Gemeenteblad van Best
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Best | Gemeenteblad 2024, 464814 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Best | Gemeenteblad 2024, 464814 | beleidsregel |
Integraal Huisvestingsplan primair en voortgezet onderwijs 2024-2039
gezien het voorstel van Burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
De gemeente Best heeft ICSadviseurs gevraagd voor een actualisatie van het bestaande IHP Best 2019-2022. Dit geactualiseerde IHP is een herijking voor de periode 2024-2039 met een verdieping op de periode 2024-2027. Dat wil zeggen dat de geactualiseerde visie en ambities in kaart zijn gebracht en de basis vormen voor dit IHP.
Dit IHP biedt de gemeente, schoolbesturen en opvangorganisaties een dynamisch beleidsperspectief, geborgd in een gedragen en transparant uit te voeren meerjaren huisvestingsplan. Het plan geeft houvast hoe om te gaan met investeringen in gebouwen voor onderwijs en opvang opdat er in de gemeente Best een duurzame en gezonde onderwijs- en opvangomgeving kan worden voortgezet. Naast de ontwikkelingen van het leerlingenaantal en de technische staat van de gebouwen, zijn meer kwalitatieve vragen aan de orde geweest, zowel ten aanzien van de functionaliteit van de gebouwen als ontwikkelingen in het aanbod van onderwijs- en opvangvoorzieningen. Het IHP geeft daarmee inzicht in de grootste knelpunten en geeft helderheid over de gewenste oplossingsrichtingen. Hierbij dient tevens aandacht te zijn voor zowel korte- als lange termijn oplossingen.
Het voorliggende IHP is opgesteld onder begeleiding van ICSadviseurs en in samenwerking met de schoolbesturen van het primair en voortgezet onderwijs en vertegenwoordigers van de gemeente. Ook de opvangpartners van het onderwijs zijn betrokken bij het proces.
Een belangrijk uitgangspunt voor het IHP is dat het een gezamenlijk plan is van de schoolbesturen, de opvangorganisaties en de gemeente. Betrokkenheid van en draagvlak bij de schoolbesturen en de opvangorganisaties vormt de basis van de procesaanpak. De schoolbesturen en opvangorganisatie zijn betrokken bij het IHP-proces door te participeren in een aantal gezamenlijke bijeenkomsten. Hierin zijn informatie, inzichten en standpunten onderling gedeeld om zo tot een samenhangend en gedragen plan te komen.
Visie op onderwijs en huisvesting
Om uiteindelijk tot plannen te kunnen komen, wordt eerst de vraag beantwoord wat de gemeente, schoolbesturen en opvangorganisaties met hun onderwijs- en opvanghuisvesting beogen. Thema’s als aanbod, krimp en groei, gezondheid, duurzaamheid en investeren in huisvesting voor kinderopvang zijn behandeld in werksessies.
Aan de hand van de basisinformatie en inzicht in de vooraf benoemde knelpunten en ontwikkelingen, is een situatieschets gemaakt van de gemeente Best in de vorm van zogenaamde kansenkaarten. Deze kansenkaarten geven de knelpunten per wijk in een visualisatie weer. Tijdens de werksessies is per school(gebouw) stilgestaan bij mogelijke ontwikkelrichtingen, samenwerking en clustering en karakteristieken van het onderwijs en/of huisvesting van kinderopvang. Hieruit zijn verschillende scenario’s naar voren gekomen.
Scenariovorming, prioritering en oplossingsrichting
Op basis van de scenario’s is een prioritering ontstaan met schoolgebouwen die binnen het IHP, in verschillende fasen, om een ingreep vragen. De basisinformatie uit de factsheets, de situatieschets per wijk en de prioritering vormen de input voor de oplossingsrichting. De oplossingsrichting is erop gericht de geconstateerde knelpunten op te lossen en de geformuleerde ambities te realiseren.
Financiële vertaling oplossingsrichting
Voor de oplossingsrichting worden de investeringskosten in beeld gebracht. Op basis hiervan kan vervolgens door de gemeente de consequentie voor de meerjarenbegroting worden gemaakt.
De situatieschets per wijk, de gezamenlijke ambities en afspraken, oplossingsrichtingen en de scenario’s, inclusief financiële vertaling, zijn vastgelegd in het voorliggende rapport. In deze rapportage is tevens voor elke schoollocatie een voorstel opgenomen voor de toekomstige huisvesting.
Dit IHP is in overleg tussen gemeente en schoolbesturen tot stand gekomen. Daarnaast zijn de opvangorganisatie(s) betrokken in het proces. De partijen hebben een akkoord gegeven over de visie en ambitie op onderwijshuisvesting. Het IHP vormt daarmee het perspectief om alle besluiten rond investeringen in huisvesting de komende jaren langs te leggen. Het IHP is als het ware een koersdocument en geen blauwdruk. Op deze manier blijft flexibiliteit (beargumenteerd) gehouden. Het IHP wordt elke vier jaar geactualiseerd waar nodig.
In het actuele IHP brengen we de huidige huisvesting en de wenselijke huisvesting voor de komende 16 jaar in beeld. We brengen de financiële consequenties in beeld waarbij de eerste 4 jaar concreter is en daarna het een doorkijk betreft.
Als partijen zich onverhoopt niet aan het IHP (kunnen) houden of er onderling niet uitkomen, dan wordt teruggevallen op de op dat moment geldende verordening onderwijshuisvesting van de gemeente. De gemeente denkt na over een proces om de bestaande verordening te actualiseren.
1.4 Taken en verantwoordelijkheden
De taken en verantwoordelijkheden van gemeente en schoolbestuur voor onderwijshuisvesting zijn wettelijk bepaald. De afbeelding hieronder toont het onderscheid in wettelijke taken en verantwoordelijkheden.
Figuur 1: Overzicht wettelijke taken gemeente en schoolbestuur
De gemeente heeft een wettelijke zorgplicht te voorzien in voldoende en adequate huisvesting voor het basisonderwijs en voortgezet onderwijs (inclusief bewegingsonderwijs). Deze zorgplicht is vastgelegd in de Wet op het Primair Onderwijs (WPO) en Wet op het Voortgezet Onderwijs (WVO). Deze zorgplicht is verder uitgewerkt in de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Best1. De gemeente is verantwoordelijk voor (vervangende) nieuwbouw, uitbreiding, eerste inrichting en onderwijsleerpakketten, herstel van constructiefouten en herstel en vervanging bij schade door bijzondere omstandigheden.
Voor de uitvoering van de zorgplicht ontvangt de gemeente jaarlijks een niet geoormerkt budget in het Gemeentefonds vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de instandhouding van het schoolgebouw. Taken als het onderhouden, exploiteren en het uitvoeren van inpandige (onderwijskundige) aanpassingen zijn belegd bij het schoolbestuur. Voor het in stand houden van de schoolgebouwen ontvangen de besturen jaarlijks vanuit het Rijk een materiële instandhoudingsvergoeding. Deze vergoeding wordt gebaseerd op het aantal ingeschreven leerlingen (teldatum 1 februari).
De minister werkt aan een wetsvoorstel om een oplossing te bieden voor het grijze gebied tussen ‘groot onderhoud’ (rekening schoolbestuur) en ‘nieuwbouw’ (rekening gemeente). Er is hiertoe een wetsvoorstel in voorbereiding om de voorziening vernieuwbouw/renovatie wettelijk te verankeren in de regelgeving rond onderwijshuisvesting met daarin naar verwachting een verantwoordelijkheid voor de gemeente.
Het IHP is een aanvulling op de wettelijke taken en is een belangrijk sturingsinstrument in het realiseren van diverse onderwijskundige, beleidsmatige en maatschappelijke ambities. Onderdeel van de wetgeving in ontwikkeling is de verplichtingen voor gemeenten om een actueel IHP te hebben met een looptijd van 16 jaar.
In dit hoofdstuk is de visie op onderwijs- en opvang(huisvesting) beschreven. De visie vormt het fundament voor het Integraal Huisvestingsplan. In een interactieve werksessie, met vertegenwoordigers van de schoolbesturen en de gemeente, zijn de ontwikkelingen benoemd die van invloed zijn op onderwijs(huisvesting) in de gemeente Best. In dit hoofdstuk gaan we dieper in op enkele onderwerpen en verbreden we de scope naar het voortgezet onderwijs.
De gemeente Best is voorzien van 9 basisscholen waarvan 2 met dislocaties verdeeld over de verschillende wijken. Naast deze basisscholen worden ook 2 voormalige basisscholen gebruikt als opvanglocatie voor Oekraïners. Deze scholen worden binnen dit IHP buiten beschouwing gelaten omdat deze locaties in de toekomst geen onderwijskundige functie zullen behouden.
Het streven is in iedere wijk één- of meerdere onderwijs- en opvangvoorziening(en) te behouden, mits de kwaliteit van het onderwijs en de betaalbaarheid zijn gewaarborgd. Dit vanuit het belang van thuisnabij onderwijs (zie ook beschrijving over spreidingsgebieden verderop). Scholen vormen een laagdrempelige manier voor bewoners om met elkaar en ander maatschappelijke instanties in contact te komen. In figuur 2 is terug te zien dat iedere kern een basisschool op loop- of fietsafstand heeft, de nieuwe wijk in Aarle zal binnen de scope van dit IHP voorzien worden van een basisschool.
Schoolbesturen zijn primair aan zet om te bepalen in hoeverre een locatie (nog) voldoet aan de gestelde normen voor kwaliteit en betaalbaarheid. In wijken waar het aanbod in het geding komt, wordt de gemeente actief betrokken door het schoolbestuur. Enerzijds vanuit haar wettelijke verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting, anderzijds vanuit de beleidsinhoudelijke betrokkenheid bij het sociale domein (zoals integraal jeugdbeleid, maatschappelijke ondersteuning en leefbaarheid).
Naast een aanbod per wijk en een goede spreiding speelt een divers aanbod van onderwijsdenominaties en onderwijsconcepten ook een grote rol. De gemeente en schoolbesturen streven naar het in stand houden en het versterken van onderwijsdiversiteit ten behoeve van keuzemogelijkheid voor ouders en voor kinderen de mogelijkheid tot verschillende ontwikkelroutes.
In de gemeente Best is op dit moment geen voorziening voor het (voortgezet) speciaal onderwijs. Op dit moment faciliteert de gemeente vervoer voor deze doelgroep om de leerlingen elders in de omgeving onderwijs te kunnen bieden. Gemeente Best streeft ernaar om ook binnen haar kern deze kinderen onderwijs te kunnen bieden waar dat mogelijk is voor leerlingen in het kader van passend en inclusiever onderwijs. Er is een populatie leerlingen die voor hun ontwikkelkansen beter af is in een speciale setting buiten de gemeente Best. Binnen dit IHP wordt bij de scenario-ontwikkeling verkend waar eventuele kansen voor een vorm van meer gespecialiseerd aanbod/onderwijs liggen binnen de gemeente Best2.
In de gemeente Best is één middelbare school aanwezig, namelijk het Heerbeeck College die nu een breed aanbod biedt met de opleidingsniveaus vmbo-T (voormalige mavo), havo en vwo. De wens en ambitie is om dit brede aanbod te blijven faciliteren. Er wordt een regionaal dekkend en kwalitatief passend onderwijsaanbod gerealiseerd voor Best en de omliggende gemeenten. Met een treinstation in de gemeente en een eigen bushalte is het Heerbeeck voorzien van de juiste faciliteiten om een ruime doelgroep aan te spreken. Een hedendaagse en toekomstgerichte huisvesting is daarbij noodzakelijk om aantrekkelijk te blijven en het aanbod te kunnen blijven bieden. Dit vraagt om weloverwogen keuzes binnen dit IHP van zowel schoolbestuur als gemeente.
Figuur 2: Overzicht onderwijslocaties in gemeente Best
Goede spreiding van onderwijsvoorzieningen over Best
De terugloop van het aantal leerlingen in het verleden heeft gezorgd voor leegstand in de onderwijsgebouwen op basis waarvan keuzes zijn gemaakt om dependances van schoolgebouwen af te stoten (Heuveleind/Heivelden) en om scholen met elkaar te laten fuseren. Deze keuzes zijn van invloed geweest op de spreiding van onderwijsvoorzieningen over de gemeente Best. Een goede spreiding is van belang om de bereikbaarheid, de toegankelijkheid en de kwaliteit van onderwijsvoorzieningen te borgen. Hiernaast biedt een goede spreidingsduiding ook de basis voor verdere uitwerking van de (integrale) kindcentra en multifunctioneel gebruik door de wijk. Door de wijken te clusteren in een spreidingsgebied ontstaat een logische indeling op basis waarvan keuzes gemaakt worden over het behouden of het afstoten van gebouwen en over investeringen in nieuwbouw, vernieuwbouw of aanpassing van onderwijsvoorzieningen. Voor het definiëren van deze spreidingsgebieden gelden de volgende voorwaarden:
De schoolbesturen en de gemeente hebben het streven om een bereikbaar aanbod van kindvoorzieningen te blijven realiseren in kindcentra (KC).
In een kindcentrum werken onderwijs en opvang samen aan een stabiele, intellectuele, persoonlijke en sociale groei van kinderen van 0 – 12 jaar. Op basis van lokale behoeften en aanbod kan dit worden verbreed met zorg en/of ondersteuning voor kinderen en ouders. Het samenbrengen van meerdere voorzieningen op één locatie geeft de mogelijkheid om effectief en slim met de ruimte en elkaar expertise om te gaan. Door vanuit het kind en de inhoud te denken en samen te kijken naar de mogelijkheden, kunnen win-winsituaties tussen organisaties gecreëerd worden.
In een KC werken onderwijs en opvang samen aan een doorlopende lijn vanuit een gedeeld pedagogisch en didactisch concept. Nauwe samenwerking, gelijkwaardigheid als kindpartner (binnen de gestelde kaders) en vertrouwen tussen de betrokken partners is essentieel om de continuïteit in de samenwerking te waarborgen. De schoolbesturen bepalen zelf met wie ze deze samenwerking aan willen gaan. Een gezamenlijke koers kan niet slagen wanneer draagvlak bij een van de partners ontbreekt. Dit vindt bij voorkeur plaats in één gebouw of in de directe omgeving. Bij nieuwbouw is het streven van een kindcentrum vanzelfsprekend. Het vroegtijdig maken van (inclusieve) plannen stelt in staat om het gebouw zodanig in te zetten, dat het samenwerking tussen onderwijs en partners faciliteert. Bij bestaande bouw worden de mogelijkheden bekeken.
Bovendien krijgt de kwaliteit van scholen een impuls. Het kindcentrum heeft de mogelijkheid accenten te leggen die passen bij de ontwikkelbehoefte van het individuele kind. De maatschappelijke opbrengsten daarvan dragen op de lange termijn bij aan maatschappelijke vraagstukken zoals participatiebevordering en gezondheidsontwikkeling.
2.3 Doorlopende ontwikkellijn: primair en voortgezet onderwijs
De doorlopende ontwikkellijn van opvang en primair onderwijs, kan ook worden doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs en verder om een ontwikkellijn van 0-18 jaar te creëren. Idealiter een opstap naar een leven lang leren en ontwikkelen.
De eerste stap in dit proces ligt bij voor- en vroegschoolse educatie (VVE) en de aansluiting van kinderopvang bij het primair onderwijs. Inzetten op kindcentra helpt met dit te bevorderen. De focus bij de transitie van primair naar het voortgezet onderwijs en voortgezet onderwijs naar het vervolgonderwijs ligt bij het borgen van een optimale ontwikkeling en ontplooiing van alle jeugdigen in Best. Daarnaast ligt bij het voortgezet onderwijs de aandacht op het leren van vaardigheden en competenties die nodig zijn in het vervolgonderwijs en in de samenleving. Dit kan ook worden vormgegeven in samenwerking met het vervolgonderwijs en het bedrijfsleven, zoals het aanbieden van gastlessen. De ligging van de gemeente binnen de Brainport maakt de mogelijkheid tot samenwerken met bedrijven in de regio reëel door de wederzijdse voordelen. Waar de Brainport kan inspelen op de talenten voor de toekomst, kunnen de leerlingen op vroege leeftijd al geïnspireerd worden door het bedrijfsleven.
Zoals benoemd is een doorgaande ontwikkellijn van het primair onderwijs naar het voortgezet onderwijs van belang. Het Heerbeeck College heeft een breed aanbod (VMBO, HAVO en VWO) en een Junior College (voor ‘onboarding’ binnen het voortgezet onderwijs). Hierdoor zijn de overstap van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs en de doorgaande ontwikkellijn al goed ontwikkeld. Het doel van de scholen is om samen verder te werken aan de doorgaande ontwikkellijn en om maximaal kansen te bieden aan kinderen.
2.4 Passend onderwijs en inclusiever onderwijs
Het VN-verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap is in juli 2016 in werking getreden. Landen moeten zorgdragen voor een inclusievere samenleving, waartoe ook inclusiever onderwijs behoort. Schoolbesturen, opvangorganisaties en gemeente onderschrijven het belang van het aanbieden van passende en inclusievere opvang en onderwijs. Kansengelijkheid en het recht op kwalitatief goed onderwijs en goede opvang voor alle kinderen is belangrijk. Daarnaast is er ook aandacht voor toegankelijkheid van de gebouwen.
Daarnaast hebben scholen sinds 1 augustus 2014 de zorgplicht om een passende onderwijsplek voor ieder kind te realiseren. Kinderen gaan in principe naar het reguliere onderwijs, waar ze worden uitgedaagd op basis van de mogelijkheden en de onderwijsbehoefte. Wanneer de ondersteuningsbehoefte toeneemt en/of scholen niet tegemoet kunnen komen aan de ondersteuningsbehoefte, is de school verantwoordelijk om in overleg met ouders en schoolbesturen binnen de regio een passend onderwijsaanbod te realiseren.
Voor de ontwikkeling van extra ondersteuning behoevende kinderen in de leeftijd 0-18 jaar is extra ondersteuning beschikbaar. Bijvoorbeeld voor kinderen met problemen op het gebied van onder andere emotie, gedrag en leren worden ondersteund om het maximale uit de ontwikkeling te kunnen halen. Dit geldt voor kinderen met en zonder diagnose.
2.5 Samenwerkingen en relaties
Samenwerken wordt tegenwoordig steeds belangrijker. Veel maatschappelijke thema’s en functies raken nog meer bij elkaar betrokken. Dit IHP moet daar verder bij helpen. Het combineren van functies in één gebouw draagt bij aan een efficiënte en intensieve samenwerking. De samenwerkingen richten zich voornamelijk op logische verbanden waar functies nauw aansluiten op elkaar. Een samenwerking óf het fysiek in één gebouw onderbrengen van allerlei verschillende soorten (maatschappelijke) functies kan daar waar logisch, maar is geen doel op zich. De doelstelling is om tussen gemeente, schoolbesturen en opvangorganisaties tot passende huisvesting, afgestemd op de specifieke behoefte, te komen. Dit kan bijvoorbeeld door samenwerking met jeugdzorg, jeugd - en jongerenwerk of de bibliotheek. Het onderwijs en de kinderopvang hebben in dit proces de leiding.
De kinderopvang speelt bij het aangaan van deze samenwerkingen een belangrijke rol. Bij ieder project dient de behoefte aan kinderopvang te worden geïnventariseerd en meegenomen te worden in het project. Het heeft de voorkeur kinderopvang in of zo dicht mogelijk bij de school, waar de kinderen naartoe gaan, te situeren. De opvangorganisatie zijn daarbij een volwaardige en gelijkwaardige partner in het proces om te komen tot nieuwe of aangepaste huisvesting.
Eén van de belangrijkste samenwerking begint vanuit de kern, zo ook in Best. Vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet van Nederland heeft de gemeente een Omgevingsvisie opgesteld waarin de doelen en ambities omtrent de woon- en leefomgeving van de gemeente Best zijn opgenomen. Deze omgevingsvisie is samen met inwoners, ondernemers en haar maatschappelijke (keten)partners opgesteld. In de omgevingsvisie worden 10 ruimtelijke keuzes voor de fysieke leefomgeving onderscheiden:
Het beleidsakkoord 2022-2026 heeft als thema ‘we doen het samen!’, wat de samenwerking binnen de gemeente benadrukt. Bij het opstellen van het beleidsakkoord is gebruik gemaakt van de inbreng van de maatschappelijke organisaties en inwoners in Best. Het beleidsakkoord spreekt van ambities maar ook over de druk van de mondiale ontwikkelingen zoals toenemende inflatie, het gebrek aan bouwmateriaal, de vergrijzing, vluchtelingenstromen en krapte op de arbeidsmarkt. De vergrijzing en krapte op de arbeidsmarkt verwacht veel ontwikkelingen waardoor het sociaal domein en de inzet daaruit onder druk zal komen te staan.
In het beleidsakkoord spreekt de gemeente van een ‘dubbele vergrijzing’, wat inhoudt dat naast het groter worden van de groep ouderen ook betekent dat de gemiddelde leeftijd steeds hoger wordt. Dit heeft als gevolg dat er veel druk komt te staan om adequate en passende zorg voor alle hulpbehoevenden te faciliteren. De gemeente noemt een voorbeeld van een proeftuin over een andere manier van samenwerking in wijken en een flexibelere wijze van financiering van zorg met actieve wijkbewoners die meer voor zichzelf en elkaar kunnen doen. Daarnaast zijn mantelzorgers en vrijwilligers onmisbaar, maar ook zwaar belast. De gemeente wil kijken naar de mogelijkheden om vrijwilligers in te zetten tegen eenzaamheid onder ouderen. Er wordt extra aandacht gevraagd voor respijtzorg waarbij opzoek gegaan wordt naar maatschappelijke initiatieven.
Naast de samenwerking tussen de kindpartners ziet gemeente Best ook de mogelijkheid tot het vergroten van de samenwerking binnen de Brainport-regio. Best maakt deel uit van het Brainport-regio en hier liggen dan ook kansen om zowel de kinderen als de Brainport te stimuleren. Brainport groeit en blijft op zoek naar nieuw talent om bij de bedrijven in de regio aan de slag te gaan. Het bevordert samenwerking tussen industrie, academie en overheid om innovatie te stimuleren en een ecosysteem te creëren dat bevorderlijk is voor technologische vooruitgang.
Onderwijs in Brainport draait rondom de kernthema’s technologie, internationalisering, ondernemerschap en creativiteit. Technologie helpt bij het creëren van oplossingen voor uitdagingen van vandaag en morgen. Ondernemerschap en creativiteit worden aangewakkerd door de nieuwsgierigheid van het kind, alsmede de lerende houding. Interculturele vaardigheden zorgen ervoor dat deze kinderen kunnen communiceren en samenwerken met verschillende culturen die in de Brainport-regio samenleven en samenwerken. Hierbij staat het investeren in internationale vaardigheden van de leraren voorop. De focus ligt op de gehele ontwikkellijn van het kind, van kinderopvang tot middelbaar beroepsonderwijs.
Samenwerkingsakkoord Metropoolregio Eindhoven
Eind 2022 is er een samenwerkingsakkoord gesloten binnen de metropoolregio Eindhoven voor de periode 2023-2026. Dit samenwerkingsverband is het gevolg van de groei van de regio naar de eerste economie van Nederland, en de opgaven die daarbij komen kijken. 21 gemeenten, waaronder gemeente Best, hebben gezamenlijke ambities, opgaven, doelen en afspraken geformuleerd waar de gemeenten in samenwerking aan gaan werken.
Binnen het akkoord wordt voorzien dat de complete regio een schaalsprong gaat doormaken. Om dit op te vangen richt de samenwerking primair op een aanpak van de urgente opgaven in de fysieke leefomgeving, met als doel naast een schaalsprong ook een kwaliteitssprong. De groei van de economie zorgt voor een groei van bedrijvigheid, banen en welvaart. Er zijn echter ook negatieve gevolgen, daar de behoefte aan opgeleid personeel, ruimte voor wonen, bedrijfslocaties en een verbeterde infrastructuur groeit. Ook de kwaliteit van bodem, lucht en water moet beter.
De uitgesproken gezamenlijke ambitie is ‘een sterke regio met behoud van het kenmerkende innovatieve Brainportprofiel en een stabiele sociale basis en vitale leefomgeving voor al onze inwoners. De grote achterliggende opgave is de duurzame verstedelijkingsopgave en de opgaven voor een vitaal landelijk gebied met elkaar te verbinden die in deze regio samenkomen’ (Samenwerkingsakkoord 2023-206, Metropoolregio Eindhoven). De inzet hiervoor is brede welvaart; mensen voelen en ervaren de successen van de regio en kunnen hiervan profiteren in welzijn en welvaart.
De visie op (onderwijs- en opvang)huisvesting gaat in op gerelateerde thema’s zoals duurzaamheid, energie, binnenklimaat, de financiën en brede investeringen. Voor elk thema is de gezamenlijke visie en ambitie beschreven. Daarnaast is deze ambitie vertaald in concrete en haalbare spelregels voor de uitvoering. Hierin worden onder andere de financiële kaders en verantwoordelijkheden beschreven. In het uit te werken IHP worden de spelregels en financiële kaders opgezet naar een meerjarige investeringsagenda die ter besluitvorming aan gemeenteraad worden voorgelegd.
Het zorgen voor adequate huisvesting is belangrijk omdat de huisvesting actief bijdraagt aan de ontwikkelmogelijkheden van kinderen/leerlingen/jongeren (hierna te noemen kinderen). Goede huisvesting zorgt voor een omgeving waarin door leerkrachten, personeel en pedagogisch medewerkers een klimaat gerealiseerd kan worden waarin ontplooiingsmogelijkheden optimaal zijn. Door te zorgen voor goede huisvesting levert dit actief een bijdrage aan de ontwikkeling van de jongste inwoners van Best en daarmee het potentieel van alle toekomstige inwoners. Dit vormt een belangrijke drijfveer voor dit IHP.
3.1 Toekomstbestendig (onderwijs)huisvesting
Schoolbesturen, opvangorganisaties en gemeente streven naar gebouwen die toekomstbestendig zijn voor volgende generaties. In lijn met het Nederlandse Klimaatakkoord vraagt die om verantwoord gebruik te maken van beschikbare energiebronnen en materialen om de invloed op klimaatveranderingen te beperken. Gemeente en schoolbesturen zijn samen vanuit hun zorg voor onderwijshuisvesting verantwoordelijk voor de verduurzamingsopgave. Nadere afspraken tussen de gemeente en schoolbesturen zijn nodig om de verduurzaming van schoolgebouwen een impuls te geven en te zoeken naar haalbare en betaalbare oplossingen. Ook opvangorganisaties zijn actief bezig met duurzaamheid en verduurzaming van hun huisvesting. Duurzaamheid heeft betrekking op verschillende thema’s die onderstaand worden toegelicht. Toekomstige huisvesting gaat echter verder dan alleen duurzaamheid en energie. Flexibel ruimtegebruik en KC-vorming zijn hierbij ook belangrijke thema’s.
Volgens de Wet Primair Onderwijs en Wet Voortgezet Onderwijs valt het bouwheerschap van een school bij het betreffende schoolbestuur. De voorzieningen voor uitbreiding of nieuwbouw vallen onder de (financiële) verantwoordelijkheid van de gemeente Best. Er zijn verschillende gradaties voor het bouwheerschap:
Bij een (I)KC-project gaat het schoolbestuur met betreffende kindpartner(s) en gemeente in gesprek over het bouwheerschap. In goed overleg wordt samen afgesproken of de gemeente of het schoolbestuur het bouwheerschap op zich neemt. In beginsel is het uitgangspunt dat bij een (I)KC-project het schoolbestuur het bouwheerschap oppakt tenzij.
Bij MFA-vorming zal de gemeente het bouwheerschap op zich nemen. Wegens de complexiteit van de bouwopgave en de diversiteit aan belangen en gebruiksdoeleinden van een nieuwe (onderwijs)voorziening wordt het bouwheerschap bij de gemeente gelegd. Dit is als gevolg van de ontwikkeling dat het uitgangspunt van een nieuwe voorziening niet meer slechts een school is.
NB: Bij een IKC-ontwikkeling met bijvoorbeeld één andere aanvullende partij naast onderwijs en opvang, gaan gemeente en schoolbestuur in gesprek over het bouwheerschap om te bespreken of het bouwheerschap dan ook onder het schoolbestuur kan vallen. Dit is dan in beginsel wel de insteek. Een MFA heeft een bredere wijkfunctie met verschillende gemeenschapsactiviteiten en valt daarmee in onder het bouwheerschap van de gemeente.
Naast het bouwheerschap wordt voor elk project een projectorganisatie ingericht waarin schoolbesturen, opvangorganisatie en gemeente vertegenwoordigd zijn. De bouwheer heeft de regie. In de stuurgroep worden op voorspraak van de bouwheer besluiten in gezamenlijkheid genomen. Dit gebeurt vanuit gelijkwaardigheid en transparantie.
3.2 Flexibiliteit en ruimtegebruik
Voor gemeente en schoolbesturen is het wenselijk om bestaande voorzieningen zo optimaal mogelijk vorm te geven, rekening houdend met inhoudelijke samenwerking, passend onderwijs en leerlingenaantallen.
Bij (vervangende) nieuwbouw of vernieuwbouw is het van belang om aandacht te hebben voor toekomstige aanpasbaarheid. Dit betekent:
Aanpasbaarheid: bij planvorming rekening houden met toekomstige aanpasbaarheid om groei, krimp en/of onderwijsontwikkeling (flexibel) op te vangen. Het gebouw faciliteert daarmee de gebruikers en niet andersom. Daarnaast is er aandacht voor het installatieconcept om grote investeringen bij aanpassing (en veranderingen in het binnenklimaat) zo veel mogelijk te voorkomen.
Transformeren van functie: bij projecten (constructief) rekening houden met het transformeren van schoolgebouwen naar een andere functie dan een schoolgebouw. Dit betekent dat bij de planvorming rekening wordt gehouden met het veranderen van functie naar bijvoorbeeld woningen. Belangrijk aandachtspunt is dat de transformeerbaarheid niet ten koste mag gaan van de bruikbaarheid van het gebouw voor het onderwijs.
Indien een situatie ontstaat waarbij een onderwijsvoorziening te maken heeft met leegstand, dan bepaalt de onderwijsorganisatie zelf in hoeverre leegstand een (financieel) probleem is. Indien de leegstand structureel3 bevonden wordt door het betreffende schoolbestuur, dient in afstemming met de gemeente een plan opgesteld te worden om de leegstand terug te dringen en daarmee de capaciteit af te stemmen op de behoefte. Deze plannen dienen afgestemd te zijn op de toekomstige normatieve ruimtebehoeften (aantal kinderen) en (maatschappelijke) ontwikkelingen binnen een gebied (bijvoorbeeld wijkontwikkelingen). Het uitgangspunt is niet te bouwen voor leegstand. Dit vanuit de filosofie dat de voorzieningen bekostigd zijn of worden met maatschappelijke middelen. Investeringen worden daarom beargumenteerd en maatschappelijk verantwoord gepleegd. Bij het maken van integrale en toekomstbestendige plannen wordt vanzelfsprekend ook gekeken naar het huisvesten van opvangfuncties en/of overige partners.
Een onderwijsvoorziening kan ingezet worden voor meer doeleinden dan slechts het onderwijskundige. De betrokken partijen hebben uitgesproken om een schoolvoorziening deel uit te laten maken van de wijk, en de school en haar directe ruimte een plaats te bieden waar de wijk gebruik van kan maken (multifunctioneel inzetbaar gedurende de dag). Een voorbeeld hiervan is het openstellen van de buitenruimten voor de wijk waar kinderen kunnen spelen met elkaar. Zo kan het schoolterrein voor een goed doeleinde ook buiten school- en opvangtijden gebruikt worden. Het schoolbestuur en de opvangorganisatie gaan in gesprek met de gebruiker om deze ruimten zo in te delen zodat de activiteiten vloeiend in elkaar over kunnen gaan.
Wanneer ervoor gekozen wordt dat een terrein openbaar is voor de wijk, dan gaan gemeente, schoolbestuur, opvangorganisatie en overige gebruikers in overleg om afspraken te maken over het beheer en de daarbij geldende voorwaarden en financiële afspraken van het terrein.
Vanuit de gedachte van KC zijn onderwijs en opvang op basis van gelijkwaardigheid gehuisvest in het gebouw. Dit betekent dat bij vraagstukken rond krimp of groei opvang niet wijkt voor het onderwijs, maar in overleg tussen gemeente, onderwijs en opvang wordt gekeken naar oplossingen. Deze werkwijze geeft onderwijs- en opvangorganisaties de mogelijkheid om per situatie maatwerk te leveren, waarbij het uitgangspunt is om de continuïteit te borgen die noodzakelijk is om te kunnen bouwen aan en participeren in langdurige inhoudelijke samenwerking. Concreet: de groei van de school mag niet leiden tot het wijken van de opvang. Dit vraagt wel om afspraken binnen het IHP hoe een eventuele uitbreiding bekostigd wordt en welke dekking daar tegenover staat. Hierbij zijn twee routes mogelijk: (1) de opvangorganisatie draagt bij aan de dekking van de investering voor de uitbreiding of (2) de gemeente bekostigt en verkrijgt de investering via een huurafspraak (kapitaallastvergoeding) terug vanuit de opvangorganisatie. Hierbij dient bij eerdere beëindiging van een huurafspraak ook aandacht te zijn voor de overdraagbaarheid van gemaakte kapitaallasten door partijen.
Voor verwijzing en medegebruik wordt de lijn van de op dat moment geldende verordening gevolgd. Bij cases waar nodig geacht gaat het schoolbestuur in overleg met de gemeente om een passende oplossing te faciliteren.
Het Heerbeeck College is ingericht om te functioneren voor de onderwijsdoeleinden. Naast school maken buiten de schooltijden verschillende (sport)verenigingen gebruik van diverse ruimten binnen de school.
De Nederlandse overheid heeft met Klimaatakkoord4 de doelen voor verduurzaming duidelijk gemaakt. In 2050 moet Nederland energieneutraal en gasloos zijn. Daarop volgden Regionale Energie Strategieën (RES) die voor verschillende regio’s keken naar de vertaling van dit akkoord. Gemeenten zijn hier vervolgens mee aan de slag gegaan. Binnen het IHP worden, in lijn met de geldende wet- en regelgeving, duurzaamheidsambities geformuleerd voor onderwijshuisvesting. Onderwijshuisvesting, gefinancierd met maatschappelijke middelen vanuit overheidswege, wordt aangemerkt als maatschappelijk vastgoed.
(Vervangende) Nieuwbouw biedt de mogelijkheid om in detail de gestelde duurzaamheidsambities in acht te nemen. Bij de ontwikkeling van (vervangende)nieuwbouw is door de gemeente Best een ambitieniveau gesteld waar een gebouw aan dient te voldoen. Het gemeentelijke ambitieniveau bestaat uit de volgende punten:
Behoud van de huidige (capaciteit) elektriciteitsaansluiting wegens druk op het netwerk (geen ambitie maar een harde eis vanuit duurzaamheid en voorwaarde voor realisatie. Op dit moment zullen grootverbruikers (zoals scholen) minimaal 5 jaar moeten wachten op een grotere of nieuwere netaansluiting. Dit geldt zowel voor afname als terugleveren van elektriciteit);
NB: Onder de beschrijving van de maatregelen verderop in dit document is een meer concrete invulling van de duurzaamheid binnen het IHP opgenomen.
De gemeente Best heeft als doelstelling om slim om te gaan met grondstoffen en producten. Dit wil de gemeente bewerkstelligen door in te zetten op een beleid waarin de gemeente in 2040 circulair is. De gemeente helpt hier aan mee door het vereenvoudigen van de afvalscheiding en bij de inkoop van materialen. Zo kunnen ze meer afval recyclen en houden ze minder restafval over. Het streven is om zoveel mogelijk afval te kunnen hergebruiken en zo min mogelijk zwerfafval terug te vinden. Gezinnen worden gevraagd om het afval goed te scheiden met de ambitie om in 2030 afvalloos te zijn. Met goed scheiden biedt een gezin slechts 30 kilo restafval. Afval scheiden doen we goed, beter, Best. Het goed scheiden van afval is ook aan de orde bij maatschappelijke accommodaties zoals kindcentra.
Een goed binnenklimaat is belangrijk voor goede ontwikkelprestaties. De ontwikkelingen rondom de COVID-19 pandemie benadrukken het belang van een goed binnenklimaat. Een gezonde school is een schoolgebouw met een laag energieverbruik en een gezond binnenklimaat als het gaat om luchtkwaliteit, temperatuur, comfort, licht en geluid. Gezonde scholen dragen bij aan een duurzaam gebouw, omdat ze het energieverbruik terugdringen en de CO2-uitstoot beperken. In de praktijk zijn vooral de CO2-concentratie en de binnentemperatuur vaak te hoog als gevolg van slechte ventilatie. Daarnaast draagt een gezond klimaat in het gebouw bij aan de ontwikkelprestaties en vermindert het gezondheidsklachten. Bij nieuwbouw of vernieuwbouw van schoolgebouwen geldt als uitgangspunt het kwaliteitsniveau Frisse Scholen Klasse B en de vereisten die gelden voor opvangvoorzieningen. Hierdoor ontstaat een goed binnenklimaat. In 2009 heeft de gemeente Best alle schoolgebouwen aangepakt in het kader van frisse scholen waarbij de luchtkwaliteit in de onderwijsruimtes is verbeterd.
Voor bestaande gebouwen (niet zijnde vernieuwbouw) is de ambitie om ook een goed binnenklimaat te realiseren. De investeringen die een goed binnenklimaat vraagt, worden gewogen en in relatie gebracht met het perspectief (nog te verwachten gebruiksduur) van het gebouw. Gemeente, schoolbesturen en opvang hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid om de ambitie van een goed binnenklimaat in bestaande gebouwen te realiseren. Vanuit het schoolbestuur kan de bestaande situatie in beeld worden gebracht inclusief inzicht in de benodigde maatregelen. Vervolgens wordt de koppeling gelegd met geplande investeringen vanuit het onderhoudsplan. In de praktijk blijkt dat het realiseren van een goed binnenklimaat vraagt om het aanbrengen van meer installaties. Dit heeft qua financiën enerzijds een investeringskant en anderzijds een exploitatiekant. Het aanbrengen van installaties betekent in de praktijk vaak een verhoging van het energieverbruik en de onderhoudscomponent voor schoolbesturen. Indien in een bestaand gebouw een investering in het binnenklimaat aan de orde is, dan is het in eerste instantie aan het schoolbestuur (al dan niet samen met de opvang) om te verkennen of ze de investering kan plegen. De opvangorganisatie investeert zelf of voldoet de bekostiging van de gepleegde investeringen (voor het deel dat ze gebruiken) via een huurvergoeding. Alle betrokken partijen maken samen een beargumenteerde keuze.
De gemeente Best zet in op het stimuleren van de aanleg van groene schoolpleinen, ook wel natuurlijke schoolpleinen genoemd. Op deze pleinen wordt afgeweken van het traditioneel betegelde schoolplein. Een groen schoolplein heeft nadruk op natuurlijke elementen, biodiversiteit en educatieve mogelijkheden. Het schoolplein bestaat voornamelijk uit natuurlijke elementen. Deze natuurlijke elementen komen ook terug als speeltoestellen. Voor educatieve doeleinden is een moestuin of educatief voedselbosje een goed voorbeeld als element van het groene schoolplein, waar kinderen interactief de natuurlijke wereld kunnen ontdekken.
Een groen schoolplein daagt een kind ook uit om bewegend te leren. Net als bij een gezond binnenklimaat draagt bewegen bij aan goede leerprestaties en de ontwikkeling van een kind. Om kinderen op school uit te dagen tot meer bewegen, moet de schoolomgeving als zodanig ingericht worden. Denk hierbij aan hoogteverschillen, klimmuren en meubilair dat bewegen stimuleert, maar ook activiteiten die de school organiseert: beweegactiviteiten in de pauze en naschoolse sportactiviteiten. Het is aan het schoolbestuur en de opvangorganisaties om de buitenruimte en binnenruimte op een interessante wijze vanuit de gezamenlijke pedagogische visie vorm te geven, in te richten en beweegvriendelijk te maken. Daarnaast kan ook gedacht worden aan het realiseren van onderwijs- en opvangvoorzieningen nabij of samen met sportvoorzieningen. In het voortgezet onderwijs is sprake van voldoende buitenruimte (sportvelden) voor het bewegingsonderwijs.
Een groen schoolplein wordt ingericht zonder de toegankelijkheid van de voorziening te beperken. Ieder kind moet gebruik kunnen maken van de voorzieningen en een veilige aanlooproute richting de school hebben.
Verder is ook aandacht voor het ‘verblauwen’ van het terrein en het goed omgaan met waterbergingen en het klimaat adaptief vormgeven.
3.4 Type maatregelen binnen IHP
Voor elke onderwijsvoorziening wordt binnen het IHP een maatwerkscenario beschreven dat leidend is voor de maatregelen en investeringen die de komende jaren door gemeente en schoolbesturen gepleegd worden. In het IHP wordt onderscheid gemaakt tussen schoolgebouwen die de komende periode in stand worden gehouden en gebouwen waar de noodzaak tot vervanging of een maatregel aanwezig is. In het IHP hanteren we daarom de volgende huisvestingsscenario’s:
Hieronder wordt de definitie en het afwegingskader van de huisvestingsscenario’s verder uitgewerkt.
Per scenario wordt hieronder een nadere toelichting gegeven. Hierbij wordt gesproken over gemeente en schoolbesturen vanuit hun positie als mogelijke bouwheren. In beginsel is het schoolbestuur bouwheer tenzij gemeente en schoolbestuur anders overeenkomen.
Onder nieuwe gebouwen worden de schoolgebouwen verstaan waarvoor in het IHP een noodzaak tot vervanging wordt aangetoond. Deze gebouwen krijgen binnen afzienbare tijd een grootschalige ingreep in de vorm van (vervangende) nieuwbouw met een levensduur van 50 jaar.
Bij nieuwe schoolgebouwen wordt gestreefd naar een maximale bijdrage aan de verduurzamingsopgave. Boven op de bestaande wetgeving om BENG te realiseren, is de ambitie uitgesproken om bij nieuwbouw van scholen te laten voldoen aan ENG5. Het streven op het gebied van gezondheid is om gemiddeld Frisse Scholen klasse B te behalen, en waar mogelijk of op onderdelen Frisse Scholen klasse A.
Spelregels IHP – (vervangende) nieuwbouw
Voor de oplossingsrichting (vervangende) nieuwbouw zijn de volgende spelregels van toepassing:
Een haalbaarheidsonderzoek dient aan te tonen of nieuwbouw een beter alternatief is voor vernieuwbouw (indien daar geen direct uitsluitsel over wordt gegeven op basis van bepaalde context). De kosten voor een haalbaarheidsonderzoek worden voor 50% bekostigd vanuit de gemeente en voor 50% bekostigd door het schoolbestuur.
Het realiseren van uitbreiding bij een schoolgebouw is een variant van nieuwbouw. Vaak gaat het hier om kleinere projecten waardoor het bedrag voor nieuwbouw kan oplopen (afhankelijk van de grootte). Bij een dergelijke kleine uitbreiding is het duurzaamheidsconcept van het bestaande gebouw leidend. Mocht het duurzaamheidsconcept van het bestaande gebouw minder zijn dan BENG, dan wordt er gestreefd naar minimaal BENG.
Vernieuwbouw wordt beschouwd als een volwaardig alternatief voor nieuwbouw, waarbij het bestaande gebouw op kwalitatief hoog niveau wordt verbeterd om de levensduur met minimaal 50 jaar te verlengen en tegelijkertijd duurzamer en onderhoudsarmer wordt gemaakt. Aangezien vernieuwbouw als gelijkwaardig alternatief wordt gezien, gelden dezelfde ambitieuze eisen als bij nieuwbouw. Sinds 2020 is het wettelijk verplicht om bij nieuwbouw te voldoen aan de eisen van BENG. Naast deze wettelijke eis wordt gestreefd om indien mogelijk te voldoen aan ENG.
Bij vernieuwbouw wordt gekeken naar:
In de afweging voor nieuwbouw of vernieuwbouw dient er ook aandacht te zijn voor de locatie (in de wijk/kern en leerlingenprognoses) en de klimaateffecten.
Voor de oplossingsrichting vernieuwbouw zijn de volgende spelregels van toepassing:
In het proces om te komen tot een afweging voor vernieuwbouw zijn nog drie spelregels van toepassing:
De VNG heeft samen met de koepelorganisaties PO-Raad en VO-Raad een advies tot wijziging van de wet ingediend, waaronder het toevoegen van renovatie als alternatief voor nieuwbouw6. In het advies van de VNG, PO-raad en VO-raad wordt het uitgangspunt gehanteerd dat renovatie dient te worden beschouwd als een volwaardig alternatief voor nieuwbouw, om de levensduur van schoolgebouwen te verlengen, waarbij het gebouw (weer) voldoet aan de functionele eisen en kwaliteitseisen. Hierbij zijn ook de wettelijke eisen van toepassing en de ambities van nieuwbouw worden zoveel mogelijk benaderd. Een voorbeeld vormt het voldoen aan BENG. Dit is in bestaande bouw niet volledig haalbaar, maar wordt beredeneerd zoveel mogelijk gehaald. Verder wordt per casus bezien op welke wijze renovatie verantwoord is qua investeringen versus opbrengst. De afweging voor (levensduur verlengende) renovatie wordt gemaakt wanneer een gebouw 50 jaar in gebruik is geweest zonder grootschalige tussentijdse investeringen met als doel om de levensduur met 25 jaar te verlengen. Bij renovatie wordt gekeken naar:
Onderdeel van het haalbaarheidsonderzoek is een vergelijking met de kosten van vervangende nieuwbouw op basis van kapitaallastniveau inclusief eenmalige investeringen zoals tijdelijke huisvesting. Indien de kosten te veel oplopen kan vervangende nieuwbouw de te prefereren keuze zijn in verband met het halen van maximaal rendement uit het inzetten van maatschappelijke middelen (lees: lage structurele lasten). Het haalbaarheidsonderzoek bestaat ten minste uit inzicht in:
Voor zowel renovatie als vervangende nieuwbouw wordt een investeringsraming op kengetallenniveau gemaakt. Deze investeringen worden vertaald naar een kapitaallast op basis van actuele parameters (zoals rekenrente en afschrijvingstermijnen) van de gemeente Best. Bij nieuwbouw wordt ook het eenmalig afboeken van de boekwaarde betrokken. Zo kan een vergelijk gemaakt worden tussen renovatie en vervangende nieuwbouw.
Voor de realisatie van een renovatie gelden de volgende uitgangspunten:
De gemeentelijke bijdrage is maximaal 70%7 van de investering voor nieuwbouw. Het percentage van 70% vormt het kantelpercentage vanaf wanneer nieuwbouw vanuit bedrijfseconomisch oogpunt verantwoorder is dan renovatie. De gemeentelijke bijdrage bestaat uit maximaal deze 70% van het kengetal voor de kosten van vervangende nieuwbouw. Deze gemeentelijke bijdrage wordt niet overschreden. Zo wel, dan is in de haalbaarheidsonderzoek beargumenteerd aangeven waarom dit gebeurt8. De gemeentelijke bijdrage is een invulling van het voorstel vanuit de VNG en PO-raad dat de gemeente bijdraagt in de bekostiging van renovatie. Daarmee wordt vooruitgelopen op de verwachte nieuwe wetgeving waarin renovatie als voorziening wordt opgenomen;
In het proces om te komen tot een afweging voor renovatie zijn nog drie spelregels van toepassing:
Er kunnen argumenten zijn om een bestaand gebouw toch te handhaven in plaats van (vervangende) nieuwbouw (bijvoorbeeld monument). Dit dient uitgebreid beargumenteerd te worden in een haalbaarheidsonderzoek. Daarna is het een maatregel die conform de genoemde maatregelen voor bekostiging in aanmerking komt;
Onder in stand houden vallen de gebouwen die binnen de looptijd van het IHP (ca. 16 jaar) in stand worden gehouden. Hoewel deze gebouwen geen grootschalige ingreep krijgen, is ook voor deze categorie aandacht voor hoe kan worden bijgedragen aan de verduurzaming en het verbeteren van het binnenklimaat in lijn met de landelijke klimaatdoelstellingen. Over 27 jaar dienen namelijk alle gebouwen CO2 neutraal te zijn.
Het in stand houden en onderhouden van schoolgebouwen is een verantwoordelijkheid van het schoolbestuur, die hiervoor een meerjaren onderhoudsplan (MJOP) opstelt. Bij het planmatig onderhoud wordt minimaal het conditieniveau 3 van in stand houding op sober en doelmatig niveau (NEN2767) gehanteerd9. Het schoolbestuur is verantwoordelijk voor de handhaving van dit niveau en de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden.
Het schoolbestuur is tevens verplicht om de Erkende Maatregelen (Wet Milieubeheer) uit te voeren. Dit betreft duurzame maatregelen met een terugverdientijd van maximaal 5 jaar. Voor het onderhouden en het uitvoeren van de Erkende Maatregelen zet het schoolbestuur een deel van de bekostiging die zij vanuit het Rijk ontvangt in. Deze regeling blijft gehandhaafd. Toch vraagt het behalen van de doelstellingen uit het Klimaatakkoord om aanvullende maatregelen voor bestaande gebouwen. Hieronder zijn spelregels opgenomen hoe hiermee om te gaan.
Spelregels IHP – in stand houden
Hiervoor gelden de volgende spelregels:
Voor alle schoolgebouwen wordt door middel van een scan inzichtelijk gemaakt welke maatregelen er, aanvullend op het activiteitenbesluit, haalbaar zijn om het binnenklimaat te verbeteren, de CO2-uitstoot te verminderen, energie te besparen en aardgasvrij ready te zijn. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen verschillende categorieën van gebouwen:
Leeftijd 35 jaar of ouder: voor deze gebouwen is het aannemelijk dat er binnen afzienbare tijd door middel van vernieuwbouw of (vervangende) nieuwbouw (na afweging in een haalbaarheidsonderzoek) de CO2-uitstoot wordt gereduceerd. Met een light scan wordt inzichtelijk gemaakt welke duurzame maatregelen binnen de resterende levensduur van het gebouw haalbaar en verantwoord zijn. Voor gebouwen die binnen nu en 5 jaar in het IHP staan voor een ingreep, wordt geen scan uitgevoerd;
Indien de uitkomsten van de scan aanleiding geven tot het doorvoeren van maatregelen zijn de schoolbesturen in principe verantwoordelijk voor bekostiging daarvan. Het uitvoeren van de maatregelen wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan natuurlijke momenten in het MJOP (koppeling verduurzamingsmaatregelen aan investeringen vanuit onderhoud).
Dit betreft gebouwen die niet langer als schoolgebouw in gebruik blijven en teruggegeven worden conform verordening Onderwijshuisvesting aan de desbetreffende gemeente. Daarmee worden ze onttrokken aan de onderwijsbestemming.
Het primair onderwijs kent in 2024 een totaal van 2.261 leerlingen (oktobertelling 2023). Deze leerlingen worden verdeeld onder 11 bekende locaties (inclusief locatie Op ’t Erf).
Het leerlingenaantal binnen het primair onderwijs zal volgens de leerlingenprognose van PVG tot 2039 toenemen tot een totaal van 2.696 leerlingen. Deze toename resulteert in een toenemende normatieve ruimtebehoefte. In dit hoofdstuk wordt per school een overzicht geboden van de ontwikkeling in leerlingenaantal, de ruimtebehoefte en hoe dit zich verhoudt ten opzichte van de capaciteit van het gebouw. Daarnaast wordt ook de medegebruiker van de onderwijscapaciteit in beeld gebracht. Met de visie rondom kindcentra-vorming zal een kindpartner niet wijken voor het onderwijs.
Per locatie wordt een maatregel als in paragraaf 3.5 beschreven als uitgangspunt gehanteerd.
Voor de oktobertelling geldt dat de oktobertelling van 1-10-2023 het leerlingenaantal voor 2024 weergeeft. De prognose houdt rekening met eenzelfde benadering wat inhoudt dat het jaartal van de prognose de verwachte oktobertelling van het voorgaande jaar weergeeft.
De gemeente Best voorziet met de leerlingenprognose in de wijken Aarlesche Erven en Salderes een exponentiële toename van het aantal leerlingen. In de wijk Aarlesche Erven zijn de nieuwbouwplannen voor de basisschool Op ’t Erf reeds uitgewerkt en verwacht wordt dat deze school in schooljaar 2025/2026 operationeel zal zijn. De school wordt gebouwd met een capaciteit voor 230 leerlingen. De leerlingenprognose laat zien dat de school vanaf 2028 echter onvoldoende capaciteit zal hebben om het aantal leerlingen te kunnen huisvesten.
De gemeente Best en Stichting Best Onderwijs zijn overeen gekomen om het ruimtetekort op te vangen bij de scholen elders in Best. Gemeente en schoolbestuur houden rekening met ruimtegebruik bij de locatie aan de Paardenhei 7.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de capaciteit en jaarlijkse overcapaciteit van de verschillende locaties (primair onderwijs) op basis van de normatieve ruimtebehoefte uitgedrukt in vierkante meters. Dit overzicht geeft inzicht waar mogelijk ruimtetekort opgevangen kan worden.
NB: het overzicht gaat uit van de huidige meters en houdt geen rekening mee met de scenario’s welke verder in dit hoofdstuk geformuleerd worden. Indien in een scenario gekozen wordt voor het aan de maat maken van een gebouw, dan is eerst een dialoog tussen schoolbestuur en gemeente (met medeweten van de kinderopvangorganisatie) aan de orde totdat effectuering wordt overgegaan.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de capaciteit en jaarlijkse overcapaciteit van de verschillende locaties (primair onderwijs) op basis van de normatieve ruimtebehoefte uitgedrukt in leslokalen. Om te komen tor een groepsdeler wordt rekening gehouden met de maximale groepsgrootte en de gemiddelde landelijke groepsgrootte. Binnen onderstaand overzicht wordt een gemiddelde groepsgrootte van 2610 leerlingen aangehouden. De groepsdeler van 26 leerlingen wordt als uitgangspunt gehanteerd.
NB: het overzicht gaat uit van het huidig aantal onderwijslokalen en houdt geen rekening mee met de scenario’s welke verder in dit hoofdstuk geformuleerd worden. Indien in een scenario gekozen wordt voor het aan de maat maken van een gebouw, dan is eerst een dialoog tussen schoolbestuur en gemeente (met medeweten van de kinderopvangorganisatie) aan de orde totdat effectuering wordt overgegaan.
Om een overzicht te geven van het landelijk gemiddelde hanteert onderstaand overzicht een uitgangspunt van een gemiddelde groepsgrootte van 2411 leerlingen. Deze gemiddelde groepsgrootte omvat het aantal leerlingen per klaslokaal volgens de Rijksoverheid. Dit overzicht geldt niet als uitgangspunt voor het IHP.
NB: het overzicht gaat uit van het huidig aantal onderwijslokalen en houdt geen rekening mee met de scenario’s welke verder in dit hoofdstuk geformuleerd worden. Indien in een scenario gekozen wordt voor het aan de maat maken van een gebouw, dan is eerst een dialoog tussen schoolbestuur en gemeente (met medeweten van de kinderopvangorganisatie) aan de orde totdat effectuering wordt overgegaan.
Gemeente Best en de schoolbesturen hebben uitgesproken om vorming van kindcentra te stimuleren bij scholen binnen het primair onderwijs. Op diverse scholen is naast het onderwijs reeds ruimte voor de kindpartner gerealiseerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen enkelgebruik en dubbelgebruik. Bij enkelgebruik is het uitgangspunt dat de ruimte uitsluitend gebruikt wordt door de kindpartner, bij dubbelgebruik wordt de ruimte door school en kindpartner in gezamenlijkheid gebruikt.
NB: de groeiende vraag naar onderwijs binnen de gemeente kan mogelijk als gevolg hebben dat ook de vraag naar kindplaatsen binnen de kinderopvang groeit. Dit kan, waar mogelijk, ertoe leiden dat de kinderopvang op bepaalde locaties meer ruimte zal gaan gebruiken.
De volgende paragrafen bevatten de scenario’s per school. Hieronder volgt een toelichting van de onderdelen die daarin terugkomen.
Voor het verwachte aantal leerlingen is gebruik gemaakt van de leerlingenprognoses die zijn opgesteld door PVG (december 2023). Dit zijn de meest recente leerlingenprognoses en zijn herzien op basis van de bouw van 1.000 woningen in de wijk Aarlesche Erven. Daarnaast wordt onder 2024 het aantal leerlingen genoemd zoals vastgesteld op 1 oktober 2023. Het jaartal van de prognose staat dan ook voor het verwacht aantal leerlingen op 1 oktober van het voorgaande jaar.
De analyse per schoolgebouw betreft een weergave van de kansenkaart (knelpuntenanalyse). In de kansenkaart is de school beoordeeld op:
De kansenkaarten zijn gebaseerd op de factsheets. Een beoordeling van groen is goed, oranje is gemiddeld en rood is slecht. Bij een grijze beoordeling ontbreekt er informatie.
Het Rijk stelt een minimum aan het aantal leerlingen op een school. Dit heet de opheffingsnorm. Scholen met een leerlingenaantal dat 3 jaar op rij onder de opheffingsnorm valt, verliezen hun inkomsten. Het is vervolgens aan het schoolbestuur om de school in stand te houden of te sluiten. De opheffingsnormen voor het basisonderwijs zijn niet voor alle scholen hetzelfde. Dit is afhankelijk van de zogenaamde leerlingdichtheid in een gemeente. De opheffingsnorm voor de gemeente Best ligt op 124 leerlingen.
De denkrichtingen vormen het kader voor de financiële doorrekening (zie hoofdstuk 6). Indien een school meerdere denkrichtingen heeft, dan is in de financiële doorrekening de financieel minst gunstige variant opgenomen. Bij uitvoering van het project komen schoolbestuur en gemeente tot een definitieve keuze middels het opstellen van een haalbaarheidsonderzoek. Hetzelfde geldt voor de ruimtebehoefte bij vervangende (ver)nieuwbouw en/of levensduurverlengende renovatie. Voor nu is het leerlingenaantal in 2039 als voorlopig ijkpunt gekozen. In het haalbaarheidsonderzoek wordt de ruimtebehoefte nader uitgewerkt.
De gemeente gaat uit van het totale aanbod aan onderwijsmeters binnen Best. Dit houdt in dat bij huisvestingsvraagstukken gekeken wordt naar overmaat elders in Best. Daarnaast wil de gemeente leegstand van onderwijscapaciteit waar dit voor een langere termijn mogelijk is inzetten voor de huisvesting van kinderopvangorganisaties.
Op ‘t Erf is een nieuwbouwschool in de wijk Aarlesche Erven. Bij het opstellen van dit IHP is deze school niet gerealiseerd. In het tweede kwartaal van 2024 wordt verwacht dat de nieuwbouw zal starten.
KC Op ‘t Erf zal een kindcentrum gaan vormen. De school zal gaan beschikken over 8 onderwijsruimten en 1 speellokaal. Van de onderwijscapaciteit wordt een deel multifunctioneel ingezet. Daarnaast zal 45 m² bvo ingezet worden voor de kinderopvang op basis van dubbelgebruik, dit heeft dus geen gevolgen voor de onderwijscapaciteit. Naast onderwijscapaciteit wordt er ook overige ruimte gerealiseerd voor kinderopvang bestaande uit 3 groepsruimten, en is er ruimte voor een wijkfunctie.
De school zal een sterke toename van het leerlingenaantal zien binnen de looptijd van dit IHP. Vanuit de nieuwbouwwijk zullen veel jonge gezinnen onderwijs nabij zoeken. Verwacht wordt dat de school vanaf 2028 een ruimtetekort zal kennen.
Voorstel denkrichting: De nieuwbouw heeft als uitgangspunt een capaciteit voor 230 leerlingen. De leerlingenprognose laat zien dat dit onvoldoende is om het aantal leerlingen te kunnen huisvesten. De school zal kampen met een structureel ruimtetekort. Gemeente en schoolbestuur zijn overeen gekomen om het ruimtetekort op te vangen bij locatie Paardenhei 7. Op korte termijn is op deze locatie 1.571 m² bvo aan onderwijscapaciteit in te vullen door andere scholen.
KC Platijn is gesitueerd in Dijkstraten aan de noordkant van Best. Het gebouw kent het bouwjaar 2020 en heeft geen uitbreidingen of renovaties ondergaan.
In 2024 heeft de school een leerlingenaantal van 181 leerlingen. In 2039 zal dit leerlingenaantal afgenomen zijn tot een totaal van 169 leerlingen. KC Platijn zal gedurende de looptijd van dit IHP een piek in leerlingenaantal kennen.
Het gebouw beschikt over 9 groepsruimten, 1 handvaardigheidslokaal en 1 speellokaal. Kinderopvangorganisatie Korein beschikt over 2 aanvullende ruimten, welke niet onder de onderwijscapaciteit vallen.
Gedurende de looptijd van dit IHP zal de school passend gehuisvest blijven binnen de onderwijscapaciteit (monitoren door schoolbestuur aan de orde).
Voor de lange termijn behoeft de school op basis van de leerlingenprognose geen verdere planvorming.
4.2.3.1 KC de Kiezel Jansenstraat
KC de Kiezel locatie Jansenstraat is gelegen in de wijk Salderes. Het gebouw kent het bouwjaar 1972 en is nadien in 2002 uitgebreid. Daarnaast is het gebouw is 2013 gerenoveerd.
Het leerlingenaantal en daarmee de ruimtebehoefte zal in de looptijd van dit IHP toenemen met als gevolg dat KC de Kiezel op termijn meer ruimte vraagt dan het gebouw biedt. Binnen de looptijd van dit IHP zal er een ruimtetekort ontstaan tot een tekort van circa 15%.
De locatie van KC de Kiezel Jansenstraat beschikt over 18 onderwijslokalen en 1 speellokaal. Twee onderwijslokalen worden momenteel gebruikt door de Kinderopvangorganisatie Korein op basis van enkelgebruik, waarmee 16 onderwijslokalen en 1 speellokaal voor het onderwijs in gebruik blijven. Daarnaast beschikt het gebouw over 5 ruimten welke op basis van dubbelgebruik ingevuld worden.
Kwalitatief wordt het gebouw als redelijk beoordeeld. Functioneel wordt het gebouw als goed beoordeeld. Op basis van het bouwjaar en renovatiejaar adviseert ICSadviseurs om over te gaan tot vernieuwbouw in 2038.
Voorstel denkrichting: vernieuwbouw op lange termijn (2038).
4.2.4.1 KC de Kiezel Zwijsenstraat
KC de Kiezel Zwijsenstraat is gelegen in het centrum van Best en dient als dislocatie van de locatie aan de Jansenstraat. Het gebouw kent het bouwjaar 1967 en is nadien in 2012 uitgebreid en gerenoveerd.
Het leerlingenaantal zal volgens de leerlingenprognose in 2039 licht toenemen ten opzichte van 2024. Geconcludeerd wordt dat de school op basis van vierkante meters over een ruime maat aan overcapaciteit beschikt.
De locatie van KC de Kiezel Zwijsenstraat bestaat uit 6 onderwijslokalen. De locatie Zwijsenstraat beschikt over relatief veel onderwijsruimte en weinig klaslokalen. De overcapaciteit wordt onderwijskundig dan ook niet ervaren. Naast KC de Kiezel maakt Kinderopvang Korein gebruik van onderwijscapaciteit op basis van dubbelgebruik. Ook heeft Korein 4 groepsruimten in gebruik voor kinderopvang. Deze ruimten behoren tot de overige capaciteit en worden daarom niet meegenomen in bovenstaand overzicht. Daarnaast beschikt de school over een inpandige gymzaal welke niet is meegenomen in de beschikbare onderwijscapaciteit.
Kwalitatief wordt het gebouw als redelijk beoordeeld. Functioneel wordt het gebouw als goed beoordeeld. Op basis van het bouwjaar en renovatiejaar adviseert ICSadviseurs om over te gaan tot vernieuwbouw in 2037.
Voorstel denkrichting: uitbreiding en vernieuwbouw (2029) combineren. Constructief is reeds rekening gehouden met het bijplaatsen van deze 3 lokalen op de verdieping wat gedeeltelijk het gezamenlijke ruimtetekort van KC De Kiezel wat speelt vanaf 2030 kan opvangen. De twee vestigingen van KC De Kiezel fungeren als communicerende vaten en vangen gezamenlijk het leerlingenaantal op.
4.2.4.2 KC de Kiezel – communicerende vaten
KC de Kiezel omvat verdeeld over de twee locaties met de verwachte toename in aantal leerlingen te weinig capaciteit om deze leerlingen te kunnen huisvesten. Daarnaast beschikt de dislocatie over relatief weinig onderwijslokalen.
De twee locaties van KC de Kiezel hebben enkel de uitbreidingsmogelijkheid met drie onderwijslokalen bij de dislocatie aan de Zwijsenstraat. Constructief is reeds rekening gehouden met de toevoeging van deze drie lokalen. Wanneer deze drie lokalen gerealiseerd zijn heeft KC De Kiezel haar maximale capaciteit bereikt.
Op basis van het aantal lokalen en uitgaande van een gemiddelde groepsgrootte kan worden bepaald wat de maximale capaciteit is van KC de Kiezel. Om te komen tor een groepsdeler wordt rekening gehouden met de maximale groepsgrootte en de gemiddelde landelijke groepsgrootte. Binnen onderstaand overzicht wordt een gemiddelde groepsgrootte van 2612 leerlingen aangehouden. De groepsdeler van 26 leerlingen wordt als uitgangspunt gehanteerd.
Om een overzicht te geven van het landelijk gemiddelde hanteert onderstaand overzicht een uitgangspunt van een gemiddelde groepsgrootte van 2413 leerlingen. Deze gemiddelde groepsgrootte omvat het aantal leerlingen per klaslokaal volgens de Rijksoverheid. Dit overzicht geldt niet als uitgangspunt voor het IHP.
Naar verwachting zal KC de Kiezel op basis van de groepsdeler van 26 leerlingen vanaf 2030 niet in staat zijn om het leerlingenaantal te kunnen huisvesten. KC de Kiezel kampt daarmee vanaf 2030 over onvoldoende onderwijsruimten en behoeft de school daarmee vanaf 2029 een uitbreiding.
NB: de huidige installaties van KC de Kiezel zijn niet voorbereid op een uitbreiding. Om deze reden zal de uitbreiding gelijktijdig met de vernieuwbouw plaatsvinden. Op basis van een jaarlijkse herijking en een businesscase wordt de toename in aantal leerlingen gemonitord om te komen tot een uitvoeringsjaar van de uitbreiding en vernieuwbouw.
Voor KC de Zevensprong is reeds gestart met vervangende nieuwbouw van de school. Hierbij is de dislocatie van KC de Zevensprong betrokken om te komen tot één passende locatie. Naar verwachting zal het gebouw in schooljaar 2024/2025 in gebruik genomen worden. In de tussenliggende periode wordt het onderwijs gefaciliteerd vanuit een tijdelijke voorziening.
Het gebouw zal een totale omvang van 2.768 m² bvo omvatten. Hiervan is 2.050 m² bvo onderwijscapaciteit, 445 m² bvo gymzaal en 273 m² bvo overige ruimte in gebruik door de kinderopvangorganisatie Korein.
Het gebouw van KC de Zevensprong zal beschikken over 13 onderwijslokalen en 1 handvaardigheidslokaal. Daarnaast heeft het 3 overige ruimten voor kinderopvang en beschikt het gebouw over een gymzaal.
Voorstel denkrichting: vervangende nieuwbouw is gedurende het opstellen van dit IHP van start gegaan. De school zal vervolgens in stand gehouden worden.
4.2.6.1 KC De Zevensprong locatie ‘de noot’
Basisschool De Zevensprong heeft met locatie ‘de noot’ een dislocatie. Deze dislocatie wordt door de bekende planvorming voor KC de Zevensprong niet meegenomen in het onderzoek. De locatie staat voor een herbestemming.
Basisschool Immanuël is een basisschool in de wijk Naastenbest in Best. De school is gehuisvest in een gebouw uit het bouwjaar 1990, wat nadien eenmalig in 1995 een uitbreiding heeft ondergaan. Het gebouw is niet gerenoveerd.
Het leerlingenaantal en daarmee de ruimtebehoefte zal in de looptijd van dit IHP toenemen. De school blijft passend binnen het huidige gebouw.
Het gebouw bevat 10 groepsruimten en 1 speellokaal. 8 van deze ruimten worden in gebruik genomen door het onderwijs. Naast basisschool Immanuel maakt de LEV-groep met dag- en peuteropvang gebruik van 2 groepsruimten aan onderwijscapaciteit op basis van enkelgebruik. Ook wordt 1 onderwijsruimte gebruikt als BSO voorziening op basis van dubbelgebruik.
Voorstel denkrichting: basisschool Immanuël wordt in stand gehouden.
4.2.7.2 KC De Heydonck – Naastenbest
De Heydonck is een basisschool gelegen in de wijk Naastenbest. Het gebouw kent het bouwjaar 1968 en heeft in 2012 een uitbreiding en renovatie ondergaan.
Het leerlingenaantal van de Heydonck zal in 2039 nagenoeg gelijk zijn aan het aantal volgens de oktobertelling voor 2024. De Heydonck blijft daarmee beschikken over een ruime maat aan overcapaciteit.
Het gebouw bestaat uit 13 lesruimten en 1 speellokaal. Naast De Heydonck maakt ook kinderopvangorganisatie Partou met een BSO gebruik van een lokaal aan onderwijscapaciteit op basis van enkelgebruik. Verder kent het gebouw buiten schooltijden gebruik van de lesruimten voor diverse verenigingen en maatschappelijke organisaties zoals het theater en de bibliotheek. Het gebruik van deze verenigingen en organisaties heeft als gevolg dat er een hoge mate van vandalisme heerst in de avonden.
De kwaliteit van het gebouw wordt als slecht beoordeeld bij met name de temperatuur. Op basis van de renovatie in 2012 zal het gebouw in 2037 in aanmerking komen voor vernieuwbouw. Bij vernieuwbouw kan het gebouw dan ook aan de maat gemaakt worden.
Voorstel denkrichting: verkenning van de mogelijkheden tot vernieuwbouw op lange termijn (2037).
KC Antonius is een kindcentrum gelegen in de wijk Heivelden. Het gebouw kent het bouwjaar 2007 en is nadien niet uitgebreid of gerenoveerd.
Het leerlingenaantal en daarmee de ruimtebehoefte zal gedurende de looptijd van dit IHP toenemen.
Het gebouw bestaat uit 15 lesruimten en 2 speellokalen. De school maakt ook gebruik van de campuslocatie aan de Paardenhei 7. De school beschikt hiermee over 2 aanvullende lesruimten.
Naast KC Antonius maakt ook kinderopvangorganisatie Partou met peuteropvang gebruik van één lokaal aan onderwijscapaciteit op basis van enkelgebruik. Ook heeft Partou onder andere de aula in medegebruik.
De kwaliteit van de locatie wordt als matig tot goed beoordeeld. Aanmerkingspunten zijn de ventilatie en temperatuur, met als oorzaak harde windvlagen met kou. Verder wordt de verkeersveiligheid als onveilig beoordeeld door de verkeersdrukte omtrent de ligging van 2 buurbasisscholen en het ontbreken van een duidelijke schoolzone.
Voorstel denkrichting: KC Antonius wordt in stand gehouden. Ook wordt het ruimtegebruik bij Paardenhei 7 in stand gehouden.
4.2.8.2 KC Antonius - onderwijslokalen
De leerlingenprognose toont op basis van de onderwijscapaciteit een beeld dat er leegstand is. Op basis van het aantal onderwijslokalen lijkt er echter geen sprake van leegstand. Op lange termijn (2039) wordt op basis van de groepsdeler verwacht dat de school niet passend is op de hoofdlocatie. KC Antonius zal vanuit het bestaande ruimtegebrek de twee lokalen aan de Paardenhei 7 in gebruik houden.
Op basis van het aantal lokalen en uitgaande van een gemiddelde groepsgrootte kan worden bepaald wat de maximale capaciteit is van KC Aontnius. Om te komen tor een groepsdeler wordt rekening gehouden met de maximale groepsgrootte en de gemiddelde landelijke groepsgrootte. Binnen onderstaand overzicht wordt een gemiddelde groepsgrootte van 2614 leerlingen aangehouden. De groepsdeler van 26 leerlingen wordt als uitgangspunt gehanteerd.
Om een overzicht te geven van het landelijk gemiddelde hanteert onderstaand overzicht een uitgangspunt van een gemiddelde groepsgrootte van 2415 leerlingen. Deze gemiddelde groepsgrootte omvat het aantal leerlingen per klaslokaal volgens de Rijksoverheid. Dit overzicht geldt niet als uitgangspunt voor het IHP.
Naar verwachting zal KC Antonius in 2039 met de aanvullende ruimten voldoende onderwijslokalen hebben om het aantal leerlingen te kunnen huisvesten.
Basisschool De Heydonck Heivelden, KC Antonius en KC De Klimboom zijn gehuisvest in een gebouw gelegen in de wijk Heivelden in Best. De scholen gehuisvest in een gebouw uit het bouwjaar 1999. Het gebouw is nadien niet uitgebreid of gerenoveerd.
Voor de Heydonck Heivelden geldt Paardenhei 7 als hoofdlocatie. Voor KC Antonius en KC de Klimboom worden deze ruimten aanvullend op het eigen gebouw in gebruik genomen. Ook het Techlab van Best heeft een ruimte in het gebouw.
De Heydonck Heivelden zal gedurende 2025 het gebouw verlaten. KC Antonius en KC De Klimboom zullen gebruik blijven maken van de onderwijscapaciteit.
De verkeersveiligheid wordt ook hier door de aanwezigheid van 3 scholen als onvoldoende bevonden met grote drukte op de piekmomenten.
Voorstel denkrichting: De locatie Paardenhei 7 beschikt uitsluitend over een onderwijsbestemming. Dit houdt in dat kinderopvang niet mogelijk is binnen het gebouw. KC de Klimboom heeft aanhoudend ruimtetekort binnen het hoofdgebouw en zal gebruik blijven maken van de locatie aan de Paardenhei 7. Zowel De Heydonck als Antonius zullen de locatie aan de Paardenhei 7 verlaten. Deze locatie omvat zo voldoende capaciteit om het ruimtetekort op te kunnen vangen wat zal spelen bij de nieuwe school Op ’t Erf.
KC de Klimboom is een kindcentrum gelegen in de wijk Heivelden. De school is gehuisvest in een gebouw uit het bouwjaar 2000. Het gebouw is nadien niet uitgebreid of gerenoveerd.
Het gebouw beschikt over 12 lesruimten en 1 speellokaal. De school maakt ook gebruik van de campuslocatie aan de Paardenhei 7. De school beschikt hiermee over 5 aanvullende lesruimten. Kinderopvangorganisatie Korein maakt met BSO gebruik van onderwijscapaciteit op basis van dubbelgebruik. Daarnaast heeft Korein een eigen gebouw met ruimte voor dagopvang en peuterwerk.
Met het gebruik van locatie Paardenhei 7 beschikt KC De Klimboom over voldoende capaciteit om de leerlingen te huisvesten. Met de toename van het aantal leerlingen volgens de leerlingenprognose zal de capaciteit in 2039 bereikt zijn. Om ruimte tot groei te bieden zal KC de Klimboom met een uitbreidingsscenario rekening dienen te houden. Hiervoor kan de capaciteit aan de Paardenhei 7 uitkomst bieden.
De school ervaart op het gebied van verkeersveiligheid de eerder genoemde drukte door de aanwezigheid van 3 scholen en het ontbreken van een duidelijke schoolzone.
Voorstel denkrichting: Zowel hoofdlocatie als het aanvullend ruimtegebruik aan de Paardenhei 7 in stand houden.
KC Bricks is gesitueerd in de wijk Wilhelminadorp in Best. Het kindcentrum is gehuisvest in het oudste gebouw als het gaat om de schoolgebouwen binnen de gemeente. Het gebouw kent het bouwjaar 1954 en is nadien uitgebreid in 1995 en 2004. Het gebouw is niet gerenoveerd.
KC Bricks heeft gemiddeld meer onderwijsmeters per leerling wegens een achterstandsscore.
Het leerlingenaantal en daarmee de ruimtebehoefte zal een daling kennen binnen de looptijd van dit IHP. De school kent in 2039 een ruime overmaat.
Het gebouw beschikt over 9 lesruimten en 3 speellokalen. Naast onderwijs maakt ook kinderopvang Little People gebruik van onderwijscapaciteit op basis van enkelgebruik. Ook maakt Little People gebruik van onderwijscapaciteit op basis van dubbelgebruik. KC Bricks kent in 2039 een ruime maat aan overcapaciteit.
Voorstel denkrichting: KC Bricks ligt op een belangrijke locatie voor het aanbod in Best-zuid. Er is reeds planvorming in gang gezet voor vervangende nieuwbouw voor KC Bricks. Naar verwachting zal KC Bricks in 2027 van een vervangende nieuwbouw voorzien worden. Uitgangspunt is een kindcentrum of een multifunctioneel centrum. Voor de nieuwbouw wordt uitgegaan van 150 leerlingen waardoor voorkomen wordt dat direct tijdelijke huisvesting nodig is. Tijdens de ontwikkeling van de nieuwbouw wordt nagedacht over een eventuele uitbreidingsmogelijkheid naar 200 leerlingen. Deze uitbreidingsmogelijkheid wordt bij aanvang niet gerealiseerd.
Het Heerbeeck College is de enige VO-school in de gemeente Best. De school is door de centrale ligging en de aanwezigheid van treinstation Best goed te bereiken voor leerlingen van zowel binnen als buiten de gemeente. Vanuit buurtdorpen Oirschot en Sint-Oedenrode is ruim een derde van het totaal aantal leerlingen afkomstig.
Naast het Heerbeeck College maken ook de huiswerkbegeleiding en diverse verenigingen gebruik van onderwijscapaciteit op basis van dubbelgebruik. De school beschikt over leerpleinen wat normatief minder efficiënt beschouwd wordt dan een klassiek klaslokaal. Daarnaast heeft de school 3 inpandige gymzalen waar het bewegingsonderwijs in faciliteert. Deze gymzalen zijn niet meegenomen in de beschikbare onderwijscapaciteit.
Voorstel denkrichting: Het Heerbeeck College omvat 4 verschillende gebouwdelen. Het oudste gebouwdeel biedt onderdak aan het Junior College en kent een bouwjaar van medio jaren 80. Dit gebouwdeel is verouderd komt in aanmerking voor vervangende nieuwbouw om aansluiting met het hoofdgebouw te maken. Met het oog op de leerlingenprognose wordt rekening gehouden met een nieuwbouw van het Junior van circa 1.250 m² aangesloten bij het hoofdgebouw.
Het hoofdgebouw van het Heerbeeck College kent het bouwjaar 1989 en komt in aanmerking voor levensduurverlengende renovatie. Voor het Junior College geldt een denkrichting voor een vervangende nieuwbouw in 2026. Dan heeft de school het laagste verwachte leerlingenaantal waardoor ruimte zal zijn voor de bouwprojecten zonder inzet van tijdelijke huisvesting. In de periode van 2027 tot en met 2035 is het wenselijk dat de school, na afronding van de werkzaamheden rondom het Junior College, aansluitend een geleidelijke renovatie ondergaan ter continuïteit van de bouwwerkzaamheden. Binnen de looptijd van deze renovatie kan de school volledig inzetbaar blijven en zal tijdelijke huisvesting ook hier niet benodigd zijn. Schoolbestuur en gemeente stemmen dit nader af. In 2025 wordt een haalbaarheidsonderzoek uitgevoerd met een concreet faseringsplan om te komen tot een geleidelijke renovatie.
De overige gebouwdelen uit 1999 en 2010 behoeven gedurende de looptijd van dit IHP geen aparte verdere planvorming, rekening houdend met een renovatie van de volledige installatiesystemen.
De gemeente Best beschikt over één openbare sporthal en vijf gymzalen. Daarnaast beschikt het Heerbeeck College over een sporthal bestaande uit drie zaaldelen. Vier van deze locaties zijn gehuisvest binnen een school en worden uitsluitend gebruikt voor de gymvoorziening van betreffende school. De inpandige gymzaal van KC de Kiezel Zwijsenstraat is in eigendom bij het schoolbestuur. De overige locaties zijn niet aangesloten bij een school en worden dan ook door meerdere scholen gebruikt. Een zaaldeel kan voor het primair onderwijs voor 26 klokuren per week gebruikt worden. Voor het voortgezet onderwijs kan een zaaldeel 40 uur per week ingezet worden. Het gebruik buiten lestijden door bijvoorbeeld verenigingen wordt buiten beschouwing gelaten.
De behoefte aan klokuren gym in het primair onderwijs wordt berekend aan de hand van het aantal midden- en bovenbouwgroepen (groepen 3 t/m 8). Groepen uit de onderbouw (groepen 1 en 2) maken in principe gebruik van speellokalen in de schoolgebouwen zelf. Elke midden- en bovenbouwgroep heeft normatief (VNG-normering onderwijshuisvesting) per week 1,5 klokuren in een gymzaal tot zijn beschikking. Met ingang van het schooljaar 2023-2024 zijn alle scholen binnen het primair onderwijs verplicht om per groep leerlingen minimaal twee lesuren (of 1,5 klokuren) aan bewegingsonderwijs te verzorgen. Deze lesuren dienen afzonderlijk van elkaar in 2 x 45 minuten verzorgd te worden.
Voor het voortgezet onderwijs worden normatieve uren bewegingsonderwijs bepaald op basis van de ruimtebehoefte in zaaldelen. Op basis van een ruimtebehoeftemodel16 wordt het aantal zaaldelen en daarmee lesuren bepaald. Deze berekening is als volgt: (aantal leerlingen * 32 * vierkante meter bruto vloeroppervlakte bewegingsonderwijs per leerling) ÷ 455. Voor het leerwegondersteunend onderwijs en praktijkonderwijs wordt een aangepaste formule gehanteerd: (aantal leerlingen * 32 * vierkante meter bruto vloeroppervlakte bewegingsonderwijs per leerling) ÷ 322.
NB: bij enkele scholen ontbreekt een speellokaal waardoor ook de kleuters in de gymzaal bewegen. Dit is niet in de tabel meegenomen. Geconcludeerd wordt dat dit in de huidige situatie geen knelpunten oplevert.
Het Heerbeeck College beschikt over een sporthal met twee zaaldelen en een gymzaal met één zaaldeel om het bewegingsonderwijs in te faciliteren. De capaciteit bedraagt met drie zaaldelen 120 klokuren voor het voortgezet onderwijs. In 2024 maken 1.658 leerlingen gebruik van de binnensportaccommodatie, wat leidt tot een normatieve behoefte aan 143 klokuren bewegingsonderwijs. In 2039 zal het leerlingenaantal volgens de leerlingenprognose toegenomen zijn tot 1.956 leerlingen met als gevolg een toenemende behoefte tot 169 klokuren aan bewegingsonderwijs.
De school heeft door de toename in het aantal leerlingen meer vraag naar bewegingsonderwijs dan de sporthal aan capaciteit biedt. Om deze vraag naar bewegingsonderwijs op te vangen zal uitgeweken kunnen worden naar sporthal Naestenbest. Deze sporthal beschikt over voldoende capaciteit en bedraagt met een afstand van hemelsbreed circa 100 meter een acceptabele reisafstand.
NB: Vanuit de gemeente wordt de sporthal aangeboden voor de verhuur. Gemeente en schoolbestuur gaan in overleg over het integraal gebruik van de sporthallen Heerbeeck en Naestenbest .
Sporthal Naestenbest is een sporthal centraal gelegen binnen de gemeente Best. De sporthal beschikt over vier zaaldelen en biedt daarmee voor het primair onderwijs een capaciteit van 104 klokuren. Voor het voortgezet onderwijs bedraagt de capaciteit 160 klokuren.
Sporthal Naestenbest wordt gebruikt door vijf basisscholen om het bewegingsonderwijs in te faciliteren. Daarnaast zal ook de nieuwe school Op ‘t Erf op korte termijn gebruik gaan maken van de binnensportaccommodatie. KC de Klimboom en Op ‘t Erf zullen een toename in het leerlingenaantal zien, waardoor de vraag naar ruimte voor bewegingsonderwijs binnen sporthal Naestenbest in 2039 toegenomen zijn ten opzichte van 2024.
De leegstand bij sporthal Naestenbest kan gedeeltelijk ingevuld worden door het ruimtetekort wat het Heerbeeck College ervaart en volgens de leerlingenprognose sterker toe zal nemen.
NB: van het Heerbeeck College wordt bij berekening uitgegaan dat uitgeweken wordt naar de sporthal Naestenbest wanneer de capaciteit dit niet toelaat binnen de eigen sportvoorziening. Dit houdt in dat alle normatieve uren boven de 120 klokuren capaciteit van de gymzaal van het Heerbeeck College ondergebracht zal worden bij sporthal Naestenbest . In werkelijkheid kan het zaalgebruik afwijken.
Gymzaal de Heivelden biedt een gymvoorziening nabij de basisscholen in de wijk Heivelden. KC Antonius en KC de Klimboom maken dan ook gebruik van deze binnensportaccommodatie. Ook De Heydonck Naastenbest wijkt eenmaal per week uit naar deze gymzaal. De binnensportaccommodatie heeft een capaciteit van 26 klokuren aan bewegingsonderwijs. Wekelijks wordt de binnensportaccommodatie voor 20,5 uur ingezet voor het bewegingsonderwijs. In 2039 zal dit op basis van de ontwikkelingen van de leerlingenprognose onveranderd zijn. Hiermee is de bezettingsgraad van de gymzaal 75%.
NB: De nabijgelegen onderwijslocatie Paardenhei 7 zal volgens de huisvestingsscenario’s intensief gebruikt worden. De gymzaal de Heivelden heeft te weinig capaciteit om deze vraag naar bewegingsonderwijs te huisvesten, echter bestaat de mogelijkheid dat een deel van de uren voor bewegingsonderwijs bij gymzaal de Heivelden zal plaatsvinden. Naar verwachting wordt de gymzaal dan voor de volledige capaciteit gebruikt.
KC de Kiezel heeft een gymzaal aangesloten bij zowel de hoofdlocatie als bij de dependance. Gymzaal Jansenstraat is de gymzaal aangesloten bij KC de Kiezel Jansenstraat. In totaal maken ruim 350 leerlingen gebruik van de gymzaal wat leidt tot een behoefte van 15 klokuren per week. De leerlingenprognose gaat uit van een toename van het aantal leerlingen tot 529 leerlingen, wat leidt tot een toenemende behoefte aan bewegingsonderwijs tot 22,5 klokuren per week. Het zaaldeel heeft een capaciteit van 26 klokuren voor het faciliteren van bewegingsonderwijs. Gymzaal Jansenstraat voldoet aan voldoende capaciteit om KC de Kiezel Jansenstraat van bewegingsonderwijs te voorzien.
De gymzaal van KC de Kiezel is aangesloten bij KC de Kiezel Zwijsenstraat. De gymzaal bestaat uit één zaaldeel en biedt daarmee 26 klokuren lichamelijke opvoeding aan leerlingen van KC de Kiezel locatie Zwijsenstraat. In totaal maken 162 leerlingen gebruik van de gymzaal. In 2039 zullen volgens de leerlingenprognose 170 leerlingen gebruik maken van de gymzaal, de normatieve behoefte zal daarmee onveranderd blijven. Met een normatieve behoefte aan 6 klokuren aan bewegingsonderwijs beschikt de gymzaal over een bezetting van 23%.
De gymzaal aan de Zwijsenstraat is in eigendom van en wordt beheerd door het schoolbestuur.
Gymzaal de Zevensprong is aangesloten bij basisschool de Zevensprong. Deze gymzaal is uitsluitend bedoeld voor basisschool de Zevensprong. De gymzaal bestaat uit één zaaldeel en biedt daarmee 26 klokuren lichamelijke opvoeding aan leerlingen van KC de Zevensprong. De gymzaal faciliteert in 2024 voor 254 leerlingen van KC de Zevensprong het bewegingsonderwijs. In 2039 zal de school een groei doorgemaakt hebben tot 274 leerlingen. Het aantal groepen zal ook toenemen, waardoor de normatieve behoefte aan bewegingsonderwijs groter wordt. Met een normatieve behoefte van 12 klokuren bewegingsonderwijs wordt de gymzaal voor ruim 46% benut door het onderwijs.
Gymzaal De Paersacker is gesitueerd binnen KC Bricks. De gymzaal bestaat uit één zaaldeel en biedt daarmee 26 klokuren lichamelijke opvoeding aan leerlingen van KC Bricks. In 2024 maken 132 leerlingen gebruik van de gymzaal, wat leidt tot een totaal van 6 klokuren lichamelijke opvoeding. De gymzaal wordt hiermee 20 uur per week niet gebruikt voor onderwijsdoeleinden. De kinderopvang maakt in deze overige tijd ook gebruik van de gymzaal. In de toekomst zal het leerlingenaantal een lichte daling ondergaan. De behoefte aan bewegingsonderwijs blijft echter onveranderd. De bezetting en benutting van gymzaal De Paersacker blijft beperkt, echter is de verwachting dat de kinderopvang in de toekomst een deel van de overige uren zal blijven gebruiken.
Overzichtskaart binnensportaccommodaties en scholen gemeente Best. De cirkels weergeven een hemelsbrede afstand van 1 kilometer ten opzichte van de binnensportaccommodatie, uitgangspunt volgens Kennisbank Sport en Bewegen als maximale afstand tot een binnensportaccommodatie vanuit een school in het primair onderwijs.
6. Financiële kaders en werkwijze
Om de kwaliteit van de onderwijshuisvesting te waarborgen, investeren de gemeente en schoolbesturen vanuit een vast wettelijk kader in schoolgebouwen. Het bekostigen van de opgenomen ambities wordt in deze paragraaf vertaald naar (financiële) uitgangspunten die gehanteerd worden in dit IHP. Er wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen de investering van de gemeente en de investering vanuit het schoolbestuur. De genoemde investeringsbedragen zijn prijspeil januari 2024 en incl. btw.
In het visiedeel bij ‘type maatregelen’ is stilgestaan bij de verschillende scenario’s die binnen dit IHP te onderscheiden zijn. Voor elk scenario is aangegeven wie de verantwoordelijkheid heeft voor het uitvoeren van het scenario en wat het bijbehorende budget is. De uitgangspunten die hieruit voortvloeien met betrekking tot het bepalen van de investeringen worden hieronder ter verduidelijking op een rij gezet.
Bij het bepalen van de investeringen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
De schoolbesturen dragen bij in de realisatie van voorzieningen via een bijdrage. Deze bijdrage moet per situatie worden bekeken in een haalbaarheidsonderzoek. De bijdrage bestaat uit exploitatiegerichte investeringen met een redelijke terugverdientijd van vijftien jaar en die passen binnen het Onderwijsaccountsprotocol.
Kosten die niet zijn meegenomen in de berekeningen:
6.2 Investering schoolbesturen
In het kader van het voorliggende IHP is eveneens de ambitie geformuleerd om een hoger kwaliteitsniveau te realiseren dan het wettelijke Bouwbesluit en zijn hierover met schoolbesturen afspraken gemaakt. De schoolbesturen dragen, in het geval van nieuwbouw en vernieuwbouw, bij aan het behalen van de gewenste duurzaamheidsambities. Per scenario komt dit uit op de volgende indicatieve bijdrage vanuit het schoolbestuur:
(Ver)nieuwbouw: Aanvullend op de bijdrage van de gemeente dragen de schoolbesturen bij aan het behalen van verdere duurzaamheidsambities (ENG/ 0-op-de-meter). De haalbaarheid van de ambities en de kosten die daarbij komen kijken zijn gebouw (en project) specifiek. De hoogte van de bijdrage zal dus per project verschillen. In de basis geldt dat het schoolbestuur hieraan mag bijdragen indien dit vanuit een exploitatievoordeel kan worden gedekt. Hierbij dient zowel naar effecten op de energiekosten, als naar de verwachte onderhoudskosten te worden gekeken. Op basis van een haalbaarheidsonderzoek dient de exacte bijdrage vanuit het schoolbestuur en de te realiseren duurzaamheidsambities inzichtelijk te worden gemaakt en te worden verantwoord.
Op basis van de denkrichtingen, zoals deze in het rapport staan beschreven, bedraagt de investering voor gemeente Best € 59.675.000,- (op basis van het indicatieve bedrag 2024 en exclusief indexeringen) op basis van de eerder genoemde uitgangspunten op het gebied van (ver)nieuwbouw en renovatie. In het uiteindelijke politiek-bestuurlijke besluitvormingsproces rond het IHP moet blijken in welk tempo de gemeente Best in staat is de benodigde investeringen te plegen. In paragraaf 6.4 is de onderbouwde fasering opgenomen. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat wanneer een gemeente investeringen in onderwijshuisvesting temporiseert, het schoolbestuur verplicht wordt om langere tijd in bestaande oude gebouwen te blijven investeren vanuit hun exploitatietaak. Daarmee wordt maatschappelijk geld ingezet dat niet optimaal tot haar recht komt.
Aldus besloten door de raad van Best in zijn vergadering van 10-06-2024
Rian Swinkels-van de Laar
raadsgriffier
Hans Ubachs
voorzitter
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-464814.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.