Wijzigingsbesluit Nadere regels subsidies gemeente Groningen 2024 (hoofdstuk 6 Cultuur)

Het college van burgemeester en wethouders van Groningen;

 

Gelet op:

  • artikel 3 van de Algemene subsidieverordening gemeente Groningen 2024

BESLUIT:

 

vast te stellen de volgende Nadere regel tot wijziging van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen

Artikel I Nadere regels

A. Hoofdstuk 6 Cultuur van de Nadere regels subsidies gemeente Groningen wordt in het geheel vervangen en komt te luiden als volgt:

 

Hoofdstuk 6 Cultuur

 

Paragraaf 6.1 Cultuur algemeen

 

Artikel 6:1 Begripsbepalingen

 

In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de ASV 2024 wordt voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaan onder:

 

  • a.

    de cultuurnota: de door de gemeenteraad van Groningen vastgestelde, op dit moment geldende cultuurnota;

  • b.

    noodzakelijke kosten: kosten die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van activiteiten waarvoor het college op grond van dit hoofdstuk subsidie kan verlenen onder aftrek van de op die activiteiten betrekking hebbende baten, met als minimum de inkomstennorm;

  • c.

    inkomstennorm: het percentage van de overheidsbijdragen dat instellingen minimaal aan eigen inkomsten verwerven, zoals publieksinkomsten of sponsoring. Het percentage bedraagt tenminste 21,5%;

  • d.

    eigen inkomsten: publieksinkomsten, inkomsten uit particuliere fondsen, overige inkomsten, directe opbrengsten, sponsorinkomsten en overige inkomsten; indirecte opbrengsten en overige bijdragen; subsidies die zijn verstrekt door een bestuursorgaan, overige bijdragen uit publieke middelen, rentebaten en overige baten die geen relatie hebben met cultureel ondernemerschap;

  • e.

    specifieke voorzieningen: voor de looptijd van de geldende cultuurnota gesubsidieerde instellingen van zeer verschillende aard, kleinschaliger dan kernvoorzieningen en waarvan het aanbod een aanvulling vormt op dat van de kernvoorzieningen, een en ander zoals bedoeld in de geldende cultuurnota;

  • f.

    amateurkunst: een activiteit op het gebied van muziek, dans, toneel, beeldende en audiovisuele kunst en literatuur, beoefend in de vrije tijd, die voor de kunstbeoefenaar geen primaire inkomstenbron oplevert;

  • g.

    kunstvakopleiding: elke door de rijksoverheid erkende beroepsopleiding voor kunstenaars op Universitair of HBO niveau;

  • h.

    kunstprofessional: vakmatig beoefenaar van kunst en cultuur met professionele kennis en ervaring;

  • i.

    Kunstraad Groningen: onafhankelijke instelling die voor de provincie en de gemeente Groningen (onder meer) subsidieaanvragen voor kunst- en cultuurprojecten beoordeelt en daarover adviseert, dan wel subsidies in mandaat verleent;

  • j.

    actieve kunstdeelname (cultuurparticipatie): het zelf beoefenen van een kunst- of cultuurdiscipline, zoals muziek, dans, toneel, beeldende en audiovisuele kunst en literatuur;

  • k.

    podiumkunsten: hier wordt muziek, dans, theater onder 1 noemer genoemd verzamelnaam voor kunstvormen die een tijdelijk waarneembaar: product opleveren, waarvoor ze afhankelijk zijn van uitvoerende kunstenaars, bijvoorbeeld: toneel, opera, muziek, cabaret en dergelijke;

  • l.

    beeldende kunst: verzamelnaam van kunstvormen die een duurzaam, optisch waarneembaar object voortbrengen, dat onafhankelijk van zijn schepper voort bestaat; daarmee is zij tegengesteld aan podiumkunsten; voorbeelden zijn schilderkunst, grafische kunst, film en beeldhouwkunst;

  • m.

    immaterieel erfgoed: sporen uit het verleden in het heden, in de vorm van gebruiken, verhalen en gewoonten;

  • n.

    materieel erfgoed: sporen uit het verleden in het heden, die zichtbaar en tastbaar aanwezig zijn, zoals voorwerpen in musea, archeologische vondsten, archieven, monumenten en landschappen;

  • o.

    letteren: activiteiten die zich richten op de promotie of productie van literatuur en poëzie of vallen onder de kerntaken van de openbare bibliotheek zoals benoemd in de bibliotheekvisie, zoals vastgesteld bij raadsbesluit van 30 maart 2011;

  • p.

    culturele beurzen (stipendia): subsidies in de vorm van een geldbedrag voor een door het college uitgeschreven uitdaging, toe te kennen op basis van beoordeling door een jury.

  • q.

    Cultuurnota (2021): het document met de titel Kunst en Cultuur voor Iedereen, Cultuurnota 2021-2024 zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 18 november 2020.

  • r.

    Kadernota cultuur 2021-2028: het kader waarin het gemeentelijk cultuurbeleid is geformuleerd voor de jaren 2021-2028;

  • s.

    Cultuurnota 2025-2028: het uitvoeringsplan waarin de gemeente aangeeft op welke manier ambities waargemaakt gaan worden en welke instrumenten daarop worden ingezet.

  • t.

    professionele kunstinstelling: een organisatie in de cultuursector werkend met beroepskrachten of kunstprofessionals;

  • u.

    uitvoerende amateurkunstinstelling of lesaanbieder: een instelling of vereniging waar men les kan volgen of uitvoering geeft aan de in lid g genoemde activiteiten.

  • v.

    erfgoedinstelling: een instelling die zich bezighoudt met collectievorming en -beheer, presentatie en educatie van cultuurhistorisch erfgoed;

  • w.

    cultuurpijlers: instellingen met een landelijke uitstraling en cofinanciering vanuit het Rijk. Deze instellingen zijn een belangrijke pijler binnen hun sector en bieden ondersteuning aan andere instellingen door bijvoorbeeld samenwerking. Eurosonic Noorderslag (popmuziek), Groninger Museum (musea), Noordwoord (letteren), Noorderzon (festivals), NNO (klassieke muziek), Het Houten Huis (jeugdtheater), Club Guy&Roni en NITE (dans en toneel), Kunstpunt (gemeentelijke cultuurpijler beeldende kunst), Grand Theatre (gemeentelijke cultuurpijler talent), Vera/ Simplon (gemeentelijke cultuur popmuziek);

  • x.

    steunfunctie: een ondersteunende provinciale instelling die culturele instellingen bijstaat door inzet en expertise en versterkt hiermee de culturele sector);

  • y.

    kernvoorziening: een grote instelling met een breed aanbod voor een breed publiek, een en ander zoals bedoeld in de geldende cultuurnota;

  • z.

    ontwikkelingsinstelling: een instelling die werkt aan een omslag/ koerswijziging. Museum aan de A, Centrum voor Kunst en Cultuur Haren;

  • aa.

    artistiek-inhoudelijke kwaliteit: de artistieke-inhoudelijke kwaliteit drukt de culturele waarde van een organisatie uit op het gebied van presentatie, productie of inhoudelijke, ondersteunende en educatieve activiteiten. Het profiel van de instelling bepaalt de context voor de artistieke kwaliteit;

  • bb.

    bedrijfsmatige gezondheid: bedrijfsmatige gezondheid gaat over professionaliteit van de organisatie en ondernemerschap. Het gaat om de beoordeling van de in het plan voorziene mensen, middelen en marketing in relatie tot de uitvoering van de voorgenomen inhoudelijke activiteiten. En de toepassing van de culturele codes;

  • cc.

    maatschappelijke betekenis: daaronder verstaat de gemeente Groningen dat de activiteiten bijdragen aan realisatie van één of meerdere ambities en strategieën overeenkomstig het de kadernota cultuur 2021-2028;

  • dd.

    Fair Practice Code: gedragscode voor ondernemen en werken in kunst, cultuur en de creatieve industrie;

  • ee.

    Governance Code Cultuur: een normatief kader voor goed bestuur en toezicht in culturele organisaties Code culturele diversiteit: instrument om culturele diversiteit structureel in de instelling te verankeren;

  • ff.

    Code Diversiteit en Inclusie: De Code Diversiteit & Inclusie is een gedragscode van, voor en door de Nederlandse culturele en creatieve sector over diversiteit en inclusie. De code is een instrument van zelfregulering;

  • gg.

    cultuuronderwijs: het doelbewust leren over en met kunst, erfgoed en media via gerichte instructie, zowel binnen als buiten school.

Artikel 6:2 Toetsingscriteria

 

Voor de paragrafen 6.2 en 6.4 geldt als drempelcriterium dat een aanvraag voldoende artistieke kwaliteit moet hebben. Indien dat het geval is, dan worden de volgende toetsingscriteria gehanteerd om te bepalen of een aanvraag in aanmerking komt voor subsidie:

 

  • a.

    aanvullend op het aanbod;

  • b.

    cultureel ondernemerschap/ bedrijfsmatige gezondheid;

  • c.

    deelnemers- en/of publieksbereik;

  • d.

    degelijkheid van de financiële onderbouwing;

  • e.

    stevigheid van de organisatie;

  • f.

    kans van slagen van het project.

Artikel 6:3 Reproductie/openbaarmaking/publiciteit/toegankelijkheid

 

Voor de subsidies zoals bedoeld in paragraaf 6.2 tot en met 6.4 gelden de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanvrager verleent het college indien van toepassing toestemming voor verveelvoudiging of openbaarmaking van beelden of andere reproducties van het project of het kunstobject door middel van beeld- of promotiemateriaal of op welke andere wijze ook.

  • b.

    de subsidieontvanger dient door middel van publiciteit ruchtbaarheid te geven aan de publieke uiting van het project.

  • c.

    de subsidieontvanger is verplicht in zijn publiciteitsuitingen te vermelden dat de activiteit mede tot stand is gekomen dankzij subsidie van de gemeente Groningen. De subsidieontvanger maakt daarbij gebruik van het door het college voorgeschreven logo.

  • d.

    de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat het project toegankelijk is voor het publiek door uitvoering of plaatsing in de openbare ruimte of in een openbaar of voor publiek opengesteld gebouw binnen de provincie Groningen.

Paragraaf 6.2 Incidentele activiteiten cultuur

 

Artikel 6:4 Subsidiabele activiteiten

 

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen als bijdrage aan incidentele activiteiten cultuur die voldoen aan de criteria van artikel 6:2.

  • 2.

    De subsidie voor de in het eerste lid van dit artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 30% van de noodzakelijke kosten.

  • 3.

    Een aanvrager kan per kalenderjaar voor maximaal € 20.000 aan subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking komen.

  • 4.

    Het college kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in lid 2 en 3.

Artikel 6:5 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

  • 1.

    De subsidieontvanger is verplicht een naar het oordeel van het college redelijke financiële eigen bijdrage te leveren aan de uitvoering van de activiteiten.

  • 2.

    Voor zover van toepassing is de subsidieontvanger verplicht een naar het oordeel van het college redelijk bedrag als entree te heffen van de bezoekers van de activiteit.

  • 3.

    De subsidieontvanger is verplicht om de relatie aan te geven tussen de activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en zijn reguliere activiteiten als hij daarvoor subsidie ontvangt krachtens een gemeentelijke subsidieregeling of van een derde.

  • 4.

    De subsidieontvanger die naast de activiteiten waarvoor subsidie krachtens deze paragraaf wordt gevraagd tevens andere activiteiten uitvoert, dient:

    • a.

      bij de aanvraag tot subsidieverlening een begroting te voegen van al zijn baten en lasten tenzij hij deze begroting reeds eerder bij het college heeft ingediend, en

    • b.

      bij de aanvraag tot subsidievaststelling een rekening van al zijn baten en lasten te voegen tenzij hij deze rekening reeds eerder bij het college heeft ingediend.

  • 5.

    Subsidie wordt alleen verstrekt voor een activiteit, niet voor investeringen in goederen of huisvesting.

Artikel 6:6 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college weigert een aanvraag voor een in artikel 6:4 genoemde activiteit als:

    • a.

      het een project betreft rond materieel erfgoed, behalve als daarin door middel van een actieve scheppingsdaad de verschillende elementen van het verleden in een hernieuwd kader worden vervat en zo een eigen vitale betekenis krijgen;

    • b.

      die activiteit plaatsvindt in het kader van een opleiding van de subsidieontvanger of een publicatie van wetenschappelijke werken en/of leermethoden;

    • c.

      de subsidieontvanger een volgens de cultuurnota structureel gesubsidieerde voorziening is;

    • d.

      de activiteit wordt geïnitieerd door amateurs;

    • e.

      het project ondersteund wordt vanuit het NPG of Toukomst;

  • 2.

    Het college kan voorts een subsidieaanvraag weigeren:

    • a.

      die primair betrekking heeft op publicaties en beeld- en geluidsdragers die geen uniek kunstwerk betreffen;

    • b.

      als de aanvrager een beroep doet op artikel 6:4 niet bereid is om een andere locatie te kiezen voor de uitvoering van het community artproject of de plaatsing van een kunstobject in gevallen dat het algemene belang zich tegen de voorgenomen locatie verzet;

    • c.

      voor zover die betrekking heeft op onderhouds- of instandhoudingskosten van een bestaand kunstobject.

  • 3.

    Het college kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 6:7 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Per kalenderjaar is het subsidieplafond voor de in artikel 6:4 genoemde activiteiten gelijk aan het daarvoor in de begroting van gemeente en provincie Groningen opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college kan per kalenderjaar een of meer aanvraagperioden vaststellen.

  • 3.

    Het college bepaalt jaarlijks voor alle aanvraagperioden de uiterste datum waarop de subsidieaanvraag in bezit moet zijn van het college.

  • 4.

    Het college kan per aanvraagperiode een deelbudget vaststellen.

  • 5.

    Het college kan een eventueel overschot op een deelbudget toevoegen aan een deelbudget van een daaropvolgende aanvraagperiode. Dit geldt niet voor de laatste aanvraagperiode van het kalenderjaar.

  • 6.

    Het college kan een eventueel overschot op een deelbudget ook toevoegen aan een deelbudget dat betrekking heeft op paragraaf 6.4.

  • 7.

    Het college brengt in de subsidieaanvragen voor de in artikel 6:4 genoemde activiteiten een rangschikking aan waarbij de aanvragen hoger worden gerangschikt naarmate ze:

    • a.

      voor het eerste lid beter voldoen aan de in artikel 6:2 genoemde criteria;

    • b.

      voor het tweede lid beter voldoen aan de in dat lid genoemde criteria.

  • 8.

    Bij de afweging door het college wegen de in artikel 6:2 eerdergenoemde criteria zwaarder dan later genoemde.

  • 9.

    Het college kan besluiten om de behandeling van een subsidieaanvraag uit te stellen tot een volgende aanvraagperiode mits het college met in achtneming van de daarvoor geldende termijn de gelegenheid heeft een besluit te nemen voordat de activiteit wordt uitgevoerd.

  • 10.

    In uitzonderlijke gevallen kan het college gemotiveerd besluiten om subsidie te verlenen voor de in artikel 6:4 genoemde activiteiten in afwijking van de in het zevende lid bedoelde rangschikking.

Paragraaf 6.3 Basissubsidies amateurkunst

 

Artikel 6:8 Subsidiabele activiteiten

 

  • 1.

    Het college kan aan statutair in de gemeente Groningen gevestigde verenigingen en stichtingen die actief zijn op het gebied van amateurkunst subsidie verlenen in de kosten van deskundige artistieke leiding en de huur van repetitieruimten (basissubsidie).

  • 2.

    De subsidie voor de hier bedoelde activiteiten bedraagt 30% van het totaal van de honoraria voor deskundige artistieke leiding en de huur van repetitieruimten met een gezamenlijk maximum van € 1.589,-- per subsidieontvanger per jaar.

Artikel 6:9 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

  • 1.

    In afwijking van het bepaalde in de ASV geldt als uiterste datum waarop een subsidieaanvraag moet ingediend zijn 1 december van het voorafgaande jaar.

  • 2.

    De subsidieontvanger dient ten minste eenmaal per jaar een openbare presentatie in de gemeente Groningen te geven. Hiertoe wordt niet gerekend een presentatie, die plaatsvindt in het kader van onderwijs, als onderdeel van een levensbeschouwelijke of politieke bijeenkomst of als onderdeel van een bedrijfsactiviteit.

  • 3.

    De subsidieontvanger wordt verzocht zich aan te melden bij VRIJDAG huis van de amateurkunst Groningen.

  • 4.

    Een subsidieontvanger levert naar het oordeel van het college een redelijke eigen bijdrage in de kosten via contributie van de actieve leden en andere inkomstenbronnen

Artikel 6:10 Aanvullende weigeringsgronden

 

Het college weigert voor de in artikel 6:8 lid 1 genoemde activiteiten een subsidie als de subsidieontvanger:

  • a.

    statutair niet in de gemeente Groningen is gevestigd;

  • b.

    niet de repetitieruimte in de gemeente Groningen heeft;

  • c.

    minder dan twee jaar staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • d.

    onderdeel is van of gelieerd is aan rechtspersonen zonder primaire doelstellingen op het gebied van de amateurkunst;

  • e.

    de presentaties op grond van artikel 6:9, tweede lid niet in de gemeente Groningen uitvoert

Artikel 6:11 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Voor de in artikel 6:8 lid 1 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Als het totaal van de subsidieaanvragen op basis van artikel 6:8 het subsidieplafond overschrijdt dan worden deze naar evenredigheid over de op tijd ontvangen subsidieaanvragen verdeeld.

Paragraaf 6.4 Plusregeling amateurkunst

 

Artikel 6:12 Subsidiabele activiteiten

 

Het college kan subsidie verlenen aan producties of projecten op het gebied van de amateurkunst die voldoen aan de criteria van artikel 6:2 en die vallen onder:

 

  • a.

    uitvoeringen, die een mate van bijzonderheid hebben ten opzichte van reguliere uitvoeringen en die zich onderscheiden op het gebied van artistieke kwaliteit, participatie/bereik, samenwerking en/of scholing op niet-individueel niveau;

  • b.

    samenwerkingsprojecten met andere partners uit het amateurveld;

  • c.

    festivals;

  • d.

    inhoudelijke, niet individuele deskundigheidsbevordering (scholing, workshops, trainingen);

  • e.

    investeringen in infrastructuur zoals repetitieruimtes of podia die naar het oordeel van het college ten goede komen aan de totale sector van de brede amateurkunst.

Artikel 6:13 Subsidie per activiteit

 

  • 1.

    De subsidie voor de in artikel 6:12 genoemde activiteiten bedraagt maximaal twee derde deel van de naar het oordeel van het college noodzakelijke kosten.

  • 2.

    Een aanvrager kan per kalenderjaar voor maximaal € 15.000,-- aan subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking komen.

  • 3.

    Het college kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in het vorige lid.

Artikel 6:14 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

  • 1.

    Als de activiteit waarvoor subsidie wordt gevraagd een presentatie is, heft de subsidieontvanger een naar het oordeel van het college redelijk bedrag als entreegeld.

  • 2.

    Als een subsidieontvanger ook subsidie ontvangt op grond van paragraaf 6.3 van dit hoofdstuk geeft hij in zijn subsidieaanvraag de meerwaarde aan van de activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd ten opzichte van zijn overige, door de gemeente Groningen gesubsidieerde activiteiten.

  • 3.

    Bij de voorbereiding van de activiteiten maakt de subsidieontvanger gebruik van de expertise van ter zake deskundigen. In het activiteitenplan, geeft de subsidieontvanger aan hoe deze voorwaarde zal worden vervuld.

Artikel 6:15 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college weigert een subsidieaanvraag:

    • a.

      als minder dan de helft van de actieve leden en/of actieve deelnemers in de gemeente Groningen woont. Dit dient te worden aangetoond met een door het bestuur gewaarmerkte deelnemers- en/of ledenlijst, dat wil zeggen getekend door tenminste twee bestuursleden;

    • b.

      als de subsidieaanvrager onderdeel is van of gelieerd is aan een of meer rechtspersonen zonder statutaire doelstellingen op het gebied van de amateurkunst;

    • c.

      als de uitvoering niet plaatsheeft in de gemeente Groningen;

    • d.

      voor de in artikel 6:12 genoemde activiteiten als subsidieontvanger niet de repetitieruimte in de gemeente Groningen heeft.

  • 2.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als aan de uitvoerenden voor hun medewerking een financiële vergoeding wordt verstrekt. Deze bepaling geldt niet als de vergoeding voor artistieke leiding wordt verstrekt.

Artikel 6:16 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 6:12 genoemde activiteiten bedraagt het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college kan per kalenderjaar meerdere aanvraagperioden vaststellen.

  • 3.

    Het college kan per aanvraagperiode een deelbudget vaststellen. Het deelbudget van een aanvraagperiode is gelijk aan het subsidieplafond gedeeld door het aantal aanvraagperioden.

  • 4.

    Het college kan een eventueel overschot op een deelbudget toevoegen aan het deelbudget van de daaropvolgende aanvraagperiode. Dit geldt niet voor de laatste aanvraagperiode van het kalenderjaar.

  • 5.

    Het college kan een eventueel overschot op een deelbudget ook toevoegen aan een deelbudget dat betrekking heeft op paragraaf 6.2.

  • 6.

    Het college brengt in de ontvangen subsidieaanvragen een rangorde aan op basis van de in artikel 6:2 genoemde criteria, waarbij criterium a zwaarder weegt dan b, b zwaarder dan c, etc.

  • 7.

    Als het totaal van de subsidieaanvragen voor een aanvraagperiode hoger is dan het beschikbare subsidiebudget of hoger dan een deelbudget zoals bedoeld in het derde lid van dit artikel, dan wordt het budget over de aanvragen verdeeld op basis van de rangorde zoals bedoeld in het vijfde lid van dit artikel.

Paragraaf 6.5 Podiumkunsten

 

Artikel 6:17 Subsidiabele activiteiten

 

Het college kan aan stichtingen of verenigingen subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de podiumkunsten, zoals bedoeld in de cultuurnota. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.

 

Artikel 6:18 Subsidie per activiteit

 

De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.

 

Artikel 6:19 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien een nieuwe instelling zich naar het oordeel van het college nog niet bewezen heeft, gedurende een cultuurnotaperiode.

  • 2.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien de Kunstraad op basis van artikel 6:17 een negatief advies uitbrengt.

Artikel 6:20 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 6:17 genoemde activiteiten is gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college verdeelt het in de begroting opgenomen bedrag op basis van het in artikel 6:17 bedoelde advies van de Kunstraad.

Paragraaf 6.6 Beeldende kunst

 

Artikel 6:21 Subsidiabele activiteiten

 

Het college kan stichtingen of verenigingen subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de beeldende kunst, zoals bedoeld in de cultuurnota, met name voor collectievorming, museale presentaties, opdrachten aan aansprekende beeldende kunstenaars, instandhouding collectie of productie. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.

 

Artikel 6:22 Subsidie per activiteit

 

De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.

 

Artikel 6:23 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien een nieuwe instelling zich naar het oordeel van het college nog niet bewezen heeft, gedurende een cultuurnotaperiode.

  • 2.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien de Kunstraad op basis van artikel 6:21 een negatief advies uitbrengt.

Artikel 6:24 Subsidieplafond verdeelregels

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 6:21 benoemde activiteiten is gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college verdeelt het in de begroting opgenomen bedrag op basis van het in artikel 6:21 bedoelde advies van de Kunstraad.

Paragraaf 6.7 Materieel Erfgoed

 

Artikel 6:25 Subsidiabele activiteiten

 

Het college kan aan instellingen subsidie verlenen voor het in stand houden en onder de aandacht brengen van materieel erfgoed, zoals bedoeld in de cultuurnota. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.

 

Artikel 6:26 Subsidie per activiteit

 

De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.

 

Artikel 6:27 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien een nieuwe instelling zich naar het oordeel van het college nog niet bewezen heeft, gedurende een cultuurnotaperiode.

  • 2.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien de Kunstraad op basis van artikel 6:25 een negatief advies uitbrengt.

Artikel 6:28 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 6:25 genoemde activiteiten is gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college verdeelt het in de begroting opgenomen bedrag op basis van het in artikel 6:25 bedoelde advies van de Kunstraad.

Paragraaf 6.8 Immaterieel Erfgoed

 

Artikel 6:29 Subsidiabele activiteiten

 

Het college kan aan instellingen subsidie verlenen voor het in stand houden en onder de aandacht brengen van immaterieel erfgoed.

 

Artikel 6:30 Subsidie per activiteit

 

De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.

 

Artikel 6:31 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

De subsidieaanvraag voor immaterieel erfgoed bevat gegevens over:

 

  • a.

    het tijdsverloop tussen het subsidiebesluit van het college en de dag dat de activiteit plaatsvindt;

  • b.

    de uiterlijke verschijningsvorm waarbij de subsidieontvanger ingaat op:

    • i.

      het risico van overlast en hinder voor de omgeving;

    • ii.

      risico’s voor de verkeersveiligheid of de veiligheid in het algemeen.

  • c.

    de locatie waar de activiteit plaatsvindt.

Artikel 6:32 Aanvullende weigeringsgronden

 

Het college kan een subsidieaanvraag voor immaterieel erfgoed weigeren als:

 

  • a.

    de activiteit naar het oordeel van het college niet voldoende toegankelijk is voor het algemene publiek;

  • b.

    het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien een nieuwe instelling zich naar het oordeel van het college nog niet bewezen heeft, gedurende een cultuurnotaperiode.

Artikel 6:33 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 6:29 genoemde activiteiten is gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Als het totaal van de subsidieaanvragen hoger is dan het subsidieplafond dan is de verdeelwijze als volgt:

    • a.

      op tijd ingediende vervolgaanvragen hebben voorrang boven andere aanvragen;

    • b.

      als na bovenstaande verdeelwijze nog middelen resteren dan worden deze over de overige, op tijd ingediende subsidieaanvragen verdeeld.

Paragraaf 6.9 Letteren

 

Artikel 6:34 Subsidiabele activiteiten

 

Het college kan aan instellingen subsidie verlenen voor activiteiten in het kader van de letteren, zoals bedoeld in de cultuurnota en/of de bibliotheekvisie. Hierbij betrekt het college het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies op basis van de in de cultuurnota genoemde criteria.

 

Artikel 6:35 Subsidie per activiteit

 

De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 100% van de noodzakelijke kosten.

 

Artikel 6:36 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien een nieuwe instelling zich naar het oordeel van het college nog niet bewezen heeft, gedurende een cultuurnotaperiode.

  • 2.

    Het college kan een subsidieaanvraag weigeren indien de Kunstraad op basis van artikel 6:34 een negatief advies uitbrengt.

Artikel 6:37 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 6:34 genoemde activiteiten is gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college verdeelt het in de begroting opgenomen bedrag op basis van het in artikel 6:34 bedoelde advies van de Kunstraad.

Paragraaf 6.10 Culturele beurzen

 

Artikel 6:38 Subsidiabele activiteiten

 

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen, in de vorm van een beurs, naar aanleiding van een prijsvraag of als stipendium. De volgende beurzen komen voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      Andrea Elkenbrachtfonds;

    • b.

      2 beeldende kunst stipendia gemeente Groningen (Horizon en Land);

    • c.

      2 letteren stipendia gemeente Groningen.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor subsidie dient voldaan te worden aan de bij uitschrijving van de beurs relevante criteria.

  • 3.

    De subsidie wordt toegekend op basis van beoordeling door een jury.

Artikel 6:39 Subsidie per activiteit

 

De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

 

Artikel 6:40 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

Het subsidiebedrag dient aangewend te worden voor de realisering van een kunstuiting van de subsidieontvanger, zoals bedoeld in de regels van de relevante culturele beurs.

 

Artikel 6:41 Aanvullende weigeringsgronden

 

Het college verleent geen subsidie, indien de inzendingen voor de beurs naar het oordeel van de jury van onvoldoende kwaliteit zijn.

 

Paragraaf 6:11 Activiteiten Groninger Forum

 

Artikel 6:42 Begripsbepalingen

 

In aanvulling op het begrippenkader zoals vastgelegd in de ASV en in paragraaf 6.1 wordt voor de toepassing van deze paragraaf verstaan onder:

 

Groninger Forum: Een openbare, multifunctionele cultuurinstelling in Groningen, met een vernieuwende interdisciplinaire programmering

 

Artikel 6:43 Subsidiabele activiteiten

 

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor een integraal aanbod van de volgende activiteiten in één publieks- en cultuurinstelling (Groninger Forum), op het gebied van:

    • a.

      ontmoeting en debat;

    • b.

      kennis en informatie;

    • c.

      lezen en literatuur;

    • d.

      leesbevordering;

    • e.

      film;

    • f.

      cultuur educatie;

    • g.

      netwerktaken zoals omschreven in de Bibliotheekvisie;

    • h.

      culturele activiteiten.

  • 2.

    Het college houdt bij de verlening van subsidie op basis van het eerste lid onder a. tot en met hi. rekening met het door de Kunstraad Groningen hierover uitgebrachte advies.

  • 3.

    De Kunstraad Groningen houdt in zijn advies aan het college rekening met de in de cultuurnota genoemde criteria, alsmede met de volgende toetsingscriteria:

    • a.

      aanvullend op het aanbod;

    • b.

      cultureel ondernemerschap;

    • c.

      deelnemers- en/of publieksbereik;

    • d.

      degelijkheid van de financiële onderbouwing;

    • e.

      stevigheid van de organisatie;

    • f.

      kans van slagen;

    • g.

      artistiek inhoudelijke kwaliteit;

    • h.

      bedrijfsmatige gezondheid;

    • i.

      maatschappelijke bijdrage.

Artikel 6:44 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

  • 1.

    Met betrekking tot de subsidie op basis van de Nadere regel zijn de volgende bepalingen van toepassing. De subsidieontvanger stelt een jaarlijks te actualiseren integraal activiteitenplan op. Dat moet zijn voorzien van:

    • a.

      een beschrijving van de doelgroep waarvoor de activiteiten worden uitgevoerd;

    • b.

      gegevens over de deelname aan de activiteiten;

    • c.

      gegevens over de eigen bijdrage van de deelnemers aan de activiteiten;

    • d.

      gegevens over de frequentie waarmee de activiteiten worden uitgevoerd

    • e.

      een beschrijving van welk percentage van de inkomsten uit eigen inkomsten afkomstig is.

    • f.

      de subsidieontvanger dient vrijwilligersbeleid te formuleren.

    • g.

      de subsidieontvanger dient vrijwilligers die actief zijn binnen de organisatie, alsmede inwoners te betrekken bij zowel bij de ontwikkeling als bij de uitvoering van activiteiten en programma’s.

    • h.

      de subsidieontvanger dient goede bereikbaarheidsinformatie op te nemen in diens marketinguitingen (zowel in print als online) en zich in te spannen om alle informatie ook zo goed mogelijk beschikbaar maakt voor mensen met een auditieve of visuele beperking en anderstaligen (in elk geval Engels en Duits).

  • 2.

    Met betrekking tot de subsidie op basis van de Nadere regel zijn de volgende verplichtingen van toepassing:

    • a.

      de subsidieontvanger dient tot aan de opening jaarlijks gemiddeld 5% van de toegekende subsidie te reserveren voor het opbouwen van voldoende weerstandsvermogen;

    • b.

      de subsidieontvanger rapporteert driemaandelijks aan het college over de activiteiten genoemd in artikel 6:43 lid 1;

    • c.

      in het kader van het vorige sub lid zorgt de subsidieontvanger voor een sluitende exploitatie en adequate governance en rapporteert daar over aan het college.

Artikel 6:45 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college kan een subsidieaanvraag voor de in artikel 6:43 bedoelde activiteiten weigeren als er onvoldoende vorderingen in verband met de in artikel 6:43 lid 1 bedoelde activiteiten wordt geconstateerd.

  • 2.

    Het college kan een subsidieaanvraag (gedeeltelijk) weigeren indien de Kunstraad op basis van artikel 6:43 lid 2 een negatief advies uitbrengt.

  • 3.

    Het college kan een subsidieaanvraag (gedeeltelijk) weigeren indien niet wordt voldaan aan de verplichting zoals genoemd in artikel 6:44 lid 2 onder a.

  • 4.

    Het college kan een subsidieaanvraag (gedeeltelijk) weigeren indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de Code Cultural Governance.

  • 5.

    Het college kan een subsidieaanvraag (gedeeltelijk) weigeren indien de subsidieontvanger niet voldoet aan de voorwaarden zoals die zijn gesteld in de Kadernota Cultuur Ruimte voor vernieuwing, vernieuwing voor ruimte ten aanzien van cultureel ondernemerschap.

  • 6.

    Het college kan een subsidieaanvraag (gedeeltelijk) weigeren indien er onvoldoende weerstandsvermogen opgebouwd wordt.

  • 7.

    Het college kan een subsidieaanvraag (gedeeltelijk) weigeren indien het integraal activiteitenplan te weinig kwaliteit heeft.

Artikel 6:46 Subsidieplafond

 

Voor het totaal van de in artikel 6:43 lid 1 genoemde activiteiten is het subsidieplafond gelijk aan de in de begroting hiervoor opgenomen bedragen.

 

Paragraaf 6.12 Cofinancieringsfonds

 

Artikel 6:47 Subsidiabele activiteiten

 

  • 1.

    Het college kan subsidie verlenen voor projecten die sector overstijgend zijn op het gebied van cultuur en ruimtelijke ordening of cultuur en maatschappij.

  • 2.

    De subsidie voor de in het vorige artikel genoemde activiteiten bedraagt maximaal 50% van de noodzakelijke kosten.

  • 3.

    Een aanvrager kan per kalenderjaar voor maximaal € 15.000 aan subsidie op grond van deze paragraaf in aanmerking komen.

  • 4.

    Het college kan in uitzonderlijke gevallen gemotiveerd afwijken van het bepaalde in het vorige lid.

Artikel 6:48 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

  • 1.

    De activiteiten dienen een bijdrage te leveren aan de strategieën zoals genoemd in de cultuurnota en aan één of meer van de onderstaande voorwaarden te voldoen:

    • a.

      door middel van kunst en cultuur een bijdrage te leveren aan maatschappelijke vraagstukken bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid, zorg en sociale cohesie.

    • b.

      door middel van culturele activiteiten in de openbare ruime een bijdrage leveren aan gebiedsontwikkeling en het vergroten van het publieksbereik van de culturele sector.

  • 2.

    De subsidieontvanger is verplicht:

    • a.

      een naar het oordeel van het college redelijke financiële eigen bijdrage te leveren aan de uitvoering van de activiteiten evenals een redelijke bijdrage van derden.

    • b.

      voor zover van toepassing een naar het oordeel van het college redelijk bedrag als entree te heffen van de bezoekers van de activiteit.

    • c.

      om de relatie aan te geven tussen de activiteiten waarvoor op grond van deze paragraaf subsidie wordt gevraagd en zijn reguliere activiteiten als hij daarvoor subsidie ontvangt krachtens een gemeentelijke subsidieregeling of van een derde.

  • 3.

    De subsidieontvanger die naast de activiteiten waarvoor subsidie krachtens deze paragraaf wordt gevraagd tevens andere activiteiten uitvoert, dient:

    • a.

      bij de aanvraag tot subsidieverlening een begroting te voegen van al zijn baten en lasten tenzij hij deze begroting reeds eerder bij het college heeft ingediend, en

    • b.

      bij de aanvraag tot subsidievaststelling een rekening van al zijn baten en lasten te voegen tenzij hij deze rekening reeds eerder bij het college heeft ingediend.

  • 4.

    Subsidie wordt alleen verstrekt voor een activiteit, niet voor investeringen in goederen of huisvesting.

Artikel 6:49 Aanvullende weigeringsgronden

 

Het college kan een subsidieaanvraag weigeren als de activiteiten gericht zijn op het behalen van winst.

 

Artikel 6:50 Subsidieplafond en verdelingsregels

 

  • 1.

    Per kalenderjaar is het subsidieplafond voor de in artikel 6:47 genoemde activiteiten gelijk aan het daarvoor in de begroting opgenomen bedrag.

  • 2.

    Het college verdeelt het subsidiebedrag over de aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie op volgorde van binnenkomst.

Paragraaf 6.13 Tweejarige bewezen talentregeling

 

Artikel 6:51 Doel van de regeling

 

  • 1.

    De subsidie kan worden verstrekt aan culturele organisaties (hier op te vatten als een samenwerkingsverband van mensen die gezamenlijk een waardevolle culturele bijdrage leveren aan de maatschappij) van professionele kunstenaars om hen te ondersteunen bij het ontwikkelen van een eigen signatuur en de bedrijfsmatige gezondheid te vergroten om zo een betekenisvolle bijdrage te leveren aan de hedendaagse kunst in de gemeente Groningen.

    De subsidie heeft tot doel experimenteren en “vlieguren” mogelijk te maken, het oeuvre te stimuleren, de zichtbaarheid en cultureel ondernemerschap te vergroten.

  • 2.

    De regeling is beschikbaar voor organisaties op het gebied van de podiumkunsten (dans, muziek, theater), beeldende kunst, literaire en audiovisuele kunst, of combinaties daarvan.

Artikel 6:52 Subsidiabele activiteiten

 

Het college kan subsidie verstrekken aan culturele organisaties die naar de mening van het college zoveel talent hebben dat met ondersteuning van een subsidie op grond van deze regeling een eigen signatuur kan worden ontwikkeld en de kans vergroot dat het talent tot wasdom komt.

 

Artikel 6:53 Relevante procedure

 

  • 1.

    In afwijking van artikel 7 ASV, besluit het college wanneer en hoelang deze regeling wordt opengesteld voor het indienen van aanvragen.

    Dit besluit wordt bekend gemaakt op overheid.nl.

  • 2.

    Subsidie op grond van deze paragraaf wordt verstrekt voor een periode van twee jaar. De subsidie wordt in principe per jaar in twee gelijke delen uitbetaald.

    Na het eerste jaar wordt met de subsidieontvanger de stand van zaken besproken. Indien daartoe aanleiding is, kan om een update van de aanvraag worden gevraagd.

  • 3.

    Om versnippering van het beschikbare budget te voorkomen wordt per subsidietijdvak van twee jaar zoals bedoeld in het tweede lid, aan een beperkt aantal organisaties subsidie verstrekt.

  • 4.

    De hoogte van het beschikbare budget bepaalt het aantal te verstrekken subsidies, met inachtneming van artikel 6:54.

  • 5.

    Het college laat zich over de aanvragen adviseren door de Kunstraad.

  • 6.

    De aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld het plan toe te lichten in een gesprek met de Kunstraad.

  • 7.

    Tijdens de behandeling van de aanvraag geven het college noch de Kunstraad informatie over de voortgang.

  • 8.

    Het advies van de Kunstraad komt op basis van consensus tot stand.

  • 9.

    De Kunstraad hanteert bij de beoordeling van de aanvragen het volgende wegingskader:

     

    Criterium

    Scoring (aantal punten)

    Artistieke kwaliteit

    Minimaal 3 van de 6 punten benodigd

    Maximaal 6 punten

    Perspectief op artistieke ontwikkeling

    Maximaal 6 punten

    Bedrijfsmatige gezondheid

    Maximaal 6 punten

    Perspectief op ontwikkeling van bedrijfsmatige gezondheid

    Maximaal 6 punten

    Maatschappelijke betekenis

    Maximaal 6 punten

    Maximaal te behalen punten

    30 punten

  • 10.

    In afwijking van artikel 8 van de Algemene Subsidieverordening gemeente Groningen 2024 besluiten burgemeester en wethouders over de aanvraag binnen 8 weken na ontvangst van het advies van de Kunstraad.

  • 11.

    Indien het college voornemens is af te wijken van het advies van de Kunstraad, zal het college dit voornemen eerst bespreken met de Kunstraad.

Artikel 6:54 Subsidie per activiteit

 

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 80.000 per subsidietijdvak van twee jaar per aanvrager.

 

Artikel 6:55 Eisen aan de aanvraag

 

De aanvraag omvat, naast de vereisten van artikel 6 ASV, in ieder geval:

 

  • 1.

    een plan met daarin in ieder geval:

    • a.

      missie, visie en doelen organisatie;

    • b.

      visie op artistieke en professionele ontwikkeling;

    • c.

      visie op bijdrage aan het cultuurbeleid gemeente Groningen;

    • d.

      visie op publieksbereik;

  • 2.

    begroting met dekkings- en activiteitenplan.

  • 3.

    een kopie van een geldig identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 6:56, eerste lid onder h.

Artikel 6:56 Bijzondere bepalingen/verplichtingen

 

  • 1.

    Voor een subsidie op basis van deze paragraaf komt uitsluitend in aanmerking de organisatie: (cumulatief)

    • a.

      die een functionerende stichting zonder winstoogmerk is, blijkend uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel. De stichting dient in de gemeente Groningen te zijn gevestigd;

    • b.

      waar natuurlijke personen aan verbonden zijn die in overwegende mate wonen en werkzaam zijn in de gemeente Groningen;

    • c.

      die als doel heeft het uitvoeren van professionele kunsten voor publiek;

    • d.

      waarvan de activiteiten uitgevoerd worden door en/of onder begeleiding van professionele kunstenaars.

    • e.

      waarvan de aan de organisatie verbonden medewerkers aantoonbaar artistieke en inhoudelijke kwaliteiten hebben (diploma’s, CV, talententraject of adhesieverklaring);

    • f.

      waarvan de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet zonder subsidie kunnen worden gerealiseerd en waar de markt niet in kan voorzien;

    • g.

      niet eerder een subsidie op grond van deze paragraaf heeft ontvangen;

    • h.

      waarvan de aan de stichting verbonden natuurlijke personen niet ouder zijn dan 35 jaar in het jaar van aanvragen; blijkend uit een kopie van geldige identiteitsbewijzen;

  • 2.

    De landelijke codes: Code Cultural Governance, Fair Practice Code, Code Diversiteit & Inclusie worden proportioneel door de subsidieontvanger toegepast.

Artikel 6:57 Aanvullende weigeringsgronden

 

  • 1.

    Het college weigert subsidie indien de aanvrager niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:55 en artikel 6:56.

    Indien mogelijk gaat het college niet tot weigering over alvorens de aanvrager in de gelegenheid is gesteld om binnen de door het college gestelde termijn te voldoen aan de gestelde eisen.

  • 2.

    Het college weigert de subsidie indien de aanvragers onvoldoende scoren om bij de beste aanvragen te komen op basis van de systematiek die de Kunstraad hanteert bij het uitbrengen van zijn advies en die worden voorgedragen voor subsidie.

  • 3.

    Het college kan de subsidie weigeren, indien naar het oordeel van het college het advies van de Kunstraad niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen van zorgvuldigheid, transparantie en deskundigheid.

  • 4.

    Het college kan de subsidie tevens weigeren indien het advies tot een voordracht voor subsidie van de Kunstraad stand is gekomen dat naar het oordeel van het college onvoldoende ondersteuning vindt in de aan het advies ten grondslag liggende aanvragen.

Artikel 6:58 Subsidieplafond en verdeelregels

 

  • 1.

    Het subsidieplafond voor de in artikel 6:52 genoemde activiteiten bedraagt het daarmee in de gemeentebegroting corresponderende bedrag.

  • 2.

    Indien het totaal aangevraagde subsidiebedrag hoger is dan het in het eerste lid bedoelde bedrag, zal het beschikbare bedrag worden verdeeld op basis van het advies van de Kunstraad waarbij deze volgorde geldt:

    • a.

      de hoogst scorende aanvrager ontvangt het in artikel 6:54 genoemde bedrag, omgerekend naar een bedrag per jaar;

    • b.

      indien er dan nog budget resteert, ontvangt de één na hoogst scorende aanvrager het onder a. bedoelde bedrag;

    • c.

      als onder b. etc.

Artikel II Inwerkingtreding

De wijziging van de nadere regel genoemd in onderdeel A treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking, met uitzondering van paragraaf 6:13 Tweejarige bewezen talentregeling die in werking treedt op 16 oktober 2024.

Gedaan te Groningen in de collegevergadering van 15 oktober 2024

De burgemeester,

Koen Schuiling

De secretaris,

Christien Bronda

Naar boven