Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Delft 2024

De Raad van de gemeente Delft;

  • -

    Gelezen het voorstel van het college van 10 september 2024;

     

  • -

    rekening houdend met artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

De raad:

  • 1.

    besluit de Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Delft 2024, zoals onderstaand vast te stellen;

  • 2.

    maakt de verordening op de gebruikelijke wijze bekend in het elektronisch gemeenteblad.

Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Delft 2024

 

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    arbeidsinschakeling: het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 34 van de IOAW of artikel 34 van de IOAZ;

  • b.

    belanghebbende: de persoon die rechtstreeks in zijn belang is getroffen door de maatregelverordening;

  • c.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Delft;

  • d.

    grondslag: de grondslag (de hoogte van de uitkering) bedoeld in artikel 5 van de IOAW of artikel 5 van de IOAZ;

  • e.

    de IOAW: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW);

  • f.

    de IOAZ: de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ):

  • g.

    maatregel: het verlagen van de uitkering op grond van artikel 20, tweede lid van de IOAW of artikel 20, eerste lid van de IOAZ en artikel 38, twaalfde lid van de IOAW of IOAZ dan wel het weigeren van de uitkering zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid IOAW of artikel 20, tweede lid IOAZ;

  • h.

    sociale activering: het verrichten van onbeloonde maatschappelijk zinvolle activiteiten gericht op arbeidsinschakeling of, als arbeidsinschakeling nog niet mogelijk is, op zelfstandige maatschappelijke participatie;

  • i.

    tegenprestatie: in opdracht van het college verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige activiteiten zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAW en artikel 37, eerste lid, onderdeel f van de IOAZ. De tegenprestatie is niet gericht op deelname op de arbeidsmarkt (arbeidsinschakeling);

  • j.

    uitkering: de uitkering op grond van de IOAW of IOAZ;

Artikel 2: Het opleggen van een maatregel

  • 1.

    Het college legt een maatregel op indien de belanghebbende een verplichting schendt zoals bedoeld in de artikelen 13, tweede en vierde lid, 20, 37 en 38, twaalfde lid van de IOAW en de IOAZ.

  • 2.

    Het college stemt de maatregel af op de ernst van de gedraging, de mate waarin dit de belanghebbende kan worden verweten en de omstandigheden waarin de belanghebbende verkeert.

  • 3.

    Indien de belanghebbende zich al eerder schuldig heeft gemaakt aan maatregelwaardige gedragingen wordt bij de bepaling van de zwaarte van de maatregel hiermee rekening gehouden.

  • 4.

    Het college legt ook een maatregel op indien de belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegen het college of met de uitvoering van de IOAW of IOAZ belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.

Artikel 3: Maatregel opleggen en berekenen

  • 1.

    De maatregel in de vorm van een verlaging wordt opgelegd voor een bepaalde tijd als percentage van de maandelijks verstrekte uitkering.

  • 2.

    De maatregel gaat in ná het moment waarop deze is opgelegd. Dat geldt ook indien de maatregel overeenkomstig deze verordening met terugwerkende kracht wordt opgelegd.

  • 3.

    De maatregel in de vorm van een verlaging bestaat uit een korting op de IOAW- of IOAZ-uitkering. De basis is de grondslag die geldt in de periode waarover de maatregel wordt opgelegd.

Artikel 4: Besluit tot opgelegde maatregel

Als het college een maatregel oplegt, ontvangt de belanghebbende een besluit. Daarin staat, voor zover dat van toepassing is:

  • a.

    de reden van de maatregel;

  • b.

    de duur van de maatregel;

  • c.

    de periode waarover de maatregel wordt opgelegd;

  • d.

    het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd;

  • e.

    het bedrag waarmee de uitkering wordt verlaagd, op basis van de grondslag;

  • f.

    de reden waarom het besluit afwijkt van de standaardmaatregel.

Artikel 5: De belanghebbende horen

  • 1.

    Voordat het college een maatregel oplegt, wordt de belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen.

  • 2.

    Het college hoeft de belanghebbende niet de gelegenheid te geven gehoord te worden, als:

    • a.

      de belanghebbende al eerder de kans heeft gekregen om zijn zienswijze naar voren te brengen en zich sindsdien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan;

    • b.

      de belanghebbende zich ernstig heeft misdragen zoals bedoeld in artikel 12 van deze verordening.

  • 3.

    Indien de belanghebbende in de gelegenheid is gesteld om zijn zienswijze naar voren te brengen en diegene heeft niet gereageerd binnen de door het college gestelde termijn, dan zal het college overeenkomstig deze verordening een maatregel overwegen.

Artikel 6: Maatregel toch niet opleggen

  • 1.

    Het college ziet af van het opleggen van een maatregel, als:

    • a.

      elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt;

    • b.

      de gedraging plaatsvond meer dan 12 maanden voordat deze is geconstateerd;

    • c.

      achteraf blijkt dat er geen sprake was van maatregelwaardig gedrag;

    • d.

      dringende redenen aanleiding geven hiertoe.

  • 2.

    Als het college afziet van het opleggen van een maatregel, kan de belanghebbende daarvan schriftelijk op de hoogte worden gesteld.

  • 3.

    Het college kan een maatregel matigen als sprake is van een dringende redenen hiertoe.

  • 4.

    Als het college een maatregel matigt op grond van dringende redenen, krijgt de belanghebbende daarvan een besluit.

Artikel 7: Hoe de maatregel wordt opgelegd

  • 1.

    Tenzij in deze verordening anders is bepaald, wordt de maatregel opgelegd vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgend op de dag waarop het maatregelbesluit aan de belanghebbende kenbaar is gemaakt. Tenzij anders is bepaald wordt daarbij uitgegaan van de voor die kalendermaand geldende grondslag. Als over de periode al een maatregel wordt toegepast, wordt de maatregel aansluitend aan deze periode opgelegd.

  • 2.

    In die gevallen waarin een maatregel niet volledig kan worden uitgevoerd omdat de hoogte van de uitkering onvoldoende is, kan het bedrag van de maatregel verdeeld worden over meer maanden.

  • 3.

    indien een maatregel, ondanks het bepaalde in het tweede lid, niet volledig kan worden uitgevoerd, omdat de uitkering wordt beëindigd, wordt deze alsnog uitgevoerd, als de belanghebbende binnen een periode van één jaar opnieuw een uitkering ontvangt.

Artikel 8: Samenloop van gedragingen

Indien een belanghebbende zich op hetzelfde moment schuldig maakt aan meerdere gedragingen en daardoor zijn verplichtingen niet nakomt, bepaalt het college de hoogte en duur van de maatregel op basis van de gedraging waarvoor de zwaarste maatregel geldt.

Hoofdstuk 2: Niet of onvoldoende meewerken aan het verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 9: Categorieën

Gedragingen van de belanghebbende:

  • a.

    die er toe leiden dat algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt verkregen of dat algemeen geaccepteerde arbeid niet wordt aanvaard;

  • b.

    die er toe leiden dat andere verplichtingen uit de IOAW, de IOAZ of de Re-integratieverordening Participatiewet gemeente Delft 2023 niet worden nagekomen;

worden onderscheiden in de volgende categorieën:

 

  • 1.

    Eerste categorie:

    • a.

      het zich niet tijdig als werkzoekende laten registeren bij het UWV-werkbedrijf of het niet tijdig verlengen van deze registratie;

    • b.

      het niet tonen van een identiteitsbewijs indien het college hierom vraagt en voor zover dit noodzakelijk is voor de uitvoering van de IOAW of IOAZ;

    • c.

      het zich niet houden aan de vastgestelde termijnen en procedures voor ziek- en betermeldingen, als moet worden deelgenomen aan re-integratieactiviteiten of op een bepaalde plaats en een bepaalde tijd moet worden verschenen vanwege de uitvoering van de IOAW en de IOAZ;

    • d.

      het onvoldoende meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden van arbeidsinschakeling;

    • e.

      het onvoldoende naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen;

    • f.

      het niet of niet volledig meewerken aan de totstandkoming van afspraken met het college of een door het college aangewezen re-integratiepartner, gericht op de inschakeling in de arbeid of re-integratie.

    • g.

      het niet, niet tijdig of niet volledig meewerken aan de evaluatie van de gemaakte afspraken die gericht zijn op arbeidsinschakeling;

    • h.

      het onvoldoende of niet behoorlijk meewerken aan de door het college opgedragen werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie;

    • i.

      het niet of niet tijdig gehoor geven aan een oproep van het college of een door het college aangewezen bedrijf in het kader van de uitvoering van de IOAW of IOAZ, om op een bepaalde tijd een fysieke of telefonische afspraak na te komen;

    • j.

      het onvoldoende gebruik maken van een door het college of door een college aangewezen bedrijf met aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen;

      • 1.

        sociale activering;

      • 2.

        door het college georganiseerde activiteiten gericht op om-, her- en/of bijscholing.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het geheel niet meewerken aan door het college opgedragen werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      het niet voldoen aan een door het college opgelegde verplichting om ingeschreven te staan bij een uitzendbureau;

    • b.

      het niet bereid zijn om over een afstand met een totale reisduur van drie uur per dag te reizen indien dit (naar vermogen) noodzakelijk is voor het verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid);

    • c.

      niet de bereidheid hebben om te verhuizen naar een andere gemeente, indien naar het oordeel van het college er geen andere mogelijkheden zijn voor het verkrijgen, of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid mits de belanghebbende een arbeidsovereenkomst van tenminste één jaar met een beloning die tenminste gelijk is aan de voor de belanghebbende geldende grondslag kan aangaan.

    • d.

      het niet verkrijgen en behouden van kennis en vaardigheden welke noodzakelijk zijn voor het verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • e.

      het belemmeren van het naar vermogen verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid door kleding, gebrek aan persoonlijke verzorging of gedrag.

    • f.

      het geen gebruik maken van een door het college of door een college aangewezen bedrijf met aangeboden voorzieningen, waaronder begrepen;

      • -

        sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling,

      • -

        het meewerken aan onderzoeken naar zijn of haar mogelijkheden tot arbeidsinschakeling,

      • -

        door het college georganiseerde activiteiten gericht op om-, her- en/of bijscholing.

Artikel 10: Hoogte en duur van de maatregel bij het schenden van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9.

  • 1.

    De maatregel bij gedragingen zoals bedoeld in artikel 9 van deze verordening worden vastgesteld op:

    • a.

      10% van de grondslag gedurende één maand bij gedragingen van de eerste categorie;

    • b.

      50% van de grondslag gedurende één maand bij gedragingen van de tweede categorie;

    • c.

      100% van de grondslag gedurende één maand bij gedragingen van de derde categorie.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid volstaat het college, als er sprake is van een gedraging zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder i, van deze verordening, met een schriftelijke waarschuwing, tenzij deze maatregelwaardige gedraging plaatsvindt binnen twee jaar na dagtekening van de beschikking waarmee een eerdere schriftelijke waarschuwing is gegeven.

  • 3.

    Het geven van een schriftelijke waarschuwing wordt niet gelijkgesteld met een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd.

  • 4.

    Indien de belanghebbende zich binnen een periode van 12 maanden na de bekendmaking van een maatregelbesluit opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie dan wordt de maatregel als volgt vastgesteld:

    • a.

      eerste categorie: bij eerste recidive 30% van de grondslag gedurende één maand. Bij een tweede recidive binnen 12 maanden na het laatste maatregelbesluit 50% gedurende één maand. Bij een derde of volgende recidive binnen 12 maanden na het laatste besluit is dit 100% gedurende één maand.

    • b.

      tweede categorie: bij de eerste recidive 100% van de grondslag gedurende één maand. Bij de tweede en volgende recidive 100% van de grondslag gedurende twee maanden.

    • c.

      erde categorie: bij de eerste recidive 100% van de grondslag gedurende twee maanden. Bij de tweede en volgende recidive 100% van de grondslag gedurende drie maanden.

Artikel 11: Weigeren van de uitkering

  • 1.

    Het college kan de uitkering weigeren op grond van artikel 20, eerste lid, van de IOAW of artikel 20, tweede lid, van de IOAZ voor de duur van één maand wanneer belanghebbende inkomsten uit arbeid zou hebben kunnen krijgen, maar die niet krijgt. De hoogte van de weigering is gelijk aan de hoogte van de gemiste inkomsten. De uitkering wordt geweigerd als:

    • a.

      aan de beëindiging van zijn dienstbetrekking een dringende reden ten grondslag ligt in de zin van artikel 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de belanghebbende hiervan een verwijt kan worden gemaakt;

    • b.

      de dienstbetrekking is beëindigd door of op verzoek van de belanghebbende zonder dat aan de voortzetting ervan zodanige bezwaren waren verbonden, dat deze voortzetting redelijkerwijs niet van hem zou kunnen worden gevergd;

    • c.

      de belanghebbende nalaat algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden;

    • d.

      de belanghebbende door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgt.

  • 2.

    Indien belanghebbende zich binnen een periode van 12 maanden na de bekendmaking van een weigeringsbesluit opnieuw schuldig maakt aan een gedraging als bedoeld in het eerste lid, wordt de uitkering voor de duur van twee maanden geweigerd.

Artikel 12: Zeer ernstige misdragingen

  • 1.

    Als een belanghebbende zich zeer ernstig misdraagt tegenover personen en instanties die zijn belast met de uitvoering van de IOAW of IOAZ wordt een maatregel opgelegd van 50% van de grondslag gedurende één maand.

  • 2.

    Indien de belanghebbende zich binnen 12 maanden na bekendmaking van het maatregelbesluit wegens een gedraging zoals bedoeld in het eerste lid opnieuw schuldig maakt aan een dergelijke gedraging, wordt een verlaging toegepast van 50% van de grondslag gedurende twee maanden. De hoogte van deze maatregel is ten minste gelijk aan de maatregel die eerder werd opgelegd op grond van het eerste lid.

  • 3.

    In die gevallen dat belanghebbende zich binnen een periode van 12 maanden na bekendmaking van het maatregelbesluit wegens een gedraging zoals bedoeld in het tweede lid, voor een derde of volgende keer schuldig maakt aan een dergelijke verwijtbare gedraging, wordt de duur van de laatst opgelegde maatregel verdubbeld. De hoogte van deze maatregel is ten minste gelijk aan de maatregel die eerder werd opgelegd op grond van het tweede lid.

Hoofdstuk 3: Handhavingsbeleid

Artikel 13: Handhavingsbeleid

  • 1.

    Het college biedt periodiek, maar ten minste eenmaal per vier jaar, aan de gemeenteraad een handhavingsplan aan, met daarin het te voeren beleid op het gebied van handhaving, bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de IOAW en IOAZ in combinatie met de Participatiewet en de te verwachten resultaten.

  • 2.

    Het college rapporteert hierover jaarlijks aan de gemeenteraad.

  • 3.

    Het benadelingsbedrag wordt volledig teruggevorderd of door een verlaging van de grondslag volledig geïncasseerd.

  • 4.

    Het college kan besluiten rente en kosten in rekening te brengen.

  • 5.

    Het college kan voor het handhavingsbeleid nadere regels stellen.

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

Artikel 14: Bevoegdheid college

In die gevallen waarin de verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 15 Hardheidsclausule

Door of namens het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien de toepassing hiervan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 16: Overgangsrecht

  • 1.

    Als de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden vóór de datum dat deze verordening is ingegaan, worden besluiten, waaronder de beslissing op bezwaar, genomen met toepassing van deze verordening, tenzij toepassing van de maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2015 gunstiger is voor belanghebbende.

Artikel 17: Ingangsdatum

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking in het elektronische gemeenteblad.

  • 2.

    Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2015.

Artikel 18: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelverordening IOAW en IOAZ gemeente Delft 2024.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 oktober 2024.

,voorzitter.

J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

,griffier.

J. Mimpen

Toelichting  

Algemeen

 

De Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen Zelfstandigen (IOAZ) schrijven voor dat de Raad voor bepaalde onderwerpen zelf regels moet maken.

 

Het Rijk heeft de volledige financiële verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de IOAW en IOAZ bij gemeenten neergelegd. Dat deed het Rijk met de Wet Bundeling van uitkeringen inkomensvoorzieningen (kortweg: de wet BUIG). Dit is overeenkomstig de Participatiewet.

 

Naleven van de regels

De gemeenteraad moet regels over het opleggen van maatregelen in een verordening vaststellen. Dit noemt men een ‘maatregelverordening’. Het college heeft hierbij een grote uitvoeringsverantwoordelijkheid.

 

Vrijwel gelijk

De gemeente heeft de maatregelverordening IOAW en IOAZ net zo opgesteld als de maatregelverordening voor de Participatiewet. De uitgangspunten die gelden binnen de Participatiewet gelden immers ook binnen de IOAW en IOAZ. Bovendien bestaat er dan zoveel mogelijk rechtsgelijkheid voor alle cliënten die een uitkering ontvangen van de gemeente.

 

De maatregelen in beide verordeningen zijn zo veel mogelijk gelijk gehouden. De gedragingen die in de Participatiewet concreet zijn beschreven, worden globaler beschreven in de IOAW en IOAZ. De gedragingen die zijn opgenomen in de beide maatregelverordeningen sluiten echter wel aan bij de verplichtingen in de artikelen 13, 20 en 37 van de IOAW en IOAZ.

 

De uitkeringen die voortvloeien uit de IOAW en IOAZ zijn bruto. In de wet staat de basis (de grondslag) van deze uitkeringen. De maatregel is daarom een brutobedrag. Het nettobedrag dat de gemeente inhoudt, is vrijwel hetzelfde als in de Participatiewet.

 

Informatieplicht

Een van de verplichtingen die zowel binnen de Participatiewet als in de IOAW en IOAZ geldt is de informatieplicht. De cliënt moet de gemeente op de hoogte brengen (gevraagd en ongevraagd) van alle informatie die van belang kan zijn voor de uitkering. In het geval van een overtreding van deze verplichting legt het college geen maatregel op, maar een boete. Dit is geregeld in de ‘Wet aanscherping fraude en sanctiemogelijkheden socialezekerheidswetgeving’, en niet in deze verordening. Hiermee wordt een duidelijk signaal afgegeven in de bestrijding van fraude en misbruik met socialezekerheidsuitkeringen.

 

Tegenprestatie

Het college kan van de belanghebbende een tegenprestatie eisen. Een tegenprestatie zoals bedoeld in de wet staat geheel los van de re-integratie van de belanghebbende. Het is dan ook niet gericht op (toekomstige) arbeidsinschakeling. Dit in tegenstelling tot sociale activering. Het beleid rondom de tegenprestatie is vastgelegd in een aparte Verordening tegenprestatie Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.

Niet of onvoldoende meewerken aan de geëiste tegenprestatie kan leiden tot een maatregel.

 

Uitgangspunten

De maatregelen die worden opgelegd in de Participatiewet zijn een belangrijk uitgangspunt. De verplichtingen die gelden binnen de Participatiewet gelden ook binnen de IOAW en de IOAZ. De geüniformeerde verplichtingen uit de Participatiewet zijn niet opgenomen in de IOAW en IOAZ. Toch is ervoor gekozen deze verplichtingen, met de bijbehorende maatregelen ook in deze verordening op te nemen. Ook van de belanghebbende die een uitkering ontvangt in het kader van deze wetten wordt verwacht dat hij er alles aan doet om weer aan het werk te gaan.

 

Een belangrijk verschil met de Maatregelverordening Participatiewet is dat de zogenaamde ‘geüniformeerde verplichtingen’ niet in de IOAW en IOAZ zijn opgenomen als maatregelwaardige gedragingen. Deze gedragingen zien vooral op het verkrijgen en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Omdat de IOAW en IOAZ deze gedragingen niet als zodanig noemt, zijn alleen de gedragingen opgenomen in de Maatregelverordening IOAW/IOAZ die te herleiden zijn naar gedragingen die wel zijn genoemd in de IOAW en IOAZ.

 

De maatregelen zijn bedoeld om te zorgen dat belanghebbenden zich aan de plichten houden die bij de uitkering horen.

 

Het college moet rekening houden met de persoonlijke situatie van een belanghebbende en diens gezin voordat het een maatregel oplegt. Het college houdt rekening met alle omstandigheden, mogelijkheden en financiën van een belanghebbende. Het college probeert zo veel mogelijk een belanghebbende zijn verhaal te laten doen. Het opleggen van een maatregel is dus maatwerk. Dat betekent ook dat de regels die in de maatregelverordening staan niet zonder meer vaststaan. Ze geven een richting aan. Een maatregel kan lager uitvallen, afhankelijk van de persoonlijke situatie van een belanghebbende. Als iemand bijvoorbeeld een bepaald gedrag niet verweten kan worden, kan er geen maatregel opgelegd worden.

 

Het woord ‘maatregel’

Het verlagen of weigeren van de uitkering is afhankelijk van in welke mate iemand de regels niet nakomt. Aan het recht op uitkering is de plicht verbonden om de regels te volgen.In de maatregelverordening spreekt de Raad van ‘het opleggen van een maatregel’, als een belanghebbende niet aan de verplichtingen voldoet. Met de maatregel wil de Raad dat verkeerde gedrag corrigeren.

 

Het opleggen van een maatregel is niet zomaar een bevoegdheid van het college. Soms is het college op grond van de wet verplicht een maatregel op te leggen bij het schenden van de verplichtingen.

 

Relatie met re-integratieverordening

Zonder rechten geen plichten, en andersom. De gemeenteraad heeft regels voor het recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling vastgesteld in een verordening: de Re-integratieverordening Participatiewet Gemeente Delft 2023. Die schrijft de wet voor. Ondersteuning bij arbeidsinschakeling is alle hulp die de het college kan bieden om weer aan het werk te kunnen.

 

Herhaling van maatregelwaardig gedrag

In deze verordening staan regels voor herhaaldelijk ‘maatregelwaardig gedrag’. Het kan gebeuren dat het gedrag van een belanghebbende niet verandert nadat het college een maatregel heeft opgelegd voor het gedrag. De klant herhaalt zijn gedrag. Dit heet recidive. Is er binnen 12 maanden sprake van recidive? Dan verhoogt het college de maatregel of verlengt het de duur van de maatregel.

 

Misdragingen

In deze verordening staat slechts een minimummaatregel voor klanten die zich ernstig misdragen tegenover medewerkers van de gemeente. De reden hiervoor is dat het om uiteenlopende soorten gedrag kan gaan. Daarnaast is de oorzaak van dergelijk slecht gedrag belangrijk, dat kan bijvoorbeeld frustratie zijn. Maar iemand kan ook proberen met zijn gedrag te krijgen wat hij wil, bijvoorbeeld geld, of een uitkering. De maatregel moet daarom persoonlijk worden bepaald.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1: Begripsomschrijving

Dit artikel behoeft geen toelichting

 

Artikel 2: Het opleggen van een maatregel

De gemeente kan alleen een maatregel opleggen als een belanghebbende zijn verplichtingen niet nakomt. Dat zijn de afspraken die in de wet en in de re-integratie-verordening staan waaraan een belanghebbende zich moet houden. In dit artikel staat op basis van welke artikelen in de IOAW of IOAZ de gemeente een maatregel kan opleggen.

 

Artikel 3: De maatregel opleggen en berekenen

Een belanghebbende krijgt als maatregel altijd een percentage van de uitkering (de grondslag) als korting op de uitkering. Deze korting geldt gedurende een bepaalde vastgestelde periode.

 

De gemeente legt niet zomaar een maatregel op. De belanghebbende moet daarvoor de spelregels die gelden voor het ontvangen van een uitkering overtreden. Daarbij geldt hoe erger de overtreding en hoe meer dat de belanghebbende kan worden verweten, hoe zwaarder de maatregel. De gemeente houdt daarbij wel rekening met alle feiten en omstandigheden.

 

Doorgaans legt het college een maatregel op in de toekomst, namelijk nadat het besluit is genomen om een maatregel op te leggen. Kan dat niet, bijvoorbeeld doordat een belanghebbende zijn uitkering al heeft ontvangen of geen uitkering meer ontvangt? Dan kan het college een maatregel ook met terugwerkende kracht opleggen, dus in het verleden. De maatregel wordt dan opgelegd na de gedraging, maar werkt terug.

 

Artikel 4: Het besluit tot het opleggen van een maatregel

De gemeente informeert een belanghebbende met een besluit over de maatregel. In dit artikel staat wat er in dat besluit moet staan.

 

Is de belanghebbende het niet eens met de maatregel dan kan hij bezwaar maken. Hoe hij dit kan doen staat ook in het besluit.

 

Het college moet de belanghebbende altijd informeren over een besluit. Deze eisen staan in de Algemene bestuursrecht (Awb). Het college moet het besluit ook altijd toelichten en uitleggen aan de belanghebbende.

 

Artikel 5: Het horen van de belanghebbende

De gemeente zal een belanghebbende eerst horen voordat hij of zij een maatregel krijgt. ‘Horen’ betekent dat de gemeente een belanghebbende uitnodigt zijn of haar kant van het verhaal te vertellen. Op zo’n moment kan de gemeente alle omstandigheden laten meewegen in de beslissing. Dit is te lezen in het eerste lid.

Indien de belanghebbende niet ingaat op deze uitnodiging dan zal het college een besluit nemen op basis van hetgeen bij haar bekend is.

 

In het tweede lid staat dat in welke gevallen de gemeente ervoor kan kiezen om iemand niet te horen. De uitzonderingen onder a en b staan ook in de Awb.

 

Artikel 6: Maatregel toch niet opleggen

De gemeente kan ervoor kiezen geen maatregel op te leggen als de gemeente een belanghebbende echt niets kan verwijten. Een andere reden om geen maatregel op te leggen, is als het gedrag te lang geleden heeft plaatsgevonden (dat noemt de gemeente: ‘verjaring’).

De gemeente kan de maatregel matigen wanneer er ‘dringende redenen’ zijn. Wat dat betekent, hangt van de situatie af.

 

Het college laat de belanghebbende per besluit weten dat er een gematigde maatregel wordt opgelegd als er sprake is van dringende redenen. Dat is belangrijk, als de belanghebbende het gedrag herhaalt dat aanleiding gaf tot het opleggen van de gematigde maatregel (recidive).

 

Artikel 7: Hoe de maatregel wordt opgelegd

Het college legt een maatregel zo snel mogelijk op (‘lik op stuk’). De belanghebbende krijgt dan ook zo snel mogelijk na het verwijtbare gedrag bericht van het college.

 

Is de uitkering al betaald? Dan zou de gemeente de uitkering over een deel van de maand opnieuw moeten bekijken. Dat is heel omslachtig. De gemeente lost dit anders op. Door de maatregel op te leggen met ingang van de eerste van de volgende kalendermaand.

 

De maatregel moet wel effectief zijn. Daarvoor is het nodig dat de gemeente een maatregel snel nadat het gedrag plaatsvond, oplegt.

 

In het vierde lid staat het volgende. Heeft de gemeente een maatregel opgelegd? En kan zij deze niet innen omdat een belanghebbende geen uitkering meer heeft? De gemeente kan dan besluiten de maatregel alsnog op te leggen als een belanghebbende binnen één jaar opnieuw een uitkering ontvangt. Een belanghebbende ontvangt in deze gevallen een brief waarin dit staat. De gemeente neemt het werkelijke besluit pas als een belanghebbende daadwerkelijk weer een beroep doet op een uitkering.

 

Artikel 8: Samenloop van gedragingen

Een belanghebbende kan op hetzelfde moment meerdere verplichtingen niet nakomen. Dan geldt de regeling voor samenloop.

Overtreedt een belanghebbende meerdere regels tegelijk? Dan geldt het gedrag waarvoor de zwaarste maatregel geldt.

 

Wanneer een echtpaar - dus allebei - verschillende regels overtreedt door verwijtbaar gedrag, dan geldt ook de regeling van samenloop. Ook dan geldt het gedrag waarvoor de zwaarste maatregel wordt opgelegd. Het echtpaar krijgt dus samen een maatregel en niet apart.

 

Hoofdstuk 2: Niet of onvoldoende meewerken aan het verkrijgen of aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid.

 

Artikel 9: Indeling in categorieën

Werkt een belanghebbende niet of niet genoeg mee om (weer) aan het werk gaan? Het (maatregelwaardig)gedrag dat daarbij hoort deelt de gemeente in 3 categorieën in. De ernst van het maatregelwaardig gedrag bepaalt in welke categorie een belanghebbende valt. Hoe meer het gedrag echt concreet bijdraagt aan het niet (weer) aan het werk gaan, hoe zwaarder de categorie.

 

Bij het opleggen van verplichtingen/maatregelen houdt de gemeente zoveel mogelijk rekening met de persoonlijke situatie van een belanghebbende.

 

Categorie 1

De eerste categorie omvat verschillende maatregelwaardige gedragingen, welke zich met name richten op het niet meewerken met het maken van afspraken of het niet nakomen van gemaakte afspraken. Deze afspraken hebben als doel om de belanghebbende weer aan het werk te helpen.

 

Hieronder worden de onderdelen van de eerste categorie waar nodig toegelicht:

Sub c bepaalt dat het belangrijk is dat de gemeente weet of iemand ziek is. Daarvoor heeft de gemeente regels opgesteld die aan iedereen kenbaar worden gemaakt. Een belanghebbende moet zich houden aan de regels over ziek- en betermelding. De belanghebbende moet ook meewerken aan onderzoeken naar de mogelijkheden om (weer) aan het werk te gaan. Een belanghebbende mag zich niet ten onrechte ziekmelden. Hij moet ook meewerken aan een controle van de ziekmelding.

Sub d De belanghebbende moet ook meewerken aan onderzoeken naar de mogelijkheden om (weer) aan het werk te gaan. Zoals bijvoorbeeld een medisch onderzoek naar mogelijke beperkingen.

 

Als deze verplichtingen uit de eerste categorie niet worden nagekomen, wordt er een maatregel van de eerste categorie opgelegd.

 

Dit geldt ook voor afspraken die het college maakt met een cliënt om op een bepaald moment contact op te nemen met de gemeente. Dit kan mondeling aan de balie, maar ook schriftelijk of telefonisch. Ook dit soort gevallen wordt aangemerkt als een vorm van het niet nakomen van afspraken. Het verwijtbaar niet nakomen van dit soort afspraken wordt gezien als maatregelwaardig gedrag binnen categorie 1.

 

Categorie 2

Tot de tweede categorie behoort het niet meewerken aan verplichtingen in het kader van de tegenprestatie. Dit is de enige gedraging die binnen de IOAW en IOAZ overeenkomt met de gedragingen in de tweede categorie van de Participatiewet.

 

Categorie 3

De derde categorie bevat enkele zwaardere gedragingen die ervoor zorgen dat iemand niet aan het werk kan gaan. Hierbij kan gedacht worden aan het weigeren om bepaalde verplichtingen na te komen waardoor iemand geen werk kan krijgen, zoals ingeschreven staan bij een uitzendbureau. Ook valt hieronder gedrag waardoor de stap naar werk, al dan niet bewust, wordt belemmerd.

Hierbij kan worden gedacht aan het niet behalen van bepaalde diploma’s die nodig zijn om weer aan het werk te kunnen gaan (sub d). Ook kan worden gedacht aan het weigeren van gebruikelijke werkkleding die nodig is voor het krijgen van een baan (sub e).

 

Artikel 10: De hoogte en de duur van de maatregel bij het schenden van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 9

Eerste lid

In dit lid staan de standaardmaatregelen voor de 3 categorieën die hierboven staan. De standaardmaatregelen gelden voor het niet of onvoldoende meewerken aan het (weer) aan het werk gaan.

 

Derde lid

Een schriftelijke waarschuwing wordt niet als een maatregel gezien.

 

Vierde lid

Herhaalt een belanghebbende het verwijtbare gedrag binnen een jaar? Dan wordt de maatregel verzwaard.

 

De eerste keer dat een belanghebbende verwijtbaar gedrag laat zien waarvoor hij of zij een maatregel krijgt, noemt de gemeente: de ‘eerste verwijtbare gedraging’. De duur van een jaar gaat in op het moment dat het besluit is bekendgemaakt. Dat is de datum van verzending.

 

Ook bij recidive beoordeelt de gemeente hoe ernstig de overtreding is, hoe verwijtbaar iemand is en de persoonlijke omstandigheden.

 

Artikel 11: weigeren van de uitkering

De IOAZ en IOAZ kennen een aantal gedragingen waarvoor het college geen maatregel kan opleggen. In plaats daarvan moet het college de uitkering, al dan niet gedeeltelijk, weigeren. Dit is aan de orde wanneer belanghebbende bewust zijn baan verliest of geen baan krijgt, terwijl hij daar wel zich op had.

 

De hoogte van de weigering is gelijk aan de hoogte van de inkomsten die de belanghebbende had kunnen krijgen als hij de baan wel had behouden of gekregen.

 

Artikel 12 : Zeer ernstige misdragingen

Eerste lid

De gemeente verstaat onder ‘zeer ernstige misdragingen’ diverse soorten agressief gedrag. Het gaat om verwijtbaar, opzettelijk gedrag. En ook van gedrag dat normaal gesproken als onacceptabel gezien wordt.

 

Dit betekent dat (zeer) agressief gedrag tegenover bestuurders en medewerkers van de gemeente, aanleiding is voor het opleggen van een maatregel (zie ook art. 20, tweede lid, van de IOAW en/of IOAZ).

 

Stelt de gemeente een maatregel vast wanneer een belanghebbende zich ernstig heeft misdragen? Dan moet de gemeente daarbij de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van een belanghebbende meenemen.

 

Hoofdstuk 3: Handhavingsbeleid

 

Artikel 13: Handhavingsbeleid

In artikel 35, eerste lid onder b van de IOAW en IOAZ staat dat de gemeente verplicht is om bij verordening regels vast te stellen om te voorkomen dat een belanghebbende ten onrechte bijstand ontvangt. Dit kan met een aparte verordening. De gemeente Delft kiest ervoor om deze regels op te nemen in deze verordening, omdat er ook al over maatregelen bij fraude wordt gesproken.

 

In de verordening staat ook dat bij fraude de gemeente het totale benadelingsbedrag opeist van een belanghebbende.

 

Het college kan extra kosten in rekening brengen die het maakt bij het terugvorderen van ten onrechte verstrekte bijstand. Denk hierbij aan administratiekosten.

 

Hoofdstuk 4: Slotbepalingen

 

Artikel 14: Bevoegdheid college

Wanneer een situatie niet is geregeld in de verordening, dan neemt het college op basis van dit artikel alsnog een besluit.

 

Artikel 15 Hardheidsclausule

Het is mogelijk dat het toepassen van deze verordening zeer ongewenste gevolgen heeft. Dit artikel regelt dat het college in bijzondere gevallen kan besluiten om ten gunste van de belanghebbende af te wijken van deze verordening. Wat deze bijzondere gevallen zijn, is niet te omschrijven.

 

Artikel 16: Overgangsrecht

Zodra deze verordening is ingegaan, wordt een op te leggen maatregen beoordeeld aan de hand van de nieuwe verordening. Ook als de gedraging heeft plaatsgevonden voordat deze verordening is ingegaan. Dit is alleen anders als er volgens de oude verordening een minder zware maatregel zou worden opgelegd. In dat geval wordt bij de beoordeling van een gedraging die plaatsvond voordat deze verordening in werking is getreden, een maatregel opgelegd volgens de oude verordening.

 

Artikel 17 en 18: Ingangsdatum en citeertitel

Deze artikelen hebben geen verdere toelichting nodig.

Naar boven