21e Wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013

De raad van de gemeente Schiedam;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 augustus 2024, nr. 24INT00308;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

gezien het advies van de raadscommissie;

 

besluit vast te stellen:

 

het 21e Wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013.

Artikel I  

A

Artikel 2:25a wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:25a Vrijstelling vergunningplicht, melding evenement

  • 1.

    Geen vergunning is vereist voor evenementen, als:

    • a.

      er niet meer dan 300 personen (medewerkers, deelnemers en bezoekers) tegelijkertijd aanwezig zijn; en

    • b.

      die plaatsvinden tussen 08.00 uur en 24.00 uur of op zondag, indien het een evenement op een openbare plaats betreft, tussen 13.00 uur en 24.00 uur, en

    • c.

      eventueel muziekgeluid op een openbare plaats, zondag tot en met donderdag niet later dan 22:00 uur en vrijdag en zaterdag niet tot later dan 23:00 uur ten gehore wordt gebracht; en

    • d.

      die niet langer dan zeven aaneengesloten dagen duren, en

    • e.

      die niet plaatsvinden op een rijbaan, (brom)fietspad of op een andere manier een belemmering vormen voor het verkeer, de hulpdiensten of lijndiensten van het openbaar vervoer, en

    • f.

      slechts kleine objecten, met een totale oppervlakte van 25m2 worden geplaatst. Onder kleine objecten worden geen (party)tenten verstaan die worden gehuurd van een verhuurbedrijf. Podiumblokken mogen niet hoger zijn dan 1 meter; en

    • g.

      er geen toestellen of geluidsapparaten in werking worden gebracht of handelingen worden verricht waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt; en

  • 2.

    De vrijstelling van de vergunningsplicht als bedoeld in lid 1 geldt niet voor

    • a.

      braderieën en markten als bedoeld in artikel 2:24 lid 3 onder b;

    • b.

      optochten in de Binnenstad;

    • c.

      evenementen die plaatsvinden op Koningsdag, tijdens de Brandersfeesten en op 31 december, tenzij deze evenementen niet in de directe omgeving van voornoemde evenementen plaatsvinden;

    • d.

      evenementen die plaatsvinden op 4 mei na 18.00 uur, behalve herdenkingen in het kader van de nationale dodenherdenking;

    • e.

      evenementen die plaatsvinden op de locatie Grote Markt, met uitzondering van kleinschalige activiteiten bij trouwerijen.

  • 3.

    Het is verboden om een vergunningvrij evenement te organiseren indien niet minimaal 14 dagen voorafgaand aan het evenement een schriftelijke melding is gedaan aan de burgemeester.

  • 4.

    De burgemeester kan het organiseren van een gemeld evenement als bedoeld in het eerste lid verbieden, als daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Artikel 2:25a Vrijstelling vergunningplicht, melding evenement

  • 1.

    Geen vergunning is vereist voor evenementen, als:

    • a.

      er niet meer dan 300 personen (medewerkers, deelnemers en bezoekers) tegelijkertijd aanwezig zijn; 

    • b.

      die plaatsvinden tussen 08.00 uur en 24.00 uur of op zondag, indien het een evenement op een openbare plaats betreft, tussen 13.00 uur en 24.00 uur;

    • c.

      eventueel muziekgeluid op een openbare plaats, zondag tot en met donderdag niet later dan 22:00 uur en vrijdag en zaterdag niet tot later dan 23:00 uur ten gehore wordt gebracht; 

    • d.

      die niet langer dan zeven aaneengesloten dagen duren;

    • e.

      die niet plaatsvinden op een rijbaan, (brom)fietspad of op een andere manier een belemmering vormen voor het verkeer, de hulpdiensten of lijndiensten van het openbaar vervoer;

    • f.

      slechts kleine objecten, met een totale oppervlakte van 25m2 worden geplaatst. Onder kleine objecten worden geen (party)tenten verstaan die worden gehuurd van een verhuurbedrijf. Podiumblokken mogen niet hoger zijn dan 1 meter; 

    • g.

      er geen toestellen of geluidsapparaten in werking worden gebracht of handelingen worden verricht waardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2.

    De vrijstelling van de vergunningsplicht als bedoeld in lid 1 geldt niet voor:

    • a.

      braderieën en markten als bedoeld in artikel 2:24 lid 3 onder b;

    • b.

      optochten in de Binnenstad;

    • c.

      evenementen die plaatsvinden op Koningsdag, tijdens de Brandersfeesten of andere C-evenementen en op 31 december, tenzij deze evenementen niet in de directe omgeving van voornoemde evenementen plaatsvinden;

    • d.

      evenementen die plaatsvinden op 4 mei na 18.00 uur, behalve herdenkingen in het kader van de nationale dodenherdenking; en

    • e.

      evenementen die plaatsvinden op de locatie Grote Markt, met uitzondering van kleinschalige activiteiten bij trouwerijen.

  • 3.

    Het is verboden om een vergunningvrij evenement te organiseren indien niet minimaal 14 dagen voorafgaand aan het evenement een schriftelijke melding is gedaan aan de burgemeester.

  • 4.

    De burgemeester kan het organiseren van een gemeld evenement als bedoeld in het eerste lid verbieden, als daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Toelichting

Administratieve wijziging: ‘of andere C-evenementen’ toegevoegd aan lid c van dit artikel. Daarnaast zijn er een aantal tekstuele ‘fouten’ verbeterd.

 

B

Artikel 2:28e wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:28e Schorsen, intrekkin, wijziging en vervallen van een exploitatievergunning

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning schorsen, intrekken of geheel of gedeeltelijk wijzigen:

    • a.

      indien een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting de artikelen 2:29, 2:31, 2:31a, 2:32 of 2:34, dan wel de voorschriften, behorende bij de vergunning overtreedt;

    • b.

      indien aannemelijk is, dat een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de openbare inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting;

    • c.

      indien een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting toestaat dan wel gedoogt, dat de openbare inrichting strafbare of beboetbare feiten worden gepleegd;

    • d.

      indien een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting zich schuldig maakt aan discriminatie;

    • e.

      indien zich in of vanuit de openbare inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de openbare inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting;

    • f.

       

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken indien hij in een periode van twee jaar ten minste drie maal een aanvraag om bijschrijving van een leidinggevende op de vergunning heeft geweigerd op grond van artikel 2:28a, eerste lid, onder b.

  • 3.

    De burgemeester trekt de vergunning in indien niet of niet langer wordt voldaan aan de ingevolge artikel 2:28a, lid 1b gestelde eisen.

  • 4.

    Een vergunning vervalt, wanneer:

    • a.

      sedert haar verlening, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • b.

      de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

    • c.

      geen van de exploitanten op de vergunning meer als zodanig functioneert.

Artikel 2:28e Schorsen, intrekking, wijziging en vervallen van een exploitatievergunning

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning schorsen, intrekken of geheel of gedeeltelijk wijzigen:

    • a.

      indien een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting de artikelen 2:29, 2:31, 2:31a, 2:32 of 2:34, dan wel de voorschriften, behorende bij de vergunning overtreedt;

    • b.

      indien aannemelijk is, dat een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de openbare inrichting, die een gevaar opleveren voor de openbare orde of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting;

    • c.

      indien een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting toestaat dan wel gedoogt, dat de openbare inrichting strafbare of beboetbare feiten worden gepleegd;

    • d.

      indien een exploitant of leidinggevende van de openbare inrichting zich schuldig maakt aan discriminatie;

    • e.

      indien zich in of vanuit de openbare inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de openbare inrichting gevaar oplevert voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting;

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken indien hij in een periode van twee jaar ten minste drie maal een aanvraag om bijschrijving van een leidinggevende op de vergunning heeft geweigerd op grond van artikel 2:28a, eerste lid, onder b.

  • 3.

    De burgemeester trekt de vergunning in indien niet of niet langer wordt voldaan aan de ingevolge artikel 2:28a, lid 1b gestelde eisen.

  • 4.

    Een vergunning vervalt, wanneer:

    • a.

      sedert haar verlening, zes maanden zijn verlopen, zonder dat handelingen zijn verricht met gebruikmaking van de vergunning;

    • b.

      de verlening van een vergunning, strekkende tot vervanging van eerstbedoelde vergunning, van kracht is geworden.

    • c.

      geen van de exploitanten op de vergunning meer als zodanig functioneert.

Toelichting

Administratieve wijziging: het woord ‘intrekking’ is gecorrigeerd in de titel.

Administratieve wijziging: de letter f verwijderd na lid 1 sub e.

 

C

Artikel 2:34b wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:34b regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Een paracommercieel rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken van maandag tot en met zaterdag vanaf 12.00 uur tot 01.00 uur en op zondag vanaf 11.00 uur tot 01.00 uur;

  • 2.

    Per kalenderjaar kan een paracommercieel rechtspersoon alcoholhoudende drank verstrekken tijdens in totaal ten hoogste 12 bijeenkomsten:

    • a.

      die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken;

    • b.

      die gericht zijn op leden of andere personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon, wanneer deze bijeenkomsten geen verband houden met de doelstellingen van de rechtspersoon;

  • 3.

    Het is een paracommercieel rechtspersoon niet toegestaan bijeenkomsten van persoonlijke aard te organiseren;

  • 4.

    Dit verbod is niet van toepassing op ontmoetingscentra in de wijken;

  • 5.

    Bij fusies van meerdere paracommerciële rechtspersonen kan van het maximum aantal bijeenkomsten genoemd in het tweede lid, worden afgeweken tot 2 jaar na de fusiedatum.

  • 6.

    Een paracommercieel rechtspersoon doet uiterlijk drie werkdagen voor een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid hiervan melding aan de burgemeester.

Artikel 2:34b regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1.

    Een paracommercieel rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken van maandag tot en met zaterdag vanaf 12.00 uur tot 01.00 uur en op zondag vanaf 11.00 uur tot 01.00 uur.

  • 2.

    Per kalenderjaar kan een paracommercieel rechtspersoon alcoholhoudende drank verstrekken tijdens in totaal ten hoogste 12 bijeenkomsten:

    • a.

      die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon zijn betrokken; of

    • b.

      die gericht zijn op leden of andere personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon, wanneer deze bijeenkomsten geen verband houden met de doelstellingen van de rechtspersoon.

  • 3.

    Het is een paracommercieel rechtspersoon niet toegestaan bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bedoeld in de Alcoholwet, te organiseren.

  • 4.

    Dit verbod is niet van toepassing op ontmoetingscentra in de wijken.

  • 5.

    Bij fusies van meerdere paracommerciële rechtspersonen kan van het maximum aantal bijeenkomsten genoemd in het tweede lid, worden afgeweken tot 2 jaar na de fusiedatum.

  • 6.

    Een paracommercieel rechtspersoon doet uiterlijk drie werkdagen voor een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid hiervan melding aan de burgemeester.

Toelichting

Administratieve wijziging: ‘zoals bedoeld in de Alcoholwet’ toegevoegd aan lid 3 van dit artikel.

 

D

Artikel 2:34c wordt toegevoegd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

(nog niet opgenomen)

Artikel 2:34c Proeverijen in slijtlokaliteiten

  • 1.

    Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.

  • 2.

    De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of krachtens de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.

Toelichting

Dit artikel is een nieuw artikel in de APV. Met het voorgestelde artikel is het toegestaan om een proeverij te organiseren in een slijtersbedrijf. Dit voorstel komt voort uit de model APV van de VNG.

 

E

Artikel 2:48a wordt vervallen verklaard

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:48a Verbod gebruik lachgas

  • 1.

    Het is verboden lachgas voor recreatief gebruik te verkopen.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats of op openbaar water lachgas voor recreatief gebruik of daarop gelijkende waar met een ballon of enig ander hulpmiddel te gebruiken, toe te dienen, of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 2:48a Verbod gebruik lachgas

[vervallen]

Toelichting

Art 2:48a APV (verbod gebruik lachgas) kan geheel komen te vervallen. Lachgas staat nu op lijst II van de Opiumwet en het openlijk gebruik hiervan is derhalve verboden o.g.v. art. 2:74b Openlijk drugsgebruik.

 

F

Artikel 2:58 wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1.

    De eigenaar of houder van een hond is verplicht ervoor te zorgen dat die hond zich niet van uitwerpselen ontdoet op een openbare plaats.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen, zoals hondenlosloopgebieden en hondentoiletten.

  • 3.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden.

  • 4.

    De strafbaarheid wegens overtreding van het in het eerste lid gestelde gebod wordt opgeheven indien de eigenaar of houder van de hond er zorg voor draagt dat de uitwerpselen onmiddellijk worden verwijderd.

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in de leden 1 en 3 is een ieder die zich met een hond op een openbare plaats bevindt, verplicht een deugdelijk opruimmiddel, niet zijnde zijn of haar hand, bij zich te hebben ter onmiddellijke verwijdering van eventuele hondenuitwerpselen.

  • 6.

    De eigenaar of houder van een hond die zich met de hond op een openbare plaats bevindt, is verplicht het opruimmiddel, niet zijnde zijn of haar hand, op eerste vordering te laten zien aan de toezichthouder.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1.

    Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft, is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

Toelichting

Artikel gewijzigd conform mode APV van de VNG, waardoor het artikel beter leesbaar is.

 

G

Artikel 2:60 wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

     Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

       aanwezig te hebben, of

    • b.

       aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluitgestelde regels, of

    • c.

       aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven; of

    • d.

       te voeren.

  • 2.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

     Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

  • 1.

    Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben;

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;

    • c.

      aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven; of

    • d.

      te voeren.

  • 2.

     Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Toelichting

Het voorstel is om in lid 1 het woord ‘opheffing’ te vervangen door ‘beëindiging’, conform de model APV van de VNG. Daarnaast worden leestekens die eerder foutief opgenomen waren en een tekstuele fout nu verbeterd.

 

H

Artikel 2:60a Storend geluid / voederen van dieren wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:60a Storend geluid/voederen van dieren

  • 1.

    Een ieder, die de zorg voor een dier heeft, is verplicht al het mogelijke te doen om te voorkomen, dat dit voor de omgeving in ernstige mate storend geluid maakt.

  • 2.

    Het college kan voor nader te bepalen locaties en perioden een verbod instellen om dieren te voeren indien:

    • a.

      er door het voeren verkeersonveilige situaties ontstaan;

    • b.

      er door de frequente aanwezigheid van dieren problemen ontstaan door de uitwerpselen (stank en gladheid);

    • c.

      dieren ook ’s nachts op of bij voerplaatsen aanwezig blijven en dan geluidsoverlast veroorzaken;

    • d.

      er door de aanwezigheid van voer ook dieren aangetrokken worden die minder gewenst zijn ;

    • e.

      er door een overdaad aan voer, gezondheidsproblemen voor de gevoerde dieren ontstaan (bij kinderboerderij en dierenweiden).

Artikel 2:60a Storend geluid/voederen van dieren

  • 1.

    Een ieder, die de zorg voor een dier heeft, is verplicht al het mogelijke te doen om te voorkomen, dat dit voor de omgeving in ernstige mate storend geluid maakt.

  • 2.

    Het is verboden op een openbare plaats dieren, anders dan huisdieren, te voeren.

  • 3.

    Ingeval van schaarste kan het college afwijken van het in het tweede lid genoemd verbod door bij te voeren.

Toelichting

N.a.v. de Motie van de gemeenteraad: ‘Voederverbod M13’ van 4 juli 2023 is dit artikel gewijzigd en vanuit het oogpunt van preventie een algeheel voederverbod ingesteld in het tweede lid van dit artikel. De Motie betrof de gezondheid voor dieren. Door een algeheel voederverbod zal het verkeerd voeren van dieren (met veelal menselijk voedsel) waardoor de gezondheid van dieren in gevaar komt, én er te veel dieren van een soort op een plek kunnen, voorkomen worden.

Door het nieuwe derde lid op te nemen is er voor het college de mogelijkheid ingeval van schaarste bij bijvoorbeeld (zeer) strenge weersomstandigheden professioneel bij te (laten) voeren.

 

I

Artikel 2:71 wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    consumentenvuurwerk: vuurwerk van categorie F1, F2 of F3 dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, niet zijnde fop- en schertsvuurwerk;

  • b.

    exploitant: de natuurlijke perso(o)n(en) of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico het vuurwerkverkooppunt wordt geëxploiteerd;

  • c.

    leidinggevende:

    • o

      de natuurlijke persoon die algemene leiding geeft aan een onderneming waarin de vuurwerkverkooppunt wordt geëxploiteerd;

    • o

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de exploitatie van de vuurwerkverkooppunt;

  • d.

    fop- en schertsvuurwerk: fop- en schertsvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    consumentenvuurwerk: vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik, niet zijnde fop- en schertsvuurwerk;

  • b.

    exploitant: de natuurlijke perso(o)n(en) of rechtspersoon, voor wiens rekening en risico het vuurwerkverkooppunt wordt geëxploiteerd;

  • c.

    leidinggevende:

    • o

      de natuurlijke persoon die algemene leiding geeft aan een onderneming waarin de vuurwerkverkooppunt wordt geëxploiteerd; of

    • o

      de natuurlijke persoon, die onmiddellijke leiding geeft aan de exploitatie van de vuurwerkverkooppunt.

  • d.

    fop- en schertsvuurwerk: fop- en schertsvuurwerk als bedoeld in artikel 1.1.1 van het Vuurwerkbesluit.

Toelichting

Administratieve wijziging: de categorieaanduidingen F1, F2 en F3 in sub a zijn geschrapt, conform de model APV van de VNG.

 

J

Artikel 2:77a wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:77a Verblijfsverbod

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verrichten een bevel geven zich gedurende ten hoogste 72 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw één of meer strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste zestien weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 3.

    Een bevel krachtens het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de in het eerste of tweede lid gestelde bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

Artikel 2:77a Verblijfsverbod

  • 1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste 72 uur niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 2.

    Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie tenminste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw één of meer strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste zestien weken in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.

  • 3.

    De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.

  • 4.

    Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Toelichting

Tekstuele wijziging conform VNG- voorstel: bevel wordt vervangen door tijdelijk verbod. Ook is er een nieuw vierde lid toegevoegd, waarbij er voorrang gegeven wordt aan een gedragsaanwijzing door de officier van justitie boven een gebiedsaanwijzing door de burgemeester. Dit kan voorkomen wanneer iemand de openbare verstoort en er een overlap ontstaat tussen de bevoegdheid van de officier van justitie om met een gedragsaanwijzing op grond van artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a van het Wetboek van Strafvordering op te treden en de bevoegdheid van de burgemeester om op grond van deze bepaling met een gebiedsontzegging op te treden.

 

K

Artikel 2:77b wijzigt als volgt:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 2:77b Mosquito

  • 1.

    In dit artikel wordt onder een mosquito verstaan: een apparaat dat een slechts voor jongeren hoorbare, hinderlijke hoge pieptoon produceert, met als doel groepen jongeren weg te houden van plaatsen waar zij overlast veroorzaken.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 4:6 kan de burgemeester in het belang van de openbare orde besluiten op een openbare plaats een mosquito aan te brengen bij gebleken ernstige overlast door jongeren op die plaats.

  • 3.

    De aanwezigheid van een mosquito wordt duidelijk kenbaar gemaakt op de plaats waar deze is aangebracht.

  • 4.

    Een mosquito is alleen in werking op die tijdstippen dat overlast redelijkerwijs valt te verwachten.

  • 5.

    Een mosquito wordt aangebracht voor een periode van ten hoogste zes maanden. De burgemeester kan die periode telkens met een periode van ten hoogste zes maanden verlengen.

Artikel 2:77b Verblijfsverbod drugsdealers

  • 1.

    De burgemeester kan degene die zich op of aan de weg ophoudt waarbij aannemelijk is dat dit gebeurt om middelen, als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet of daarop gelijkende waar, te verkopen of te koop aan te bieden en die antecedenten heeft op het gebied van het verkopen of te koop aanbieden van drugs of daarop gelijkende waar, bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar voor de duur van drie maanden niet meer te bevinden.

  • 2.

    De burgemeester kan aan degene, aan wie eerder een bevel als bedoeld in het eerste lid is gegeven en die binnen een periode van een jaar opnieuw de in dat lid genoemde bepalingen overtreedt, bevelen om zich onmiddellijk uit dat overlastgebied te verwijderen en zich daar gedurende een periode van maximaal zes maanden niet meer te bevinden.

  • 3.

    Degene die een bevel heeft gekregen als bedoeld in het eerste of tweede lid is verplicht hieraan onmiddellijk te voldoen.

Toelichting

Verblijfsverbod drugdealers staat niet in de APV specifiek voor dealers, maar wel in het algemeen, zie artikel 2:77a. Dit is op dit moment reeds geregeld middels artikel 2:77a APV i.c.m. het Beleid overlastgevende personen Schiedam. Dit artikel geldt in de hele gemeente, niet alleen in aangewezen gebieden, maar het gebiedsverbod kan voor kortere duur worden opgelegd. Opnemen van dit artikel kan een goede toevoeging zijn om in aangewezen gebieden aan dealers een langer gebiedsverbod op te leggen.

 

L

Artikel 2:77c wordt toegevoegd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

(niet opgenomen)

Artikel 2:77c Mosquito

  • 1.

    In dit artikel wordt onder een mosquito verstaan: een apparaat dat een slechts voor jongeren hoorbare, hinderlijke hoge pieptoon produceert, met als doel groepen jongeren weg te houden van plaatsen waar zij overlast veroorzaken.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 4:6 kan de burgemeester in het belang van de openbare orde besluiten op een openbare plaats een mosquito aan te brengen bij gebleken ernstige overlast door jongeren op die plaats.

  • 3.

    De aanwezigheid van een mosquito wordt duidelijk kenbaar gemaakt op de plaats waar deze is aangebracht.

  • 4.

    Een mosquito is alleen in werking op die tijdstippen dat overlast redelijkerwijs valt te verwachten.

  • 5.

    Een mosquito wordt aangebracht voor een periode van ten hoogste zes maanden. De burgemeester kan die periode telkens met een periode van ten hoogste zes maanden verlengen.

Toelichting

Dit artikel staat nu in de APV onder 2:77b. Met de komst van het nieuwe artikel ‘verblijfsverbod drugdealers’ is het logischer om het artikel 2:77b Mosquito door te schuiven naar 2:77c en Verblijfsverbod drugdealers op 2:77b te zetten.

 

M

Artikel 4:3 wijzigt als volgt:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening zijn, mits de houder van de inrichting tenminste vijf werkdagen voor aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld, per kalenderjaar niet van toepassing voor maximaal twaalf incidentele festiviteiten.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal tien incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt de wijze vast waarop de kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt gedaan.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer zij tijdig en volgens de wijze die door het college is vastgesteld, is gedaan.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, toestaat.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 15 dB(A) ten opzichte van de in het eerste lid genoemde geluidsnormen, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter en in- en aanpandige gevoelige gebouwen.

  • 7.

    De geluidswaarde als bedoeld in het zevende lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Ook wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    Gedurende een incidentele festiviteit, als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van de extra muziek –hoger dan de geluidsnormen als bedoeld in de artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- plaats te vinden op zondag tot en met donderdag tussen 07:00 uur en 01:00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 uur en 02:00 uur.

  • 9.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid binnen in een inrichting blijven ramen en deuren gesloten, behoudens het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1.

    De geluidsnormen als bedoeld in artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening zijn, mits de houder van de inrichting tenminste vijf werkdagen voor aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld, per kalenderjaar niet van toepassing voor maximaal twaalf incidentele festiviteiten.

  • 2.

    Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal twaalf incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de vergunninghouder van de milieubelastende activiteit ten minste vijf werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3.

    Het college stelt de wijze vast waarop de kennisgeving als bedoeld in het eerste en tweede lid wordt gedaan.

  • 4.

    De kennisgeving wordt geacht eerst dan te zijn gedaan wanneer zij tijdig en volgens de wijze die door het college is vastgesteld, is gedaan.

  • 5.

    De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, toestaat.

  • 6.

    Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 15 dB(A) ten opzichte van de in het eerste lid genoemde geluidsnormen, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter en in- en aanpandige gevoelige gebouwen.

  • 7.

    De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid geldt voor zowel versterkte muziek alsook voor onversterkte muziek. De muziekgeluidcorrectie en de bedrijfsduurcorrectie worden bij deze beoordeling buiten beschouwing gelaten.

  • 8.

    Gedurende een incidentele festiviteit, als bedoeld in het eerste lid, dient het ten gehore brengen van de extra muziek –hoger dan de geluidsnormen als bedoeld in de artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- plaats te vinden op zondag tot en met donderdag tussen 07:00 uur en 01:00 uur en op vrijdag en zaterdag tussen 07:00 uur en 02:00 uur.

  • 9.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid binnen in een inrichting blijven ramen en deuren gesloten, behoudens het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Toelichting

In lid 2 is het aantal incidentele festiviteiten voor licht verruimd van tien naar twaalf. Hiermee wordt voldaan aan de landelijke norm en is het gelijk met het aantal incidentele festiviteiten voor licht.

Lid 7 is aangepast conform huidige wetgeving.

 

N

Artikel 4:5 komt te vervallen

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

  • 1.

    Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

    • b.

      de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;

    • c.

      de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

    • d.

      bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

    • e.

      Tabel

      7.00-19.00 uur

      19.00-23.00 uur

      23.00-7.00 uur

      LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen

      50 dB(A)

      45 dB(A)

      40 dB(A)

      LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

      35 dB(A)

      30dB(A)

      25 dB(A)

      LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen

      70 dB(A)

      65 dB(A)

      60 dB(A)

      LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen

      55 dB(A)

      50 dB(A)

      45 dB(A)

  • 2.

    Voor de duur van acht uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

  • 3.

    Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in lid 1 tot en met lid 3 van dit artikel, zijn de artikelen 4:2 en 4:3 van overeenkomstige toepassing.

  • 5.

    Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid binnen in een inrichting blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

[vervallen]

Toelichting

In artikel 22.70 onder i van het Omgevingsplan gemeente Schiedam is opgenomen dat onversterkte muziek buiten beschouwing wordt gelaten voor de grenswaarden die zijn opgenomen in artikel 22.63 van het Omgevingsplan gemeente Schiedam. Hierdoor is dit artikel niet meer relevant en derhalve het voorstel om deze te laten vervallen.

 

O

Artikel 4:13 wijzigt als volgt:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

    • d.

      mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

    • a.

      onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

    • b.

      bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

    • c.

      kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of

    • d.

      mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

  • 2.

    Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.

  • 3.

    Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.

Toelichting op de wijziging

Tekstuele wijziging conform VNG voorstel: opheffing vervangen door beëindiging en een tekstuele wijziging.

 

P

Artikel 5:12 wijzigt als volgt

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de volksgezondheid aangewezen wegen of weggedeelten fietsen of bromfietsen:

    • a.

      onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan, of

    • b.

      langer dan twee weken aaneengesloten onbeheerd te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg fietsen of bromfietsen hinderlijk te parkeren, zoals:

    • op zodanige wijze voor of tegen een gebouw, dat daardoor voor een bewoner of gebruiker van dat gebouw de toegang of het uitzicht wordt belemmerd;

    • op zodanige wijze op een voetpad of trottoir, dat daardoor de doorgang wordt gehinderd of belemmerd;

    • op geleidelijnen die op de weg zijn aangebracht ten behoeve van visueel gehandicapten;

    • op zodanige wijze dat daardoor het in- en uitstappen bij tram, bus taxi of gehandicaptenplaats gehinderd of belemmerd wordt;

    • op zodanige wijze dat daardoor de functie van straatmeubilair gehinderd of belemmerd wordt;

    • tegen monumenten of gedenktekens;

    • op een zodanige wijze dat daardoor de doorgang en opbouw op een markt wordt gehinderd of belemmerd.

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

  • 1.

    Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de volksgezondheid aangewezen wegen of weggedeelten fietsen of bromfietsen:

    • a.

      onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan; of

    • b.

      langer dan twee weken aaneengesloten onbeheerd te laten staan.

  • 2.

    Het is verboden op of aan de weg fietsen of bromfietsen hinderlijk te parkeren, zoals:

    • op zodanige wijze voor of tegen een gebouw, dat daardoor voor een bewoner of gebruiker van dat gebouw de toegang of het uitzicht wordt belemmerd;

    • op zodanige wijze op een voetpad of trottoir, dat daardoor de doorgang wordt gehinderd of belemmerd;

    • op geleidelijnen die op de weg zijn aangebracht ten behoeve van visueel gehandicapten;

    • op zodanige wijze dat daardoor het in- en uitstappen bij tram, bus, taxi of gehandicaptenplaats gehinderd of belemmerd wordt;

    • op zodanige wijze dat daardoor de functie van straatmeubilair gehinderd of belemmerd wordt;

    • tegen monumenten of gedenktekens; of

    • op een zodanige wijze dat daardoor de doorgang en opbouw op een markt wordt gehinderd of belemmerd.

Toelichting op de wijziging

Tekstuele wijziging conform VNG voorstel: opheffing vervangen door beëindiging. Daarnaast is een tekstuele fout gecorrigeerd.

 

Q

Artikel 5:21b wordt als volgt gewijzigd:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 5:21b Standplaatsvrije gebieden

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor geen vergunning wordt verleend.

  • 2.

    Ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde gebieden kan het college ontheffing verlenen voor het innemen van een standplaats met een verplaatsbare verkoopinrichting voor de verkoop van de navolgende (seizoensgebonden) producten in de volgende perioden:

    • a.

      ijs 1 maart tot en met 31 oktober (inrichting maximaal 10 m²);

    • b.

      haring 1 mei tot en met 1 augustus (inrichting maximaal 10 m²);

    • c.

      oliebollen 15 oktober tot en met 1 januari;

    • d.

      kerstbomen 6 december tot en met 24 december;

    • e.

      bloemen gehele jaar (alleen op zaterdag) (inrichting maximaal 10 m²);

    • f.

      kortlopende standplaatsen met een incidenteel karakter voor de promotie van een product of dienst (inrichting maximaal 10 m²).

Artikel 5:21b Standplaatsvrije gebieden

  • 1.

    Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor geen vergunning wordt verleend.

  • 2.

    Ten aanzien van de in het vorige lid bedoelde gebieden kan het college ontheffing verlenen voor het innemen van een standplaats met een verplaatsbare verkoopinrichting voor de verkoop van de navolgende (seizoensgebonden) producten in de volgende perioden:

    • a.

      ijs 1 maart tot en met 31 oktober (inrichting maximaal 10 m²);

    • b.

      haring 1 mei tot en met 1 augustus (inrichting maximaal 10 m²);

    • c.

      oliebollen 1 oktober tot en met 15 januari;

    • d.

      kerstbomen 6 december tot en met 24 december;

    • e.

      bloemen gehele jaar (alleen op zaterdag) (inrichting maximaal 10 m²);

    • f.

      kortlopende standplaatsen met een incidenteel karakter voor de promotie van een product of dienst (inrichting maximaal 10 m²).

Toelichting

Deze wijziging vloeit voort uit de Motie: Standplaatsvergunningen, ingediend door partij Lokaal Onafhankelijk Schiedam. Met de voorgestelde wijziging is het seizoen voor de standplaats van oliebollen verruimd.

 

R

Artikel 5:24 wordt vervallen verklaard

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 1.

    Het is verboden een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben, als dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

  • 2.

    Degene die voornemens is een steiger, een meerpaal of een ander voorwerp met een permanent karakter op, in of boven openbaar water te plaatsen, doet daarvan uiterlijk twee weken tevoren een melding aan het college.

  • 3.

    De melding bevat in ieder geval naam, adres en contactgegevens van de melder, en een beschrijving van de aard en omvang van het voorwerp.

  • 4.

    Van de melding wordt kennis gegeven op de door het gemeentebestuur vastgestelde wijze.

  • 5.

    Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Schiedam 2017 of de Telecommunicatiewet.

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

(vervallen)

Toelichting op de wijziging

Dit is ondervangen in andere regelgeving zoals Bouwbesluit, bestemmingsplan/Omgevingsplan, Waterwet en Havenverordening Schiedam 2020.

 

S

Artikel 6:1 wijzigt als volgt:

Huidige tekst

Voorgestelde tekst

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie:

    2:1 (Samenscholing en ongeregeldheden)

    2:6 (Beperking aanbieding stukken)

    2:10 (Voorwerpen of stoffen op de weg)

    2:11 (Aanleggen, beschadigen en veranderen weg)

    2:12 (Maken, veranderen van uitweg)

    2:13 (Veroorzaken van gladheid)

    2:14 (Winkelwagentjes)

    2:16 (Openen straatkolken)

    2:18 (Rookverbod bossen en natuurterreinen)

    2:20 (Vallende voorwerpen)

    2:21 (Voorzieningen voor verkeer en verlichting)

    2:21a (Verwijdering e.d. van voorzieningen en voor verkeer en verlichting)

    2:22 (Objecten onder hoogspanningslijnen)

    2:22a.(Valschermspringen)

    2:23 (Veiligheid op het ijs)

    2:23a (Verboden slaapverblijf)

    2:25 (Evenement)

    2:25a (Vrijstelling vergunningplicht, melding evenement)

    2:25b (Nadere regels, organiseren van een evenement)

    2:26 (Ordeverstoring tijdens evenement)

    Artikel 2:26a (Verbod gebruik wegwerpplastic)

    2:28 (Exploitatievergunning horecabedrijf)

    2:28f (Sluiting van horecabedrijven)

    2:29 (Openings- en sluitingstijden)

    2:30a (Individuele ontheffingsmogelijkheden sluitings- en openingstijden)

    2:31 (Verboden gedragingen)

    2:31a (Exploitatieregels horecabedrijven, verplichtingen exploitant)

    2:32 (Handel binnen openbare inrichtingen)

    2:34 (Beperking sterke drank)

    2:38 (Verschaffen gegevens nachtregister)

    2:40a (Vergunningsplicht speelautomatenhal)

    2:40c (De vergunning)

    2:40f (Gokken op de openbare weg)

    2:40g (Sluiting overlastgevende gokpanden)

    2:41 (Betreden gesloten woning)

    2:41a (Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen)

    2:42 (Plakken en kladden)

    Artikel 2:47a (Messen en andere steekwapens)

    Artikel 2:50b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

    2:59 (Gevaarlijke honden)

    2:60 (Houden van hinderlijke/schadelijke dieren)

    Artikel 2:60a Storend geluid/voederen van dieren

    2:65 (Bedelarij)

    2:73 (Verbod gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling)

    2:73a (Verbod bezigen van carbid)

    2:74 (Drugshandel op straat)

    2:74a (Verzameling van personen in verband met drugs)

    2:74b (Openlijk drugsgebruik)

    2:74c (Weggooien van spuiten en dergelijke)

    2:77a (Gebiedsontzeggingen)

    3:3 (Nadere regels)

    3:4 (Seksinrichtingen)

    3:6 (Sluitingstijden)

    3:7 (Sluiting van de seksinrichting)

    3:8 (Aanwezigheid/toezicht exploitant en beheerder)

    3:9 (Straatprostitutie)

    3:10 (Sekswinkels)

    3:11 (Tentoonstellen/aanbieden pornografisch materiaal)

    3:14 (Vervallen exploitatie vergunning seksinrichting e.a.)

    3:15 (Wijziging beheer)

    4:4 (Verboden incidentele activiteiten

    4:6 (Overige geluidhinder)

    4:7 (Straatvegen)

    4:9 (Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen)

    Artikel 4:10 (Verbod oplaten ballonnen)

    4:13 (Verbod opslag voertuigen e.d.)

    4:15 (Hinderlijke reclame)

    4:18 (Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterrein)

    5:2 (Parkeren voertuigen autobedrijf)

    5:3 (Te koop aanbieden voertuigen)

    5:4 (Defecte voertuigen)

    5:5 (Voertuigwrakken)

    5:6 (Kampeermiddelen e.d.)

    5:7 (Reclamevoertuigen)

    5:8 (Parkeren grote voertuigen)

    5:9 (Parkeren uitzichtbelemmerende voertuigen)

    5:10 (Parkeren voertuigen met stankverspreidende stoffen)

    5:11 (Aantasting groenvoorzieningen)

    5:12 (Overlast fiets/bromfiets)

    Artikel 5:12a Vergunningsplicht deeltweewielers

    5:13 (Inzameling geld of goederen en werving van leden of donateurs)

    5:15 (Venten)

    5:18 (Standplaatsen)

    5:23 (Snuffelmarkten)

    5:24 (Voorwerpen op/in/boven water)

    5:27 (Verbod innemen ligplaats)

    5:28 (Beschadigen waterstaatswerken)

    5:29 (Reddingsmiddelen)

    5:29a (Zwemmen)

    5:31 (Overlast aan vaartuigen)

    5:33 (Beperking verkeer in natuurgebieden)

    5:34 (Stookverbod)

    5:36 (Asverstrooiing

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie:

    2:9 (Straatartiest)

    2:43 (Vervoer plakgereedschap)

    2:44 (Vervoer inbrekerswerktuigen)

    2:45 (Betreden plantsoenen)

    2:46 (Rijden over bermen)

    2:47 (Hinderlijk gedrag op of aan de weg)

    2:48 (Openlijk drankgebruik)

    2:48a Verbod gebruik lachgas

    2:49 (Hinderlijk gedrag in of bij gebouwen)

    2:50 (Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimte)

    2:50a (Overig hinderlijk gedrag)

    2:51 (Neerzetten van fietsen)

    2:52 (Overlast van (brom)fiets op markt of kermis)

    2:53 (Bespieden van personen)

    2:57 (Loslopende honden)

    2:58 (Verontreiniging door honden)

    2:62 (Loslopend vee)

    4:8 (Natuurlijke behoefte doen)

    5:30 (Veiligheid op het water

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vierde lid, 2:11, tweede lid.

  • 4.

    In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 6:1 Sanctiebepaling

  • 1.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie:

    2:1 (Samenscholing en ongeregeldheden)

    2:6 (Beperking aanbieding stukken)

    2:10 (Voorwerpen of stoffen op de weg)

    2:11 (Aanleggen, beschadigen en veranderen weg)

    2:12 (Maken, veranderen van uitweg)

    2:13 (Veroorzaken van gladheid)

    2:14 (Winkelwagentjes)

    2:16 (Openen straatkolken)

    2:18 (Rookverbod bossen en natuurterreinen)

    2:20 (Vallende voorwerpen)

    2:21 (Voorzieningen voor verkeer en verlichting)

    2:21a (Verwijdering e.d. van voorzieningen en voor verkeer en verlichting)

    2:22 (Objecten onder hoogspanningslijnen)

    2:22a.(Valschermspringen)

    2:23 (Veiligheid op het ijs)

    2:23a (Verboden slaapverblijf)

    2:25 (Evenement)

    2:25a (Vrijstelling vergunningplicht, melding evenement)

    2:25b (Nadere regels, organiseren van een evenement)

    2:26 (Ordeverstoring tijdens evenement)

    Artikel 2:26a (Verbod gebruik wegwerpplastic)

    2:28 (Exploitatievergunning horecabedrijf)

    2:28f (Sluiting van horecabedrijven)

    2:29 (Openings- en sluitingstijden)

    2:30a (Individuele ontheffingsmogelijkheden sluitings- en openingstijden)

    2:31 (Verboden gedragingen)

    2:31a (Exploitatieregels horecabedrijven, verplichtingen exploitant)

    2:32 (Handel binnen openbare inrichtingen)

    2:34 (Beperking sterke drank)

    2:38 (Verschaffen gegevens nachtregister)

    2:40a (Vergunningsplicht speelautomatenhal)

    2:40c (De vergunning)

    2:40f (Gokken op de openbare weg)

    2:40g (Sluiting overlastgevende gokpanden)

    2:41 (Betreden gesloten woning)

    2:41a (Sluiting overlastgevende voor het publiek openstaande gebouwen)

    2:42 (Plakken en kladden)

    Artikel 2:47a (Messen en andere steekwapens)

    Artikel 2:50b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties

    2:59 (Gevaarlijke honden)

    2:60 (Houden van hinderlijke/schadelijke dieren)

    Artikel 2:60a Storend geluid/voederen van dieren

    2:65 (Bedelarij)

    2:73 (Verbod gebruik van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling)

    2:73a (Verbod bezigen van carbid)

    2:74 (Drugshandel op straat)

    2:74a (Verzameling van personen in verband met drugs)

    2:74b (Openlijk drugsgebruik)

    2:74c (Weggooien van spuiten en dergelijke)

    2:77a (Gebiedsontzeggingen)

    3:3 (Nadere regels)

    3:4 (Seksinrichtingen)

    3:6 (Sluitingstijden)

    3:7 (Sluiting van de seksinrichting)

    3:8 (Aanwezigheid/toezicht exploitant en beheerder)

    3:9 (Straatprostitutie)

    3:10 (Sekswinkels)

    3:11 (Tentoonstellen/aanbieden pornografisch materiaal)

    3:14 (Vervallen exploitatie vergunning seksinrichting e.a.)

    3:15 (Wijziging beheer)

    4:4 (Verboden incidentele activiteiten

    4:6 (Overige geluidhinder)

    4:7 (Straatvegen)

    4:9 (Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen)

    Artikel 4:10 (Verbod oplaten ballonnen)

    4:13 (Verbod opslag voertuigen e.d.)

    4:15 (Hinderlijke reclame)

    4:18 (Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterrein)

    5:2 (Parkeren voertuigen autobedrijf)

    5:3 (Te koop aanbieden voertuigen)

    5:4 (Defecte voertuigen)

    5:5 (Voertuigwrakken)

    5:6 (Kampeermiddelen e.d.)

    5:7 (Reclamevoertuigen)

    5:8 (Parkeren grote voertuigen)

    5:9 (Parkeren uitzichtbelemmerende voertuigen)

    5:10 (Parkeren voertuigen met stankverspreidende stoffen)

    5:11 (Aantasting groenvoorzieningen)

    5:12 (Overlast fiets/bromfiets)

    Artikel 5:12a Vergunningsplicht deeltweewielers

    5:13 (Inzameling geld of goederen en werving van leden of donateurs)

    5:15 (Venten)

    5:18 (Standplaatsen)

    5:23 (Snuffelmarkten)

    5:27 (Verbod innemen ligplaats)

    5:28 (Beschadigen waterstaatswerken)

    5:29 (Reddingsmiddelen)

    5:29a (Zwemmen)

    5:31 (Overlast aan vaartuigen)

    5:33 (Beperking verkeer in natuurgebieden)

    5:34 (Stookverbod)

    5:36 (Asverstrooiing

  • 2.

    Overtreding van het bij of krachtens de volgende artikelen bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie:

    2:9 (Straatartiest)

    2:43 (Vervoer plakgereedschap)

    2:44 (Vervoer inbrekerswerktuigen)

    2:45 (Betreden plantsoenen)

    2:46 (Rijden over bermen)

    2:47 (Hinderlijk gedrag op of aan de weg)

    2:48 (Openlijk drankgebruik)

    2:49 (Hinderlijk gedrag in of bij gebouwen)

    2:50 (Hinderlijk gedrag in voor publiek toegankelijke ruimte)

    2:50a (Overig hinderlijk gedrag)

    2:51 (Neerzetten van fietsen)

    2:52 (Overlast van (brom)fiets op markt of kermis)

    2:53 (Bespieden van personen)

    2:57 (Loslopende honden)

    2:58 (Verontreiniging door honden)

    2:62 (Loslopend vee)

    4:8 (Natuurlijke behoefte doen)

    5:30 (Veiligheid op het water

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2:10, vierde lid, 2:11, tweede lid.

  • 4.

    In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.

Toelichting op de wijziging

De door dit wijzigingsbesluit vervallen verklaarde artikelen zijn verwijderd uit artikel 6:1.

Artikel II  

De artikelsgewijze toelichting bij de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013 wordt gewijzigd conform bijlage 1 bij dit wijzigingsbesluit.

Artikel III  

Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 8 oktober 2024.

De griffier,

M.J.W. Tobeas

De voorzitter,

mr. H.M. Bergmann

Bijlage 1 bij het 21e wijzigingsbesluit Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Schiedam 2013

 

Toelichting op artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg

Dit artikel geeft het college de mogelijkheid greep te houden op situaties die hinder of gevaar kunnen opleveren of ontsierend kunnen zijn. Voor de toepassing kan worden gedacht aan het plaatsen van reclameborden, containers, tenten, luchtkussens en/of andere speeltoestellen.

 

Deregulering

In het kader van de deregulering en de vermindering van administratieve lasten is bekeken of de vergunningplicht in dit artikel kan vervallen. Dat is een discussie met vele kanten, en voor diverse oplossingen valt iets te zeggen. De VNG kiest ervoor om als model een breed gestelde algemene regel op te nemen in plaats van het voorheen bestaande vergunningsstelsel. De gemeenteraad maakt met het overnemen van dit model een nadrukkelijke keuze voor het bieden van meer ruimte aan burger en bedrijfsleven. De gedachte is dat voor een groot aantal voorwerpen die in de openbare ruimte worden geplaatst een vergunning overbodig is, omdat deze voorwerpen volstrekt geen overlast veroorzaken of zelfs bijdragen aan de leefbaarheid. Dit artikel is in 2011 conform bovenstaande aangepast. Een bijkomend voordeel van een algemeen verbod is dat een aantal “losse” bepalingen waarin specifieke handelingen worden verboden, kunnen vervallen.

 

Ow

Het derde lid bevat een ontheffingsplicht die in bepaalde gevallen krachtens artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de voormalige Wabo kon worden aangemerkt als een Wabo-omgevingsvergunningplicht. Na inwerkingtreding van de Ow is in die gevallen sprake van een omgevingsvergunningplicht op grond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ow (omgevingsplanactiviteit). Dit is geregeld in het overgangsrecht in artikel 22.8 van de Ow in samenhang met artikel 2.1a van het Omgevingsbesluit.

 

Het gebruik van de weg anders dan overeenkomstig de publieke functie, als bedoeld in dit artikel, kan onder de Wabo vallen, namelijk wanneer dit gebruik bestaat uit de opslag van roerende zaken. Dat zal bijvoorbeeld het geval zijn als op of aan de weg een container wordt geplaatst voor de tijdelijke opslag van puin of bouwmaterialen tijdens een verbouwing. In andere gevallen zal het niet altijd op het eerste gezicht duidelijk zijn of het gaat om opslag van roerende zaken als bedoeld in de Wabo. Het onderscheidend criterium is dat het plaatsen van zaken op de weg bij opslag een tijdelijk karakter heeft: het is de bedoeling dat de opgeslagen zaken ooit ergens anders een al dan niet definitieve bestemming krijgen en aldaar een functie gaan vervullen. Als dat aan de orde is valt die activiteit onder artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wabo.

 

Daarnaast is in het derde lid geregeld dat het bevoegde bestuursorgaan (i.c. het college of de burgemeester) ontheffing kan verlenen voor gebruik van de weg dat niet valt onder de Wabo, namelijk wanneer het gaat om objecten die bedoeld zijn om ter plaatse blijvend te functioneren. Dat zijn bijvoorbeeld bloembakken, straatmeubilair, terrassen en dergelijke.

 

Nadere regels

Op grond van het tweede lid heeft het college van B&W op 16-12-2003 nadere regels vastgesteld ten aanzien van winkeluitstallingen en driehoeksreclameborden voor zowel winkels in de binnenstad, als voor winkels buiten de binnenstad. (Voorwaarden voor Winkeluitstallingen in de binnenstad 2003). Ook heeft het college van B&W op 10 oktober 2023 de ‘Nadere regels voor verkiezingsborden gemeente Schiedam 2023’ vastgesteld.

 

Toelichting op artikel 2:25a Vrijstelling vergunningverplichting

Artikel 2:25a vrijstelling vergunningverplichting

Sommige evenementen zijn van dusdanig kleinschalige aard, dat het overlastrisico laag is en dat geen specifieke advisering noodzakelijk is of maatwerkvoorschriften benodigd zijn, maar dat kan worden volstaan met standaardvoorschriften en -voorwaarden. Mede vanuit het oogpunt van deregulering en lastenverlichting is voor deze kleinschalige evenementen geen vergunning vereist. Op grond van dit artikel worden evenementen die aan de criteria als genoemd in lid 1 voldoen, onder voorwaarden vrijgesteld van vergunningplicht. De gemeente heeft er belang bij om tijdig op de hoogte te zijn van evenementactiviteiten (zowel in het openbaar gebied als bij uitzonderlijke inpandige activiteiten). Van vergunningplicht vrijgestelde evenementen dienen daarom uiterlijk twee weken vóór de datum waarop het evenement aanvangt, schriftelijk bij de burgemeester te worden gemeld en te voldoen aan de standaardvoorwaarden en -eisen voor evenementen zoals gesteld op grond van artikel 2:25b. Sinds 2006 is in Schiedam een meldingsplicht met betrekking tot bepaalde kleinschalige evenementen van kracht.

 

Inpandige evenementactiviteiten dienen in overeenstemming te zijn met de voorwaarden en eisen op grond van/als gesteld in een geldende gebruiksvergunning of -melding op grond van het Gebruiksbesluit (dit geldt overigens zowel voor vergunningsvrije als vergunningplichtige evenementen). Inpandige evenementactiviteiten die niet conform het toegestane gebruik zijn, zijn niet toegestaan. Om een dergelijk evenement toch doorgang te laten vinden zullen aanpassende maatregelen moeten worden genomen (bijvoorbeeld aan de activiteiten, het bezoekersaantal of het gebouw), zodat aan de brandveiligheidseisen wordt voldaan.

 

Vergunningverlening door controle van plattegronden, tekeningen en eigenschappen van gebruikte materialen, na vergunningverlening (vóór de evenementactiviteiten) door toetsing van de opgebouwde constructies door bouwinspecteurs en/of brandweer. Het gaat hierbij wel om constructies van enige omvang. Kraampjes, kleine partytenten (overkappingen bedoeld voor particulier gebruik bij feestjes, vaak aan meerdere zijden geopend), podia opgebouwd uit lage houten blokken/podiumdelen en dergelijke zijn veelal geen bouwwerk of behoeven niet als zodanig te worden beschouwd.

 

Bij evenementen die met een melding kunnen worden afgedaan is het ten gehore (laten) brengen van niet of weinig belastend muziekgeluid en ander geluid toegestaan. Te denken valt aan onversterkte, akoestische muziek of muziek uit een stereo-installatie. Indien sprake is van het gebruik van (semi-)professionele audioapparatuur, het mechanisch (elektrisch) versterken van een band of DJ, het gebruik van grote aggregaten, maar ook bij een optreden van een fanfare of boerenkapel, is een vergunning benodigd.

 

Artikel 2:25a, lid 1

Het eerste en tweede lid bevatten de criteria waaraan wordt getoetst of een evenement voor vrijstelling van vergunningplicht in aanmerking komt. Om bewonersinitiatieven te stimuleren zijn deze bij de aanpassing van 2015 verruimd. Voor een evenement is geen vergunning vereist als aan alle criteria wordt voldaan, èn dit op tijd (uiterlijk 14 dagen voor aanvang van het evenement) wordt gemeld bij de burgemeester.

  • a.

    Het aantal van 300 personen betreft het totaal van bezoekers, deelnemers en (organisatie-) medewerkers dat maximaal gelijktijdig op een evenementlocatie aanwezig is of zal zijn.

  • b.

    De meeste straat/buurtfeesten (een categorie evenementen die bij uitstek in aanmerking komt voor afhandeling via een melding) duren tot 23.00 à 24.00 uur. Met de gestelde tijd wordt aangesloten bij de praktijk (overigens onder de voorwaarde dat eventuele muziek of ander belastend geluid al eerder eindigt, zie onder c). Op zondag gelden in verband met de zondagsrust aangepaste tijden voor evenementactiviteiten die met een melding kunnen worden afgedaan, namelijk van 13.00 uur tot 24.00 uur. De mogelijke aanvangstijd van meldingsplichtige evenementen is vooral ingegeven door sportdagen van scholen in het openbaar gebied.

  • c.

    Muziekgeluid bij meldingsplichtige evenementen op een openbare plaats dient eerder te eindigen dan de overige evenementactiviteiten met het oog op vermindering van geluidsoverlast voor omwonenden.

  • d.

    De in dit artikel beoogde kleinschalige evenementen duren in het algemeen niet langer dan een dag(deel). Het 7 dagen criterium is opgenomen om bijvoorbeeld jubileumactiviteiten van een vereniging, stichting of school (feestweek) te kunnen melden. Andersoortige activiteiten die meerdere dagen duren zijn veelal op grond van andere criteria vergunningplichtig.

  • e.

    Bij een meldingsplichtig evenement kunnen slechts beperkte verkeersmaatregelen worden getroffen zoals het onttrekken van parkeerplaatsen. Bij toetsing van een melding worden de doorgaande rijroutes van de brandweer, de aanrijroutes voor ziekenhuisverkeer en de rijroutes van lijndiensten van het openbaar vervoer betrokken.

  • f.

    Bij een meldingsplichtig evenement is vaak behoefte om kleine objecten neer te zetten. Indien deze kunnen worden gezien als bouwwerken in de zin van de (Model)bouwverordening dan kan het zijn dat daarvoor een omgevingsvergunning nodig is. Kraampjes, kleine partytenten (overkappingen bedoeld voor particulier gebruik bij feestjes, vaak aan meerdere zijden geopend), podia opgebouwd uit lage houten blokken/podiumdelen en dergelijke behoeven veelal niet als bouwwerk te worden beschouwd.

  • g.

    Bij evenementen die met een melding kunnen worden afgedaan is het ten gehore (laten) brengen van niet of weinig belastend muziekgeluid en ander geluid toegestaan. Te denken valt aan onversterkte, akoestische muziek of muziek uit een stereo-installatie. Indien sprake is van het gebruik van (semi-)professionele audioapparatuur, het mechanisch (elektrisch) versterken van een band of DJ, het gebruik van grote aggregaten, maar ook bij een optreden van een fanfare of boerenkapel, is een vergunning benodigd.

Artikel 2:25 a lid 2

In dit artikel worden de uitzonderingen op de meldingsplicht opgesomd. Bepaalde soorten evenementen en evenementen op bepaalde data en locaties vallen niet onder de vrijstellingsmogelijkheden en blijven vergunningplichtig, hoofdzakelijk in verband met de risico(-inschatting) of de noodzaak tot nadere regulering. Het betreft:

  • a.

    braderieën en markten als bedoeld in artikel 2:24 lid 3 onder b. Nadere regulering is noodzakelijk, mede om ‘wildgroei’ van commerciële markten te voorkomen.

  • b.

    optochten in de binnenstad. De bebouwings- en verkeerssituatie in de binnenstad vereist nadere regulering bij optochten.

  • c.

    Koningsdag, de data van de Brandersfeesten, of andere c-evenementen en 31 december zijn uitgezonderd vanwege de drukte in de stad door genoemde festiviteiten en evenementen, waardoor bovendien veel inzet van diensten (met name politie, gemeentelijke toezichthouders) gevraagd.

  • d.

    4 mei, waarbij rekening te worden gehouden met de nationale dodenherdenking. Voor herdenkingen in het kader van de nationale dodenherdenking die voldoen aan de gestelde criteria kan volstaan worden met een melding.

  • e.

    evenementen op de locatie Grote Markt zijn uitgezonderd van de meldingsplicht, omdat op deze locatie al een grote druk door evenementen bestaat en nadere regulering hier noodzakelijk is. Onder kleinschalige activiteiten worden hier onder andere verstaan: het oplaten van ballonen, het ten gehore brengen van liedjes (niet professioneel versterkt), sprekers etc.

Artikel 2:25a lid 3 verbod aangemeld evenement

Op grond van dit lid kan de burgemeester het organiseren van een aangemeld evenement verbieden. Dit is alleen mogelijk, als de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

 

Toelichting op artikel 2:34c Proeverijen in slijtlokaliteiten

Het is voor slijters verboden in hun slijterij een proeverij te organiseren. Dat volgt uit de artikelen 3 en 14 van de Alcoholwet. Het is alleen toegestaan de klant te laten proeven indien hij daarom verzoekt en dat proeven moet bovendien gratis zijn (artikel 13, tweede lid, van de Alcoholwet).

 

Artikel 25e van de Alcoholwet maakt het mogelijk om bij verordening vrijstelling te verlenen van de in artikel 3 en 14 neergelegde verboden, zodat betaalde proeverijen in slijtlokaliteiten zijn toegestaan. Deze vrijstelling geldt voor alle slijters in de gemeente.

 

Andere winkels, zoals bijvoorbeeld supermarkten, die op basis van de Alcoholwet zwak-alcoholhoudende drank mogen verkopen, mogen geen proeverijen in hun winkel organiseren. Deze winkels zijn geen slijtlokaliteit in de zin van de Alcoholwet. De vrijstelling geldt alleen voor slijtersbedrijven. Sommige supermarkten hebben bij hun winkel een kleine slijterij (de zogenaamde borrelshop), waarvoor men over een alcoholwetvergunning beschikt. Als proeverijen zijn toegestaan dan kunnen deze ook in een borrelshop worden georganiseerd.

 

Voorwaarden

De voorwaarden waaraan een proeverij moet voldoen staan genoemd in artikel 6.1 van het Alcoholbesluit. Zo mogen maximaal 1 proeverij per dag en maximaal 3 proeverijen per week worden gegeven. Vóór aanvang van de proeverij moeten de kosten van deelname door een leidinggevende van het slijtersbedrijf zijn vastgesteld. De deelnemers aan de proeverij moeten vóór aanvang bekend zijn bij de leidinggevende. De deur van de slijterij is tijdens de proeverij gesloten voor publiek. Alleen de deelnemers hebben toegang. Tijdens de proeverij mag alleen die (alcoholhoudende en alcoholvrije) drank worden verkocht die in het kader van de proeverij aan de deelnemers is verstrekt.

 

Meldingsplicht

Om zicht te houden op wanneer en waar er een proeverij wordt georganiseerd, kan de gemeente overwegen een meldingsplicht in te voeren. Vanwege de administratieve lasten die een meldingsplicht met zich meebrengt, heeft de VNG besloten hiervoor geen bepaling op te nemen. Het is dus zaak om bij een meldingsplicht alleen die gegevens uit te vragen die strikt noodzakelijk zijn om zicht te kunnen houden op de te organiseren proeverijen. Het ligt het meest voor de hand de melding bij de burgemeester te laten doen. De burgemeester kan het betreffende slijtersbedrijf eventueel wijzen op de voorwaarden die van toepassing zijn.

 

Eerste lid

Door het verlenen van een vrijstelling aan slijtersbedrijven om tegen betaling een proeverij in hun slijtlokaliteit te organiseren wordt een uitzondering gemaakt op twee verboden in de Alcoholwet, te weten een uitzondering op het verbod om zonder horecavergunning het horecabedrijf uit te oefenen (artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet). Vrijstelling van dat verbod is nodig omdat het geven van een betaalde proeverij geldt als het uitoefenen van het horecabedrijf. Ten tweede wordt een uitzondering gemaakt op het verbod om een slijtlokaliteit in gebruik te hebben voor ook andere bedrijfsactiviteiten dan slijtersactiviteiten (artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet).

 

De vrijstelling voor het organiseren van een proeverij in een slijtlokaliteit geldt voor alle slijtersbedrijven. Het is niet mogelijk om te differentiëren, dat staat de Alcoholwet niet toe. Het geven van een proeverij kan dus niet nader afhankelijk gesteld worden van een vergunning of een ontheffing. Proeverijen mogen uitsluitend tegen betaling worden georganiseerd.

 

Tweede lid

Tijdens de proeverij mogen alleen de deelnemers aan de proeverij aanwezig zijn in de slijtlokaliteit (artikel 6.1 van het Alcoholbesluit). Een proeverij mag alleen plaatsvinden op een tijdstip dat de slijterij normaal gesproken is gesloten maar bij of krachtens de Winkeltijdenwet wel geopend zou mogen zijn (artikel 25e van de Alcoholwet).

 

Dus als een slijterij gebruikelijk sluit om 18.00 uur, dan zou tussen 18.00 en 22.00 uur een proeverij kunnen worden gegeven. Als echter een slijterij gebruikelijk pas om 22.00 uur sluit, dan is een proeverij in de avonduren dus niet toegestaan. Het is niet mogelijk een slijtlokaliteit eerder dan normaal te sluiten om vervolgens een proeverij te organiseren.

 

Het ligt voor de hand dat een proeverij in de avonduren plaatsvindt, maar een proeverij op zondag is ook denkbaar mits opening op zondag bij winkeltijdenverordening is toegestaan.

 

Toelichting op artikel 2:48a Verbod gebruik lachgas

(vervallen)

 

Art 2:48a APV (verbod gebruik lachgas) is geheel komen te vervallen. Lachgas staat nu op lijst II van de Opiumwet en het openlijk gebruik hiervan is derhalve verboden o.g.v. art. 2:74b Openlijk drugsgebruik.

 

Toelichting op artikel 2:58 Verontreiniging door honden

Het behoeft nauwelijks betoog dat overlast door honden maatschappelijk als probleem wordt ervaren. De “hondenoverlast” scoort hoog op de ladder van grote ergernissen. Daarbij gaat het om vervuiling van de stad door hondenuitwerpselen. Straatverontreiniging kan grote gevaren opleveren voor de volksgezondheid. Ook wordt via hondenuitwerpselen die op straat, in parken en plantsoenen blijven liggen, het voor honden dodelijke canine parvo virus verspreid.

 

Er kunnen zich situaties voordoen waarin de belangen van de hondenbezitter zich tegen een strikte toepassing van het opruimgebod verzetten. Het betreft hier onder andere de eigenaren van blindengeleidehonden. Voor deze categorie in het tweede lid een voorziening getroffen.

 

De strafbaarheid wordt opgeheven als de uitwerpselen direct worden verwijderd. Er zijn verschillende manieren om de overlast van hondenuitwerpselen aan te pakken. Een goed overzicht van mogelijke maatregelen en een goed overzicht van literatuur op dit terrein is te vinden in de publicatie “Gemeentelijk hondenbeleid. Een handleiding ter bestrijding van de overlast door hondenpoep in Nederland” van het Multidisciplinair onderzoeksinstituut in Utrecht.

 

Al zal de handhaving (betrapping op heterdaad) niet meevallen, het is te hopen dat er op den duur preventieve invloed van deze bepaling uit zal gaan. Overtreding van het verontreinigingsverbod door hondenuitwerpselen behoort tot de zogenaamde verontreinigingsdelicten, die vatbaar zijn voor transactie door de politie.

 

Jurisprudentie

Aanwijzing hondenuitlaatzone. Betrokkenen zijn belanghebbenden, gelet op de geringe afstand tussen de woningen en de uitlaatzone. Vz.ABRS 13 12 1996, JG 97.0050.

 

Toelichting op artikel 2:60a Storend geluid/voederen van dieren

N.a.v. de Motie van de gemeenteraad: ‘Voederverbod M13’ van 4 juli 2023 is dit artikel gewijzigd en vanuit het oogpunt van preventie een algeheel voederverbod ingesteld in het tweede lid van dit artikel. De Motie betrof de gezondheid voor dieren. Door een algeheel voederverbod zal het verkeerd voeren van dieren (met veelal menselijk voedsel) waardoor de gezondheid van dieren in gevaar komt, én er te veel dieren van een soort op een plek kunnen, voorkomen worden.

 

Het derde lid geeft het college de mogelijkheid ingeval van schaarste bij bijvoorbeeld (zeer) strenge weersomstandigheden professioneel bij te (laten) voeren.

 

Strafbaarstelling van het verbod vindt plaats in artikel 6:1 APV.

 

Toelichting op artikel 2:77a Verblijfsverbod

Algemeen

Het begrip “gebiedsontzegging” is vervangen door het begrip “verblijfsverbod”. Daar zowel op basis van de APV als de “Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast” (artikel 172a Gemeentewet) een dergelijke, maar ingrijpender, maatregel kan worden opgelegd die in praktijk aangeduid wordt met ‘gebiedsverbod’, wordt met wijziging van het begrip een beter onderscheid gecreëerd tussen beide maatregelen. Daarbij moet worden opgemerkt dat in principe altijd eerst een dergelijke maatregel op grond van de APV moet worden opgelegd. Overigens heeft de burgemeester beleidsregels opgesteld waarin de wijze waarop hij van deze bevoegdheden gebruik maakt, is beschreven.

Overtreding van een verblijfsverbod dat krachtens dit artikel is gegeven, is een overtreding van een ambtelijk bevel (artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht); dus niet een overtreding van de APV zelf. Het is een misdrijf; overtreding wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie. Kan van de overtreder geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland worden vastgesteld, dan is strafrechtelijk onder omstandigheden voorlopige hechtenis mogelijk.

 

Eerste lid

De burgemeester is het bevoegde bestuursorgaan dat het verblijfsverbod kan opleggen. Nu het in het eerste lid gaat om verblijfsverboden van korte duur, kan deze bevoegdheid worden gemandateerd aan opsporingsambtenaren. In de regel zal, alvorens over te gaan tot oplegging van een dergelijk verblijfsverbod, eerst een waarschuwing worden gegeven. In praktijk is de duur van 24 uur voor een eerste gebiedsontzegging, zoals geregeld in het eerste lid van artikel 2:77a, onvoldoende effectief gebleken. De nieuwe redactie biedt de mogelijkheid om een eerste gebiedsontzegging voor een periode van 72 uur op te leggen. De duur van deze maatregel is verlengd naar drie dagen, zodat het middel onder meer effectief kan worden ingezet in uitgaansgebieden indien sprake is van geweld in het weekend, dan wel bij strafbare of overlast gevende gedragingen bij evenementen.

 

Tweede lid

Het tweede lid ziet op de situatie dat een openbare-ordeverstoorder opnieuw een misstap begaat met betrekking tot strafbare feiten of de openbare orde in een bepaald gebied. In dit geval is het gelegitimeerd om een verblijfsverbod van meerdere weken op te leggen. Immers zal veelal eerst een waarschuwing hebben plaatsgevonden, vervolgens de oplegging van een kortdurend verblijfsverbod en pas daarna een verblijfsverbod in de zin van het tweede lid. Er is aldus een dusdanige voorgeschiedenis dat proportionaliteit en subsidiariteit niet aan een langdurig verblijfsverbod in de weg staan.

 

Derde lid

Dit lid geeft de burgemeester de bevoegdheid om, wanneer hij dat noodzakelijk acht in verband met persoonlijke omstandigheden van betrokkene, het bevel te beperken. Hierbij zal rekening gehouden worden met (de noodzaak) zich in het aangewezen gebied te bevinden in een middel van openbaar vervoer, het aldaar werkzaam en/of woonachtig zijn, een (ander) aantoonbaar redelijk belang om zich aldaar op te houden, staatkundige en religieuze vrijheid en het familieleven. Ook is ontheffing mogelijk.

 

Vierde lid

Als iemand de openbare verstoort, kan er overlap ontstaan tussen de bevoegdheid van de officier van justitie om met een gedragsaanwijzing op grond van artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a van het Wetboek van Strafvordering op te treden en de bevoegdheid van de burgemeester om op grond van deze bepaling met een gebiedsontzegging op te treden. Het vierde lid geeft voorrang aan een gedragsaanwijzing door de officier van justitie boven een gebiedsontzegging door de burgemeester

 

Toelichting op artikel 2:77b Verblijfsverbod drugsdealers

In afwijking van het regime van het artikel dat ingaat op het verblijfsverbod, kan de burgemeester op grond van het artikel Verblijfsverbod dealers een verblijfsverbod opleggen voor de duur van drie maanden aan personen (dealers) die zich schuldig maken aan de handel in drugs of daarop gelijkende waar. Hieronder vallen dus ook slaapmiddelen, kalmeringsmiddelen of stimulerende middelen. De reden voor een afwijkend regime is drieledig. Primair wordt beoogd een einde te maken aan de ernstige verstoring van de openbare orde die met het dealen zelf gepaard gaat. Daarnaast wordt beoogd “de loop uit het gebied” te halen. Door dealers voor langere tijd uit overlastgebieden te weren worden deze gebieden minder aantrekkelijk voor gebruikers, zodat ook de daaraan gerelateerde overlast afneemt. Tot slot is van belang dat de huidige systematiek van verblijfsverboden voor dealers vaak niet effectief is, omdat strafrechtelijk optreden de bestuurlijke maatregel doorkruist. Hierdoor wordt aan dealers veelal geen 24uurs verblijfsverbod opgelegd en wordt er derhalve geen dossier opgebouwd. De burgemeester kan alleen van de bevoegdheid van het artikel Verblijfsverbod dealers gebruik maken ten aanzien van personen die tevens antecedenten hebben op het gebied van handel in drugs of daarop gelijkende waar. Het kan daarbij gaan om veroordelingen, maar ook om politiemutaties. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat deze maatregel niet kan worden ingezet bij zogenaamde first-offenders. Het verblijfsverbod kan worden opgelegd indien wordt geconstateerd dat iemand zich schuldig maakt aan handel in drugs of daarop gelijkende waar, dan wel indien aannemelijk is dat iemand zich op straat ophoudt met het doel de hiervoor genoemde gedraging te plegen. Dit kan blijken uit ervaringsfeiten en concrete omstandigheden, het enkele vermoeden dat iemand drugs of daarop gelijkende waar verkoopt of te koop aanbiedt is derhalve niet voldoende. Het tweede lid van het artikel Verblijfsverbod voorziet in een recidivebepaling. Degene die binnen een jaar na een gegeven drie maanden-bevel opnieuw de in het eerste lid genoemde overtreding begaat, krijgt een verblijfsverbod van zes maanden voor het desbetreffende overlastgebied

 

Toelichting op artikel 2:77c Mosquito

Een mosquito is een apparaat dat een hinderlijke hoge pieptoon veroorzaakt die alleen voor jongeren tot een leeftijd van ongeveer 25 jaar hoorbaar is. Regionaal is collectief afgesproken om het gebruik van een mosquito in de APV vast te stellen om het zo eenduidig te kunnen regelen. In de regio wordt dit artikel al gebruikt. De burgemeester kan besluiten een mosquito op te hangen op openbare plaatsen als dit noodzakelijk is voor de handhaving van de openbare orde. Hierbij moet worden vastgesteld dat er een evenwichtige verhouding bestaat tussen het doel en het middel (proportionaliteit) en dat het doel, de handhaving van de openbare orde, niet op een minder ingrijpende wijze kan worden bereikt (subsidiariteit). Het gebruik van de mosquito moet daarnaast kenbaar zijn voor het publiek. Met borden kan worden bekendgemaakt dat ergens een mosquito is aangebracht. Zo worden toevallige passanten op de hoogte gebracht en mogelijk wordt een preventief effect bereikt. Onder het begrip “openbare plaats” wordt bij dit artikel verstaan alle plaatsen waar men komt en gaat. Vereist is dat de plaats voor het publiek toegankelijk is.

 

Dat wil zeggen dat iedereen er vrij is te komen, te vertoeven en te gaan en dat er geen beletselen zijn in de vorm van een toegangsbewijs of een meldingsplicht. Gelet op de schending van het recht op onaantastbaarheid van het lichaam vormt de locatie een aparte afwegingsgrond.

 

Een mosquito wordt niet geplaatst in de buurt van voorzieningen die voor eenieder toegankelijk moeten zijn. Hierbij moet gedacht worden aan een bushokje of een perron van de metro. Jongeren moeten bijvoorbeeld kunnen wachten op het openbaar vervoer. Een mosquito kan wel worden opgehangen in de buurt van een supermarkt, een (metro)station, in een winkelcentrum, omdat jongeren hierbij niet worden beperkt in het gebruik van deze voorzieningen. Een mosquito wordt bijvoorbeeld ook niet aangebracht op plaatsen waar hinder kan ontstaan voor mensen die daar langere tijd noodgedwongen verblijven, zoals bij woningen, kantoren, scholen, of wachtruimten. Ook moet rekening worden gehouden met de Wet openbare manifestaties (WOM): een mosquito mag geen hinder opleveren voor openbare bijeenkomsten als bedoeld in de WOM.

 

Ook de Zondagswet is van belang: een mosquito mag geen hinder opleveren voor een godsdienstoefening. Het voornemen tot het besluit over te gaan tot plaatsing van een mosquito bepreekt de burgemeester in het lokale driehoeksoverleg met de officier van justitie en de politie. Het besluit van de burgemeester tot plaatsing van de mosquito op een openbare plaats is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waartegen bezwaar en beroep openstaat.

 

Dit artikel zal alleen gebruikt worden bij excessen. Het gaat er om dat er met dit ‘kapstokartikel’ opgetreden kan worden bij zeer uitzonderlijke situaties en er geen andere oplossingen mogelijk zijn.

 

Toelichting op artikel 4:5 Onversterkte muziek

(vervallen)

 

In artikel 22.70 onder i van het Omgevingsplan gemeente Schiedam is opgenomen dat onversterkte muziek buiten beschouwing wordt gelaten voor de grenswaarden die zijn opgenomen in artikel 22.63 van het Omgevingsplan gemeente Schiedam. Hierdoor is dit artikel niet meer relevant en derhalve het voorstel om deze te laten vervallen.

 

Toelichting op artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

Dit is geregeld in o.a. het Bouwbesluit, Omgevingsplan gemeente Schiedam, Waterwet en Havenverordening Schiedam 2020.

 

Toelichting op artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

Dit artikel is opgenomen in de Havenverordening Schiedam 2020

 

Toelichting op artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

Dit artikel is opgenomen in de Havenverordening Schiedam 2020

 

Toelichting op artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Dit artikel is opgenomen in de Havenverordening Schiedam 2020

 

Toelichting op artikel 5:29a Zwemmen

Het zwemverbod kan door het college worden geactiveerd als het college dat nodig acht.

 

Op 13-10-2009 heeft het college het gebied rondom de Buitensluis aangewezen als gebied waar, op grond van dit artikel, een zwemverbod geldt.

 

 

Naar boven