Beleidsregels uitwegen gemeente Eemsdelta 2024

Beleidsregel uitwegen (omgevingsvergunning) (artikel 2:12 APV)

 

Het college van burgemeester en wethouders van Eemsdelta;

 

overwegende,

 

dat in artikel 2:12 van de Algemene plaatselijke verordening Eemsdelta 2022 (APV) is bepaald dat het verboden is zonder (omgevings)vergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering aan te brengen in een bestaande uitweg naar de weg;

 

dat de bevoegdheid tot het beslissen op aanvragen om dergelijke vergunningen berust bij het college van burgemeester en wethouders;

 

dat in artikel 2:12, lid 2 van de APV vier weigeringsgronden voor de verlening van een uitwegvergunning zijn opgenomen;

 

dat krachtens artikel 4:81 tot en met 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het college beleidsregels kan vaststellen;

 

dat het college van burgemeester en wethouders een beleidsregel wenst vast te stellen in de vorm van een aantal toetsingscriteria per weigeringsgrond, zodat op een gestructureerde wijze uitwegvergunningen kunnen worden verleend of geweigerd. Deze beleidsregel geeft (potentiële) aanvragers van een uitwegvergunning en de medewerkers die de aanvraag om een omgevingsvergunning in behandeling hebben inzicht in wanneer wel of niet een vergunning verleend kan worden;

 

dat het college van burgemeester en wethouders een beleidsregel wenst vast te stellen om een helder en formeel kader te scheppen, waarin onder andere de voorwaarden en het beheer en onderhoud met betrekking tot de aanleg van uitwegen naar gemeentelijke wegen zijn vastgelegd;

 

gelet op het bepaalde in artikel 2:12 van de APV en artikel 5.1 lid 1 sub a van de Omgevingswet;

 

B E S L U I T

 

vast te stellen de

 

“Beleidsregels uitwegen gemeente Eemsdelta 2024 (omgevingsvergunning) (artikel 2:12 APV)”

 

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    Beroep of bedrijf aan huis: beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en/of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend.

  • b.

    Binnen de bebouwde kom: alle percelen binnen de komgrenzen van de bebouwde kom zoals vastgesteld op basis van de Wegenverkeerswet 1994.

  • c.

    Buiten de bebouwde kom: alle percelen buiten de komgrenzen van de bebouwde kom zoals vastgesteld op basis van Wegenverkeerswet 1994.

  • d.

    College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemsdelta;

  • e.

    Gebiedsontsluitingsweg: deze wegen verbinden wegen met een verblijfsfunctie (erftoegangswegen) en wegen met een stroomfunctie (stroomwegen). Het stromen vindt plaats op de wegvakken tussen kruispunten waar het uitwisselen gefaciliteerd wordt. Voor gebiedsontsluitingswegen geldt een maximale snelheid van 50 km/h binnen de bebouwde kom, buiten de bebouwde kom geldt een maximale snelheid van 80 km/h.

  • f.

    Houtopstand: één of meer bomen, hakhout of een beplantingsvak van bos of bosplantsoen van meer dan 100m² met een natuurlijke groeihoogte van meer dan twee meter.

  • g.

    Kabels en Leidingen Informatiecentrum (KLIC) melding: meldingen die gedaan dienen te worden met als doel om graafschade te voorkomen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen een oriënterende melding (voor voortijdig signaleren knelpunten) en een graafmelding (voor aanvang van graafwerkzaamheden), die gedaan moet worden voor aanvang van graafwerkzaamheden.

  • h.

    Kavel: een aaneengesloten oppervlakte gronden van een eigenaar, omgeven door gronden van andere eigenaren of door openbare wegen of spoorwegen, of door niet overschrijdbare waterlopen.

  • i.

    Landbouwperceel: percelen die bestemd zijn voor land- en tuinbouw, waaronder grasland en weidegronden.

  • j.

    Nieuwbouwlocatie: locatie waar nieuwe bouwwerken worden opgericht en waar in opdracht van de gemeente nieuw openbaar gebied wordt aangelegd.

  • k.

    Openbaar groen: openbare tuinen, parken en openbare groenstroken alsmede houtopstanden in de openbare ruimte.

  • l.

    Openbare parkeerplaats: voor publiek algemeen toegankelijk parkeerplaats waar een auto geparkeerd kan en mag worden. Dit kunnen aangegeven vakken zijn maar ook aangegeven stroken gelegen aan de zijkant van de weg in de lengterichting.

  • m.

    Openbare weg: de openbare weg zoals bedoeld in de Wegenwet, omschreven in artikel 1.

  • n.

    Ruimtelijke belevingswaarde: hierbij gaat het om de beeldkwaliteit en de beleving van de openbare ruimte van het desbetreffende gebied, bijvoorbeeld zoals omschreven in het Omgevingsplan, de Welstandsnota, een beeldkwaliteitsplan of in het kader van een beschermd dorpsgezicht.

  • o.

    Uitweg: de uitweg als bedoeld in artikel 14, lid 3 onder III Wegenwet en artikel 2:12 van de APV, te weten iedere rechtstreekse ontsluitingsmogelijkheid van een perceel naar de openbare weg, waaronder mede wordt verstaan de begrippen inrit, oprit en uitrit.

  • p.

    Voortuin: gedeelte van het perceel dat voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw ligt.

  • q.

    Woning: een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

  • r.

    Woonrijp maken: het afwerken van openbare delen van een bouwterrein voor uiteindelijk gebruik. Het betreft het aanbrengen van voorzieningen op of in het maaiveld. Woonrijp maken vindt plaats aan het einde of na afronding van de bouwactiviteiten.

Artikel 2 Wettelijke grondslag

  • 1.

    Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg wordt getoetst aan de APV en aan deze beleidsregel.

  • 2.

    Als een aanvraag niet voldoet aan de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 4 van deze beleidsregel, dan weigert het college de omgevingsvergunning.

Artikel 3 Reikwijdte

Deze beleidsregel is van toepassing op alle aanvragen om een omgevingsvergunning binnen het grondgebied van de gemeente Eemsdelta voor de activiteit maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg en die niet in beheer zijn bij het Rijk, de provincie, Groningen Seaports of een waterschap.

Artikel 4 Toetsingscriteria

Voor het maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg (ook de tweede en volgende uitweg(en)), binnen of buiten de bebouwde kom, moet een omgevingsvergunning worden aangevraagd waarbij wordt getoetst aan de vier weigeringsgronden zoals genoemd in artikel 2:12 van de APV. Dit artikel beschrijft hoe het college invulling geeft aan die weigeringsgronden middels het vaststellen van toetsingscriteria. Bij iedere aanvraag wordt een belangenafweging gemaakt op basis van onderstaande toetsingscriteria.

4.1 Ter voorkoming van gevaar voor verkeer op de weg

De aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg wordt door het college geweigerd indien de verkeersveiligheid in gevaar komt. Dit is het geval indien de uitweg is voorzien:

  • a.

    aan een gebiedsontsluitingsweg (tenzij de wegbeheerder hiermee instemt);

  • b.

    op- of binnen 5 meter van een bocht, een rotonde, kruising of splitsing van wegen;

  • c.

    op- of binnen 5 meter van een voetgangers- en/of fietsoversteekplaats;

  • d.

    op- of binnen 5 meter van een bushalte;

  • e.

    op een plaats waar belemmeringen ontstaan voor het in- en uitrijden met een personenauto van één of meer bestaande garages;

  • f.

    op een plaats waar de uitweg op een fiets- en/of voetpad uitkomt en dat pad moet worden bereden om vanaf de openbare weg het perceel te bereiken;

  • g.

    op een plaats waar verlichting of bebording is aangebracht en deze uit oogpunt van veilig gebruik van de weg niet verplaatst kan worden;

  • h.

    op een plaats waar het zicht vanaf de uitweg op de weg/voetpad/fietspad onvoldoende is en er veiligere alternatieven zijn;

  • i.

    de uitweg tot gevolg heeft dat straatmeubilair of een nutsvoorziening en/of ander obstakel dient te worden verplaatst, maar er in de nabije omgeving geen geschikte alternatieve locatie voor genoemde objecten voorhanden is en/of er geen overeenstemming tot verplaatsing van het obstakel is met de eigenaar van het desbetreffende obstakel.

4.2 Ter bescherming van het aantal openbare parkeerplaatsen

De parkeerdruk op de desbetreffende locatie is leidend. Om de parkeerdruk te bepalen kan door het college een parkeerdrukonderzoek worden uitgevoerd. In beginsel weigert het college de omgevingsvergunning indien de uitweg ten koste gaat van één of meerdere openbare parkeerplaatsen, tenzij:

  • a.

    door realisatie van de uitweg de parkeerdruk in de openbare ruimte aantoonbaar afneemt;

  • b.

    door realisatie van de uitweg de parkeerdruk in de openbare ruimte gelijk blijft;

  • c.

    door realisatie van de uitweg de parkeerdruk in de openbare ruimte gelijk blijft, er sprake is van een (te) hoge parkeerdruk, maar naar het oordeel van het college de mogelijkheid bestaat om nieuwe (compenserende) parkeerplaatsen te realiseren. De aanlegkosten voor deze eventueel benodigde extra parkeerplaatsen zijn voor rekening van aanvrager;

  • d.

    op basis van een indicatie op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt aangetoond dat het noodzakelijk is dat aanvrager op eigen erf dient te parkeren en het daarvoor nodig is om een uitweg te realiseren.

4.3 Ter bescherming van houtopstanden en het openbaar groen

Het college weigert de omgevingsvergunning indien bestaande openbare groenvoorzieningen zoals houtopstanden of openbaar groen door de te realiseren uitweg onevenredig wordt aangetast. Van het onevenredig aantasten van bestaande groenvoorzieningen is sprake indien:

  • a.

    de uitweg leidt tot het verwijderen, het beschadigen of het snoeien van bestaande te behouden houtopstanden of andere groenvoorzieningen;

  • b.

    de aanleg van de uitweg binnen de kroonprojectie van bestaande te behouden houtopstanden plaatsvindt;

  • c.

    er grondophoging dan wel grondverlaging plaatsvindt binnen de kroonprojectie van bestaande te behouden houtopstanden;

  • d.

    er opslag plaatsvindt, er wordt geparkeerd of er transport plaatsvindt binnen de kroonprojectie van bestaande te behouden houtopstanden;

  • e.

    zonder omgevingsvergunning houtopstanden geveld worden als het gaat om houtopstanden in de openbare ruimte, particuliere monumentale- en potentieel monumentale houtopstanden, monumentale- en potentieel monumentale bomen geregistreerd in het Landelijk Register van Monumentale Bomen van de Bomenstichting of houtopstanden die geplant zijn in het kader van de herplantplicht.

4.4 Ter bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

Het college weigert de omgevingsvergunning indien het uiterlijk aanzien van de omgeving wordt aangetast. Van een aantasting van het uiterlijk aanzien van de omgeving is sprake indien:

  • a.

    de uitweg afwijkt van de maximale breedtes zoals omschreven in bijlage 1;

  • b.

    de uitweg leidt tot parkeren in de voortuin van tussenwoningen bij rijenbouw, of als het een tweede uitweg betreft die leidt tot parkeren in de voortuin;

  • c.

    de uitweg in strijd is met het geldende inrichtings-, Omgevings- en/of definitief beeldkwaliteitsplan;

  • d.

    de uitweg afbreuk doet aan landschapsstructuren, bomenlanen en/of erfgoed. Dit kan gaan om natuurwaarde, landschappelijke waarde, cultuurhistorische waarde, waarde voor stads- en dorpsschoon, beeldbepalende waarde of dendrologische waarde, als bedoeld in artikel 4:11c lid 3 van de APV Eemsdelta;

  • e.

    naar het oordeel van het college sterk afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke belevingswaarde van het desbetreffende gebied.

Artikel 5 Uitvoeringseisen

Bij het aanleggen van uitwegen hanteert het college een aantal algemene en specifieke uitgangspunten. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in uitwegen binnen de bebouwde kom en uitwegen buiten de bebouwde kom.

5.1 Algemene uitgangspunten

  • a.

    De kosten voor het maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg zijn voor rekening van aanvrager en worden, indien de werkzaamheden door de gemeente worden uitgevoerd, vooraf in rekening gebracht. Deze kosten betreffen de uitvoeringskosten en staan los van de legeskosten die separaat in rekening worden gebracht;

  • b.

    de eerste 1,5 meter van de uitweg, gerekend vanaf de kant van de openbare weg, mag niet bestaan uit los verhardingsmateriaal;

  • c.

    los verhardingsmateriaal van een uitweg mag niet op de openbare weg terechtkomen;

  • d.

    de opbouw van de constructie op gemeentegrond wordt bepaald door de gemeente;

  • e.

    indien een uitweg op gemeentegrond wordt gerealiseerd, houdt de gemeente de afmetingen aan zoals die volgen uit bijlage 1;

  • f.

    indien de aanvrager met de aanvraag voor de aanleg van een uitweg of wijziging aan een uitweg aansluit bij een reconstructie of herinrichting van de openbare ruimte, worden uitsluitend legeskosten in rekening gebracht en geen uitvoeringskosten zoals bedoeld in sub a van dit artikel.

5.2 Uitwegen binnen de bebouwde kom

  • a.

    Het maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg alsmede het onderhoud van een uitweg op gemeentegrond binnen de bebouwde kom wordt door de gemeente uitgevoerd;

  • b.

    de exacte locatie van de uitweg wordt door de gemeente bepaald;

  • c.

    als er gegraven wordt moet een KLIC melding gedaan worden via het Kadaster door de uitvoerende partij.

5.3 Uitwegen buiten de bebouwde kom (uitsluitend voor gemeentelijke wegen)

  • a.

    Het maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg buiten de bebouwde kom geschiedt, wat betreft het deel gelegen op gemeentegrond, door vergunninghouder in overleg met de gemeente;

  • b.

    de exacte locatie en afmetingen van de uitweg wordt door de gemeente bepaald;

  • c.

    als er gegraven wordt moet een KLIC melding gedaan worden via het Kadaster door de uitvoerende partij;

  • d.

    vergunninghouder dient de uitweg op gemeentegrond goed te beheren en onderhouden en schade zoveel mogelijk te voorkomen;

  • e.

    ingeval de uitweg over een sloot/watergang gaat, dient er tevens een dam met duiker of brug aangelegd te worden. Het onderhoud van de dam plus de duiker of brug berust bij vergunninghouder. Het kan zijn dat hiervoor een vergunning aangevraagd moet worden of een melding gedaan moet worden bij het Waterschap. Ook kan het zijn dat privaatrechtelijke toestemming nodig is van de gemeente of het Waterschap als eigenaar. Het is de verantwoordelijkheid van vergunninghouder om dit na te gaan en om eventuele toestemming te verkrijgen.

5.4 Verplaatsen en/of veranderen van een uitweg

  • a.

    voor het verplaatsen en/of het veranderen van een uitweg geldt dat er een omgevingsvergunning moet worden aangevraagd;

  • b.

    de te vervallen uitweg wordt verwijderd door de gemeente. De kosten hiervoor zijn voor vergunninghouder;

  • c.

    de vrijgekomen ruimte van de vervallen uitweg dient te worden hersteld naar de omgevingssituatie, een situatie die passend in de omgeving. Hierbij wordt het deel op gemeentegrond hersteld door de gemeente. Deze kosten hiervoor zijn voor vergunninghouder en worden per geval bepaald.

 

5.5 Landbouwperceel

Voor een uitweg naar een landbouwperceel gelden dezelfde regels als voor een uitweg buiten de bebouwde kom.

 

5.6 Bedrijfsmatige uitwegen

Voor een uitweg naar een bedrijf gelden dezelfde regels als voor een uitweg buiten de bebouwde kom, ook als een bedrijf gevestigd is binnen de bebouwde kom.

 

5.7 Beroep of bedrijf aan huis

Voor een beroep of bedrijf aan huis gelden dezelfde regels als voor een uitweg binnen de bebouwde kom.

Artikel 6 Aanvang werkzaamheden en melding

Indien de uitweg niet door de gemeente, maar door vergunninghouder wordt aangelegd of gewijzigd, dient vergunninghouder uiterlijk 7 kalenderdagen voor aanvang van de werkzaamheden een melding te maken bij de gemeente. In deze melding dient duidelijk vermeldt te worden op welke datum de aanvang van de werkzaamheden plaatsvindt.

 

Een melding maken kan door een e-mail te sturen naar uitritten@eemsdelta.nl, met de volgende informatie:

  • Aanvangsdatum van de werkzaamheden

  • Het door de gemeente verstrekte kostenformulier, ingevuld met gegevens over de specifieke situatie van de aanvrager.

Artikel 7 Prijsstelling

  • a.

    De prijs voor de aanleg van een uitweg door de gemeente bedraagt € 203,01 (inclusief BTW) per strekkende meter in 2024. Dit bedrag wordt per jaar geïndexeerd, volgens de door de gemeente Eemsdelta vastgestelde indexatie-index.

  • b.

    De in sub a genoemde aanlegkosten hebben betrekking op het deel van de uitweg gelegen op gemeentegrond. Eventuele aanvullende kosten voor wijziging c.q. verplaatsing van nutsvoorzieningen, openbaar groen, benodigde onderzoeken (KLIC-melding) of compensatie vervallen openbare parkeerplaatsen zijn voor rekening van aanvrager. Deze kosten worden afhankelijk van de situatie bepaald.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders handelen overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. Gelijktijdig wordt de Beleidsregel uitwegen gemeente Eemsdelta 2022 ingetrokken.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: 'Beleidsregels uitwegen gemeente Eemsdelta 2024'.

Artikel 11 Overgangsbepaling

Omgevingsvergunningen voor het maken van een uitweg naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg die zijn verleend vóór inwerkingtreding van deze beleidsregel, gelden als vergunningen verleend krachtens deze beleidsregels. Wanneer een eerder toegestane uitweg in strijd is met nieuwer beleid, behoudt deze zijn rechtsgeldigheid.

 

 

Aldus vastgesteld in de collegevergadering van d.d. 15 oktober 2024.

De burgemeester,

Ben Visser

de secretaris,

Henrieke Veld 

Bijlage 1: Uitgangspunten maatvoering uitweg

 

Uitweg bestemd voor:

Maximum breedte uitweg:

Enkele particuliere woning

4,5 meter

Twee particuliere woningen

9,0 meter (maximaal 4,5 meter per woning)

Bedrijfsmatig en/of buiten de bebouwde kom bij kavelbreedte <32,0 meter

8,0 meter, maximaal 1 uitweg

Bedrijfsmatig en/of buiten de bebouwde kom bij kavelbreedte <32,0 meter

4,0 meter, maximaal 2 uitwegen*

Bedrijfsmatig en/of buiten de bebouwde kom bij kavelbreedte 32 - 64 meter

8,0 meter, maximaal 2 uitwegen

Bedrijfsmatig en/of buiten de bebouwde kom bij kavelbreedte >64 meter

8,0 meter, maximaal 3 uitwegen

* indien het één in- en één uitweg (beide eenrichting) betreft. In de uitvoering dient duidelijk naar voren te komen dat het twee aparte uitwegen zijn. De maximale breedte is 8 meter voor beide uitwegen tezamen.

 

 

Naar boven