Gemeenteblad van Wijdemeren
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijdemeren | Gemeenteblad 2024, 447750 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Wijdemeren | Gemeenteblad 2024, 447750 | beleidsregel |
Uitvoerings- en handhavingsstrategie omgevingsrecht gemeente Wijdemeren 2024-2025
Voor u ligt de Uitvoerings- en Handhavingsstrategie (U&H-strategie) Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving (hierna VTH) voor de bebouwde en onbebouwde (leef)omgeving. Deze U&H strategie beschrijft de wijze waarop de gemeente Wijdemeren vergunningen behandelt, toezicht houdt en handhaaft. Dit beleid is gebaseerd op de Omgevingswet (hierna Ow) en met name op de procescriteria genoemd in de artikelen 13.5 tot en met 13.11 van het Omgevingsbesluit. Daarnaast vallen vergunning- en toezichttaken die voortkomen uit de Algemene Plaatselijke Verordening (verder APV) en de bijzondere wetten zoals de Alcoholwet en bijvoorbeeld de Wet Kinderopvang binnen de reikwijdte van deze strategie.
Deze U&H strategie beschrijft het strategisch kader waarbinnen Wijdemeren keuzes maakt over wat meer of minder aandacht verdient. Ook beschrijft het de wijze van vergunningverlening op grond van de Ow, de uitvoeringsstrategie en de handhavingsstrategie. De concrete uitvoering wordt beschreven in het uitvoeringsprogramma op grond van het operationele kader. Dat programma beschrijft de uitvoering tot op detailniveau.
1.2 Aanleiding en wettelijk kader
Dit VTH-beleid is een uitvoerings- en handhavingsbeleid en primair gebaseerd op de Omgevingswet (hierna Ow). De Ow stelt kwaliteitseisen aan de organisatie en uitvoering. Deze eisen zijn verankerd in het Omgevingsbesluit (Ob), een algemene maatregel van bestuur (hierna AMvB) van de Ow.
Volgens het Ob moet het college periodiek een U&H strategie vaststellen. Wijdemeren koos in het verleden voor een periode van vier jaar maar heeft ervaren dat dit onvoldoende flexibiliteit biedt. Thans kiezen we vooralsnog voor een periode van twee jaar met name om te bezien welke gevolgen de Omgevingswet in de praktijk heeft voor het beleidskader. Het VTH-uitvoeringsprogramma wordt jaarlijks vastgesteld.
Grof gesteld moet er programmatisch, strategisch en afgestemd beleid worden gevoerd. Grondslag hiervoor is de dubbele regelkring: de Big-8.
De bovenste regelkring betreft beleidskeuzen, strategie, het opstellen van een programma en beleidsevaluatie. De onderste regelkring betreft het uitvoeringsprogramma en de professionele werkwijze, uitvoering en monitoring.
Omdat de uitvoering van de VTH regels gecoördineerd moet worden uitgevoerd, is een integrale benadering van belang. Met dit stuk geeft Wijdemeren aan hoe zij dit doet en welke keuzes zij hierbij maakt (prioriteiten).
Het is niet mogelijk om elke regel voor 100% te handhaven. Enerzijds omdat inwoners en bedrijven primair een eigen verantwoordelijkheid hebben om te voldoen aan de regels, anderzijds omdat de middelen van de gemeente te beperkt zijn om alles te handhaven. Niet handhaven heeft echter tot gevolg dat regels minder goed worden nageleefd, waardoor de kwaliteit van de leefomgeving snel achteruit gaat. De gemeente moet daarom, los van de zogenoemde beginselplicht tot handhaving, keuzes maken in wat zij wel en wat niet gaat doen.
Wijdemeren heeft de ambitie om samen met inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties te werken aan een leefbaar, schoon en veilig Wijdemeren. De gemeente zorgt voor een afgewogen en veilige balans waarbij levendigheid en bedrijvigheid hand in hand gaan.
Voor de U&H stratgie hanteert Wijdemeren de volgende doelstellingen:
Doelstellingen vergunningverlening
Doelstellingen Toezicht & Handhaving
Bijdragen aan de leefomgevingskwaliteit van de kernen in samenwerking met bewoners en andere betrokkenen. Door kerngericht toezicht kunnen toezichthouders door hun aanwezigheid in en betrokkenheid bij kernen signalen van overlast direct opvangen en meldingen voorkomen. Zij zijn ogen en oren in onze dorpen. Uitgangspunt hierbij zijn betrokkenheid en de eigen en gezamenlijke verantwoordelijkheid van inwoners.
De probleemstelling voor deze U&H strategie is dan ook: Hoe kunnen we aan deze doelstellingen voldoen? Dit stuk (in samenhang met het uitvoeringsprogramma) geeft hier antwoord op.
Per 1 juli 2023 vindt er een aantal grootschalige stelselwijzigingen plaats die van invloed is op de uitvoering van de VTH-taken van de gemeente. Hierbij gaat het met name over de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen en de Omgevingswet. Hieronder wordt in het kort uitleg gegeven over deze wijzigingen.
Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
Gelijktijdig met de Omgevingswet is de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) ingevoerd. Met de inwerkingtreding van deze wet wordt ook deze U&H strategie van kracht. Dit is een samenhangend stelsel van kwaliteitseisen en –procedures waarmee marktpartijen aantoonbaar garanderen dat het te realiseren bouwplan bij oplevering een bepaald kwaliteitsniveau heeft. Het kwaliteitsniveau is gerelateerd aan de bouwtechnische voorschriften van het Bouwbesluit 2012 die voortaan kunnen worden teruggevonden in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl). Dit betekent dat de gemeente, na gefaseerde invoering van de wet, aanvragen omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen niet meer toetst aan het Bouwbesluit (preventieve toets) en ook het toezicht tijdens het bouwen niet meer uitoefent. De opdrachtgever blijft na oplevering aansprakelijk voor zichtbare en verborgen gebreken. Dit betekent een andere rol voor de gemeentelijke vergunningverlening en het bouw- en woningtoezicht. De gemeente houdt in ieder geval haar taken op de volgende gebieden:
Op 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden aangenomen. Met de inwerkingtreding van deze wet wordt ook deze U&H strategie van kracht. De Omgevingswet zorgt voor een minder complexe regelgeving door het verenigen van 26 wetten in 1 wet en het verlagen van het aantal ministeriële regelingen en algemene maatregelen van bestuur (4 in plaats van 120 Amvb’s).
Doel hiervan is het vergroten van het gebruiksgemak en inzichtelijkheid met betrekking tot de regelgeving en een samenhangende benadering van de leefomgeving. Een ander doel is verbeteren en versnellen van besluitvorming bij initiatieven door middel van participatie. Dit zorgt voor een beter maatschappelijk draagvlak. Daarnaast houdt de wet rekening met regionale verschillen (grotere bestuurlijke afwegingsruimte), wordt het gemakkelijker vergunningen aan te vragen door middel van 1 (digitaal) loket en zijn er minder onderzoekslasten voor initiatiefnemers.
Natura 2000 beheerplan Oostelijke Vechtplassen Planperiode 2022-2028
In samenwerking met de provincie Noord-Holland, politie, de omgevingsdienst OFGV, Natuurmonumenten en aangrenzende gemeenten is het ‘handhavingsplan Oostelijke Vechtplassen opgesteld. De activiteiten die voortvloeien uit dit handhavingsplan zijn opgenomen in het (onder thematisch toezicht) en een belangrijk instrument om de instandhoudingsdoelen voor dit gebied te realiseren. De provincie Noord-Holland voert de regie voor de uitvoering van de samenwerkingsafspraken in het kader van dit plan.
De U&H strategie is opgesteld binnen de beleidsvrijheid en kwaliteitseisen die het Ob stelt. Alle binnen de scoop van de Ow vallende taken zijn opgenomen. Daarnaast heeft de strategie betrekking op een aantal taken uit de Algemene Plaatselijk Verordening (APV), het toezicht op en handhaving van de openbare orde en de vergunningverlening op het gebied van de bijzondere wetten orde zoals de Alcoholwet. In de ‘prioriteitenmatrix’ zijn alle handhavingstaken en de onderliggende wettelijke kaders weergegeven. Hoewel slechts een deel van het vergunningenstelsel op deze vakgebieden aan de Ow aanhaakt, is het voor de integraliteit van de handhaving van belang 'alle' taken mee te nemen in de strategie en vanzelfsprekend ook in het vast stellen uitvoeringsprogramma.
De handhaving van niet genoemde wetten (zoals de sociale wetgeving en de onderwijswetgeving) vallen buiten dit beleid.
De huidige handhaving op het gebied van ruimtelijke ordening, bouwen en wonen en milieu vindt naast de U&H strategie nog altijd (ook) plaats op basis van een aantal beleidsnota's.
Gelet op het toezicht en de handhaving van de bijzondere wetten zijn op diverse thema’s afzonderlijke beleidsregels opgesteld.
Een maal per jaar houden wij vanwege de vereisten zoals beschreven in het Ob, de handhavingstaken van de gemeente opnieuw tegen het licht en stellen wij een nieuw handhavingsuitvoeringsprogramma op. Het thans geldende programma bevatte de handhavingsactiviteiten op het gebied van milieu, bouwen en ruimtelijke ordening, waarbij rekening wordt gehouden met het vastgestelde beleid en de beschikbare personele, financiële en technische middelen. Voor de handhavingsactiviteiten op het gebied van milieu wordt jaarlijks door de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek een Uitvoeringsprogramma voor de Gemeente Wijdemeren vastgesteld. Dat programma maakt telkens deel uit van het handhavingsuitvoeringsprogramma.
Met de U&H strategie en het bijbehorende uitvoeringsprogramma vervalt in principe het door het college en door de gemeenteraad vastgestelde Integraal handhavingsbeleid 2018-2021 en het daarbij behorende Handhavingsuitvoerings-programma waarvan de werkingsduur verlengd was tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Zaken en procedures die zijn opgestart voor de vaststellingsdatum van de U&H strategie worden afgehandeld onder de regels uit de ‘oude’ beleidsstukken.
1.8 Evaluatie van het handhavingsbeleid versus prioritering
In de het integrale handhavingsjaarverslagen blikt het college telkens terug op het vigerende beleid en de daarin gestelde doelen, alsmede de resultaten die op grond van de daarin opgenomen prioritering zijn bereikt aan de hand van het Uitvoeringprogramma Toezicht en Handhaving. In de in die jaarverslagen opgenomen cijfermatige overzichten van resultaten van uitvoering ziet het college geen aanleiding de prioritering in het toezicht en de handhaving voor het omgevingsrecht (ingrijpend) te wijzigen. Vanwege de gevolgen er van voor de omgeving en klachten van omwonenden, geldt een verschuiving in prioritering voor het toezicht op (constructieve veiligheid van) vergunningvrij bouwen in zowel de kernen als het buitengebied. Het beleid ten aanzien van het toezicht en de handhaving op grond van de Alcoholwet is zoals hiervoor genoemd opgenomen in afzonderlijke beleidsregels. Voor de prioritering daarvan is in dit beleid alleen sprake in het geval van toezicht op de geldende Alcoholwet-vergunningen.
1.9 Handhaving op permanente bewoning
‘Strike-three-you’re-out, calamiteitenregeling’.
Het verbod op permanente bewoning is een absoluut verbod. Toch zijn er mensen die er behoefte aan hebben om als tijdelijke overbrugging te mogen wonen in een recreatieverblijf. In het beleid is daarom de mogelijkheid geboden om voor een periode tot maximaal één jaar onder bepaalde voorwaarden gebruik te maken van de calamiteitenregeling.
Gezien het beroep dat op de calamiteitenregeling wordt gedaan, is het duidelijk dat dit beleid in een behoefte voorziet. Een aantal recreatieverblijven wordt echter veelvuldig gebruikt voor huisvesting op basis van de calamiteitenregeling.
Het is daarom van belang om te voorkomen dat een recreatieverblijf (vrijwel) onafgebroken permanent wordt bewoond en daarmee onder het overgangsrecht zou kunnen vallen. Maar ook om te verhinderen dat het recreatieverblijf een uitval basis wordt van georganiseerde, dan wel ondermijnende criminaliteit. Om dit te bereiken zijn regels van belang.
Voor personen geldt dat zij maar één keer gebruik kunnen maken van de calamiteitenregeling. Voor het recreatieverblijf wordt op basis van het “strike-three-you’re-out” systeem maximaal drie keer achter elkaar toestemming voor een beroep op de calamiteitenregeling afgegeven. Een vierde aanvraag om gebruik te maken van de calamiteitenregeling voor hetzelfde recreatieverblijf wordt dan niet meer gehonoreerd. Pas na het verstrijken van twee jaar kan opnieuw een beroep worden gedaan op de regeling, met dien verstande dat wordt aangetoond dat het recreatieverblijf in de tussenliggende periode niet voor permanente bewoning is gebruikt.
De bevoegdheid wordt in beginsel toegepast, tenzij zwaarwegende omstandigheden ertoe nopen van dit beleid af te wijken.
1.10 Een korte karakteristiek van de gemeente Wijdemeren
De gemeente Wijdemeren ligt in het groene hart van de Randstad. Gooi en Vechtstreek is een aantrekkelijke plek om te wonen, te werken en te recreëren met een rijk aanbod aan cultuur en erfgoed. In Wijdemeren wonen bijna 25.000 inwoners (peil 2022) en bevat zes dorpskernen: Ankeveen, Breukeleveen, 's-Graveland, Kortenhoef, Loosdrecht en Nederhorst den Berg. De totale oppervlakte van Wijdemeren bedraagt circa 7.700 hectare. Hiervan is 37% water.
De zes dorpskernen in Wijdemeren zijn compact gebouwd en hebben overwegend een woon- functie. De bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit (geschakelde) eengezinswoningen. De centrum- voorzieningen bevinden zich in de drie grootste kernen: Kortenhoef, Nederhorst den Berg en Loosdrecht.
Wijdemeren heeft een groot buitengebied dat hoofdzakelijk bestaat uit fraaie natuur met veel open water. Nagenoeg het gehele buitengebied maakt deel uit van het NatuurNetwerk Nederland (NNN) en het Natura 2000-gebied 'Oostelijke Vechtplassen'.
De linten in dit buitengebied zijn veelal bebouwd. Een aantal linten heeft hoofdzakelijk een woonfunctie, andere linten een gemengde functie van wonen en werken.
In Wijdemeren bevinden zich 17 grote recreatieparken en diverse verspreid liggende recreatiewoningen al dan niet op kleinere parken en in jachthavens. In totaal zijn er circa 1750 recreatiewoningen aanwezig. De parken liggen met name aan de Oud- en Nieuw-Loosdrechtsedijk te Loosdrecht. Hier liggen ook veel jachthavens en zijn diverse horecagelegenheden gevestigd.
Hoewel Wijdemeren van oorsprong een agrarisch karakter heeft, is het aantal agrarische bedrijven gedurende de afgelopen decennia gestaag afgenomen. Het (hobby)matig houden van paarden is juist toegenomen en neemt nog steeds toe. Soms leidt dat tot gebruik in strijd met de bestemming. Ook loopt deze hobby wel eens uit de hand omdat het aantal paarden zich uitbreidt en de activiteit zich langzaam aan verschuift naar een manage achtige omvang. Omdat de omgeving daar qua bebouwing in het algemeen niet op is ingericht, leidt dat regelmatig tot overlast en dus klachten van omwonenden.
HOOFDSTUK 2 VERGUNNINGVERLENING
De U&H strategie biedt objectieve criteria voor het beoordelen van aanvragen op grond van de Ow, APV en DHW en het afhandelen van meldingen (zoals sloopmelding). Deze zaken worden in dit hoofdstuk beschreven. Daarnaast wordt hier de algemene werkwijze bij vergunningverlening beschreven. De activiteiten bouwen, afwijken bestemmingsplan, wijzigen monument, slopen, brandveilig gebruiken en vellen zijn verder uitgewerkt in het uitvoeringsprogramma.
Vergunningverlening is een instrument om maatschappelijk handelen te reguleren. Vergunningen (en ontheffingen) verschaffen zekerheid en duidelijkheid in de verhouding tussen inwoners, bedrijven en de overheid. Vergunningverlening bevordert de rechtsgelijkheid en consistent handelen van de gemeente.
De vergunningverlening binnen de gemeente Wijdemeren is erop gericht om activiteiten volgens de wettelijke eisen en vastgesteld beleid plaats te laten vinden. Door het verbinden van voorschriften kan de impact (gevaar, hinder, verontreiniging e.d.) die een activiteit mogelijk veroorzaakt zo klein mogelijk worden gehouden. De doelstellingen die Wijdemeren op het gebied van vergunningverlening nastreeft staan in hoofdstuk 1 van deze strategie beschreven.
Daarnaast heeft bij de beoordeling om tot vergunningverlening te komen de Beleidsregel Wet Bibob Wijdemeren 2021 in het bijzonder de aandacht.
De gemeente Wijdemeren hanteert objectieve (wettelijke) criteria bij de beoordeling van vergunningaanvragen en ontheffingen en het afhandelen van meldingen. Aanvragen omgevingsvergunning, ruimtelijke ordening, APV en Alcoholwet worden vastgelegd in een geautomatiseerd systeem (Rx.Mission) en afgehandeld via processtappen.
In het omgevingsplan worden de gebruiks- en de bouwmogelijkheden voor een gebied vastgelegd. Het omgevingsplan is een juridisch bindend document voor zowel de overheid als inwoners en bedrijven. Gemeenten zijn op grond van de Ow verplicht om een digitaal omgevingsplan op te stellen.
De oude bestemmingsplannen die zijn opgesteld op grond van de Wet ruimtelijke ordening zullen gezamenlijk deel uitmaken van het zogenaamde ‘tijdelijke’ omgevingsplan. De regels zullen over tijd worden verwerkt in het definitieve omgevingsplan. Dat is één document met alle regels en de werkingsgebieden daarvan in de gemeente. De gemeente beoordeelt aanvragen die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving aan het (tijdelijke) omgevingsplan.
Bij deze beoordeling kunnen de volgende situaties aan de orde zijn:
De gemeente kan meewerken aan een plan met een procedure op grond van de Ow. Hiervoor zijn beleidsregels opgenomen in de kruimelgevallenregeling van 2015.
Gemeentelijke beleidsregels en -nota’s die een rol kunnen spelen bij de toetsing ruimtelijke ordening zijn:
Met de ingang van de Wkb zullen de taken met betrekking op de bouwtechnische toets aanzienlijk veranderen. Voor bouwwerken van categorie 1 (bijvoorbeeld een eengezinswoning of een bedrijf tot twee lagen) zal de bouwtechnische toets voortaan worden uitgevoerd door een kwaliteitsborger. Hierbij hoeft de gemeente alleen bij te houden of bij de melding het bouwdossier ontvankelijk is aangeboden. Bij bouwwerken van een hogere categorie en bij beschermde bouwwerken zoals monumenten zal de gemeente nog altijd zelf een bouwtechnische toets moeten uitvoeren.
Het is onmogelijk alle aanvragen voor bouwactiviteiten tot in detail te toetsen aan alle geldende regelgeving. Enerzijds komt dit door de beperkte capaciteit en de personele kosten en anderzijds vanwege de geldende wettelijke termijnen. Voor de toetsing aan het Bbl is daarom sprake van basis toetsniveau’s. Deze niveaus zijn ingedeeld aan de hand van gebruiksfuncties en thema’s. Hieronder worden de basis toetsniveau’s uitgelegd.
Na de ontvangst van een aanvraag omgevingsvergunning wordt eerst gekeken of alle noodzakelijke gegevens zijn aangeleverd (is de aanvraag ontvankelijk). In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staat een opsomming van de gegevens die, afhankelijk van het soort aanvraag, moeten worden ingediend. Als een aanvraag ontvankelijk is, dan wordt nagegaan of het aannemelijk is dat het plan aan de technische eisen van het Bbl voldoet. Voor vergunningen met betrekking tot bouwen wordt in beginsel het landelijk gebruikte toetsprotocol gevolgd. Hiermee wordt een goede en uniforme taakuitvoering van de vergunningverlening behaald en de rechtsgelijkheid bevorderd.
De kern van het toetsprotocol is een checklists voor de meest voorkomende bouwplanaanvragen. Hierin worden 4 toetsniveaus onderscheiden: snel toetsen, visueel toetsen, representatief toetsen of integraal toetsen (zie ook hieronder). Een gemeente kan kiezen voor het volgen van de landelijk afgesproken toetsniveau van 100 of stelt op basis van eigen prioriteiten een beleid vast door het aanpassen van de verschillende toetsingsniveaus voor de Bbl eisen.
Wijdemeren brengt de toets intensiteit zo veel als mogelijk naar indexgetal 90. Hiermee wordt er meer verantwoordelijkheid bij de aanvrager neergelegd (deregulering). Daarnaast wordt de focus van de integrale toets verlegd naar het verhogen van de kwaliteit van de in te dienen gegevens. Ook wordt beoogd met indexgetal 90 meer gebruikt gemaakt van de professionaliteit van de medewerker. Hierdoor kan er, met een gewogen risico, op een (lager) niveau van 90 worden getoetst. Bijkomend effect is dat er een eenduidig toetsniveau wordt vastgesteld.
Kloppen de uitgangspunten? Bevatten de stukken voldoende informatie over de uitgangspunten?
Gecontroleerd wordt of de globale uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het desbetreffende aspect te kunnen toetsen, in voldoende mate en in samenhang zijn weergeven om het betreffende aspect te kunnen toetsen.
Kloppen de uitgangspunten en lijken de uitkomsten aannemelijk?
Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn.
Niveau 2 Representatief toetsen
Controle van de belangrijkste onderdelen.
Gecontroleerd wordt of de uitgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en of de uitkomsten plausibel zijn. De belangrijkste berekeningen worden gecontroleerd dan wel nagerekend. De na te rekenen aspecten worden bepaald op basis van de resultaten van de visuele toets.
Gecontroleerd wordt of de uítgangspunten op de stukken, aangeleverd om het betreffende aspect te kunnen toetsen in de juiste vorm zijn. Van ieder te toetsen aspect wordt nagegaan of de uitgangspunten juist zijn en worden de uitkomsten gecontroleerd en/of nagerekend.
Gemeentelijke beleidsregels en -nota’s die met name een rol spelen bij de bouwtoetsing zijn:
In de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) staat de gemeentelijke regelgeving op het gebied van openbare orde en veiligheid. Elke gemeente heeft een eigen APV. Op dit moment geldt de Algemene Plaatselijke Verordening Wijdemeren 2022.
Voor de afhandeling van vergunning- en ontheffingen op grond van de APV geldt een beslistermijn van acht weken. Deze termijn kan met acht weken worden verlengd. Daarnaast zijn er ook een aantal activiteiten die meldingsplichtig zijn, zoals Kennisgeving Incidentele Festiviteit (KIF), evenementenmeldingen, inzamelen geld en goederen en snuffelmarkten. Het grootste aantal vergunning- en ontheffingen in Wijdemeren betreffen evenementen.
Gemeentelijke beleidsregels en –nota’s die een rol spelen bij de toetsing aan de APV zijn:
In de Kansspelverordening wordt het aantal kansspelautomaten waarvoor vergunning wordt verleend, de zogenaamde aanwezigheidsvergunning, beschreven. Zowel de Wet op de Kansspelen als de Kansspelverordening geven geen termijn waarop het bestuursorgaan moet beslissen op de aanvraag. Om deze reden wordt teruggevallen de Algemene wet bestuursrecht en wordt uitgegaan van een redelijke termijn. Onder een redelijke termijn wordt vervolgens verstaan een termijn van acht weken na ontvangst van de aanvraag.
Deze wet bepaalt dat winkels alleen tussen 6 uur 's ochtends en 10 uur 's avonds open mogen zijn en niet op zon- en christelijke feestdagen. De gemeenteraad kan bij verordening vrijstelling verlenen van het verbod open te zijn op zon- en christelijke feestdagen. De gemeenteraad van Wijdemeren heeft daartoe de Winkeltijdenverordening vastgesteld en daarin voorschriften opgenomen.
De Alcoholwet is gericht op een verantwoorde verstrekking van alcohol. Voor de afhandeling van een vergunningaanvraag geldt een beslistermijn van acht weken. De burgemeester is bevoegd voor de afgifte van de vergunning.
Hieronder worden de verschillende werkwijzen die Wijdemeren hanteert ten aanzien van voorlichting, vooroverleg, vergunningverlening, meldingen en ontheffingen beschreven.
Een goed naleefgedrag van regels komt voort uit een goede communicatie van verwachtingen. Gebruikers moeten weten waaraan ze moeten voldoen en wat ze kunnen verwachten van de gemeente. Goede communicatie kan veel misverstanden voorkomen. Wijdemeren gaat hiervoor de informatie over de producten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving op haar website www.wijdemeren.nl opnieuw tegen het licht houden en waar nodig verbeteren. De producten die hiervoor in aanmerking komen zijn de Ow, APV en Alcoholwet inclusief de uitvoeringsbesluiten van deze wetten en van de APV.
Aan de hand van toepasbare regels kan Wijdemeren ook vergunning checks maken die op de landelijke voorziening van het digitale stelsel Omgevingswet (DSO) kunnen worden gebruikt. Hiermee krijgt een initiatiefnemer makkelijk inzicht in wat wel mag, wat niet mach en wat eventueel mogelijk is aan de hand van een vergunning. Hierbij krijgen zij ook de indieningsvereisten te zien die nodig zijn voor een mogelijke aanvraag. Onze ambitie is om zo veel mogelijk regels hierin te verwerken om het gemak te vergroten.
Inwoners die aanvullende uitleg nodig hebben kunnen via telefoonnummer 14035 contact opnemen met het Klant Contact Centrum (KCC) van Wijdemeren. Vragen over de fysieke leefomgeving worden in eerste instantie beantwoord door het secretariaat van de afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling. Voor specifieke vragen wordt doorverbonden met een plantoetser dan wel een vakinhoudelijk ambtenaar.
Voordat een initiatiefnemer een formele aanvraag omgevingsvergunning indient kan hij verzoeken om een vooroverleg. In een vooroverleg onderzoekt de gemeente of een (bouw)plan haalbaar is en weet de initiatiefnemer voordat het (bouw)plan op detail wordt uitgewerkt of een omgevingsvergunning kan worden verleend. De kwaliteit van de ingediende gegevens bepaalt de toetsingsmogelijkheden van dit overleg. Het vooroverleg wordt gevoerd aan de hand van de methodiek van de omgevingstafel. De eerste fase hierin is de intaketafel. Bij de intaketafel wordt een initiatief intern voorgelegd aan alle relevante afdelingen binnen de gemeente voor een integrale afweging. Hierin wordt gekeken naar zowel de wenselijkheid als de haalbaarheid van het initiatief. De resultaten worden met de indiener gedeeld en we bieden de mogelijkheid om een gesprek te organiseren om knelpunten op te lossen. Zo nodig kan het initiatief daarna ook worden behandeld met ketenpartners aan tafel bij de zogeheten omgevingstafel. Hierbij kan een initiatiefnemer samen met alle betrokkenen bespreken hoe het initiatief mogelijk gemaakt kan worden. De bedoeling is dat aan het einde van het vooroverleg een initiatiefnemer voldoende is geïnformeerd om een haalbaar initiatief in te dienen en bekend is met alle indieningsvereisten.
Wijdemeren streeft naar het tijdig en klantvriendelijk afhandelen van een aanvraag omgevingsvergunning. Consistent- en maatschappelijk handelen en rechtsgelijkheid zijn hierbij ons adagium. Dit verschaft zekerheid en duidelijkheid in de verhoudingen tussen inwoners, bedrijven en overheid.
Aanvragen worden bij voorkeur digitaal ingediend en met goed werkende koppelingen en systemen (Rx.Mission) afgehandeld. Adviezen worden integraal beoordeeld. De behandelaar van een aanvraag is aanspreekpunt voor de aanvrager, zorgt dat alle adviezen bij elkaar komen en bewaakt termijnen. Hiermee wordt voorkomen dat een aanvrager moet ‘shoppen’ of van het ‘kastje naar de muur’ wordt gestuurd.
De behandelaar van een aanvraag heeft de volgende hoofdtaken en vaardigheden:
In veel wet- en regelgeving is het vergunningstelsels vervangen door een systeem van meldingen. In het Bbl staan de regels voor wanneer een activiteit meldingsplichtig is. Bij meldingen gaat de wetgever er van uit dat voor bepaalde activiteiten volstaan kan worden met een mededeling aan het bevoegd gezag. Aan het bevoegd gezag is het de taak te beoordelen of de activiteit inderdaad melding plichtig is en of de melding volledig is ingediend. Indien dit juist is, dan moet het bevoegd gezag de melding accepteren. De aanvrager is verantwoordelijk om de geldende algemene regels na te leven. De gemeente houdt toezicht op de naleving van deze algemene regels.
Intrekken vergunningen en ontheffingen
Evenals onder de Wabo kan op grond van artikel 5.40 lid 2 onder b van de Omgevingswet (Ow) een omgevingsvergunning worden ingetrokken, als gedurende een jaar of een in de vergunning bepaalde langere termijn geen activiteiten zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning. Vergunninghouders achten deze termijn vrij kort. Om die reden hanteert Wijdemeren op grond van beleidsregels een termijn van twee jaar en kan zij na het verstrijken van deze termijn overgaan tot het intrekken van een verleende vergunning. In dat geval wordt een voornemen tot intrekking aan de vergunninghouder gezonden en gelegenheid gegeven om een zienswijze in te dienen.
Handhaving vraagt om verschillende vormen van toezicht. Het controleren van een verleende vergunning voor een woning is heel wat anders dan toezicht op alcoholgebruik door minderjarigen. Toezichtsvormen zijn middelen om gecoördineerd en integraal toezicht te houden. Hierdoor vermindert de toezichtdruk voor de klant en is het mogelijk om daadkrachtiger op te treden.
Dit hoofdstuk maakt onderscheid tussen de toezichtvormen; vergunningsgericht, objectgericht en kerngericht toezicht. Daarnaast worden drie overkoepelende vormen van toezicht gehanteerd, namelijk: thematisch toezicht, klachtentoezicht en signaaltoezicht.
3.1 Vergunningsgericht toezicht
Toezicht op verleende omgevingsvergunningen tijdens de uitvoeringsfase. Het gaat hier om toezicht op:
het naleven van de voorschriften van een verleende omgevingsvergunning voor bouw- en gebruiksactiviteiten waarbij wordt gecontroleerd op voorschriften uit het Besluit bouwwerken leefomgeving, de bouwverordening en het omgevingsplan voor zover deze regels betrekking hebben op die onderliggende vergunning.
het naleven van voorschriften uit het Besluit bouwwerken leefomgeving en het Asbestverwijderingsbesluit (door de OFGV) na een sloopmelding, de naleving op eventueel aanvullend gestelde voorschriften en toezicht op de naleving van voorschriften bij verleende omgevingsvergunningen voor vergunningplichtige sloopactiviteiten.
Het vergunningsgericht toezicht heeft de volgende strategische doelstelling:
“Het tijdens de uitvoering van verleende omgevingsvergunningen waarborgen van een basiskwaliteit ten aanzien van de bouwkundige staat, veiligheid, en de milieukundige, ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteit van de bebouwde en onbebouwde omgeving en bouw- en slooplocaties”.
Toezicht op bestaande objecten tijdens de gebruiksfase. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het periodiek controleren van café´s op het gebied van brandveiligheid. De gebruiksfase begint nadat een object (bijvoorbeeld een gebouw) is opgericht, is ingericht en “gebruiksklaar” is. Objectgericht toezicht vindt plaats op grond van een verleende omgevingsvergunning (controleren van voorschriften) of algemeen geldende voorschriften (bijvoorbeeld bij meldingsplichtige objecten). Hieronder vallen ook de persoonsgebonden gedoogbeschikkingen, de mantelzorgvoorzieningen en dergelijke.
Het gaat hier om periodiek toezicht op:
de instandhoudingstermijn van tijdelijke bouwwerken en/of tijdelijke ontheffingen. Hiermee worden objecten bedoeld waaraan bij beschikking of door de wetgever een eind termijn aan verbonden is zoals tijdelijk afwijken van de bestemming voor 10 jaar of het einde van de calamiteitenregeling bij permanente bewoning van recreatiewoningen.
Het objectgericht toezicht heeft de volgende strategische doelstelling:
“Het tijdens het gebruik van bouwwerken, inrichtingen en evenementen waarborgen en/of versterken van kwaliteiten op het gebied van (brand)veiligheid, milieu en leefbaarheid”.
3.3 Kern- en gebiedsgericht toezicht
Dit soort toezicht gaat over het toezicht specifiek gericht op en gerelateerd aan kernen/geografische gebieden. Hiermee is het mogelijk om gericht toezicht te houden op die aspecten die voor bepaalde kernen van belang zijn. Er zijn de volgende thema’s te onderscheiden:
3.3.1 Toezicht op ‘Bouwen en Wonen’: (strijdig)gebruik en illegaal oprichten/veranderen van bouwwerken en (openbare) gronden.
3.3.2 Toezicht op APV en niet inrichting gebonden milieuactiviteiten
3.3.3 Toezicht op de ‘Openbare Ruimte’: de kwaliteit en veiligheid van de openbare ruimte/weg en bouwwerken.
Het gaat hier om toezicht op algemene wet- en regelgeving en niet op objectgebonden beschikkingen (vergunningen). Overtredingen kunnen naar aanleiding van actieve controle of naar aanleiding van signalen (klachten en meldingen) worden geconstateerd. Het uitvoeringsprogramma vertaalt dit in periodieke controles per kern. In voorkomende gevallen, maar eigenlijk alleen ten aanzien van de openbare ruimte wordt daarmee voorzichtig aangevangen. Je kunt dan bijvoorbeeld handhavend optreden tegen alle aanhangwagens in een wijk in Nederhorst of het vrachtwagen parkeren in Nieuw Loosdrecht etc. Dat doet recht aan specifieke klachten en meldingen uit een buurt/omgeving.
Opzet van het kerngericht toezicht is dat dit met name plaatsvindt door zogenoemde generalistische toezichthouders, te weten de BOA’s. Zij zijn de ‘ogen en oren’ op straat en rijden bijna dagelijks hun ronde door de gemeente. Door hun gebiedskennis weten zij welke handhavingstaken in welke kernen specifieke aandacht vragen. Hoewel de Boa’s veelal optreden in koppels zijn zij vanwege de kerngebonden kennis individueel belast met toezicht in een aan hen toegewezen kern/gebied/wijk.
Het kerngericht toezicht heeft de volgende strategische doelstelling:
“Het waarborgen en/of versterken van ruimtelijke, esthetische en landschappelijke kwaliteiten en het verbeteren van de veiligheid en leefbaarheid van de (openbare) ruimte.”
3.4 Overkoepelende toezichtsvormen
Er worden drie overkoepelende vormen van toezicht gehanteerd: thematisch toezicht, klachtentoezicht en signaaltoezicht.
Thematisch toezicht is toezicht op handhavingstaken of gebieden die door bepaalde specifieke kenmerken of problemen, een andere aanpak vereisen of prefereren. Gedacht kan worden aan periodiek integraal toezicht op een industrieterrein, het controleren op het langer dan drie dagen parkeren op de openbare weg van caravans tijdens de zomermaanden, anticiperen op het verbod op asbestdaken of het bouwen van recreatiewoningen en andere bouwwerken in de bestemming natuur.
Per thema is een toezichtstrategie bepaald. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat alle toezichthouders samen (integraal) gaan controleren. Bij thematisch toezicht kan ook gekozen worden om bepaalde aspecten van vergunningsgericht, objectgericht en wijkgericht toezicht te combineren.
Klachtentoezicht vindt plaats naar aanleiding van een klacht of melding van inwoners/bedrijven (extern) of van andere afdelingen/collega’s/bestuur (intern). Klachten en meldingen kunnen op dit moment per telefoon, schriftelijk, per e-mail naar info@wijdemeren, via social media of via de gemeentelijke website door middel van het e-formulier handhaving regelgeving en de zogenoemde Fixi-melding binnenkomen.
Onze ambitie is om klachten zo snel mogelijk en ‘aan de voorkant’ op te lossen. Hierbij verdient het de voorkeur dat bij conflictsituaties (bijvoorbeeld tussen buren) er, bijvoorbeeld in onderling overleg, wordt gezocht naar een oplossing. Zo nodig schakelen wij buurtbemiddeling in. In andere gevallen zal het wel noodzakelijk zijn om op formele wijze een besluit op een handhavingsverzoek te nemen rekening houdend met de prioriteiten zoals vermeld in hoofdstuk 5. De gemeente kan door een klager in gebreke worden gesteld als er niet tijdig (binnen acht weken) op het handhavingsverzoek wordt beslist.
In principe worden klachten en meldingen, afhankelijk van de bestuurlijke prioriteit, zo veel mogelijk meegenomen tijdens het kern gericht toezicht. Op enkele klachten en meldingen moet, gelet op hun urgentie, of onomkeerbaarheid van de overtreding direct een actie worden ondernomen om een feitelijke constatering te kunnen doen, zoals bij een klacht over geluids- of geuroverlast (actie OFGV) of bouwen zonder vergunning (opleggen bouw- of sloopstop).
Tijdens het houden van toezicht kan een toezichthouder iets tegenkomen wat in principe niet binnen zijn beleidsveld valt. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bouwinspecteur die tijdens een controle gebreken ziet op het gebied van brandveiligheid. Als de bouwinspecteur de situatie niet ter plekke kan oplossen en/of hier niet de expertise voor heeft dan kan de bouwinspecteur een signaal aan de brandweer geven. Dit noemen we signaaltoezicht; toezicht waarbij een toezichthouder een signaal doorgeeft als de geconstateerde overtreding buiten zijn expertise valt. Ook kunnen inwoners, bedrijven, politiek, externe partijen zoals belangenorganisaties signalen doorgeven aan de gemeente.
Signaaltoezicht is een overkoepelende vorm van toezicht en kan worden toepast bij elk van de hierboven beschreven vormen van toezicht.
Vrij vertaald betekent handhaving: “het bevorderen of bewerkstellen van de naleving van regels”. De gemeente heeft hier allerlei middelen en instrumenten voor. Dit hoofdstuk beschrijft deze. Er zijn proactieve instrumenten (zoals voorlichting en ‘oplossingsgericht werken’, waaronder pre- mediation), preventieve instrumenten (zoals waarschuwen en de last onder bestuursdwang/ dwangsom) en tot slot repressieve of sanctionele instrumenten (zoals de bestuurlijke boete of bestuurlijke strafbeschikking). Daarnaast gaat dit hoofdstuk in op overige instrumenten als spoed-bestuursdwang, preventieve last onder dwangsom/bestuursdwang, gedogen en het intrekken van vergunningen.
NB: Het VTH-uitvoeringsprogramma beschrijft voor elk van de in dit beleid genoemde toezichtsvormen een uitgebreide sanctiestrategie.
‘Voorkomen is beter dan genezen’. Wijdemeren gebruikt zoveel mogelijk proactieve instrumenten. Hierdoor wordt gedrag en naleving van inwoners en bedrijven op een positieve manier beïnvloed en hoeven tijdrovende en kostbare repressie instrumenten minder worden toegepast.
Wijdemeren geeft op actieve wijze voorlichting over deze U&H strategie en de regels voor de bebouwde en onbebouwde omgeving. Als men de regels kent en begrijpt, worden deze beter nageleefd en zijn mensen gemotiveerd om hun omgeving hier op te wijzen. Er wordt dan ook ingezet op de communicatie omtrent (nieuw) beleid, regelgeving en de daaruit voortvloeiende handhaving.
De communicatie vindt gericht plaats aan de hand van deze communicatievormen:
Voor de communicatie wordt gebruik gemaakt van bestaande netwerken, zoals sportverenigingen en websites. Daarnaast kan de klant worden bereikt door (doelgroepgerichte) nieuwsbrieven/folders en publicaties in de (lokale) media. De gemeentelijke toezichthouders en de BOA’s spelen ook een grote rol bij de communicatie richting de klant. Zij functioneren als een “frontoffice in het veld”. Ook kunnen zij signalen uit de buurt opvangen zodat er samenlevingsgericht kan worden geacteerd. Daarnaast vindt goede communicatie aan de voorkant van het vergunningproces plaats. Vooroverleg voorkomt in grote mate het (on)bewust overtreden van de regels.
Inwoners en bedrijven vinden steeds meer zelf hun weg in gemeenteland. Veel zaken regelt men digitaal en nieuwe regelgeving is daar ook op gericht. Omdat veel informatie via internet wordt verzameld is ‘de ambtenaar’, minder nodig als eerste informatiebron. De manier waarop inwoners en bedrijven de gemeente benaderen verandert. De communicatie is laagdrempeliger, minder formeel en verloopt vaak via email.
Dit vraagt om een andere vorm van communicatie tussen ambtenaren en inwoners/bedrijven. De rol van ambtenaren verschuift van informatie-autoriteit naar gesprekspartner. Van de gemeente wordt verwacht dat deze kan luisteren en klanten met respect behandelt. Ambtenaren die kijken met een open blik en een meewerkende houding hebben, zonder daarbij de grenzen van de wet en de belangen van anderen uit het oog te verliezen. Dit is ook hetgeen de nieuwe Omgevingswet beoogt.
Doorgaans maken inwoners/bedrijven hun bezwaren, problemen en/of conflicten op formele wijze kenbaar. Er worden juridische trajecten in gang gezet, zoals klachten-, zienswijzen-, bezwaar- of beroepsprocedures. Het effect van deze procedures is vaak dat standpunten verharden en de verhouding met de gemeente verslechtert. Afstandelijkheid, juridisering en procedures bepalen het beeld waardoor de (achterliggende) problemen niet aan bod dreigen te komen. Gevolg van een formele gang van zaken is dat het vertrouwen van inwoners/bedrijven in de gemeente verder afneemt.
Om dit proces te keren, werken onze medewerkers in zaken waar dat mogelijk is op een proactieve, oplossingsgerichte wijze. Bij ‘oplossingsgericht werken’ is communicatie een belangrijk aspect. Medewerkers moeten zo goed mogelijk met de klant en de omgeving communiceren, bij voorkeur mondeling. Het accent ligt op de voorkant van het proces, bijvoorbeeld inde vorm van pre-mediation. In deze fase ligt de nadruk meer op het vinden van adequate oplossingen.
Als er een traject van juridische handhaving moet worden gestart, dan zijn hiervoor een aantal preventieve instrumenten beschikbaar. Deze instrumenten hebben als doel de overtreding te (laten) beëindigen.
Als er een overtreding wordt geconstateerd, dan zal de overtreder in de meeste gevallen maar niet per definitie, altijd eerst (schriftelijk) worden gewaarschuwd. Deze stap is in overeenstemming met het stappenplan. In deze zogenoemde constateringsbrief staat dat het betreffende bestuursorgaan van plan is om handhavend op te treden tegen de illegale situatie (dan wel met een last onder dwangsom of door het opleggen van bestuursdwang). De overtreder krijgt hierbij de kans om de illegale situatie eerst zelf binnen een bepaalde termijn te beëindigen. Ook kan de overtreder mondeling of schriftelijk reageren op de waarschuwing. Deze fase van de handhaving wijkt af van en gaat vooraf aan de vooraankondiging dwangsom in de procedure van bestuursdwang.
NB: Bij spoedeisende gevallen waarbij zich gevaar voor de overtreder zelf of zijn omgeving kan voordoen, of in het geval de overtreder willens en wetens de overtreding pleegt, wordt de waarschuwing door middel van een constateringsbrief achterwege gelaten. In de gevallen waarbij een onomkeerbare situatie kan ontstaan wordt zo nodig een bouwstop opgelegd (zie 4.4).
Op grond van de Awb zijn bestuursorganen bevoegd tot het opleggen van bestuursdwang. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan een last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurd, dan zal het bestuursorgaan zélf de last ten uitvoer brengen. De kosten hiervan kunnen op de overtreder worden verhaald. Te denken valt bijvoorbeeld aan het afbreken van een illegaal bouwwerk, het beëindigen van het gebruik in strijd met de bestemming, maar ook aan de sluiting van een restaurant indien de brandveiligheid in het geding is. Bestuursdwang is een herstelsanctie, dat wil zeggen dat de sanctie gericht is op het herstel en niet op het straffen van de overtreder. Het opleggen van bestuursdwang is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.
In de praktijk wordt de mogelijkheid dat het college bestuursdwang gaat toepassen vooraf gegaan door een vooraankondiging dwangsom, waarin wordt aangekondigd dat er handhavend wordt opgetreden indien na het verstrijken van een bepaalde hersteltermijn de overtreding niet ongedaan gemaakt is. Tegen deze vooraankondiging kan een zienswijze naar voren worden gebracht.
Een bestuursorgaan dat bevoegd is om bestuursdwang toe te passen, kan in plaats daarvan ook een last onder dwangsom opleggen. In dit geval moet de overtreder binnen een bepaalde termijn aan de last voldoen (bijvoorbeeld het beëindigen en beëindigd houden van een illegale situatie). Als dit niet of niet op tijd gebeurd, dan moet de overtreder een geldsom (dwangsom) betalen aan het betreffende bestuursorgaan.
De dwangsom kan worden vastgesteld op een bedrag ineens, per tijdseenheid of per overtreding. De last onder dwangsom is weliswaar een pressiemiddel, maar net als bestuursdwang een herstelsanctie. Om de geloofwaardigheid niet te ondermijnen wordt een verbeurde dwangsom ook daadwerkelijk geïnd. Een last onder dwangsom is een besluit in de zin van de Awb en is vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.
Als preventieve instrumenten geen of te weinig effect hebben, dan kunnen repressieve instrumenten een uitkomst bieden. De verschillende repressieve, of sanctionele, instrumenten worden hieronder beschreven.
Bestuurlijke boete & strafbeschikking
De ‘bestuurlijke boete’ is voor gemeenten een instrument om zelfstandig op te treden tegen overtredingen. In plaats van de bestuurlijke boete kan ook voor de ‘bestuurlijke strafbeschikking’ worden gekozen als instrument tegen overtredingen in de openbare ruimte, zoals bij het
constateren van hondenpoep, wildplassen, uitstallingen, etc. De bestuurlijke strafbeschikking is, in tegenstelling tot de bestuurlijke boete, een strafrechtelijke procedure. Het is een daad van strafvervolging op initiatief van het bestuursorgaan. De Boa schrijft een verkort proces-verbaal (combibon) uit, waarna via het Centraal Justitieel Incassobureau rechtstreeks een acceptgiro naar de overtreder wordt gestuurd. Wijdemeren kiest ervoor - evenals de andere gemeenten in de regio - om tegen overlast gevende feiten in de openbare ruimte de bestuurlijke strafbeschikking in te zetten.
Voor de handhaving van de APV kan de bestuurlijke strafbeschikking worden gebruikt of er kan bestuursrechtelijk worden opgetreden, met een last onder bestuursdwang of dwangsom. De Grondstoffen en Afvalstoffendienst (GAD) gebruikt de bestuurlijke strafbeschikking voor de handhaving van de Afvalstoffenverordening binnen de Gooi-Vechtstreek. Daarnaast kan een aantal BOA´s in bepaalde gevallen (met name stilstaan en parkeren) handhavend optreden door het aanbieden van een transactievoorstel op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder) bij overtreding van verkeersvoorschriften uit de Wegenverkeerswet 1994 en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
In spoedeisende gevallen kan het college direct bestuursdwang uitoefenen (artikel 5:31 Awb juncto artikel 18.19 Ow. In deze gevallen wordt bestuursdwang toegepast zonder voorafgaande last. De overtreder wordt daardoor niet eerst in de gelegenheid gesteld de overtreding zelf te beëindigen. Spoed-bestuursdwang wordt bijvoorbeeld toegepast bij gevaarlijke situaties of het stilleggen van werkzaamheden als er zonder omgevingsvergunning wordt gebouwd. De kosten van de bestuursdwang uitoefening kunnen op de overtreder worden verhaald. In de meeste gevallen wordt gekozen voor een bouw-/sloopstop en zelfs gebruiksbeëindiging op straffe van een dwangsom. Een spoed-bestuursdwang is een besluit in de zin van de Awb en vatbaar voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.
Preventieve last onder dwangsom/bestuursdwang
Het opleggen van een preventieve herstelsanctie is slechts mogelijk zodra het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigt (artikel 5:7 Awb). Een overtreding zal met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moeten plaatsvinden. In het kader van rechtszekerheid moet in het besluit (tot het opleggen van een preventieve last onder dwangsom/bestuursdwang) de betreffende overtreding goed worden omschreven.
De hoogte van een preventieve dwangsom zal per casus worden bepaald en gemotiveerd. Uitgangspunt hierbij is wel dat de dwangsom zo hoog mogelijk moet worden gesteld aangezien de overtreding met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gaat plaatsvinden. Er moet voldoende prikkel zijn zodat van het begaan van een overtreding wordt afgezien
Als een vergunninghouder de voorwaarden uit een vergunning niet naleeft, dan is het intrekken van deze vergunning in beginsel geoorloofd. Als er sprake is van een gebonden beschikking (het bestuur heeft geen beleids- of beoordelingsvrijheid om de vergunning te weigeren) dan moet de betreffende onderliggende wet wel de mogelijk bieden om de vergunning in te trekken. De omgevingsvergunning kan op grond van artikel 5.36, 5.39 en 5.40 van de Ow in een aantal gevallen worden ingetrokken. Bij zogenaamde vrije beschikkingen kan in het algemeen sneller tot intrekking worden overgegaan. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. Wijdemeren heeft de zogenoemde discretionaire bevoegdheid tot intrekking van de vergunning nader beschreven in de door het college vastgestelde ‘Beleidsregels intrekken bouwvergunning’.
In principe is het gedogen van een overtreding ongewenst. Wijdemeren onderstreept dit. Gedogen mag geen alternatief zijn voor een goede U&H strategie. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties is het (tijdelijk) gedogen van een overtreding een alternatief voor handhavend optreden. Denk hierbij aan overtredingen die gelegaliseerd kunnen worden, maar waarvoor nog een vergunningtraject moet worden afgewacht. Uitgangspunt blijft dat het afgeven van een gedoogbesluit met grote terughoudendheid moet worden betracht en als er toch wordt gedoogd, er in principe (op termijn) een concreet zicht op legalisatie bestaat.
Over de noodzaak tot gedogen, de tijdsduur, de voorwaarden en de wijze van handhaving tijdens de gedoogperiode, dient vooraf overleg te zijn gepleegd met de overtreder, belanghebbenden en eventuele andere handhavingspartners (zoals politie, Openbaar Ministerie). Betrokken partijen worden schriftelijk op de hoogte gebracht van het voornemen tot gedogen en in de gelegenheid gesteld een zienswijze naar voren te brengen. Hierbij wordt de voorbereidingsprocedure zoals bedoeld in de Awb gevolgd. Bij gedogen spelen de belangenafweging, aansprakelijkheidskwesties, en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur (rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel) een grote rol. Het uiteindelijke gedoogbesluit wordt genomen door het college en is een besluit in de zin van de Awb welke vatbaar is voor bezwaar en beroep door belanghebbenden.
De gedoogde situatie wordt periodiek gecontroleerd. Als er niet aan de voorwaarden van het gedoogbesluit wordt voldaan dan wordt er onmiddellijk actie ondernomen, zoals het intrekken van het gedoogbesluit en/of het opleggen bestuursrechtelijke/strafrechtelijke sancties.
Landelijke handhavingsstrategie (Omgevingsrecht)
In 2014 sprak ‘iedereen’ zich landelijk uit voor invoering van de LHS. Deze strategie is inmiddels in november 2022 ingehaald door de Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO). Aanleiding is de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De LHSO heeft betrekking op deze wet en de daarop gebaseerde regels, en is daarmee breder dan de LHS. Omgevingsdiensten zijn verplicht volgens deze strategie te werken. Alle andere handhavingspartners zoals overheden, het OM en de politie treden dan op eenzelfde manier op bij vastgestelde overtredingen zoals beschreven in de Omgevingswet.
Deze LHSO wordt geïmplementeerd in onze strategie. Met de vaststelling van deze strategie geeft Wijdemeren aan om zich te conformeren aan de LHSO en dit als instrument van handhaving toe te passen.
HOOFDSTUK 5 PRIORITEITEN TOEZICHT EN HANDHAVING
Het is niet wenselijk en zelfs onmogelijk om op alle regels 100% toezicht te houden en vervolgens handhavend op te treden. Bestuurlijke keuzes zijn daarom noodzakelijk. Deze zijn gemaakt met behulp van de ‘prioriteitenmatrix’ (zie bijlage 1). In deze matrix staan Ow en APV handhavingstaken opgesomd. Per taak is beoordeeld welke prioriteit de handhaving hiervan heeft. De prioriteit wordt bepaald door twee factoren: het risico en het naleeftekort. Dit hoofdstuk geeft hier uitleg over en laat zien welke handhavingstaken een hoge, gemiddelde of lage(re) prioriteit hebben.
De prioriteitenmatrix verdeelt de handhavingstaken over de toezichtsvormen: vergunnings-, object- en kerngericht toezicht. Thematisch, klachten en signaaltoezicht zijn overkoepelde vormen van toezicht en kennen geen ‘eigen’ handhavingstaken.
In totaal zijn er een kleine 50 verschillende handhavingstaken in de matrix opgenomen.
Dit zijn zowel handhavingstaken die voortvloeien uit de Ow, als uit de Algemene plaatselijk verordening (APV). Met deze handhavingstaken is getracht alle te handhaven aspecten te benoemen. Hierbij zijn keuzes gemaakt. Er is bijvoorbeeld niet gekozen om ieder gebouwtype uit het Bbl apart te benoemen, maar is gekozen voor de in Wijdemeren meest voorkomende te onderscheiden vormen van mogelijke overtredingen en de prioritering van de handhaving daarop. De matrix is voornamelijk ingevuld op basis van beschikbare ervaringscijfers en kennis en ervaringen van experts welke betrokken zijn bij toezicht en handhaving, zowel de interne collega’s als de handhavingspartners. Ook de ervaringen met inwoners en bedrijven zijn hierin meegenomen.
Per handhavingstaak is berekend wat het risico is als de onder deze desbetreffende handhavingstaak liggende regels worden overtreden. Dit risico is bepaald aan de hand van zes negatieve effecten: veiligheid, volksgezondheid, natuur/milieu, financieel economisch, leefbaarheid en imago. Per handhavingstaak is er voor elk negatief effect een score van 1 tot 5 ingevuld. Hierbij geeft een 1 aan dat er nauwelijks of geen negatief effect is en een 5 dat er een ernstig negatief effect is. De optelsom van de zes verschillende effecten bepalen samen het uiteindelijke risico. De negatieve effecten zijn:
Natuur/Milieu: in hoeverre draagt het voldoen aan de geldende gedragsvoorschriften bij aan bescherming van het milieu of natuurschoon en in hoeverre zijn de gedragsvoorschriften bedoeld om het milieu of natuurschoon te beschermen? Hierbij wordt met name gekeken naar langdurige schade aan natuur en milieu.
Financieel-economisch (maatschappelijke schade): hoe groot is de financieel-economische schade voor de gemeente als alle subjecten de voor hen geldende gedragsvoorschriften overtreden? Gekeken naar zowel inkomstenschade (zoals niet ontvangen leges) als schade die wordt veroorzaakt door de overtreding.
Het naleeftekort bepaalt samen met het risico de uiteindelijke prioriteit. Het naleeftekort van een onder een handhavingstaak liggende regel wordt bepaald door drie factoren: 1) spontane naleving, 2) geforceerde naleving en 3) de overtredingskans. Elke factor levert een getal op. De optelsom van deze drie getallen samen bepalen het naleeftekort. Hoe hoger het getal van het naleeftekort, hoe slechter de onder een handhavingstaak liggende regels worden nageleefd.
De spontane en geforceerde naleving (ofwel naleefgedrag) is bepaald met behulp van de 'Tafel van Elf' (T11). De T11 is een door het Ministerie van Justitie aangedragen analysemodel waarin een opsomming van factoren is opgenomen die van belang zijn voor de naleving van regels. Met behulp van regels kan de overheid grenzen stellen aan het doen en laten van burgers en bedrijven en op de manier hun gedrag beïnvloeden. Regelgeving veronderstelt echter wel een zekere mate van naleving ervan door de doelgroep.
Met behulp van de Tafel van elf kunnen de sterke en zwakke kanten van de handhaving en naleving ervan in kaart worden gebracht. De T11 analyse levert dan ook voor beide dimensies een getal op (zie ook www.it11.nl).
Door te weten waar de sterke en zwakke kanten zitten op het gebied van het naleeftekort, kan men gericht handhaven. Hierbij kan gedacht worden aan het geven van voorlichting als blijkt dat de kennis over een bepaalde regel laag is, of meer sanctioneel optreden als blijkt dat men de regels bewust overtreedt.
Met spontane naleving wordt bedoeld in hoeverre een inwoner of bedrijf zich uit eigen overweging houdt aan de wet- en regelgeving. Spontane naleving kan voortkomen uit kennis en draagvlak, normen en waarden, maatschappelijke controle en een kosten/baten afweging van (niet-) naleving.
Spontane naleving is beïnvloedbaar door een aantal aspecten, zoals voorlichting en communicatie. Door mensen goed te informeren over de voor hen geldende regels, zullen zij die regels beter kennen. Hierdoor ontstaat er meer draagvlak, waardoor bijvoorbeeld ook de (sociale) omgeving het overtreden van een regel sneller veroordeeld. Wijdemeren vindt het belangrijk dat de eigen verantwoordelijkheid van inwoners en bedrijven wordt gestimuleerd. Het is dan ook een doelstelling om een meetbaar betere spontane naleving te realiseren.
Met geforceerde naleving wordt bedoeld in welke mate wet- en regelgeving wordt nageleefd door ingrijpen van de overheid. Het wordt bepaald door de mate waarop de regels in de praktijk worden gecontroleerd, en op welke wijze en met welke sancties het naleven van een regel wordt afgedwongen.
De geforceerde naleving is beïnvloedbaar door overheidsoptreden. Door bijvoorbeeld vaker te controleren, en door strenger en zichtbaarder te sanctioneren, zal de score van dit aspect beter worden. De voorkeur binnen de gemeente Wijdemeren is om vooral het spontane naleefgedrag te verbeteren. Waar nodig zal door het verbeteren van de geforceerde naleving een betere naleving worden gerealiseerd.
De overtredingskans (hoe vaak komt een overtreding daadwerkelijk voor) is voornamelijk bepaald op basis van beschikbare ervaringscijfers en ervaringen van de verschillende handhavers. Los van de ernst van de overtreding, is er gekeken hoe vaak een bepaalde regel in de praktijk wordt overtreden. Praktijkcijfers geven bijvoorbeeld aan dat de kans dat iemand illegaal een schuurtje achter zijn woning bouwt groter is dan de kans dat iemand dit in zijn voortuin doet. Goede voorlichting, en het strikter handhaven op handhavingstaken met een hoge overtredingskans zullen deze factor positief beïnvloeden.
5.4 Bepaling en uitvoering van de prioriteiten
De prioriteit van een bepaalde handhavingstaak/activiteit wordt primair bepaald door het risico en het naleeftekort. Er worden drie prioriteiten onderscheiden: hoog, gemiddeld en laag. Door het stellen van prioriteiten kan aan elke handhavingstaak/activiteit een passende interventie worden gekoppeld. Zo gaan wij slim om met onze handhaving. Onderstaande tabel geeft de manier van prioriteren weer. Die tabel is nagenoeg gelijkluidend aan die uit het ‘oude’ Integraal handhavingsbeleid. Op een aantal aspecten heeft een verschuiving plaats gevonden omdat uit de praktijk gebleken is dat het risico voor bijvoorbeeld maatschappelijke schade groter is dan verwacht. Een goed voorbeeld daarvan is het toezicht op werkzaamheden in aan of in de omgeving van een monument. Gebleken is dat te vaak schade wordt toegebracht aan een van de 115 gemeentelijke-/rijksmonumenten tijdens verbouwingen of asbestsaneringen. Dit leidt tot een verschuiving van prioriteit 3 naar prioriteit 1. Hetzelfde geldt voor vergunningvrij bouwen. Te vaak leidt vergunningvrij bouwen tot overlast voor de omgeving, onvoldoende zicht op een adequate registratie in basisregistratie adressen en gebouwen (BAG) en in veel gevallen tot overtreding van het Bbl of het omgevingsplan.
Bij een hoge prioriteit wordt actief gehandhaafd. Er wordt zo snel mogelijk gecontroleerd en waar nodig direct wordt opgetreden. Bij het toezicht houden op (verleende of langlopende) vergunningen met een hoge prioriteit, wordt er meer en diepgaander gecontroleerd. In het uitvoeringsprogramma zijn er voldoende uren begroot om de hoog geprioriteerde handhavingstaken uit te voeren. Hierin is ook vastgelegd door wie en op welke wijze deze handhavingstaken worden uitgevoerd.
Controle Bbl t.a.v. constructieve (brand)veiligheid van een woongebouw is hoog geprioriteerd (we hebben er in Wijdemeren niet veel, maar wel veelal bewoond door ouderen). Als in een dergelijk woongebouw brand uitbreekt en instortingsgevaar driegt is het risico groot. Met name de negatieve effecten veiligheid en imago scoren hier hoog. Op het gebied van naleeftekort is de spontane naleving slecht en is de kans dat er regels niet worden nageleefd groot. Deze scores resulteren gezamenlijk in een hoge prioriteit. Actief optreden is noodzakelijk om (verdere) schade te voorkomen.
Bij een gemiddelde prioriteit wordt er zo ‘slim’ mogelijk gehandeld. De intensiteit van toezicht en handhaving blijven hierbij zo beperkt mogelijk. De wijze van optreden wordt met name bepaald door het naleeftekort. In tegenstelling tot het risico is dit aspect namelijk goed te beïnvloeden.
Afhankelijk van de oorzaak van het hoge naleeftekort wordt er op een passende manier opgetreden. Hierbij kan gedacht worden aan voorlichting als blijkt dat de kennis over een bepaalde regel laag is. Het doel is dan ook om zo veel mogelijk door preventieve handhaving het naleeftekort te verbeteren. Hierdoor kunnen handhavingstaken met een gemiddelde prioriteit worden teruggedrongen naar een lage prioriteit.
Handhaving van de gemiddelde prioriteiten vindt zowel qua diepgang als intensiteit beperkt plaats. Bij het kerngericht toezicht kan ervoor gekozen worden om gemiddeld geprioriteerde handhavingstaken in een bepaald gebied per thema te clusteren. Dit betekent dat er tijdens een controle, eenmalig of periodiek, gericht kan worden gehandhaafd op handhavingstaken met een gemiddelde prioriteit. Bij vergunningsgericht en objectgericht toezicht wordt er een lagere inspectiediepgang gehanteerd dan bij handhavingstaken met een hoge prioriteit (bijvoorbeeld uitsluitend een visuele controle). In het uitvoeringsprogramma zijn deze aspecten verder uitgewerkt.
Brandveiligheid op kleine evenementen, zoals een straatfeest, heeft een laag risico. Als er iets gebeurd dan zijn de negatieve effecten vaak gering, omdat de evenementen vaak buiten zijn. Het naleeftekort is daarentegen wel slecht. Zonder overheidshandelen (voorlichting, toezicht en corrigerend optreden) kan men de grenzen verleggen. Dit heeft tot gevolg dat er een toename zal zijn van overtredingen. Het steekproefsgewijs controleren op deze handhavingstaak houdt het naleefgedrag op peil.
Als het risico en het naleeftekort laag zijn dan wordt er een lagere prioriteit aan deze handhavingstaak/activiteit gegeven. Is een handhavingstaak laag geprioriteerd dan zal er op deze handhavingstaak niet actief worden gehandhaafd. Er wordt alleen opgetreden op basis van externe signalen (klachten en/of handhavingsverzoeken) of als onderwerp van thematisch toezicht. Afhankelijk van waargenomen afnemend naleefgedrag kunnen er een beperkt aantal controles op laag geprioriteerde handhavingstaken plaatsvinden. Sanctionele handhaving als vervolg op deze controles vindt alleen plaats op ernstige overtredingen. Overtredingen met een lage prioriteit worden in elk geval geregistreerd. Mocht blijken dat een aanvankelijk laag geprioriteerde handhavingstaak vaker voorkomt dan ingeschat, of een groter risico hebben dan gedacht, dan zal deze taak misschien een hogere prioriteit moeten krijgen.
Het is verboden zonder toestemming een standplaats in te nemen. Over het algemeen weet een standplaatshouder dit. Een kaasboer zal niet zomaar op de hoek van een straat zijn wagen neerzetten om zijn waar te verkopen. Het naleefgedrag van deze regel is dan ook relatief hoog. Ook blijkt uit ervaringscijfers dat de overtredingskans laag is. Het risico van een illegale standplaats is daarom ook niet erg hoog. Handhaving of optreden tegen deze overtreding heeft dan ook een lage prioriteit. In dit geval wordt er alleen op basis van klachten opgetreden
De activiteiten met een hoge prioriteit worden in het onderstaande overzicht weergegeven als prioriteit 1.
De activiteiten met een gemiddelde prioriteit worden in het onderstaande overzicht weergegeven als prioriteit 2. Een viertal prioriteiten zijn afkomstig uit de Algemene Plaatselijke Verordening.
In de Algemene Plaatselijke Verordening zijn voorschriften opgenomen waar een ieder die gebruik maakt van de openbare ruimte in Wijdemeren zich aan dient te houden. Een selectie daarvan is in het beleid opgenomen. Deze activiteiten hebben een lage(re) prioriteit en worden in het onderstaande overzicht weergegeven als prioriteit 3.
In de U&H strategie worden de milieu aspecten/milieu belastende activiteiten (mba’s) niet opgenomen. Met betrekking tot de in het prioriteitenoverzicht genoemde mba’s worden twee maal per jaar afspraken gemaakt met de OFGV. Met betrekking tot het storten van afvalstoffen vindt zo nodig tevens collegiaal (signaal) contact plaats met de Grondstoffen en Afvalstoffendienst en met de Boa’s Domein-2 van Wijdemeren. De uitvoering van alle overige milieutaken zijn mede afhankelijk van de landelijke prioriteitstelling en worden jaarlijks (projectmatig) vastgesteld. De controles van de mba’s in de gemeentelijke ‘inrichtingen’ (gemeentewerf, gemeentehuis en sporthal) vallen in de categorie met prioriteit 3 en leiden tot een tweejaarlijkse controle.
Samengevat leiden de hiervoor genoemde prioriteiten tot de volgende doelen. In het VTH- uitvoeringsprogramma omgevingsrecht, waarin de concrete handhavingsactiviteiten telkens voor de duur van twee jaar worden benoemd, beschrijven wij de doelen concreet.
Doelen activiteiten met hoge prioriteit
Ten aanzien van de activiteiten met een hoge prioriteit streven wij de onderstaande doelen na.
Toezicht op regulier bouwen van woningen en bedrijven in de gemeente
Het toezicht vindt vanaf 1 januari 2024 in de meeste gevallen plaats door de private kwaliteitsborger. Dit is een private partij die toeziet op de kwaliteit van een bouwwerk. Dat kunnen bouwwerkzaamheden zijn tijdens nieuwbouw, verbouw of renovatie in de zogenoemde gevolgklasse 1 (eengezinswoning en kleinere bouwwerken). Het college beoordeelt na de oplevering het door de kwaliteitsborger aangeleverd dossier. Wij houden wel zelf toezicht op de ruimtelijke uitstraling en inpassing van de activiteit en de brandveiligheid. Hierbij gaat onze speciale aandacht uit naar de bouwactiviteiten die zijn aangemerkt als Prioriteit 1 en 2.
Toezicht op de gebruiksvoorschriften van het omgevingsplan in met name het buitengebied
De gebruiksvoorschriften in het omgevingsplan bepalen op welke wijze gronden mogen worden gebruikt. Door voldoende controle op de naleving van de gebruiksvoorschriften voorkomen we dat er ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden. Vanwege de bijzondere natuurwaarden in onze gemeente vinden we met name de ongewenste ontwikkelingen en verrommeling van het buitengebied van belang.
Doelen activiteiten met een gemiddelde prioriteit
Ten aanzien van de activiteiten met een gemiddelde prioriteit streven wij de onderstaande doelen na.
Aanleggen van werken in het buitengebied
Wij houden toezicht op de uitvoering van werken conform de omgevingsvergunning voor de activiteit aanleggen van werken. Hierbij gaat onze speciale aandacht uit naar het buitengebied.
Permanente bewoning recreatiewoningen/brandveiligheid recreatieparken
Permanente bewoning van recreatiewoningen is in strijd met de omgevingsplanvoorschriften, leidt tot (financiële) rechtsongelijkheid ten opzichte van inwoners in inwonerwoningen en kan leiden tot een belemmering van de bedrijfsvoering van inrichtingen zoals de geluidsruimte of stankcirkel. Daarnaast is de brandveiligheid op een aantal recreatieparken ondeugdelijk door verkeerd gebruik van brandstoffen en slecht naleefgedrag van het Bbl van de bestaande (houten) woningen. Wij streven naar het terugdringen van strijdigheden en, in samenwerking met de regionale brandweer en andere handhavingspartners, naar een vergroting van het bewustzijn over brandveiligheid en overige veiligheidsaspecten bij de eigenaren van de recreatiewoningen.
Het terugdringen van het strijdige gebruik is mede een gevolg van de omstandigheid dat vrijwel het gehele grondgebied van de gemeente Wijdemeren is gelegen in aangewezen kwetsbare natura 2000 gebieden.
Storten van afvalstoffen in het buitengebied
Afvalstoffen moeten worden afgevoerd naar erkende afvalstoffenverwerkers of de scheidingsstations in de regio. Wij handhaven op het storten van afvalstoffen in met name het buitengebied (dumpen van folders en kranten bijvoorbeeld). In een enkel geval is daarbij ruggenspraak met de OFGV of de GAD van toepassing.
Wij signaleren ingrepen in het Natura 2000-gebied en stemmen dit af met de provincie Noord-Holland. Tegen illegale activiteiten treden wij gezamenlijk handhavend op. Overtredingen van de Wet Natuurbescherming geven wij door aan de RUD Noord-Holland Noord.
Wij stemmen toezicht en handhaving bij grote(re) evenementen af met de regionale brandweer en de andere handhavingspartners.
Gebruik vuurwerk anders dan tijdens jaarwisseling
Wij maken afspraken met de politie over het toezicht op het afsteken van vuurwerk buiten de toegestane tijden rond de jaarwisseling. De omgevingsdienst controleert namens het college de vuurwerkverkooppunten jaarlijks met de regionale brandweer.
In overleg met de Grondstoffen en afvalstoffendienst (GAD) streven wij naar een vermindering van het zwerfafval rond de verzamelcontainers en het storten van zwerfafval in de kernen.
Wij houden toezicht op de naleving van ons beleid ten aanzien van handelsreclame.
Toezicht op voorschriften uit de Alcoholwetvergunning
Wij houden toezicht op naleving van de voorschriften zoals die zijn opgenomen in de
Alcoholwet en treden daartegen zo nodig handhavend op. Daartoe is een regionale poule gevormd waarin de Boa’s uit Wijdmeren deelnemen en gezamenlijk optreden.
Activiteiten met een lage prioriteit
Ten aanzien van de activiteiten met een lage prioriteit gaan wij als volgt om:
Op overtredingen met een lage prioriteit houden wij steeksproefgewijs toezicht en beoordelen per geval de inzet van het handhavingsinstrumentarium.
Indien een verzoek om handhaving betrekking heeft op een activiteit die valt binnen deze prioriteit dan kan dat, eventueel na overleg met die verzoeker om handhaving, leiden tot een dringender aanpak in afwijking van deze prioritering. De wet dwangsom en beroep dwingt het college er immers toe -na een eventuele ingebrekestelling- binnen acht weken na indiening van het verzoek om handhaving een besluit te nemen.
HOOFDSTUK 6 PLANNING & CONTROL CYCLUS
Dit hoofdstuk gaat over de Planning & Control cyclus. Het beschrijft de rol van de begroting, de organisatie, het bestuur, de omgevingsdienst en de provincie. Tot slot wordt ingegaan op de mandatering.
In de programmabegroting staan de kosten voor toezicht en handhaving. Hierin staan de financiële middelen. In de programmabegroting worden de beleidsdoelen voor toezicht en handhaving vertaald naar prestaties. Het gaat hierbij dan niet alleen over de controles per handhavingstaak maar ook over te behalen maatschappelijke effecten. Bij het doorlopen van de beleidscyclus is de monitoring van deze prestaties essentieel. De monitoring en evaluatie van prestaties volgt uit de kwaliteitscriteria voor de handhaving van de Ow.
Na afloop van een begrotingsjaar worden de behaalde prestaties geëvalueerd in het jaarverslag. Het college maakt dit jaarverslag bekend aan de gemeenteraad. Het jaarverslag laat zien wat er met de ureninzet voor toezicht en handhaving is bereikt.
De monitoring maakt ook inzichtelijk in welke mate doelgroepen de regels naleeft. Duidelijk wordt ook waar de knelpunten liggen als het gaat om het naleefgedrag. De resultaten worden gebruikt om het naleefgedrag, daar waar noodzakelijk, positief te beïnvloeden. Bovendien bevat de monitoringsinformatie gegevens over de toezichttaken in relatie tot de beschikbare capaciteit. Door planning en realisatie met elkaar te vergelijk ontstaat inzicht in een meest doelmatige inzet van de beschikbare capaciteit. Door de evaluatie van de monitoringsinformatie is het mogelijk om het VTH-beleid en uitvoeringsprogramma aan te passen op die punten waar dit noodzakelijk is.
Uitvoering van de handhaving vindt plaats op basis van het VTH-uitvoeringsprogramma. In het VTH-uitvoeringsprogramma is aangegeven welke activiteiten de komende twee jaren worden uitgevoerd. Hierbij is de capaciteit verdeeld over de verschillende geprioriteerde handhavingstaken en is rekening gehouden met capaciteit voor overige taken zoals klachten, meldingen, calamiteiten e.d.
De organisatie zorgt voor een goede vastlegging van alle gegevens met betrekking tot de handhaving. Conform de prioriteitenmatrix wordt het aantal handhavingszaken en de uitgevoerde projecten vastgelegd en vertaald naar rapportages. In het uitvoeringsprogramma is bepaald op welke wijze en met welke tools de verschillende te verzamelen gegevens met betrekking tot de handhaving worden vastgelegd.
6.3 Rol college en gemeenteraad
Het gemeentebestuur van Wijdemeren wil op een transparante en herkenbare manier de verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering en verdere ontwikkeling van de U&H strategie. Het gemeentebestuur stelt niet alleen op grond van & 18.3.2 van de Ow juncto hoofdstuk 13 van het Omgevingsbesluit de strategie vast maar stelt zich ook systematisch op de hoogte van de uitvoering en stuurt waar nodig bij. Handhaving wordt daartoe verankerd in de gemeentelijke planning- en controlcyclus.
De Ow verplicht het college het beleid uit te werken in een uitvoeringsprogramma waarin staat welke van de voorgenomen activiteiten er de komende jaren worden uitgevoerd. Tweejaarlijks wordt gekeken of de in het VTH-uitvoeringsprogramma opgenomen activiteiten zijn uitgevoerd en in hoeverre deze activiteiten hebben bijgedragen aan het bereiken van de in de U&H strategie gestelde doelen. Het college van B&W informeert de gemeenteraad hierover.
Het Rijk heeft aan gemeenten de verplichting opgelegd om bepaalde taken op het gebied van milieutoezicht en -handhaving over te dragen naar een Omgevingsdienst. Dit zijn de zogenoemde basistaken. Doel is om door samenwerking de kwaliteit van uitvoer van deze taken te verbeteren en mogelijke kwetsbaarheid op te heffen.
De gemeenten uit de regio´s Flevoland en Gooi en Vechtstreek en de provincies Flevoland en Noord-Holland hebben in 2012 gezamenlijk de Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (OFGV) opgericht. Door de colleges is met ingang van 1 januari 2024 de regionale uitvoerings- en handhavingsstrategie 2024-207 Flevoland & Gooi en Vechtstreek vastgesteld.
De rol van de provincie is om toe te zien op een doelmatige handhaving. In het kader van de handhaving omgevingsrecht houdt de provincie interbestuurlijk toezicht (IBT). Zij controleert of de gemeente Wijdemeren doet wat het moet doen. Hierbij wordt gekeken of de gemeente zich houdt aan wat het zich in het vastgestelde U&H strategie heeft voorgenomen. De provincie toetst het beleid/de strategie, uitvoeringsprogramma, het jaarverslag en de uitvoering van de in de stukken vastgestelde protocollen en werkwijzen.
6.6 Delegatie – en mandaatbesluit
Uitvoering van de vergunningverlening en handhaving vindt plaats op basis van de Mandaatregeling van de gemeente Wijdemeren en het daarbij behorende bijlage. Er is hierbij getracht een goede balans te vinden tussen bestuurlijke betrokkenheid en de snelheid/voortvarendheid van optreden bij diverse situaties. Reguliere handhavingsbeschikkingen met een last onder dwangsom zijn in principe niet gemandateerd. Bij spoed-bestuursdwang ligt het mandaat echter lager in de organisatie, te weten de afdelingsmanager en de teammanager.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-447750.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.