Gemeenteblad van Vlaardingen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlaardingen | Gemeenteblad 2024, 456955 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Vlaardingen | Gemeenteblad 2024, 456955 | beleidsregel |
Beleidsregels aanpak overlast gemeente Vlaardingen 2024
De burgemeester van Vlaardingen;
Gezien dat de ‘Beleidsregel Wijkverbod gemeente Vlaardingen’ en de ‘Beleidsregel aanpak overlast’ verouderd zijn;
Gelet op de bepalingen in artikel 172a en 172b Gemeentewet, de bepaling in artikel 2:91 Algemene Plaatselijke Verordening Vlaardingen 2019 (hierna: APV) en artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
per 1 september 2010 de Wet Maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (hierna: Overlastwet) in werking trad, op grond waarvan het mogelijk is om met een gebiedsverbod, groepsverbod, begeleidingsplicht en meldingsplicht op te treden tegen (ernstige) verstoringen van de openbare orde;
Deze beleidsregels zijn een integraal afwegingskader voor de burgemeester bij de aanpak van overlastgevende personen in de gemeente Vlaardingen. Hierin staat op welke wijze de burgemeester diens bevoegdheden, vermeld in de APV en in de artikelen 172a en 172b van de Gemeentewet, toepast. De gemeente, politie, Openbaar Ministerie en andere partijen werken in Vlaardingen intensief samen. Deze integrale samenwerking is succesvol doordat de geregistreerde criminaliteitscijfers jaarlijks dalen. Als het gaat om de geregistreerde overlastcijfers is er een minder positief beeld. In 2023 steeg, in vergelijking met 2022, de totale geregistreerde overlast. Er is meer overlast van jeugd en personen met onbegrepen gedrag, maar Vlaardingen kent ook meer dak- en thuisloze personen. Deze laatste groep is meer dan gemiddeld vertegenwoordigd binnen de geregistreerde overlastcijfers. Daarnaast is binnen deze groep sprake van recidiverend gedrag. In de voorgaande beleidsregels bleken de gestelde voorwaarden aan de bestuursbevoegdheid van de burgemeester niet toereikend voor de aanpak van de genoemde vormen van overlast. Ze werden als tijdrovend en complex ervaren, waarbij een meer dan acceptabele inzet van personeel en middelen benodigd was voor de uitvoering.
De oorzaak van recidiverende overlast in de openbare ruimte van Vlaardingen ligt voornamelijk bij personen die geen vaste woon- en of verblijfplaats hebben, onderliggende psychische problematiek kennen of aan een drank- en/of drugsverslaving lijden. Ook is er sprake van een combinatie van genoemde problematiek als oorzaak van het overlastgevende gedrag. Het overlastgevend gedrag uit zich in: intimiderend (groeps)gedrag, het plegen van strafbare feiten zoals handel in en gebruik van verdovende middelen, (openlijke) geweldpleging, samenscholing van personen, vernielingen, plegen van diverse vormen van inbraak en diefstallen, vechten op straat, rondhangen en hinderlijk gedrag op de weg, luidruchtig en agressief gedrag en het anderszins lastigvallen van inwoners.
De burgemeester heeft op grond van de Overlastwet, vastgelegd in de artikelen 172a en 172b Gemeentewet, de bevoegdheid om op te treden tegen zwaardere vormen van of herhaaldelijk overlastgevend gedrag. De bepalingen uit de Gemeentewet dateren uit 2010, waarna op 1 juli 2015 de mogelijkheden tot het opleggen van een gebiedsverbod, groepsverbod en meldingsplicht aan de wet zijn toegevoegd. De uitbreiding van de Overlast draagt bij aan een effectievere aanpak van overlast. Met deze wijziging kan een burgemeester ook ‘first offenders’ aanpakken en namens een andere burgemeester een maatregel opleggen. Daarnaast heeft een burgemeester geen toestemming meer nodig van zijn collega-burgemeester bij het opleggen van een meldingsplicht aan een ordeverstoorder uit een andere gemeente. Tot slot is er een digitale meldingsplicht mogelijk en kan een privaat opgelegd verbod (zoals een stadionverbod) voortaan aanleiding zijn voor een burgemeestersverbod.
Deze beleidsregels hebben geen betrekking op woonoverlast als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet en artikel 2.94 van de APV. Woonoverlast heeft betrekking op overlast vanuit een woning of er of in de onmiddellijke nabijheid daarvan.
De (gewijzigde) Overlastwet uit 2015, specifiek de artikel 172a en 172b van de Gemeentewet, en de APV geven de burgemeester de bevoegdheid om op te treden tegen overlastgevend gedrag door middel van het opleggen van een:
C. Wijze van toepassen verschillende bevelen
Een wijkverbod kan worden opgelegd voor gedragingen zoals opgenomen in bijlage 5 van deze beleidsregels of voor handelingen die de openbare orde verstoren.
Tijdens een B of C evenement 1 kan een wijkverbod zonder waarschuwing worden opgelegd. In dat geval moet sprake zijn van acute vrees voor een verdere verstoring van de openbare orde tijdens dit evenement. Is dit niet het geval, dan krijgt de persoon altijd eerst een waarschuwing.
Het wijkverbod geldt in beginsel voor het gebied waarin de gedraging of handeling plaatsvond en is begrensd door de grenzen van de gemeentelijke wijkindeling. Indien het, gelet op de druk op de openbare orde in een ander gebied noodzakelijk is, kan ook dat gebied worden aangewezen. Waar nodig is bij het verbod een looproute gevoegd.
Bij het opleggen van een wijkverbod krijgt de betrokkene de gelegenheid om zijn zienswijze kenbaar te maken. Dit gebeurt in beginsel direct. De zienswijzen van betrokkene zijn schriftelijk vastgelegd in het proces-verbaal. Ook wordt betrokkene medegedeeld dat bezwaar en het verzoek aan de rechter tot het treffen van een voorlopige voorziening tegen het wijkverbod mogelijk is.
BEVEL II: OPLEGGEN GEBIEDSVERBOD (OVERLASTWET)
Een overlastgever bevindt zich op bevel van de burgemeester niet (al dan niet gedurende bepaalde tijdstippen) in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente Vlaardingen, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente Vlaardingen.
Artikel 13. Periode gebiedsverbod
Het gebiedsverbod wordt opgelegd:
voor vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreidt over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste veertien maanden zonder mogelijkheid tot verlenging, als de ernstige overlast een meer periodiek terugkerend karakter heeft. Te denken valt aan uitgaansavonden of dagen waarop evenementen plaatsvinden. Verlenging van het verbod is wettelijk niet mogelijk.
De burgemeester die het bevel geeft kan, indien hij de ernstige vrees heeft dat die persoon in een andere gemeente ook de openbare orde gaat verstoren, op grond van artikel 172a, derde lid, Gemeentewet, de burgemeester van een andere gemeente verzoeken deze persoon namens hem een overeenkomstig bevel te geven
BEVEL III: OPLEGGEN GROEPSVERBOD
Een overlastgever houdt zich op bevel van de burgemeester niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente, op een voor het publiek toegankelijke plaats, zonder redelijk doel met meer dan drie of andere personen, ongeacht wie, in groepsverband op.
Artikel 22. Periode meldingsplicht
De meldingsplicht wordt opgelegd:
voor vast te stellen tijdstippen of perioden, verspreid over ten hoogste negentig dagen binnen een tijdvak van ten hoogste vierentwintig maanden als de ernstige overlast een meer periodiek terugkerend karakter heeft. Te denken valt aan uitgaansavonden of dagen waarop evenementen plaatsvinden. Er is geen mogelijkheid tot verlenging.
BEVEL V: BEGELEIDINGSPLICHT TEN AANZIEN VAN 12-MINNERS
Een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige, die ernstig of herhaaldelijk in groepsverband de openbare orde verstoorde en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, kan, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde, het bevel van de burgemeester krijgen om gedurende een periode van drie maanden ervoor te zorgen dat de minderjarige zich tussen 20:00 uur in de avond en 06:00 uur in de ochtend niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen. Dit tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere in het bevel aangewezen meerderjarige.
Indien dit gelet op de concrete situatie noodzakelijk is, wordt de begeleidingsplicht uitgebreid met het bevel dat de minderjarige zich in een aangewezen gebied niet zonder begeleiding mag begeven. De burgemeester neemt in zijn afweging het belang van een (lopend of op te starten) hulpverleningstraject mee.
Artikel 28. Onderdeel persoonsgebonden aanpak
De maatregel is altijd onderdeel van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. De maatregel wordt alleen ingezet als de persoonsgerichte aanpak, met minder vergaande middelen, niet tot een vermindering van het overlastgevend gedrag van de persoon leidt. Naast de inzet van deze maatregel wordt een hulpverleningstraject aangeboden of wordt onderzocht of dit nodig is.
Artikel 29. Recidive 12-plusser
Indien de persoon inmiddels twaalf jaar oud is, kan bij een volgende overtreding, binnen zes maanden na verstrijken van de maatregel, direct worden overgestapt op de tweede stap van het handhavingsarrangement ‘maatregelen bij (ernstige) verstoring jeugd 12 – 18 jaar’.
D. Algemene bepalingen ten aanzien van de bevelen I tot en V
Artikel 31. Jeugdoverlast en 12-minners
De maatregelen uit deze beleidsregel zijn ook van toepassing op overlastgevende jongeren of jeugdgroepen. Vanwege de specifieke aandacht en aanpak ten aanzien van jeugdigen, ligt het voor hand hier op een andere manier mee om te gaan. We onderscheiden de categorie jeugd in de leeftijd van twaalf tot achttien jaar én de categorie 12-minners.
Wat betreft de aanpak van overlastgevende jeugd of jeugdgroepen is het noodzakelijk dat het inzetten van een maatregel onderdeel uitmaakt van een geïntegreerde, persoonsgebonden aanpak. De maatregel wordt ingezet als de persoonsgerichte aanpak, met minder vergaande middelen, niet tot een vermindering van het overlastgevend gedrag van de persoon leidt. Naast de inzet van een maatregel vindt een onderzoek naar de noodzaak van een hulpverleningstraject plaats en het eventueel aanbieden daarvan. De burgemeester neemt in zijn afweging het belang van een (lopend of op te starten) hulpverleningstraject mee.
Bij jeugd, in het bijzonder de categorie 12-minners, dient een zwaardere afweging te worden gemaakt bij de beoordeling of het (kind)gedrag overlastgevend is. Joelen, stoeien en belletje trekken zijn in beginsel niet overlastgevend. De wet Mulder-feiten worden dan alleen meegenomen indien deze overtredingen een onevenredige druk leggen op de openbare orde in een bepaald gebied, zoals bijvoorbeeld het op de stoep rijden met een snor- en/of bromfiets.
Artikel 32. Ingang, wijziging, verlenging, uitbreiding en intrekking bevelen
Een bevel gaat in beginsel in op het tijdstip van invrijheidstelling als de persoon rechtens van zijn vrijheid is beroofd. In andere gevallen gaat zij in op het moment van uitreiking. Als er nog een gebiedsverbod loopt, dan gaat een nieuw gebiedsverbod in op het tijdstip waarop een lopend gebiedsverbod eindigt.
De bevelen onder I tot en met V mogen worden gewijzigd of verlengd ten nadele van betrokkene indien nieuwe feiten of omstandigheden daartoe aanleiding geven. Het bevel kan ten gunste van de betrokkene wijzigen als nieuwe feiten en omstandigheden daar aanleiding toe geven. Onder deze nieuwe feiten en omstandigheden valt ook het overtreden van het bevel. Met dien verstande dat een overtreding van het bevel niet de enige grondslag is voor de verlenging. Het overtreden van het bevel kan wel onderdeel uitmaken van de onderbouwing voor verlenging, maar daarnaast moet altijd de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde worden aangetoond.
De maatregelen mogen worden verlengd of uitgebreid ten nadele van de betrokkene, indien uit nieuwe feiten en omstandigheden blijkt dat er hernieuwde vrees is voor het verstoren van de openbare orde. Deze vrees kan (ook) worden afgeleid uit ordeverstorende gedragingen in andere gebieden dan het gebied waarvoor het verbod geldt. De plaats waar het ordeverstorende gedrag plaatsvond is niet bepalend voor het gebied waarvoor de maatregel wordt opgelegd. De maatregel kan, gelet op de druk op de openbare orde op een bepaald gebied en gelet op de mobiliteit van (jeugd)groepen, tegelijkertijd voor meerdere gebieden in een gemeente gelden.
Artikel 33. Handhavingsarrangement
Een handhavingsarrangement maakt als bijlage deel uit van deze beleidsregels. Het handhavingsarrangement geeft de burgemeester de bevoegdheid, afhankelijk van de feiten en omstandigheden, te besluiten af te zien van een bevel of te volstaan met een waarschuwing. De burgemeester kan echter ook besluiten om een stap in het handhavingsarrangement over te slaan, te kiezen voor een cumulatie van bevelen of kiezen voor oplegging van een andersoortig bevel als de concrete situatie en de feiten of omstandigheden dit vereisen. De burgemeester motiveert dit expliciet in zijn besluit.
Artikel 34. Toepassing van bevoegdheden (proportionaliteit – subsidiariteit)
De bevoegdheden van artikel 172a en 172b Gemeentewet en artikel 2.91 APV in relatie tot de in bijlage 5 van deze beleidsregels genoemde bepalingen uit de APV, houden een beperking in van de bewegingsvrijheid van het individu. Dit is een beperking van het (internationale) recht om zich, zonder inmenging van de overheid, te verplaatsen (vrijheidsbeperking). Een juiste toepassing van de bevoegdheden moet daarom zijn gewaarborgd. Dit betekent dat de maatregel bij wet moet zijn voorzien, een legitiem doel moet dienen en moet voldoen aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De burgemeester heeft te allen tijde de bevoegdheid hiervan af te wijken indien (bijzondere) omstandigheden, gelet op de openbare orde, daartoe aanleiding geven.
Artikel 35. Samenhang bevelsbevoegdheden APV en Gemeentewet
In een acute situatie waarin relschoppers bijvoorbeeld de openbare orde bij een evenement ernstig verstoren, biedt de Gemeentewet weinig tot geen mogelijkheden om direct op te treden tijdens hetzelfde evenement om zo de openbare orde en veiligheid van bezoekers te waarborgen. Hierdoor blijven de strafrechtelijke aanhouding, de APV (bestuurlijk ophouden, wijkverboden etc.), de noodrechtbevoegdheden (artikelen 172 en 175-177a Gemeentewet) de meest geëigende bevoegdheden.
Naast de in deze beleidsregels beschreven bevoegdheden, beschikt de burgemeester over de zogenaamde ‘lichte bevelsbevoegdheid’, omschreven in artikel 172, derde lid, Gemeentewet. Dit houdt in dat de burgemeester bevoegd is bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, bevelen te geven die noodzakelijk zijn voor de handhaving van de openbare orde. Dit biedt de burgemeester de bevoegdheid om in acute (overlastgevende) situaties, of bij verstoringen van de openbare orde op te treden en de bevelen (o.a. verwijderingsbevel) te geven die hij nodig acht. De wetgever heeft deze bevoegdheid in het leven geroepen voor situaties waarin de geldende regelgeving, waaronder lokale regelgeving, geen voorziening bevat voor een concreet openbaar ordeprobleem en waar snel ingrijpen is vereist.
Artikel 37. Dossiervorming en verslaglegging
De burgemeester, politie en het OM leggen gezamenlijk in een instructie vast:
Artikel 38. Inwerkingtreding en bekendmaking maatregel/verbod
Het besluit treedt in werking op het moment van het bekendmaken aan betrokkene. Dit gebeurt door toezending per aangetekende post of bij uitreiking in persoon. Bij een minderjarige wordt het besluit ter kennisgeving aan de ouder/voogd van de minderjarige (telefonisch) aangeboden.
E. Specifiek ten aanzien van de bevelen III tot en met V
Artikel 39. Versterking sanctie private organisaties
Artikel 172a Gemeentewet biedt de burgemeester de mogelijkheid een bevel te geven aan een persoon, die als gevolg van zijn gedrag, door een private organisatie een sanctie opgelegd heeft gekregen. Volgens de Memorie van Toelichting kan daarbij niet alleen worden gedacht aan een stadionverbod, maar ook aan een toegangsverbod rondom een evenement, opgelegd door de organisator van dat evenement, of een horecaverbod. Op deze manier kan de burgemeester een, door een private organisatie opgelegde, sanctie versterken met één van de in artikel 172a Gemeentewet genoemde maatregelen. Voorwaarde hiervoor is dat er sprake is geweest van een gedraging die bij de burgemeester een ernstige vrees voor verstoring van de openbare orde doet ontstaan.
Artikel 40. Maatregel tevens namens de burgemeester van een andere gemeente
Een bevel van de burgemeester strekt zich uit tot eigen grondgebied. Door de wijziging van artikel 172a Gemeentewet kan de burgemeester van een andere gemeente de burgemeester van Vlaardingen verzoeken een persoon, tevens namens hem, een overeenkomstig bevel te geven. Dit kan als de burgemeester van de andere gemeente de ernstige vrees heeft dat die persoon ook in de andere gemeente de openbare orde gaat verstoren. Het zijn twee (of meer) bevelen in één beschikking en niet om een bevel namens de burgemeester.
Een verzoek gebeurt op voorhand. Wel levert de verzoekende burgemeester de noodzakelijke gegevens aan, zoals bijvoorbeeld een feitenrelaas, een aanduiding van de objecten of gebieden waar de aanwezigheid van die persoon niet gewenst is en van de tijdstippen of perioden waarvoor het bevel geldt. Het verzoek kan ook het opleggen van een meldingsplicht betreffen. De burgemeester van Vlaardingen zendt een afschrift van het bevel aan die burgemeester.
Artikel 41. Relatie burgemeester en officier van justitie
Indien de OvJ besluit in zijn gedragsaanwijzing geen meldingsplicht, gebiedsverbod of groepsverbod op te nemen of in zijn geheel geen maatregel treft, beoordeelt de burgemeester of hij, gelet op de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat, een maatregel oplegt. Hierover vindt afstemming plaats tussen de OvJ en de burgemeester.
De rechter kan op grond van artikel 38v, tweede lid, Wetboek van Strafrecht een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel gaat voor het burgemeestersbevel. Als het rechterlijk bevel niet te maken heeft met het burgemeestersverbod, bijvoorbeeld een verbod voor een kleiner of ander gebied en op basis van andere informatie dan de ‘overlast’ die ten grondslag ligt aan het burgemeestersbevel, vindt er overleg plaats tussen het OM en de gemeente over de vraag of het burgemeestersverbod naast het rechterlijk verbod in stand kan blijven.
Artikel 42. Gelegenheid zienswijzen
De betrokkene, tegen wie het voornemen bestaat om een bevel op te leggen, krijgt de gelegenheid zijn zienswijze kenbaar te maken binnen twee weken na ontvangst van het voornemen. Dit kan schriftelijk of mondeling tijdens een zienswijzegesprek. Als er sprake is van een minderjarige worden tenminste de ouders/voogd van de minderjarige uitgenodigd voor een zienswijzegesprek. Van de gelegenheid tot het geven van zienswijze wordt afgezien indien de vereiste spoed zich hiertegen verzet (4:11 Awb).
Artikel 44. Overgangsbepalingen
Waarschuwingen en gebiedsverboden die zijn opgelegd op grond van de op 4 augustus 2014 vastgestelde en op 18 september 2014 bekend gemaakte ‘Beleidsregels Wijkverbod Vlaardingen’, blijven ook na inwerkingtreding van deze beleidsregels van toepassing. Dit houdt in dat de op basis van deze beleidsregels opgelegde en nog lopende gebiedsverboden van kracht blijven en zo ook de op basis van deze beleidsregels afgegeven waarschuwingen gedurende een termijn van twaalf maanden na hun uitreiking.
Artikel 45. Evenredigheidsbeginsel
Artikel 3:4 Algemene wet bestuursrecht is op de voorwaarden van deze beleidsregels van overeenkomstige toepassing.
Aldus vastgesteld op 22 oktober 2024
De burgemeester van Vlaardingen,
Drs. B. Wijbenga – van Nieuwenhuizen
G. Toelichting op de beleidsregels overlastgevende personen
1. Wijkverbod ontzegging artikel 2:91 APV
De burgemeester kan het in belang van de openbare orde en veiligheid, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan personen die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een wijkverbod opleggen. Door het mandaat aan de politie en de gemeentelijke Buitengewone Opsporingsambtenaren (zie artikel 9 van deze Beleidsregels) is direct optreden bij (structurele) overlast, strafbare feiten of (lichte) orde verstorende gedragingen mogelijk. Zodra de gedragingen ernstig zijn of een herhaaldelijk karakter hebben, ligt optreden op grond van de Overlastwet voor de hand.
2. De bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet
Op grond van artikel 172a, eerste lid, Gemeentewet kan de burgemeester aan een persoon die (eenmalig) ernstig, herhaaldelijk individueel of in groepsverband de openbare orde verstoorde óf bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol had, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde de volgende maatregelen opleggen:
3. De bevoegdheden op grond van artikel 172b Gemeentewet
Op basis van artikel 172b Gemeentewet is de burgemeester bevoegd om aan een persoon, die het gezag uitoefent over een 12-minner die herhaaldelijk in groepsverband de openbare orde verstoorde, en bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een bevel geven zorg te dragen dat de minderjarige:
4. Voorwaarden bevoegdheden op grond van artikel 172a en 172b Gemeentewet
De burgemeester kan gebruik maken van zijn bevoegdheden als er sprake is van:
5. Orde verstorende gedragingen
Een wettelijke definitie van het begrip ‘verstoring van de openbare orde’ bestaat niet. Of sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee orde verstorend gedrag, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. Orde verstorende gedragingen zijn gedragingen in de openbare ruimte die de normale gang van zaken verstoren. De richtlijn is dat de openbare ruimte een normaal geldende objectieve bestemming heeft. Als de objectieve bestemming niet meer of in mindere mate mogelijk is, dan tast dit de normale gang van zaken en daarmee de openbare orde aan. Hiertoe behoren in ieder geval strafbare gedragingen en overtredingen van de APV.
De ordeverstoorder krijgt een proces-verbaal voor deze gedragingen. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat structurele orde verstorende gedragingen, die niet direct strafbaar zijn gesteld, onder deze begripsbeschrijving vallen. Dit moet blijken uit een registratie van toezichthouders in de publieke ruimte.
Voorbeelden van ordeverstorende gedragingen zijn:
Op basis van de wetswijziging van 1 juli 2015 mogen de bevoegdheden worden gebruikt als er sprake is van een persoon die individueel of in groepsverband de openbare orde ernstig verstoorde. Optreden tegen first-offenders kan, waarbij de restrictie geldt dat het moet gaan om een ‘ernstige’ verstoring van de openbare orde. Voor mensen die herhaaldelijk de openbare orde verstoren, hoeft het niet te gaan om een ‘ernstige’ openbare-ordeverstoring, een herhaalde ‘gewone’ openbare-ordeverstoring volstaat. De mate van ernst moet blijken uit de politierapportage en is afhankelijk van de context.
In één of meerdere gemeenten mogen ordeverstorende gedragingen plaatsvinden. Of sprake is van een afzienbare tijd is afhankelijk van de context waarin de gedragingen plaatsvonden. Bij jaarlijkse evenementen is een afzienbare tijd van dertien maanden redelijk, terwijl bij overlast door 12-minners in een bepaalde wijk een afzienbare tijd van zes maanden redelijk is. Per geval vindt een beoordeling plaats.
In ieder geval zijn orde verstorende gedragingen van langer dan dertien maanden geleden niet te kwalificeren als herhaaldelijk en blijft handhaving op grond van de APV mogelijk, zoals het inzetten van wijkverboden. Gedragingen van langer dan dertien maanden geleden (respectievelijk zes maanden bij de categorie 12-minners) mogen deel uitmaken van de sfeerrapportage.
8. Groepsgerelateerde gedragingen en leidende rol
Er is sprake van groepsgewijze verstoring van de openbare orde wanneer de groep, waar de overlastgever onderdeel van uitmaakt, uit drie of meer personen bestaat. Als er sprake is van een leidende rol in de groepsgewijze verstoring van de openbare orde, dan kan aan deze persoon direct na de eerste overtreding een bestuurlijke maatregel worden opgelegd. Er is sprake van een leidende rol in de groepsgewijze verstoring van de openbare orde als de persoon anderen aanzet tot orde verstorende gedragingen. Dit kan zich uiten in concrete gedragen zoals het mobiliseren, het aanjagen, faciliteren, oproepen of aansturen van medestanders of op een intimiderende wijze een bijdrage leveren aan het in groepsverband plegen van ordeverstoringen. Rechtstreekse deelname aan de daadwerkelijke ordeverstoring is hiervoor niet vereist.
Van een leidende rol kan dus sprake zijn indien de persoon anderen aanzet tot ongewenst gedrag dat de openbare orde verstoort. Dit kan zich uiten in concrete gedragingen zoals het benaderen van anderen, het leggen van contact tussen leden van de groep, het initiatief nemen, een vertrouwensrelatie en/of gezag hebben. De leidinggevende kan ook blijken uit verklaringen van getuigen of leden van de groep. Het aantonen van een leidende rol is afhankelijk van de concrete casus. Naast de te treffen maatregelen van de burgemeester kan de ordeverstorende leider worden vervolgd.
9. Ernstige vrees voor verdere verstoring
Orde verstorend en herhaaldelijk gepleegd gedrag door het individu of door groepen, binnen een afzienbare tijd, is ernstig gelet op het effect op de openbare orde en het woon- en leefklimaat. Van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde is sprake als uit concrete aanwijzingen blijkt dat het aannemelijk is dat de betreffende persoon, zonder in te grijpen, opnieuw orde verstorende gedragingen gaat plegen. Dit kan blijken uit concrete aanwijzingen, bijvoorbeeld het feit dat een persoon al in het verleden betrokken was bij ernstige ordeverstoringen, door verklaringen van betrokkenen, signalen of verwachtingen en overige voorzienbare omstandigheden.
10. Context van de toepassing van de bevoegdheden
Bij een juiste toepassing van de bevoegdheden is de context waarin de gedragingen plaatsvonden zeer relevant. De context is ook bepalend voor de subsidiariteit en proportionaliteit van de maatregel.
Grofweg is er onderscheid tussen de volgende toepassingsgebieden:
Overlast rond evenementen en manifestaties
De bevoegdheden op grond van artikel 172a Gemeentewet kunnen een aanvullende rol hebben bij evenementen of manifestaties. De definitie van een evenement is hier overeenkomstig artikel 2.26 van de APV. Ook bij evenementen kan sprake zijn van groepen personen als bezoekers waarbij ook de openbare orde wordt of dreigt te worden verstoord.
Zoals aangegeven kunnen de maatregelen worden ingezet om jeugdoverlast te bestrijden. Vanwege de specifieke aandacht en aanpak ten aanzien van jongeren, ligt het voor de hand hier op een andere manier mee om te gaan. Van jongeren is in ieder geval sprake als de persoon de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt.
Gemeentelijke besluiten kunnen ingrijpende gevolgen hebben. Daarom is het van belang dat gemeenten rekening houden met de beginselen van behoorlijk bestuur. Een van deze beginselen is het evenredigheidsbeginsel, krachtens artikel 3:4 Awb. Het evenredigheidsbeginsel houdt in dat de nadelige gevolgen van een besluit in verhouding moeten staan tot het doel dat met het besluit moet worden bereikt, het besluit mag niet onevenredig uitwerken. Hier zijn drie onderwerpen van belang:
Is het voorgenomen besluit geschikt voor het bereiken van het doel en welk doel dient het voorgenomen besluit (i.e. herstel of bestraffen van de overtreding).
Is het besluit noodzakelijk om het doel te bereiken of zijn er minder belastende maatregelen. Belangrijk is om te onderzoeken of een voortraject niet eerder een maatregel opgelegde. Is de voorgenomen (nieuwe) maatregel passend of wordt het beoogde effect bereikt met een minder zware maatregel.
Is de op zichzelf geschikte en noodzakelijke maatregen in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend voor de belanghebbende, gelet op de omstandigheden van het geval en de inbreuk op de belangen van de betrokkenen.
Bijlage 1: Handhavingsarrangement Wijkverboden*
* Dit handhavingsarrangement laat onverlet de bevoegdheid van de burgemeester om op te treden op grond van de Gemeentewet (waaronder de artikelen 172, 172a en 172b). Afhankelijk van de veiligheidssituatie, de aard van de strafbare feiten en de termijn waarin deze feiten zijn gepleegd, kan de burgemeester kiezen om de overlastgever aan te pakken op basis van de Overlastwet.
** Een volgende stap in het handhavingsarrangement is slechts mogelijk indien de persoon zich binnen zes maanden na het opleggen van een waarschuwing/wijkverbod in hetzelfde gebied opnieuw schuldig maakt aan strafbaar feit als bedoeld in bijlage (5). De waarschuwing is eenmalig en geldt voor heel Vlaardingen.
*** De politiechef stelt direct na het evenement de burgemeester in kennis bij het opleggen van een wijkverbod bij een evenement.
Bijlage 2: Handhavingsarrangement Overlastwet
Bijlage 3: Handhavingsarrangement maatregelen bij (ernstige) verstoring jeugd 12 – 18 jaar
* Het uitgangspunt is dat het OM in beginsel overgaat tot vervolging op grond van artikel 184 Wetboek van Strafrecht als de OM-criteria in bijlage 2 in acht zijn genomen. Hierbij wordt getoetst aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Bijlage 4: Handhavingsarrangement 12-minners
Bijlage 5: Gedragingen wijkverbod
Het opleggen van een wijkverbod door de politie en gemeentelijke buitengewone opsporingsambtenaren kan bij constatering van de volgende strafbare feiten:
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-456955.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.