikel 4 lid 1 sub b, vaststellen, tenzij in deze regeling hierop een uitzondering is vastgelegd.

  • 5.

    Het te nemen besluit omtrent het takenpakket wordt voor een periode van vier jaar, te beginnen vanaf 2016 tot 2020 vastgesteld.

  • 6.

    De deelnemers kunnen in overleg met het algemeen bestuur het takenpakket tussentijds wijzigen. Mogelijke frictie kosten zijn voor de leden van de regeling, zie artikel 31 lid 2.

  • 7.

    Verder behoren alle andere bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, aan het algemeen bestuur.

Inlichtingen en verantwoording

Artikel 12

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur geeft aan de deelnemer welke hem heeft aangewezen, en aan de raad van de betreffende gemeente op de in die gemeente of Gemeenschappelijke Regeling gebruikelijke wijze alle inlichtingen die door de raad, of een of meer leden daarvan, worden verlangd. Op gelijke wijze dient het lid de deelnemer de inlichtingen te verschaffen.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad van de gemeente op de in die gemeente of regeling gebruikelijke wijze ter verantwoording worden geroepen voor de wijze waarop het lid de gemeente of regeling in dat bestuur heeft vertegenwoordigd.

  • 3.

    Indien een lid van het algemeen bestuur niet meer het vertrouwen geniet van de deelnemer welke hem heeft aangewezen, kan deze hem als zodanig ontslaan.

Artikel 13

  • 1.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden en de colleges van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2.

    Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de raden en de colleges van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden of colleges worden verlangd.

  • 3.

    Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste en tweede lid van dit artikel.

HOOFDSTUK V HET DAGELIJKS BESTUUR

 

Samenstelling

Artikel 14

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van het algemeen bestuur en maximaal twee leden, door en uit het algemeen bestuur aangewezen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 14 lid 3 Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 3.

    Met inachtneming van het bepaalde in artikel 5, vierde lid, vindt het aanwijzen van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen, die door ontslag, overlijden of anderszins openvallen, plaats uiterlijk één maand nadat de plaats is opengevallen.

  • 4.

    De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag van aftreden van de leden van het algemeen bestuur.

Werkwijze

Artikel 15

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten door het dagelijks bestuur brengen de leden ieder één stem uit.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of ten minste één lid van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken.

  • 3.

    Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van het dagelijks bestuur, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze als bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gevraagd.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming overgelegd.

  • 5.

    De directeur Publieke Gezondheid of diens vervanger en de directeur directie OJZ van de gemeente Amsterdam wonen als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij, tenzij het bestuur anders beslist.

Bevoegdheden

Artikel 16

  • 1.

    Voor de vervulling van de in artikel 4 genoemde taken oefent het dagelijks bestuur de bevoegdheden uit die bij of krachtens de Wet publieke gezondheid zijn toegekend aan de colleges van de gemeenten.

  • 2.

    Voorts is dit bestuur belast met:

    • a.

      een voortdurend toezicht op al wat het lichaam aangaat;

    • b.

      het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      het voorstaan van de belangen van het lichaam bij andere overheden, instellingen of personen, waarmee contact voor het lichaam van belang is;

    • e.

      het beheer van inkomsten en uitgaven van het lichaam;

    • f.

      de zorg, voor zover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding;

    • g.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht of bezit.

Artikel 17

  • 1.

    Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door dat bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling hem toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de (deel)begrotingen;

    • b.

      het vaststellen van de (deel)jaarrekeningen;

    • c.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig hoofdstuk XIII van deze regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan.

  • 2.

    Van besluiten van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid doet het dagelijks bestuur onverwijld mededeling aan de gemeenten.

Inlichtingen en verantwoording

Artikel 18

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    De leden geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen, die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig zijn, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

  • 3.

    De leden geven, tezamen dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, tenzij het algemeen belang zich daartegen verzet.

  • 4.

    Het reglement van orde voor het dagelijks bestuur regelt de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het eerste, tweede en derde lid van dit artikel.

HOOFDSTUK VI DE VOORZITTER

Artikel 19

  • 1.

    De voorzitter van het algemeen bestuur wordt geleverd door deelnemer Amsterdam.

  • 2.

    De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de voorzitter.

Artikel 20

  • 1.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen- en van het dagelijks bestuur.

  • 2.

    De voorzitter tekent alle stukken die van het algemeen of van het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 3.

    Voorts is de voorzitter, naast het leiden van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur, belast met:

    • a.

      het terstond ter tafel brengen van alle tot het algemeen en/of het dagelijks bestuur gerichte brieven en andere stukken in de vergadering van het orgaan dat bevoegd is een beslissing te nemen over hetgeen in de stukken aan de orde wordt gesteld;

    • b.

      het daadwerkelijk doen uitvoeren van de besluiten van het dagelijks bestuur;

    • c.

      het zo nodig instellen van een onderzoek, voordat bepaalde zaken ter overweging en beslissing worden voorgelegd aan het algemeen en/of het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van de voorzitter, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze als bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gevraagd.

Artikel 21

  • 1.

    De voorzitter vertegenwoordigt het lichaam in en buiten rechte.

  • 2.

    Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente die partij is in een rechtsgeding waarbij het lichaam is betrokken, wordt het lichaam door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen lid van dit bestuur, vertegenwoordigd.

HOOFDSTUK VII DE SECRETARIS

Artikel 22

  • 1.

    Het algemeen bestuur benoemt een ambtelijk secretaris van het algemeen en het dagelijks bestuur uit het ambtelijk apparaat van de gemeente Amsterdam.

  • 2.

    De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur aanwezig, tenzij het algemeen of het dagelijks bestuur anders beslist.

  • 3.

    De stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de secretaris mede-ondertekend.

  • 4.

    De secretaris is belast met de zorg voor en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het lichaam, overeenkomstig door het algemeen bestuur vast te stellen regels en met inachtneming van de Archiefwet 1995.

HOOFDSTUK VIII COMMISSIES

Artikel 23

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan commissies van advies instellen ten behoeve van de in artikel 4 genoemde taken.

  • 2.

    Een lid van het dagelijks bestuur fungeert als voorzitter van de commissie.

  • 3.

    De secretaris draagt zorg voor de vervulling van de functie van ambtelijk secretaris van de commissie.

HOOFDSTUK IX BENOEMING DIRECTEUR PUBLIEKE GEZONDHEID

Artikel 24

  • 1.

    Ingevolge de Wet publieke gezondheid benoemt het algemeen bestuur de directeur Publieke Gezondheid.

  • 2.

    De kandidaat voor de benoeming zal voorgedragen worden door het lid Amsterdam.

  • 3.

    Het algemeen bestuur zal bij de sollicitatiegesprekken, die leiden tot de voordracht als bedoeld in het vorige lid, betrokken worden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur zal overeenkomstig de Wet publieke gezondheid vóórdat zij tot benoeming overgaat de instemming van het bestuur van de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland voor deze benoeming verkrijgen.

  • 5.

    De functie directeur Publieke Gezondheid is onbezoldigd.

  • 6.

    Het algemeen bestuur kan de benoeming als bedoeld in lid 1 intrekken.

HOOFDSTUK X FINANCIELE BEPALINGEN

 

Administratie

Artikel 25

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de vermogenswaarde. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van doelmatigheid en controle wordt voldaan.

  • 2.

    Ten aanzien van de controle op de administratie en op het beheer van de vermogenswaarden is artikel 213 van de Gemeentewet van overeenkomstige van toepassing.

  • 3.

    De verantwoordelijkheid voor de financiële administratie van Veilig Thuis wordt belegd bij de GGD Amsterdam.

  • 4.

    Het algemeen bestuur kan een financiële uitvoeringsregeling vaststellen, waarbinnen het algemeen bestuur aangeeft op welke wijze zij de begroting uitvoert en de administratie laat uitvoeren.

Begroting

Artikel 26

  • 1.

    Binnen de gemeenschappelijke regeling wordt uitgegaan van verschillende (deel)begrotingen, namelijk:

    • a.

      een (deel)begroting Veilig Thuis;

    • b.

      een (deel)begroting beheerkosten instandhouding regeling.

  • 2.

    In de (deel)begrotingen wordt aangegeven de naar raming door elk deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft , verschuldigde bedrag.

  • 3.

    De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van de in het tweede lid bedoelde bijdrage.

  • 4.

    Verrekening van het verschil tussen het op grond van het vierde lid betaalde voorschot en het werkelijk verschuldigd bedrag gebeurt onmiddellijk na kennisgeving aan de deelnemende gemeenten van de vaststelling van de rekening.

  • 5.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot de vorming van een egalisatiereserve overeenkomstig artikel 32, strekkende tot het reserveren van overgebleven gelden vanuit de (deel)jaarrekening per taak. De begroting inzake de verrekening met de gemeenten dient in dit verband hiermede te worden aangepast.

Kaders

Artikel 27

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De beleidsmatige kaders zijn uitgewerkt in de regioaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en de financiële kaders in een ontwerp(meer)begroting.

  • 3.

    Op basis van de beleidsmatige kaders wordt jaarlijks een (deel)jaarplan opgesteld. (Deel)jaarplannen en (deel)begrotingen van het lichaam

Artikel 28

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt, voorafgaand aan het jaar waarvoor het zal gelden, (deel)jaarplannen op waarvan de concept (deel)begrotingen deel uitmaken

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het lichaam hun zienswijze over de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaande aan de vaststelling van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, en van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt

  • 5.

    Het dagelijks bestuur legt een separaat voorstel twaalf weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, voor aan de gemeenteraden.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de definitieve (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de definitieve (deel)begrotingen binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september, aan gedeputeerde staten.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt begrotingswijzigingen twaalf weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten. Lid twee tot en met vier zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 9.

    In de toelichting bij deze regeling wordt een termijnschema voor de planning en controlcyclus van het lichaam opgenomen als bijlage 1.

(Deel)rekeningen van het lichaam

Artikel 29

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de concept (deel)jaarrekeningen met een bijbehorend inhoudelijk (deel)jaarverslagen van het voorgaande jaar op.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de concept (deel)jaarrekeningen acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, doch uiterlijk vóór 30 april, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt de definitieve (deel)jaarrekeningen vast in het jaar volgend op het jaar waarop de definitieve (deel)rekeningen betrekking hebben.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de definitieve (deel)jaarrekeningen binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de definitieve (deel)jaarrekeningen betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan ge- deputeerde staten.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de definitieve (deel)jaarrekeningen, de (deel)jaarverslagen na de vaststelling alsmede de accountantsverklaring en het verslag van bevindingen uiterlijk 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de definitieve (deel)jaarrekeningen betrekking hebben, aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 6.

    In de toelichting bij deze regeling wordt een termijnschema voor de planning en controlcyclus van het lichaam opgenomen als bijlage 1.

Verdeling van de kosten

Artikel 30

  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist over de verdeling van de kosten met betrekking tot Veilig Thuis taken als genoemd in artikel 4 lid 1 sub c, al naar gelang de inbreng van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Bij het bepalen van de dekking voor de begrote lasten wordt met de deelnemende partijen in overleg getreden over de hoogte van de bijdrage DUVO-middelen en de bijdrage van de GR-gemeenten.

  • 3.

    Het gestelde in lid 2 betreffende de DUVO-middelen blijft van toepassing op de afzonderlijke taken AMHK (Veilig Thuis) en overige taken, ook als DUVO-middelen op termijn vervangen zijn door andere financieringsstromen.

  • 4.

    Zodra er meer kengetallen beschikbaar zijn, zal een verkenning starten naar de mate waarin de verdeling van de kosten gebaseerd kunnen worden op een andere verdeelsleutel; bijvoorbeeld op basis van de daadwerkelijke afname door de deelnemende gemeenten in plaats van inwoners-aantal.

  • 5.

    Beheerkosten van de GR betreffende de instandhouding van het lichaam worden opgenomen in een aparte (deel)begroting. Dit betreft de kosten van de secretariële ondersteuning van het alge- meen en het dagelijks bestuur en kosten die in verband met vergaderingen worden gemaakt. Deze kosten zijn voor rekening van de deelnemende leden naar rato van inwonersaantal.

  • 6.

    Voor de berekening van de in lid 5 en 6 bedoelde bijdrage wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

  • 7.

    Voor overige taken kan het algemeen bestuur aparte verdeelsleutels vaststellen al naar gelang de inbreng van de deelnemende gemeenten.

  • 8.

    Wanneer sprake is van niet in de begroting voorkomende, noodzakelijke activiteiten die niet behoren tot de reguliere bedrijfsvoering, uitgevoerd voor en door de gemeenschappelijke regeling dan zijn de kosten voor rekening van de deelnemende leden naar rato van inwonersaantal.

Risicoverdeling

Artikel 31

  • 1.

    Het risico van de activiteiten die uitgevoerd worden voor en door de gemeenschappelijke regeling voor zover zij niet de reguliere bedrijfsvoering betreffen, is voor rekening van de deelnemende leden naar rato van inwoneraantal.

  • 2.

    Wijzigingen in omvang van taken moeten minimaal 1 boekjaar van tevoren aangekondigd worden aan het dagelijks bestuur. Bij beëindiging van taken stelt het algemeen bestuur regels vast met betrekking tot de berekeningswijze van de aan de gemeente die taken beëindigt toe te rekenen frictiekosten bij beëindiging en de wijze waarop deze door de beëindigende gemeente worden betaald.

Egalisatiereserve

Artikel 32

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot vorming van een egalisatiereserve per (wettelijke) taak, strekkende tot het reserveren van overgebleven gelden vanuit de (deel)jaarrekening per taak.

  • 2.

    De (deel) begroting per taak inzake de verrekening met de gemeenten dient hiervoor te worden aangepast, voor zover deze een bepaling bevat dat verrekening met de gemeenten achteraf dient plaats te vinden.

  • 3.

    De egalisatiereserve per taak bedraagt niet meer dan 10% van het totaal van de begrote omzet van het betreffende kalenderjaar, waarbij een overschrijding van dit maximum leidt tot een verrekening met bijdragen komend jaar cq. terugbetaling aan de gemeenten.

  • 4.

    Wijziging in de hoogte van de egalisatiereserve kan alleen na goedkeuring door het algemeen bestuur.

  • 5.

    Een negatieve egalisatiereserve per taak dient te worden aangevuld vanuit de exploitatie van het volgende jaar, dan wel – bij een tekort groter dan 5% van de voornoemde omzet – vanuit de begroting van de twee volgende jaren.

HOOFDSTUK XI GESCHILLEN

 

Artikel 33

In geval van geschillen als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, zullen partijen trachten deze in eerste instantie op te lossen met behulp van arbitrage.

 

HOOFDSTUK XII

 

TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Toetreding

Artikel 34

  • 1.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding.

  • 2.

    Aan toetreding kunnen door de deelnemers bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    Alle raden van de gemeenten dienen ingevolge artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, na een daaraan voorafgaande zienswijze-procedure, toestemming te verlenen aan de deelnemers om in te stemmen met een besluit tot toetreding en de eventuele voorwaarden die hieraan worden verbonden.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 30, derde lid, gaat toetreding in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle deelnemers hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het algemeen bestuur met instemming van de deelnemers anders bepaalt.

Uittreding

Artikel 35 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan besluiten tot uittreding, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Een deelnemer zendt, na zienswijze en toestemming van zijn raad, het besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept-uittredingsplan.

  • 4.

    Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 5.

    De uittreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het verstrijken van een termijn van drie jaren na het nemen van het besluit tot uittreding, tenzij de deelnemers unaniem een andere opzegtermijn overeen komen.

Artikel 35a Procedure voor vaststelling uittredingsplan

  • 1.

    Het uittredingsplan bepaalt de berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 2.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de secretaris. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een lid in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer.

  • 5.

    Ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 35b en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

  • 7.

    Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 8.

    Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.

Artikel 35b Te vergoeden kosten

  • 1.

    De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 2.

    Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het lichaam die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 3.

    Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 4.

    Het lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 35a, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 35a, achtste lid, anders is vastgelegd.

  • 5.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 6.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 35, vijfde lid.

  • 7.

    Het lichaam is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 35c Verplichtingen uittreder

  • 1.

    De uittredende partij is gehouden zich in te spannen om de formatie van het lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende partij overneemt van het lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van het lichaam die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden.

Wijziging

Artikel 36

  • 1.

    Een voorstel aan de deelnemers tot wijziging van deze regeling kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door ten minste twee deelnemers.

  • 2.

    Alle colleges van de gemeenten dienen in te stemmen met een besluit tot wijziging van deze regeling, nadat de raden met inachtneming van artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze te geven op de voorgestelde wijziging en daarna aan de colleges toestemming hebben verleend tot wijziging van de regeling over te gaan.

  • 3.

    De wijziging van de regeling treedt niet eerder in werking dan nadat deze bekend is gemaakt op de wijze als omschreven in artikel 38, tweede en derde lid.

Opheffing

Artikel 37

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven bij daartoe strekkende besluiten van alle deelnemers.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt, de raden van de gemeenten gehoord, een liquidatieplan vast en regelt de vereffening van het vermogen.

  • 3.

    De organen van het lichaam blijven, zo nodig, na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

  • 4.

     

HOOFDSTUK XIII EVALUATIE, INWERKINGTREDING EN SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 37

  • 1.

    Het algemeen bestuur draagt zorg voor een periodieke evaluatie van deze regeling.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bepaalt op welke onderwerpen en binnen welke termijnen de evaluatie plaats vindt.

Inwerkingtreding

Artikel 38

  • 1.

    De regeling treedt in werking op de eerste dag nadat de bekendmaking bedoeld in het tweede lid heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college van Amsterdam draagt zorg voor bekendmaking van de regeling in alle gemeenten – waarvan de colleges deelnemen aan deze regeling – in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad.

  • 3.

    Het algemeen bestuur voegt in het hiervoor bedoelde register de gegevens toe met inachtneming van artikel 26, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 39

  • 1.

    De toetredende leden moeten uiterlijk een maand na de dag van het inwerkingtreden van de regeling hun vertegenwoordiging in het algemeen bestuur hebben aangewezen.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur na de inwerkingtreding van deze regeling.

Slotbepaling Artikel 40

De regeling wordt aangehaald als: Gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam-Amstelland.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 22 oktober 2024

De burgemeester

Femke Halsema

De gemeentesecretaris

Peter Teesink

Toelichting

Algemeen deel

Op 1 juli 2022 is de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) gewijzigd. Deze wetswijziging dient voor 1 juli 2024 in alle gemeenschappelijke regelingen geïmplementeerd te worden. Ook de gemeenschappelijke regeling Gemeentelijke Gezondheidsdienst Amsterdam-Amstelland (GR GGD) moet worden gewijzigd.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Onderwerp

Nieuwe tekst

Oude tekst

Korte toelichting

Algemeen

Begripsbepalingen in de GR op elkaar aangesloten en waar nodig artikelen omgenummerd vanwege de invoeging/toevoeging van artikelen of artikelleden.

Aanhef en overwegingen

Geactualiseerd naar collegeregeling (in plaats van een gemende regeling) en aangevuld met de noodzaak tot wijziging in verband met de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regelingen.

Taken

(artikel 4 lid 5)

Artikel 4 lid 5

De deelnemers kunnen in overleg met het algemeen bestuur en in het kader van de in artikel 3 genoemde belangen, afzonderlijk aan het algemeen bestuur de uitvoering van aanvullende taken opdragen. Hiertoe behoeft deze regeling niet gewijzigd te worden.

Oude tekst kent geen artikel 4 lid 5

Een vijfde lid toegevoegd wat de mogelijkheid creëert dat afzonderlijke colleges, binnen de in artikel 3 vermelde belangen, kunnen besluiten taken aan het algemeen bestuur in mandaat op te dragen, zonder dat daarvoor de GR gewijzigd hoeft te worden. Hiermee is flexibiliteit gecreëerd.

Samenstelling

(art. 5 en art. 6)

Artikel 5

  • 1.

    Het algemeen bestuur wordt gevormd door leden aangewezen door de zes deelnemers.

  • 2.

    Elke deelnemer wijst één lid aan voor het algemeen bestuur, met uitzondering van de deelnemer Amsterdam welke twee leden aanwijst.

  • 3.

    Een lid kan zichzelf door middel van een volmacht laten vertegenwoordigen in het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur benoemt één van de leden van de deelnemer Amsterdam tot voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden het dagelijks bestuur aan.

Artikel 5

  • 1.

    Het algemeen bestuur wordt gevormd door afgevaardigden van de zes leden, te weten de gemeenten Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer, Diemen, Ouder-Amstel en Uithoorn.

  • 2.

    Elk lid wijst één afgevaardigde aan voor het algemeen bestuur, met uitzondering van het lid Amsterdam welke twee afgevaardigden aanwijst.

  • 3.

    Een afgevaardigde kan zichzelf door middel van een volmacht laten vertegenwoordigen in het algemeen bestuur.

  • 4.

    Het algemeen bestuur benoemt één van de afgevaardigden van het lid Amsterdam tot voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 5.

    Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden het dagelijks bestuur aan.

Samenstelling algemeen bestuur is aangepast vanwege de (wettelijk noodzakelijke) overgang naar een collegeregeling (er zijn immers geen raadsbevoegdheden ingebracht in de GR GGD Amsterdam – Amstelland) en de terminologie is gewijzigd om meer helderheid te creëren.

 

Artikel 6

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van het college. Bij de aanvang van elke zittingsperiode vindt de aanwijzing plaats in een van de eerste vergaderingen na de benoeming van de colleges.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op het moment van verlies van het wethouderschap.

  • 4.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de deelnemer die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

Artikel 6

  • 1.

    De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor de duur van de zittingsperiode van de raad. Bij de aanvang van elke zittingsperiode vindt de aanwijzing plaats in een van de eerste vergaderingen van de raden in nieuwe samenstelling na de benoeming van de colleges.

  • 2.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuw gekozen leden van het algemeen bestuur in functie treden.

  • 3.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op het moment van verlies van het wethouderschap of van het lidmaatschap van de raad welke hen heeft aangewezen of van het voorzitterschap van deze raad.

  • 4.

    Het lid dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreden opengevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is aangewezen, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 5.

    De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur, alsmede de voorzitter van de raad die hen heeft aangewezen, schriftelijk op de hoogte. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen, behouden leden van het algemeen bestuur, die ontslag hebben genomen, hun lidmaatschap totdat onherroepelijk in hun opvolging is voorzien.

Werkwijze

(artikel 8)

Artikel 8

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer één der leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 2.

    Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden van de deelnemer die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een deelnemer vertegenwoordigen waarvan de gemeente een inwoneraantal boven 50.000 heeft. Zij brengen voor elk volgend 50.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van zes stemmen per deelnemer. In afwijking hiervan wordt het totaal aantal stemmen van de deelnemer Amsterdam gelijkelijk verdeeld over zijn twee leden zodat elk van hen de helft van het totaal aantal stemmen van deelnemer Amsterdam uitbrengt.

  • 3.

    Bij gelijke stemverhouding moet binnen één maand worden geprobeerd om overeenstemming te bereiken. Is na één maand geen overeenstemming bereikt dan heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.

  • 4.

    Besluiten die leiden tot lastenverhoging kunnen alleen bij meerderheid van stemmen genomen worden.

  • 5.

    Voor de toepassing van het tweede lid gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

  • 6.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet beraadslaagd worden noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;

    • e.

      benoeming en ontslag van leden van het dagelijks bestuur.

  • 7.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen over het doen van een uitgave voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgave is geraamd, is goedgekeurd.

  • 8.

    Een besluit als bedoeld in het zesde lid onder d wordt niet eerder genomen dan nadat de raden in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen te uiten ten aanzien van dit besluit.

  • 9.

    Naast de wettelijk verplichte en alle besluiten waarvan dit in de regeling op een andere plaats is bepaald, legt het algemeen bestuur voorafgaand aan de vaststelling ervan alle meerjarenbeleidsplannen, zoals de regioaanpak en plannen van vergelijkbare strekking en inhoud, aan de raden voor ter zienswijze.

Artikel 8

  • 1.

    Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer één der leden van het algemeen bestuur daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 2.

    Bij het nemen van besluiten door het algemeen bestuur brengen de leden voor de gemeente die zij vertegenwoordigen ieder één stem uit, met uitzondering van de leden die een gemeente vertegenwoordigen met een inwoneraantal boven 50.000. Zij brengen voor elk volgend 50.000-tal, of gedeelte daarvan, één stem meer uit tot een maximum van zes stemmen per gemeente. Het totaal aantal stemmen van het lid Amsterdam wordt gelijkelijk verdeeld over zijn twee afgevaardigden zodat elk van hen de helft van het totaal aantal stemmen van het lid Amsterdam uitbrengt.

  • 3.

    Bij gelijke stemverhouding moet binnen één maand worden geprobeerd om overeenstemming te bereiken. Is na één maand geen overeenstemming bereikt dan heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.

  • 4.

    Besluiten die leiden tot lastenverhoging kunnen alleen bij meerderheid van stemmen genomen worden.

  • 5.

    Voor de toepassing van het tweede lid gelden de bevolkingscijfers van de gemeenten per 1 januari van het voorgaande jaar. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers aangehouden.

  • 6.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan niet beraadslaagd worden noch een besluit worden genomen over:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • d.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;

    • e.

      benoeming en ontslag van leden van het dagelijks bestuur.

  • 7.

    In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen over het doen van een uitgave voordat de begroting of begrotingswijziging, waarbij deze uitgave is geraamd, is goedgekeurd.

Terminologie is gewijzigd om meer helderheid te creëren, maar uitgangspunten die voorheen golden (b.v.stemverhoudingen in AB om recht te doen aan het verschil in inwonersaantal tussen de afzonderlijke gemeenten) zijn gelijk gebleven

 

Toegevoegde lid 8:

Om aan de plicht van artikel 31a Wgr te voldoen dat dergelijke besluiten alleen na wensen en bedenkingen van de raad genomen mogen worden.

 

Toegevoegd lid 9:

Naar aanleiding van de gewijzigde Wgr (artikel 10, lid 5 Wgr) is gekozen om voorafgaande aan het vaststellen door het AB van meerjarenbeleidsplannen zoals de regioaanpak e plannen van vergelijkbare strekking en inhoud eerst zienswijze te vragen aan de raden.

Participatie

Artikel 9

Artikel 9

  • 1.

    Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling slechts betrokken, voor zover dat bij of krachtens wet is vereist, of voor zover door het algemeen bestuur is bepaald. De participatie vindt plaats op de in de betreffende gemeenten gebruikelijke wijze.

  • 2.

    Bij de participatie kan een andere procedure dan die van afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd worden.

Oude tekst kent geen artikel over participatie.

Is toegevoegd zodat voldaan wordt aan de plicht een bepaling over de wijze waarop inwoners en belanghebbenden kunnen participeren op te nemen in de GR. Er is gekozen het AB te laten bepalen op ten aanzien van welke besluiten participatie wordt ingezet. Dit gebeurt op de in de betreffende gemeenten gebruikelijke wijze (omdat sprake is van gemandateerde taken).

Het dagelijks bestuur

Werkwijze

Artikel 15

Artikel 15

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten door het dagelijks bestuur brengen de leden ieder één stem uit.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of ten minste één lid van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken.

  • 3.

    Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van het dagelijks bestuur, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze als bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gevraagd.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming overgelegd.

  • 5.

    De directeur Publieke Gezondheid of diens vervanger en de directeur OJZ van de gemeente Amsterdam wonen als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij, tenzij het bestuur anders beslist

Artikel 15

  • 1.

    Bij het nemen van besluiten door het dagelijks bestuur brengen de leden voor het grondgebied dat zij vertegenwoordigen ieder één stem uit.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt, of ten minste één lid van het dagelijks bestuur zulks schriftelijk onder opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering plaats binnen twee weken.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen. Dit reglement, alsmede een wijziging hiervan, wordt aan het algemeen bestuur ter kennisneming overgelegd.

  • 4.

    De directeur Publieke Gezondheid of diens vervanger en de directeur RVE OJZ van de gemeente Amsterdam wonen als adviseur de vergaderingen van het dagelijks bestuur bij, tenzij het bestuur anders beslist.

Toegevoegd is lid 3 om te expliciteren dat er geen besluiten van het DB aan de raden ter zienswijze worden voorgelegd.

De Voorzitter

Artikel 20 lid 4

Artikel 20 lid 4

Buiten de in deze regeling of bij of krachtens wet bepaalde gevallen zijn er geen besluiten van de voorzitter, waarvoor aan de raden vooraf zienswijze als bedoeld in artikel 10, vijfde en zesde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt gevraagd.

Oude tekst kent deze aanvulling niet.

Toegevoegd is lid 4 om te expliciteren dat er geen besluiten van de voorzitter aan de raden ter zienswijze worden voorgelegd.

Kaders

(art. 27 en art. 28)

Artikel 27

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De beleidsmatige kaders zijn uitgewerkt in de regioaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling en de financiële kaders in een ontwerp(meer)begroting.

  • 3.

    Op basis van de beleidsmatige kaders wordt jaarlijks een (deel)jaarplan opgesteld. (Deel)jaarplannen en (deel)begrotingen van het lichaam

Artikel 28

  • 1.

    1Het dagelijks bestuur stelt, voorafgaand aan het jaar waarvoor het zal gelden, (deel)jaarplannen op waarvan de concept (deel)begrotingen deel uitmaken

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 30 april de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen twaalf weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het lichaam hun zienswijze over de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden voorafgaande aan de vaststelling van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, en van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt

  • 5.

    Het dagelijks bestuur legt een separaat voorstel twaalf weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, voor aan de gemeenteraden.

  • 6.

    Het algemeen bestuur stelt de definitieve (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt de definitieve (deel)begrotingen binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september, aan gedeputeerde staten.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur zendt begrotingswijzigingen twaalf weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten. Lid twee tot en met vier zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 9.

    In de toelichting bij deze regeling wordt een termijnschema voor de planning en controlcyclus van het lichaam opgenomen als bijlage 1

Artikel 27

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders en de voorlopige jaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De beleidsmatige kaders zijn uitgewerkt in de Regioaanpak huiselijk geweld en kindermishandeling 2015-2020 en de financiële kaders in een ontwerp(meer)begroting.

  • 3.

    Op basis van de beleidsmatige kaders wordt jaarlijks een (deel)jaarplan opgesteld.

Artikel 28

  • 1.

    Het dagelijks bestuur stelt, voorafgaand aan het jaar waarvoor het zal gelden, (deel)jaarplannen op waarvan de concept (deel)begrotingen deel uitmaken

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 april de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen acht weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam hun zienswijze over de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de concept (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur legt dit separaat voorstel acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden, voor aan de gemeenteraden.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt de definitieve (deel)jaarplannen en (deel)begrotingen vast in het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur zendt de definitieve (deel)begrotingen binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli, aan gedeputeerde staten.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur zendt begrotingswijzigingen acht weken voordat deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling worden aangeboden, toe aan de raden van de gemeenten.

  • 8.

    In de toelichting bij deze GR wordt een termijnschema voor de planning en controlcyclus van het lichaam is opgenomen als bijlage 1.

Genoemde termijnen aangepast aan de nieuwe termijnen in de Wgr.

 

Artikel 28 lid 4

toegevoegd: om te voldoen aan de nieuwe wettelijke plicht dat de DB de raden schriftelijk en gemotiveerd in kennis stelt van het oordeel over de zienswijze op de begroting en de conclusies die daaraan verbonden zijn.

Toetreding

Artikel 34

Artikel 34

  • 1.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding.

  • 2.

    Aan toetreding kunnen door de deelnemers bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    Alle raden van de gemeenten dienen ingevolge artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, na een daaraan voorafgaande zienswijze-procedure, toestemming te verlenen aan de deelnemers om in te stemmen met een besluit tot toetreding en de eventuele voorwaarden die hieraan worden verbonden.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 30, derde lid, gaat toetreding in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle deelnemers hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het algemeen bestuur met instemming van de deelnemers anders bepaalt.

Artikel 34

  • 1.

    Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van toetreding.

  • 2.

    Aan toetreding kunnen door de gemeenten bepaalde voorwaarden worden verbonden.

  • 3.

    Alle raden van de gemeenten dienen in te stemmen met een besluit tot toetreding en de eventuele voorwaarden die hieraan worden verbonden.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 29, derde lid, gaat toetreding in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop alle raden van de gemeenten hebben ingestemd met het besluit tot toetreding, tenzij het algemeen bestuur met instemming van de gemeenten anders bepaalt.

Om te voldoen aan de gewijzigde Wgr is lid 3 aangepast.

Uittreden

Artikel 35

Artikel 35 Uittreding

  • 1.

    Een deelnemer kan besluiten tot uittreding, onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 2.

    Een deelnemer zendt, na zienswijze en toestemming van zijn raad, het besluit tot uittreding aan het algemeen bestuur. De procedure voor uittreding vangt aan de dag nadat het algemeen bestuur het besluit heeft ontvangen.

  • 3.

    Het algemeen bestuur inventariseert de gevolgen van de uittreding, de wijze waarop met deze gevolgen kan of moet worden omgegaan en de voorwaarden voor uittreding en legt deze vast in het concept-uittredingsplan.

  • 4.

    Onder de gevolgen van de uittreding worden verstaan de financiële, juridische, personele en organisatorische consequenties die het directe gevolg zijn van de uittreding.

  • 5.

    De uittreding gaat in op 1 januari van het jaar volgende op het verstrijken van een termijn van drie jaren na het nemen van het besluit tot uittreding, tenzij de deelnemers unaniem een andere opzegtermijn overeen komen.

Artikel 35a Procedure voor vaststelling uittredingsplan

  • 1.

    Het uittredingsplan bepaalt de berekening van de financiële gevolgen van de uittreding.

  • 2.

    Het uittredingsplan bevat een voorlopige berekening van de financiële gevolgen van de uittreding te betalen door de uittredende deelnemer, hierna te noemen de voorlopige uittreedsom.

  • 3.

    Met het oog op het bepalen van de inhoud van het uittredingsplan wijst het algemeen bestuur een onafhankelijke externe deskundige aan die in opdracht van het algemeen bestuur het concept-uittredingsplan voorbereidt. De kosten voor het inschakelen van een onafhankelijke externe deskundige komen voor rekening van de uittredende deelnemer.

  • 4.

    Het algemeen bestuur wijst de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een gezamenlijke voordracht van de uittredende deelnemer en de secretaris. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt over een gezamenlijke voordracht, wijst het algemeen bestuur de onafhankelijke externe deskundige aan op basis van een bindende voordracht van een selectiecommissie bestaande uit drie leden van het algemeen bestuur, waaronder in ieder geval een lid in het algemeen bestuur van de uittredende deelnemer.

  • 5.

    Ten minste twaalf maanden voorafgaand aan het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur het uittredingsplan en de voorlopige uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de voorlopige uittreedsom op de systematiek als bedoeld in het eerste lid en op de jaarrekening van het meest recent verstreken begrotingsjaar.

  • 6.

    Uiterlijk zes maanden na het moment van uittreding stelt het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom vast. Het algemeen bestuur baseert de berekening van de definitieve uittreedsom op de systematiek als bedoeld in artikel 35b en op de jaarrekening van het begrotingsjaar direct voorafgaand aan het moment van uittreding.

  • 7.

    Bij de berekening van de kosten voor uittreding zoals bedoeld in het zesde lid wordt een risico-opslag van 10% op de uittreedsom toegepast om eventueel onvoorziene toekomstige kosten gerelateerd aan de uittreding te ondervangen. Deze opslag vrijwaart de uittredende deelnemer van alle toekomstige onvoorzienbare kosten.

  • 8.

    Bij de voorbereiding van het concept uittredingsplan biedt het algemeen bestuur de uittredende deelnemer de keuze tussen een betaling van de uittreedsom in een aantal termijnen of voor betaling van de uittreedsom in een keer. In het uittredingsplan bepaalt het algemeen bestuur conform de voorkeur van de uittredende deelnemer of de uittredende deelnemer de uittreedsom in een daarbij te bepalen aantal termijnen of in een keer dient te betalen.

Artikel 35b Te vergoeden kosten

  • 1.

    De voorlopige respectievelijk de definitieve uittreedsom bestaat uitsluitend uit een vergoeding ter compensatie van frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten.

  • 2.

    Onder frictiekosten worden verstaan alle incidentele kosten te maken door het lichaam die het directe gevolg van de beslissing tot uittreding van een deelnemer zijn.

  • 3.

    Onder desintegratiekosten worden verstaan alle kosten direct dan wel toekomstig te maken dan wel te dragen door het lichaam die samenhangen met de afbouw van overcapaciteit in personele en materiële sfeer en andere verplichtingen, de afbouw van risico’s daarbij inbegrepen, ontstaan als direct gevolg van de uittreding.

  • 4.

    Het lichaam brengt alle frictiekosten en desintegratiekosten, onder aftrek van eventuele baten, in rekening bij de uittredende deelnemer. De uittredende deelnemer is verplicht tot betaling van de definitieve uittreedsom, binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur de definitieve uittreedsom, als bedoeld in artikel 35a, zesde lid, heeft vastgesteld, tenzij in het uittredingsplan overeenkomstig artikel 35a, achtste lid, anders is vastgelegd.

  • 5.

    Kosten die de uittredende deelnemer maakt ter voorbereiding op of als gevolg van de beslissing tot uittreding komen voor rekening van de deelnemer.

  • 6.

    De raming en berekening van de kosten voor uittreding worden gebaseerd op de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van de daadwerkelijke uittreding, bedoeld in artikel 35, vijfde lid.

  • 7.

    Het lichaam is gehouden redelijkerwijs al het mogelijke te doen om de uittredingskosten zo laag mogelijk te houden. Het voorgaande behoeft niet te leiden tot wijziging van overeenkomsten met en verplichtingen jegens derden die zijn aangegaan respectievelijk bepaald voorafgaand aan het tijdstip van ontvangst door het bestuur van het besluit tot uittreding van de deelnemer.

Artikel 35c Verplichtingen uittreder

  • 1.

    De uittredende partij is gehouden zich in te spannen om de formatie van het lichaam die als gevolg van de uittreding boventallig is geworden met behoud van arbeidsvoorwaarden in dienst te nemen of anderszins in stand te doen houden. De waarde van de formatie die de uittredende partij overneemt van het lichaam wordt gekapitaliseerd en in mindering gebracht op de uittreedsom.

  • 2.

    Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op alle andere verplichtingen van het lichaam die als gevolg van de uittreding overtollig zijn geworden dan wel verminderd of beëindigd dienen te worden

Artikel 35

  • 1.

    Indien een lid wenst uit te treden, geschiedt dit bij besluit van het bevoegd orgaan van het betreffende lid, waarbij een opzegtermijn van drie jaar wordt aangehouden. Dit besluit wordt ter kennis gebracht van het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de berekeningswijze van de aan een uittredende gemeente toe te rekenen kosten bij uittreding en de wijze waarop deze door de uittredende gemeente worden betaald.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt in overleg met de uittredende gemeente en in overeenstemming met de regels genoemd in het tweede lid van dit artikel, ten minste zes maanden voor het tijdstip van uittreding een regeling op met betrekking tot de gevolgen van de uittreding. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, wordt een geschil als bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, geacht te bestaan.

Artikel 35, 35a, 35b en 35c zijn toegevoegd. De nieuwe tekst is aangepast aan de wettelijke plicht ten aanzien van de uittredingsbepalingen.

Evaluatie

Artikel 37

Artikel 37

  • 1.

    Het algemeen bestuur draagt zorg voor een periodieke evaluatie van deze regeling.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bepaalt op welke onderwerpen en binnen welke termijnen de evaluatie plaats vindt.

Niet opgenomen in vorige versie GR.

Toegevoegd een bepaling over evaluatie van de regeling. Gekozen is om het AB te laten bepalen binnen welke termijn en waarover wordt geëvalueerd.

Inwerkingtreding

(artikel 38)

Artikel 38

  • 1.

    De regeling treedt in werking op de eerste dag nadat de bekendmaking bedoeld in het tweede lid heeft plaatsgevonden.

  • 2.

    Het college van Amsterdam draagt zorg voor bekendmaking van de regeling in alle gemeenten – waarvan de colleges deelnemen aan deze regeling – in het door dat gemeentebestuur uitgegeven gemeenteblad.

  • 3.

    Het algemeen bestuur voegt in het hiervoor bedoelde register de gegevens toe met inachtneming van artikel 26, tweede lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 38

  • 1.

    De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2017.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders van Amsterdam dragen zorg voor verzending van de regeling aan gedeputeerde staten en publicatie in de Staatscourant.

Bekendmaking aangepast aan de gewijzigde bepaling in de Wgr.

 

Naar boven