Gemeenteblad van Schiedam
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schiedam | Gemeenteblad 2024, 445834 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Schiedam | Gemeenteblad 2024, 445834 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
21e Wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013
De raad van de gemeente Schiedam;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2024, nr. 24INT00308;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
gezien het advies van de raadscommissie;
het 21e Wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013.
Artikel 2:25a wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:28e wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:34b wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:34c wordt toegevoegd:
Artikel 2:48a wordt vervallen verklaard
Artikel 2:58 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
|
Artikel 2:58 Verontreiniging door honden
|
Artikel gewijzigd conform mode APV van de VNG, waardoor het artikel beter leesbaar is. |
Artikel 2:60 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:60a Storend geluid / voederen van dieren wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:77a wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 2:77b wijzigt als volgt:
Artikel 2:77c wordt toegevoegd:
Artikel 4:3 wijzigt als volgt:
Artikel 4:13 wijzigt als volgt:
Artikel 5:12 wijzigt als volgt
Artikel 5:21b wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 5:24 wordt vervallen verklaard
Artikel 6:1 wijzigt als volgt:
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 8 oktober 2024.
De griffier,
M.J.W. Tobeas
De voorzitter,
mr. H.M. Bergmann
Bijlage 1 bij het 21e wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013
Toelichting op artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
Dit artikel geeft het college de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden, containers, tenten, luchtkussens en/of andere speeltoestellen.
In het kader van de deregulering en de vermindering van administratieve lasten is bekeken of de vergunningplicht in dit artikel kan vervallen. Dat is een discussie met vele kanten, en voor diverse oplossingen valt iets te zeggen. De VNG kiest ervoor om als model een breed gestelde algemene regel op te nemen in plaats van het voorheen bestaande vergunningsstelsel. De gemeenteraad maakt met het overnemen van dit model een nadrukkelijke keuze voor het bieden van meer ruimte aan burger en bedrijfsleven. De gedachte is dat voor een groot aantal voorwerpen die in de openbare ruimte worden geplaatst een vergunning overbodig is, omdat deze voorwerpen volstrekt geen overlast veroorzaken of zelfs bijdragen aan de leefbaarheid. Dit artikel is in 2011 conform bovenstaande aangepast. Een bijkomend voordeel van een algemeen verbod is dat een aantal “losse” bepalingen waarin specifieke handelingen worden verboden, kunnen vervallen.
Het derde lid bevat een ontheffingsplicht die in bepaalde gevallen krachtens artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de voormalige Wabo kon worden aangemerkt als een Wabo-omgevingsvergunningplicht. Na inwerkingtreding van de Ow is in die gevallen sprake van een omgevingsvergunningplicht op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ow (omgevingsplanactiviteit). Dit is geregeld in het overgangsrecht in artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit.
Het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie, als bedoeld in dit artikel, kan onder de Wabo vallen, namelijk wanneer dit gebruik bestaat uit de opslag van roerende zaken. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn als op of aan de weg een container wordt geplaatst voor de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen tijdens een verbouwing. In andere gevallen zal het niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn of het gaat om opslag van roerende zaken als bedoeld in de Wabo. Het onderscheidend criterium is dat het plaatsen van zaken op de weg bij opslag een tijdelijk karakter heeft: het is de bedoeling dat de opgeslagen zaken ooit ergens anders een al dan niet definitieve bestemming krijgen en aldaar een functie gaan vervullen. Als dat aan de orde is valt die activiteit onder artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wabo.
Daarnaast is in het derde lid geregeld dat het bevoegde bestuursorgaan (i.c. het college of de burgemeester) ontheffing kan verlenen voor gebruik van de weg dat niet valt onder de Wabo, namelijk wanneer het gaat om objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren. Dat zijn bijvoorbeeld bloembakken, straatmeubilair, terrassen en dergelijke.
Op grond van het tweede lid heeft het college van B&W op 16-12-2003 nadere regels vastgesteld ten aanzien van winkeluitstallingen en driehoeksreclameborden voor zowel winkels in de binnenstad, als voor winkels buiten de binnenstad. (Voorwaarden voor Winkeluitstallingen in de binnenstad 2003). Ook heeft het college van B&W op 10 oktober 2023 de ‘Nadere regels voor verkiezingsborden gemeente Schiedam 2023’ vastgesteld.
Toelichting op artikel 2:25a Vrijstelling vergunningverplichting
Artikel 2:25a vrijstelling vergunningverplichting
Sommige evenementen zijn van dusdanig kleinschalige aard, dat het overlastrisico laag is en dat geen specifieke advisering noodzakelijk is of maatwerkvoorschriften benodigd zijn, maar dat kan worden volstaan met standaardvoorschriften en -voorwaarden. Mede vanuit het oogpunt van deregulering en lastenverlichting is voor deze kleinschalige evenementen geen vergunning vereist. Op grond van dit artikel worden evenementen die aan de criteria als genoemd in lid 1 voldoen, onder voorwaarden vrijgesteld van vergunningplicht. De gemeente heeft er belang bij om tijdig op de hoogte te zijn van evenementactiviteiten (zowel in het openbaar gebied als bij uitzonderlijke inpandige activiteiten). Van vergunningplicht vrijgestelde evenementen dienen daarom uiterlijk twee weken vóór de datum waarop het evenement aanvangt, schriftelijk bij de burgemeester te worden gemeld en te voldoen aan de standaardvoorwaarden en -eisen voor evenementen zoals gesteld op grond van artikel 2:25b. Sinds 2006 is in Schiedam een meldingsplicht met betrekking tot bepaalde kleinschalige evenementen van kracht.
Inpandige evenementactiviteiten dienen in overeenstemming te zijn met de voorwaarden en eisen op grond van/als gesteld in een geldende gebruiksvergunning of -melding op grond van het Gebruiksbesluit (dit geldt overigens zowel voor vergunningsvrije als vergunningplichtige evenementen). Inpandige evenementactiviteiten die niet conform het toegestane gebruik zijn, zijn niet toegestaan. Om een dergelijk evenement toch doorgang te laten vinden zullen aanpassende maatregelen moeten worden genomen (bijvoorbeeld aan de activiteiten, het bezoekersaantal of het gebouw), zodat aan de brandveiligheidseisen wordt voldaan.
Vergunningverlening door controle van plattegronden, tekeningen en eigenschappen van gebruikte materialen, na vergunningverlening (vóór de evenementactiviteiten) door toetsing van de opgebouwde constructies door bouwinspecteurs en/of brandweer. Het gaat hierbij wel om constructies van enige omvang. Kraampjes, kleine partytenten (overkappingen bedoeld voor particulier gebruik bij feestjes, vaak aan meerdere zijden geopend), podia opgebouwd uit lage houten blokken/podiumdelen en dergelijke zijn veelal geen bouwwerk of behoeven niet als zodanig te worden beschouwd.
Bij evenementen die met een melding kunnen worden afgedaan is het ten gehore (laten) brengen van niet of weinig belastend muziekgeluid en ander geluid toegestaan. Te denken valt aan onversterkte, akoestische muziek of muziek uit een stereo-installatie. Indien sprake is van het gebruik van (semi-)professionele audioapparatuur, het mechanisch (elektrisch) versterken van een band of DJ, het gebruik van grote aggregaten, maar ook bij een optreden van een fanfare of boerenkapel, is een vergunning benodigd.
Het eerste en tweede lid bevatten de criteria waaraan wordt getoetst of een evenement voor vrijstelling van vergunningplicht in aanmerking komt. Om bewonersinitiatieven te stimuleren zijn deze bij de aanpassing van 2015 verruimd. Voor een evenement is geen vergunning vereist als aan alle criteria wordt voldaan, èn dit op tijd (uiterlijk 14 dagen voor aanvang van het evenement) wordt gemeld bij de burgemeester.
De meeste straat/buurtfeesten (een categorie evenementen die bij uitstek in aanmerking komt voor afhandeling via een melding) duren tot 23.00 à 24.00 uur. Met de gestelde tijd wordt aangesloten bij de praktijk (overigens onder de voorwaarde dat eventuele muziek of ander belastend geluid al eerder eindigt, zie onder c). Op zondag gelden in verband met de zondagsrust aangepaste tijden voor evenementactiviteiten die met een melding kunnen worden afgedaan, namelijk van 13.00 uur tot 24.00 uur. De mogelijke aanvangstijd van meldingsplichtige evenementen is vooral ingegeven door sportdagen van scholen in het openbaar gebied.
De in dit artikel beoogde kleinschalige evenementen duren in het algemeen niet langer dan een dag(deel). Het 7 dagen criterium is opgenomen om bijvoorbeeld jubileumactiviteiten van een vereniging, stichting of school (feestweek) te kunnen melden. Andersoortige activiteiten die meerdere dagen duren zijn veelal op grond van andere criteria vergunningplichtig.
Bij een meldingsplichtig evenement kunnen slechts beperkte verkeersmaatregelen worden getroffen zoals het onttrekken van parkeerplaatsen. Bij toetsing van een melding worden de doorgaande rijroutes van de brandweer, de aanrijroutes voor ziekenhuisverkeer en de rijroutes van lijndiensten van het openbaar vervoer betrokken.
Bij een meldingsplichtig evenement is vaak behoefte om kleine objecten neer te zetten. Indien deze kunnen worden gezien als bouwwerken in de zin van de (Model)bouwverordening dan kan het zijn dat daarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Kraampjes, kleine partytenten (overkappingen bedoeld voor particulier gebruik bij feestjes, vaak aan meerdere zijden geopend), podia opgebouwd uit lage houten blokken/podiumdelen en dergelijke behoeven veelal niet als bouwwerk te worden beschouwd.
Bij evenementen die met een melding kunnen worden afgedaan is het ten gehore (laten) brengen van niet of weinig belastend muziekgeluid en ander geluid toegestaan. Te denken valt aan onversterkte, akoestische muziek of muziek uit een stereo-installatie. Indien sprake is van het gebruik van (semi-)professionele audioapparatuur, het mechanisch (elektrisch) versterken van een band of DJ, het gebruik van grote aggregaten, maar ook bij een optreden van een fanfare of boerenkapel, is een vergunning benodigd.
In dit artikel worden de uitzonderingen op de meldingsplicht opgesomd. Bepaalde soorten evenementen en evenementen op bepaalde data en locaties vallen niet onder de vrijstellingsmogelijkheden en blijven vergunningplichtig, hoofdzakelijk in verband met de risico(-inschatting) of de noodzaak tot nadere regulering. Het betreft:
evenementen op de locatie Grote Markt zijn uitgezonderd van de meldingsplicht, omdat op deze locatie al een grote druk door evenementen bestaat en nadere regulering hier noodzakelijk is. Onder kleinschalige activiteiten worden hier onder andere verstaan: het oplaten van ballonen, het ten gehore brengen van liedjes (niet professioneel versterkt), sprekers etc.
Artikel 2:25a lid 3 verbod aangemeld evenement
Op grond van dit lid kan de burgemeester het organiseren van een aangemeld evenement verbieden. Dit is alleen mogelijk, als de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.
Toelichting op artikel 2:34c Proeverijen in slijtlokaliteiten
Het is voor slijters verboden in hun slijterij een proeverij te organiseren. Dat volgt uit de artikelen 3 en 14 van de Alcoholwet. Het is alleen toegestaan de klant te laten proeven indien hij daarom verzoekt en dat proeven moet bovendien gratis zijn (artikel 13, tweede lid, van de Alcoholwet).
Artikel 25e van de Alcoholwet maakt het mogelijk om bij verordening vrijstelling te verlenen van de in artikel 3 en 14 neergelegde verboden, zodat betaalde proeverijen in slijtlokaliteiten zijn toegestaan. Deze vrijstelling geldt voor alle slijters in de gemeente.
Andere winkels, zoals bijvoorbeeld supermarkten, die op basis van de Alcoholwet zwak-alcoholhoudende drank mogen verkopen, mogen geen proeverijen in hun winkel organiseren. Deze winkels zijn geen slijtlokaliteit in de zin van de Alcoholwet. De vrijstelling geldt alleen voor slijtersbedrijven. Sommige supermarkten hebben bij hun winkel een kleine slijterij (de zogenaamde borrelshop), waarvoor men over een alcoholwetvergunning beschikt. Als proeverijen zijn toegestaan dan kunnen deze ook in een borrelshop worden georganiseerd.
De voorwaarden waaraan een proeverij moet voldoen staan genoemd in artikel 6.1 van het Alcoholbesluit. Zo mogen maximaal 1 proeverij per dag en maximaal 3 proeverijen per week worden gegeven. Vóór aanvang van de proeverij moeten de kosten van deelname door een leidinggevende van het slijtersbedrijf zijn vastgesteld. De deelnemers aan de proeverij moeten vóór aanvang bekend zijn bij de leidinggevende. De deur van de slijterij is tijdens de proeverij gesloten voor publiek. Alleen de deelnemers hebben toegang. Tijdens de proeverij mag alleen die (alcoholhoudende en alcoholvrije) drank worden verkocht die in het kader van de proeverij aan de deelnemers is verstrekt.
Om zicht te houden op wanneer en waar er een proeverij wordt georganiseerd, kan de gemeente overwegen een meldingsplicht in te voeren. Vanwege de administratieve lasten die een meldingsplicht met zich meebrengt, heeft de VNG besloten hiervoor geen bepaling op te nemen. Het is dus zaak om bij een meldingsplicht alleen die gegevens uit te vragen die strikt noodzakelijk zijn om zicht te kunnen houden op de te organiseren proeverijen. Het ligt het meest voor de hand de melding bij de burgemeester te laten doen. De burgemeester kan het betreffende slijtersbedrijf eventueel wijzen op de voorwaarden die van toepassing zijn.
Door het verlenen van een vrijstelling aan slijtersbedrijven om tegen betaling een proeverij in hun slijtlokaliteit te organiseren wordt een uitzondering gemaakt op twee verboden in de Alcoholwet, te weten een uitzondering op het verbod om zonder horecavergunning het horecabedrijf uit te oefenen (artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet). Vrijstelling van dat verbod is nodig omdat het geven van een betaalde proeverij geldt als het uitoefenen van het horecabedrijf. Ten tweede wordt een uitzondering gemaakt op het verbod om een slijtlokaliteit in gebruik te hebben voor ook andere bedrijfsactiviteiten dan slijtersactiviteiten (artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet).
De vrijstelling voor het organiseren van een proeverij in een slijtlokaliteit geldt voor alle slijtersbedrijven. Het is niet mogelijk om te differentiëren, dat staat de Alcoholwet niet toe. Het geven van een proeverij kan dus niet nader afhankelijk gesteld worden van een vergunning of een ontheffing. Proeverijen mogen uitsluitend tegen betaling worden georganiseerd.
Tijdens de proeverij mogen alleen de deelnemers aan de proeverij aanwezig zijn in de slijtlokaliteit (artikel 6.1 van het Alcoholbesluit). Een proeverij mag alleen plaatsvinden op een tijdstip dat de slijterij normaal gesproken is gesloten maar bij of krachtens de Winkeltijdenwet wel geopend zou mogen zijn (artikel 25e van de Alcoholwet).
Dus als een slijterij gebruikelijk sluit om 18.00 uur, dan zou tussen 18.00 en 22.00 uur een proeverij kunnen worden gegeven. Als echter een slijterij gebruikelijk pas om 22.00 uur sluit, dan is een proeverij in de avonduren dus niet toegestaan. Het is niet mogelijk een slijtlokaliteit eerder dan normaal te sluiten om vervolgens een proeverij te organiseren.
Het ligt voor de hand dat een proeverij in de avonduren plaatsvindt, maar een proeverij op zondag is ook denkbaar mits opening op zondag bij winkeltijdenverordening is toegestaan.
Toelichting op artikel 2:48a Verbod gebruik lachgas
Art 2:48a APV (verbod gebruik lachgas) is geheel komen te vervallen. Lachgas staat nu op lijst II van de Opiumwet en het openlijk gebruik hiervan is derhalve verboden o.g.v. art. 2:74b Openlijk drugsgebruik.
Toelichting op artikel 2:58 Verontreiniging door honden
Het behoeft nauwelijks betoog dat overlast door honden maatschappelijk als probleem wordt ervaren. De “hondenoverlast” scoort hoog op de ladder van grote ergernissen. Daarbij gaat het om vervuiling van de stad door hondenuitwerpselen. Straatverontreiniging kan grote gevaren opleveren voor de volksgezondheid. Ook wordt via hondenuitwerpselen die op straat, in parken en plantsoenen blijven liggen, het voor honden dodelijke canine parvo virus verspreid.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin de belangen van de hondenbezitter zich tegen een strikte toepassing van het opruimgebod verzetten. Het betreft hier onder andere de eigenaren van blindengeleidehonden. Voor deze categorie in het tweede lid een voorziening getroffen.
De strafbaarheid wordt opgeheven als de uitwerpselen direct worden verwijderd. Er zijn verschillende manieren om de overlast van hondenuitwerpselen aan te pakken. Een goed overzicht van mogelijke maatregelen en een goed overzicht van literatuur op dit terrein is te vinden in de publicatie “Gemeentelijk hondenbeleid. Een handleiding ter bestrijding van de overlast door hondenpoep in Nederland” van het Multidisciplinair onderzoeksinstituut in Utrecht.
Al zal de handhaving (betrapping op heterdaad) niet meevallen, het is te hopen dat er op den duur preventieve invloed van deze bepaling uit zal gaan. Overtreding van het verontreinigingsverbod door hondenuitwerpselen behoort tot de zogenaamde verontreinigingsdelicten, die vatbaar zijn voor transactie door de politie.
Aanwijzing hondenuitlaatzone. Betrokkenen zijn belanghebbenden, gelet op de geringe afstand tussen de woningen en de uitlaatzone. Vz.ABRS 13 12 1996, JG 97.0050.
Toelichting op artikel 2:60a Storend geluid/voederen van dieren
N.a.v. de Motie van de gemeenteraad: ‘Voederverbod M13’ van 4 juli 2023 is dit artikel gewijzigd en vanuit het oogpunt van preventie een algeheel voederverbod ingesteld in het tweede lid van dit artikel. De Motie betrof de gezondheid voor dieren. Door een algeheel voederverbod zal het verkeerd voeren van dieren (met veelal menselijk voedsel) waardoor de gezondheid van dieren in gevaar komt, én er te veel dieren van een soort op een plek kunnen, voorkomen worden.
Het derde lid geeft het college de mogelijkheid ingeval van schaarste bij bijvoorbeeld (zeer) strenge weersomstandigheden professioneel bij te (laten) voeren.
Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1 APV.
Toelichting op artikel 2:77a Verblijfsverbod
Het begrip “gebiedsontzegging” is vervangen door het begrip “verblijfsverbod”. Daar zowel op basis van de APV als de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” (artikel 172a Gemeentewet) een dergelijke, maar ingrijpender, maatregel kan worden opgelegd die in praktijk aangeduid wordt met ‘gebiedsverbod’, wordt met wijziging van het begrip een beter onderscheid gecreëerd tussen beide maatregelen. Daarbij moet worden opgemerkt dat in principe altijd eerst een dergelijke maatregel op grond van de APV moet worden opgelegd. Overigens heeft de burgemeester beleidsregels opgesteld waarin de wijze waarop hij van deze bevoegdheden gebruik maakt, is beschreven.
Overtreding van een verblijfsverbod dat krachtens dit artikel is gegeven, is een overtreding van een ambtelijk bevel (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht); dus niet een overtreding van de APV zelf. Het is een misdrijf; overtreding wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Kan van de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland worden vastgesteld, dan is strafrechtelijk onder omstandigheden voorlopige hechtenis mogelijk.
De burgemeester is het bevoegde bestuursorgaan dat het verblijfsverbod kan opleggen. Nu het in het eerste lid gaat om verblijfsverboden van korte duur, kan deze bevoegdheid worden gemandateerd aan opsporingsambtenaren. In de regel zal, alvorens over te gaan tot oplegging van een dergelijk verblijfsverbod, eerst een waarschuwing worden gegeven. In praktijk is de duur van 24 uur voor een eerste gebiedsontzegging, zoals geregeld in het eerste lid van artikel 2:77a, onvoldoende effectief gebleken. De nieuwe redactie biedt de mogelijkheid om een eerste gebiedsontzegging voor een periode van 72 uur op te leggen. De duur van deze maatregel is verlengd naar drie dagen, zodat het middel onder meer effectief kan worden ingezet in uitgaansgebieden indien sprake is van geweld in het weekend, dan wel bij strafbare of overlast gevende gedragingen bij evenementen.
Het tweede lid ziet op de situatie dat een openbare-ordeverstoorder opnieuw een misstap begaat met betrekking tot strafbare feiten of de openbare orde in een bepaald gebied. In dit geval is het gelegitimeerd om een verblijfsverbod van meerdere weken op te leggen. Immers zal veelal eerst een waarschuwing hebben plaatsgevonden, vervolgens de oplegging van een kortdurend verblijfsverbod en pas daarna een verblijfsverbod in de zin van het tweede lid. Er is aldus een dusdanige voorgeschiedenis dat proportionaliteit en subsidiariteit niet aan een langdurig verblijfsverbod in de weg staan.
Dit lid geeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met persoonlijke omstandigheden van betrokkene, het bevel te beperken. Hierbij zal rekening gehouden worden met (de noodzaak) zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, het aldaar werkzaam en/of woonachtig zijn, een (ander) aantoonbaar redelijk belang om zich aldaar op te houden, staatkundige en religieuze vrijheid en het familieleven. Ook is ontheffing mogelijk.
Als iemand de openbare verstoort, kan er overlap ontstaan tussen de bevoegdheid van de officier van justitie om met een gedragsaanwijzing op grond van artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a van het Wetboek van Strafvordering op te treden en de bevoegdheid van de burgemeester om op grond van deze bepaling met een gebiedsontzegging op te treden. Het vierde lid geeft voorrang aan een gedragsaanwijzing door de officier van justitie boven een gebiedsontzegging door de burgemeester
Toelichting op artikel 2:77b Verblijfsverbod drugsdealers
In afwijking van het regime van het artikel dat ingaat op het verblijfsverbod, kan de burgemeester op grond van het artikel Verblijfsverbod dealers een verblijfsverbod opleggen voor de duur van drie maanden aan personen (dealers) die zich schuldig maken aan de handel in drugs of daarop gelijkende waar. Hieronder vallen dus ook slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen. De reden voor een afwijkend regime is drieledig. Primair wordt beoogd een einde te maken aan de ernstige verstoring van de openbare orde die met het dealen zelf gepaard gaat. Daarnaast wordt beoogd “de loop uit het gebied” te halen. Door dealers voor langere tijd uit overlastgebieden te weren worden deze gebieden minder aantrekkelijk voor gebruikers, zodat ook de daaraan gerelateerde overlast afneemt. Tot slot is van belang dat de huidige systematiek van verblijfsverboden voor dealers vaak niet effectief is, omdat strafrechtelijk optreden de bestuurlijke maatregel doorkruist. Hierdoor wordt aan dealers veelal geen 24uurs verblijfsverbod opgelegd en wordt er derhalve geen dossier opgebouwd. De burgemeester kan alleen van de bevoegdheid van het artikel Verblijfsverbod dealers gebruik maken ten aanzien van personen die tevens antecedenten hebben op het gebied van handel in drugs of daarop gelijkende waar. Het kan daarbij gaan om veroordelingen, maar ook om politiemutaties. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze maatregel niet kan worden ingezet bij zogenaamde first-offenders. Het verblijfsverbod kan worden opgelegd indien wordt geconstateerd dat iemand zich schuldig maakt aan handel in drugs of daarop gelijkende waar, dan wel indien aannemelijk is dat iemand zich op straat ophoudt met het doel de hiervoor genoemde gedraging te plegen. Dit kan blijken uit ervaringsfeiten en concrete omstandigheden, het enkele vermoeden dat iemand drugs of daarop gelijkende waar verkoopt of te koop aanbiedt is derhalve niet voldoende. Het tweede lid van het artikel Verblijfsverbod voorziet in een recidivebepaling. Degene die binnen een jaar na een gegeven drie maanden-bevel opnieuw de in het eerste lid genoemde overtreding begaat, krijgt een verblijfsverbod van zes maanden voor het desbetreffende overlastgebied
Toelichting op artikel 2:77c Mosquito
Een mosquito is een apparaat dat een hinderlijke hoge pieptoon veroorzaakt die alleen voor jongeren tot een leeftijd van ongeveer 25 jaar hoorbaar is. Regionaal is collectief afgesproken om het gebruik van een mosquito in de APV vast te stellen om het zo eenduidig te kunnen regelen. In de regio wordt dit artikel al gebruikt. De burgemeester kan besluiten een mosquito op te hangen op openbare plaatsen als dit noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde. Hierbij moet worden vastgesteld dat er een evenwichtige verhouding bestaat tussen het doel en het middel (proportionaliteit) en dat het doel, de handhaving van de openbare orde, niet op een minder ingrijpende wijze kan worden bereikt (subsidiariteit). Het gebruik van de mosquito moet daarnaast kenbaar zijn voor het publiek. Met borden kan worden bekendgemaakt dat ergens een mosquito is aangebracht. Zo worden toevallige passanten op de hoogte gebracht en mogelijk wordt een preventief effect bereikt. Onder het begrip “openbare plaats” wordt bij dit artikel verstaan alle plaatsen waar men komt en gaat. Vereist is dat de plaats voor het publiek toegankelijk is.
Dat wil zeggen dat iedereen er vrij is te komen, te vertoeven en te gaan en dat er geen beletselen zijn in de vorm van een toegangsbewijs of een meldingsplicht. Gelet op de schending van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam vormt de locatie een aparte afwegingsgrond.
Een mosquito wordt niet geplaatst in de buurt van voorzieningen die voor eenieder toegankelijk moeten zijn. Hierbij moet gedacht worden aan een bushokje of een perron van de metro. Jongeren moeten bijvoorbeeld kunnen wachten op het openbaar vervoer. Een mosquito kan wel worden opgehangen in de buurt van een supermarkt, een (metro)station, in een winkelcentrum, omdat jongeren hierbij niet worden beperkt in het gebruik van deze voorzieningen. Een mosquito wordt bijvoorbeeld ook niet aangebracht op plaatsen waar hinder kan ontstaan voor mensen die daar langere tijd noodgedwongen verblijven, zoals bij woningen, kantoren, scholen, of wachtruimten. Ook moet rekening worden gehouden met de Wet openbare manifestaties (WOM): een mosquito mag geen hinder opleveren voor openbare bijeenkomsten als bedoeld in de WOM.
Ook de Zondagswet is van belang: een mosquito mag geen hinder opleveren voor een godsdienstoefening. Het voornemen tot het besluit over te gaan tot plaatsing van een mosquito bepreekt de burgemeester in het lokale driehoeksoverleg met de officier van justitie en de politie. Het besluit van de burgemeester tot plaatsing van de mosquito op een openbare plaats is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Dit artikel zal alleen gebruikt worden bij excessen. Het gaat er om dat er met dit ‘kapstokartikel’ opgetreden kan worden bij zeer uitzonderlijke situaties en er geen andere oplossingen mogelijk zijn.
Toelichting op artikel 4:5 Onversterkte muziek
In artikel 22.70 onder i van het Omgevingsplan gemeente Schiedam is opgenomen dat onversterkte muziek buiten beschouwing wordt gelaten voor de grenswaarden die zijn opgenomen in artikel 22.63 van het Omgevingsplan gemeente Schiedam. Hierdoor is dit artikel niet meer relevant en derhalve het voorstel om deze te laten vervallen.
Toelichting op artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Dit is geregeld in o.a. het Bouwbesluit, Omgevingsplan gemeente Schiedam, Waterwet en Havenverordening Schiedam 2020.
Toelichting op artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Dit artikel is opgenomen in de Havenverordening Schiedam 2020
Toelichting op artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats
Dit artikel is opgenomen in de Havenverordening Schiedam 2020
Toelichting op artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats
Dit artikel is opgenomen in de Havenverordening Schiedam 2020
Toelichting op artikel 5:29a Zwemmen
Het zwemverbod kan door het college worden geactiveerd als het college dat nodig acht.
Op 13-10-2009 heeft het college het gebied rondom de Buitensluis aangewezen als gebied waar, op grond van dit artikel, een zwemverbod geldt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-445834.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.