Gemeenteblad van Neder-Betuwe
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2024, 453770 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Neder-Betuwe | Gemeenteblad 2024, 453770 | beleidsregel |
Beleidsregels terugvordering, invordering en kwijtschelding Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Neder-Betuwe 2024
College van de gemeente Neder-Betuwe
het noodzakelijk is aanvullende regels te stellen over het terugvorderen, invorderen en verrekenen van uitkering of inkomensvoorziening en over het aflossen van leenbijstand;
Besluit vast te stellen de Beleidsregels terugvordering, invordering en kwijtschelding Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Neder-Betuwe 2024.
Artikel 5. Matiging van het terugvorderingsbedrag
ls een vordering ontstaan door schending van de inlichtingenplicht, dan matigt het college de vordering, als het de debiteur gelet op alle aanwezige omstandigheden niet kan worden verweten dat hij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Dat is in ieder geval zo als een bewindvoerder heeft nagelaten de nodige inlichtingen te verstrekken. Dat is ook zo als de debiteur vanwege zijn psychische, mentale of cognitieve toestand niet goed in staat was aan de inlichtingenplicht te voldoen.
Hoofdstuk 3. Invordering (het aflossen van de vordering)
Artikel 9. Aflossing door verrekening met lopende uitkering
Als de debiteur nog bijstand van ons ontvangt, dan verrekent het college de vordering met de bijstand op grond van artikel 60 lid 3 en 4 Pw, artikel 28 lid 2 en 3 IOAW en artikel 28 lid 2 en 3 IOAZ. Dit betekent dat wij maandelijks een bedrag op de uitkering inhouden waarmee de vordering wordt afgelost. Het college stelt het aflossingsbedrag vast op het voor beslag vatbare bedrag conform het bepaalde in artikel 475 van het Wetboek van Rechtsvordering. In beginsel komt dit overeen met 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand inclusief vakantietoeslag.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan op verzoek van de debiteur een flexibele betalingsregeling worden getroffen als de vordering daarmee binnen een periode van 36 maanden vanaf het moment van vaststelling van de vordering in zijn geheel wordt afgelost. Denk aan afspraken over een andere ingangsdatum, een hoger of lager aflossingsbedrag of aflossen door spaargeld of verdiensten uit vakantiewerk in te zetten.
Artikel 11. Betalingsregeling bij debiteur zonder bijstand
Uitgangspunt van de betalingsregeling is dat de debiteur maandelijks 5% van zijn netto inkomen inclusief vakantietoeslag gebruikt om de vordering af te lossen (aflossingsbedrag). Op gemotiveerd verzoek van debiteur berekenen wij het voor beslag vatbare bedrag conform artikel 475 van het Wetboek van Rechtsvordering en stellen we het aflossingsbedrag daarop vast.
In afwijking van lid 2 kan op verzoek van de debiteur een flexibele betalingsregeling worden getroffen als de vordering daarmee binnen een periode van 36 maanden vanaf het moment van vaststelling van de vordering in zijn geheel wordt afgelost. Denk aan afspraken over een andere ingangsdatum, een lager aflossingsbedrag, variabele aflosbedragen en aflossen door spaargeld of verdiensten uit vakantiewerk in te zetten.
Naast het bepaalde in lid 2 en 3 geldt bij een vordering die is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht of wegens naderhand verkregen middelen een extra voorwaarde voor de betalingsregeling: als de debiteur de beschikking heeft of krijgt over liquide middelen, dan kunnen wij bepalen dat hij een redelijk percentage van die middelen aanwendt om de vordering af te lossen.
Hoofdstuk 4. Kwijtschelding (afzien van (verdere) invordering)
Artikel 12. Kwijtschelding (geen schending inlichtingenplicht)
Bij de toepassing van het bepaalde in lid 1 onder c worden perioden waarin de debiteur niet aan zijn aflosverplichting heeft voldaan wegens verblijf in detentie of verblijf in het buitenland, niet meegeteld bij het bepalen van de 36-maandentermijn. Hetzelfde geldt voor de debiteur die in de BRP geregistreerd is als ‘vertrokken onbekend waarheen (VOW)’ en van wie geen woon- of verblijfplaats bekend is.
Artikel 13. Kwijtschelding (schending inlichtingenplicht)
Als de vordering is ontstaan door schending van de inlichtingenplicht, dan verleent het college ambtshalve kwijtschelding van (het restant van de) vordering in de volgende situaties:
de debiteur heeft sinds de vaststelling van de vordering niet ten minste 120 maanden aan of ten behoeve van ons op de vordering afgelost conform de aflosverplichting, maar heeft het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten alsnog betaald; of
Het college kan op verzoek kwijtschelding verlenen van (het restant van de) vordering, als de debiteur sinds de vaststelling van de vordering ten minste 60 maanden aan of ten behoeve van ons heeft afgelost en daarna een bedrag gelijk aan ten minste 50% van de (restant)vordering in een keer heeft afgelost.
Bij de toepassing van het bepaalde in lid 1 onder c worden perioden waarin de debiteur niet aan zijn aflosverplichting heeft voldaan wegens verblijf in detentie of verblijf in het buitenland, niet meegeteld bij het bepalen van de 120-maandentermijn. Hetzelfde geldt voor de debiteur die in de BRP geregistreerd is als ‘vertrokken onbekend waarheen (VOW)’ en van wie geen woon- of verblijfplaats bekend is.
Artikel 14. Kwijtschelding van kruimelbedragen bij beëindiging
Bij beëindiging van het recht op bijstand scheldt het college het totaal aan restantvorderingen ambtshalve kwijt, als het openstaande bedrag na verrekening met de gereserveerde vakantietoeslag € 250,= of minder is.
Aldus vastgesteld door het college op 8 oktober 2024.
De secretaris,
mevrouw N de Geus
De voorzitter,
Dhr. A.J. Kottelenberg
Gemeente Buren voert onder mandaat de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte oudere werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) uit voor gemeente Neder-Betuwe. Uitgangspunt van deze wetten is dat teveel verstrekte bijstand wordt teruggevorderd en dat debiteuren de teruggevorderde bijstand volledig terugbetalen.
De wet geeft gemeenten bij de terug- en invordering van bijstand op diverse punten beleidsruimte en bevoegdheden om in een concrete situatie een evenwichtig besluit te nemen over de terug- en invordering van bijstand. In deze beleidsregels wordt invulling gegeven aan die beleidsruimte en bepalen we hoe we onze bevoegdheden willen gebruiken. Daarbij houden we de focus op perspectief voor de debiteur, zodat deze kan (blijven) meedoen in de samenleving en uitzicht heeft op een schuldenvrije toekomst
Deze beleidsregels hebben betrekking op de bijstandsuitkering voor levensonderhoud en de studietoeslag, die de gemeente verstrekt op grond van de Participatiewet (Pw), en op de bijstand voor levensonderhoud die de gemeente verstrekt op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte oudere werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
De beleidsregels zijn eveneens van toepassing op bijzondere bijstand verstrekt op basis van artikel 35 van de Participatiewet, met name als het gaat om bijstand verstrekt in de vorm van een lening.
Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op de bijstand voor levensonderhoud en bedrijfskapitaal die de gemeente verstrekt op grond van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) en op de bijstand die de gemeente heeft verstrekt op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Vorderingen op grond van het Bbz hebben een eigen karakter. Bij het Bbz wordt de bijstand toegekend in de vorm van een lening, die geheel of gedeeltelijk wordt terugbetaald. Om die reden zijn er eigen beleidsregels voor het Bbz, waarin toegespitst op het karakter van het Bbz de regels zijn vastgelegd.
Binnen de bijstand heeft de gemeente de mogelijkheid teveel verstrekte bijstand te verrekenen met nog te ontvangen bijstand. In veel gevallen heeft dit de voorkeur boven terug- en invordering, omdat dit administratief eenvoudig uitvoerbaar is en minder belastend voor de klant. Er is, als verrekening mogelijk is, geen terugvorderingsbesluit nodig. Er zijn echter grenzen die de gemeente in het oog moet houden. Zoals de financiële draagkracht van de klant: Na verrekening moet de klant voldoende inkomen over houden om van rond te komen. Ook stelt de wetgever eisen aan hoe lang de gemeente mag verrekenen met de bijstand. Binnen de IOAW en IOAZ is dat 3 maanden. Op moment van schrijven is dit binnen de participatiewet 6 maanden, maar dit wordt waarschijnlijk aangepast naar 3 maanden.
Artikel 5. Matiging van het terugvorderingsbedrag
De gemeente heeft het recht teveel betaalde bijstand terug te vorderen, maar doorgaans is dit niet verplicht. Er is beleidsvrijheid om, als daar aanleiding toe is, een lager bedrag terug te eisen. In dat geval spreken we van “matiging” In artikel 5 staat beschreven in welke situaties dit aan de orde kan zijn. In lid 1 wordt verwezen naar jurisprudentie over de tijd die redelijkerwijs mag verstrijken tussen een signaal en de uiteindelijke terugvordering.
Door het bepaalde in lid 2 stelt de uitvoerder ook eisen aan zichzelf. Het moet de bijstandsgerechtigde bijvoorbeeld voldoende duidelijk zijn gemaakt wat er wordt verwacht in het kader van de inlichtingenplicht, rekening houdend met zaken zoals laaggeletterdheid of het niet beheersen van de Nederlandse taal. En er wordt alertheid van de uitvoeringsorganisatie verwacht: Als het bedrag dat teveel verstrekt is, is opgelopen doordat langer niet is gereageerd op een signaal, of langere tijd geen contact is geweest met de klant, dient de uitvoerder het bedrag hierop aan te passen.
Het college kan ook besluiten (wegens dringende omstandigheden) helemaal af te zien van terugvordering. Dit is beschreven in artikel 6
Artikelen 9 t/m 11 beschrijven de wijze waarop het college na het nemen van een terugvorderingsbesluit dit bedrag ook daadwerkelijk int. Aangezien het veelal om mensen met een laag inkomen gaat, dient rekening gehouden te worden met de (financiële) omstandigheden van betrokkene. Als betrokkene een ander inkomen heeft dan bijstand, kan invordering extra uitdagend zijn. De gemeente kan dan immers niet verrekenen of inhouden op de lopende bijstandsuitkering. Regelmatig contact onderhouden met de debiteur om te bezien welke aflossingsmogelijkheden er zijn, is dan van belang.
De gemeente heeft in de meeste gevallen (vorderingen die ontstaan zijn door doelbewust misbruik van de bijstand vormen een uitzondering) ook de bevoegdheid een bestaande vordering/schuld kwijt te schelden. Doordat de aflossingscapaciteit van (voormalig) bijstandsgerechtigden vaak beperkt is en er geregeld ook andere schuldeisers in het spel zijn, kan het langere tijd duren voordat een bedrag dat is teruggevorderd, ook daadwerkelijk afgelost is. Voor de inwoner (en het eventuele gezin) is dit zeer belastend. Tijdens de periode dat wordt afgelost, resteert er namelijk minder inkomen om van rond te komen. Dit kan ook (rekening houdend met de beslagvrije voet) 5% onder de geldende bijstandsnorm zijn. Door kwijtschelding wordt de inwoner perspectief geboden op een schuldenvrije toekomst.
Ook kan het gaan om een (restant)bedrag dat dusdanig laag is, dat de uitvoeringskosten van invordering voor de gemeente niet meer opwegen tegen het ontvangen van dit bedrag. Kwijtschelding heeft in dat geval als bijkomend voordeel dat de gemeente de eigen inspanning met betrekking tot de vordering op dat moment beëindigen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-453770.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.