Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (7e wijziging) (Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2029 (7e wijziging))

 

 

Ons kenmerk: 783056

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen,

 

gelezen het advies van de Brede Adviesraad Sociaal Domein van 21 juni 2024;

 

gelet op artikel(en) 6.1 van de Verzamelverordening werk en inkomen gemeente Zutphen 2017 en 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de

 

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zutphen houdende bepalingen over de wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (7e wijziging) (Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2029 (7e wijziging))

 

 

Artikel I Wijziging beleidsregel

De Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 wordt gewijzigd als volgt:

A. Artikel 9.2 onder ‘b. Andere voorzieningen eerst’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

b. Andere voorzieningen eerst

Wanneer een andere voorziening in de kosten benut kan worden gaat die voor. Dat heet een voorliggende voorziening.

b. Andere voorzieningen eerst

Wanneer een andere voorziening in de kosten benut kan worden gaat die voor. Dat heet een voorliggende voorziening. Individuele noodhulp is geen voorliggende voorziening voor minimaregelingen en bijzondere bijstand.

 

B. Artikel 9.3 onder b. wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

b. Het aanvragen van minimaregelingen kan via de site van de gemeente (downloaden aanvraagformulieren) of via een afspraak bij de gemeente. Aanvraagformulieren voor bijzondere bijstand kunnen telefonisch worden aangevraagd bij de gemeente of via een afspraak. Via ‘Bereken uw recht’ kan de inwoner zien of hij ergens recht op heeft en kan hij een aanvraag doen (voor een deel van de regelingen). Zie: https://berekenuwrecht.nibud.nl/. De collectieve zorgverzekering kan aangevraagd worden via de site voor de gemeentelijke collectieve zorgverzekeringen: www.gezondverzekerd.nl.

b. Het aanvragen van minimaregelingen kan via de site van de gemeente (downloaden aanvraagformulieren) of via een afspraak bij de gemeente. Aanvraagformulieren voor bijzondere bijstand kunnen telefonisch worden aangevraagd bij de gemeente of via een afspraak. Via ‘Bereken uw recht’ kan de inwoner zien of hij ergens recht op heeft en kan hij een aanvraag doen (voor een deel van de regelingen). Zie: https://berekenuwrecht.nibud.nl/. De collectieve zorgverzekering kan aangevraagd worden via de site voor de gemeentelijke collectieve zorgverzekeringen: www.gezondverzekerd.nl. Het Kindpakket kan aangevraagd worden bij het Kindloket van Stichting Leergeld Zutphen: www.leergeldzutphen.nl.

 

C. Artikel 9.4.1 onder ‘Voor wie zijn de minimaregelingen bedoeld?’wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Voor wie zijn de minimaregelingen bedoeld?

De regelingen uit het armoedebeleid zijn bedoeld voor inwoners met een laag inkomen (zie ook hierna). Basisvoorwaarden voor het indienen van een aanvraag zijn:

  • a.

    de inwoner is 18 jaar of ouder,

  • b.

    is bij de gemeente ingeschreven in de Basisregistratie personen, en

  • c.

    heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel.

 

Voor de Meedoen-regeling en de inkomenstoeslag geldt nog dat deze niet zijn bedoeld voor studenten. Voor de overige voorwaarden: zie de volgende paragrafen.

Voor wie zijn de minimaregelingen bedoeld?

De regelingen uit het armoedebeleid zijn bedoeld voor inwoners met een laag inkomen (zie ook hierna). Basisvoorwaarden voor het indienen van een aanvraag zijn:

  • a.

    de inwoner is 18 jaar of ouder, met uitzondering van de studietoeslag, die vanaf 15 jaar kan worden aangevraagd en de Individuele inkomenstoeslag, die vanaf 21 jaar tot de AOW-leeftijd kan worden aangevraagd,

  • b.

    de inwoner is bij de gemeente ingeschreven in de Basisregistratie personen, en

  • c.

    de inwoner heeft de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfstitel.

 

Voor de Meedoen-regeling en de inkomenstoeslag geldt nog dat deze niet zijn bedoeld voor studenten. Voor de overige voorwaarden: zie de volgende paragrafen.

 

D. Artikel 9.4.1 onder ‘Hoe hoog mogen het inkomen en het vermogen zijn?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe hoog mogen het inkomen en het vermogen zijn?

Het inkomen moet onder een bepaalde grens blijven om recht te kunnen hebben op één van de minimaregelingen. Die inkomensgrenzen verschillen per minimaregeling en de hoogte van die inkomensgrenzen hangt ook nog af van de leef- en woonsituatie. Uitgangspunt voor de inkomensgrens is de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Deze bijstandsnorm moet worden gezien als het sociaal minimum. De inkomensgrenzen van de minimaregelingen liggen tussen de 105% en 130% van de bijstandsnorm.

De kostendelersnorm is niet van toepassing bij de minimaregelingen. Het vermogen telt niet mee bij de meeste minimaregelingen, met uitzondering van de Individuele inkomenstoeslag. Dit is bijzondere bijstand, waarvoor een vermogenstoets geldt. Voor deze vermogenstoets gelden de bepalingen over de bijzondere bijstand (Hoofdstuk 9.5.4).

Hoe hoog mogen het inkomen en het vermogen zijn?

Het inkomen moet onder een bepaalde grens blijven om recht te kunnen hebben op één van de minimaregelingen. Die inkomensgrenzen verschillen per minimaregeling en de hoogte van die inkomensgrenzen hangt ook nog af van de leef- en woonsituatie. Uitgangspunt voor de inkomensgrens is de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Deze bijstandsnorm moet worden gezien als het sociaal minimum. De inkomensgrenzen van de minimaregelingen liggen tussen de 105% en 130% van de bijstandsnorm.

Zie voor de hoogte van de bijstandsnormen hoofdstuk 3.

Voor de minimaregelingen zijn niet van toepassing:

  • a.

    de kostendelersnorm;

  • b.

    de jongerennorm, in de situatie dat de jongere tussen 18 en 21 jaar zelfstandig woont. In die situatie geldt de bijstandsnorm voor 21 jaar tot de AOW-leeftijd.

Het vermogen telt niet mee bij de meeste minimaregelingen, met uitzondering van de Individuele inkomenstoeslag. Dit is bijzondere bijstand, waarvoor de vermogensvrijlating van de Participatiewet geldt. Als er vermogen is boven deze vrijlatingsgrens, is er geen recht.

 

E. Artikel 9.4.1 onder ‘Hoe wordt het inkomen berekend?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe wordt het inkomen berekend?

Het gaat om het (maandelijkse) inkomen dat de aanvrager heeft op de datum van de aanvraag. Dat inkomen kan zijn loon, uitkering, pensioen of inkomen uit zelfstandig ondernemerschap, na aftrek van belastingen en wettelijke premies. De opgebouwde vakantietoeslag en extra inkomsten zoals een dertiende maand moeten daarbij worden opgeteld. Wanneer er sprake is van variabel inkomen wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de laatste drie maanden.

Voor het bepalen van het inkomen van een zelfstandige wordt uitgegaan van de volgende gegevens:

  • De netto-winst van de (tussentijdse) winst-verliesrekening of jaarrekening.

  • Het inkomen dat bij de belastingaangifte is opgegeven. Dit staat onder het kopje ‘inkomen ondernemingen’ en/of ‘resultaat overige werkzaamheden’.

De regels over inkomen die voor algemene bijstand gelden, gelden ook voor de minimaregelingen. Inkomsten die voor de algemene bijstand worden vrijgelaten, worden ook voor de minimaregelingen vrijgelaten. Zie verder Hoofdstuk 4 Inkomen en vermogen.

 

In afwijking van deze algemene regel wordt bij de vaststelling van het inkomen niet meegenomen: de inkomenstoeslag en de studietoeslag.

 

Als er loonbeslag op het inkomen ligt, dan wordt uitgegaan van het inkomen na aftrek van dit beslag. Bij een minnelijke of wettelijke schuldsanering geldt het vrij te laten bedrag (Vtlb) als inkomen. Dat is het bedrag dat overblijft om van te leven. Als de Vtlb hoger is dan het inkomen, bijvoorbeeld in het geval van een bijstandsuitkering, dan wordt uitgegaan van het inkomen.

Hoe wordt het inkomen berekend?

Het gaat om het (maandelijkse) inkomen dat de aanvrager heeft op de datum van de aanvraag. Dat inkomen kan zijn loon, uitkering, pensioen of inkomen uit zelfstandig ondernemerschap, na aftrek van belastingen en wettelijke premies. De opgebouwde vakantietoeslag en extra inkomsten zoals een dertiende maand moeten daarbij worden opgeteld. Wanneer er sprake is van variabel inkomen wordt uitgegaan van het gemiddelde inkomen van de laatste drie maanden.

Voor het bepalen van het inkomen van een zelfstandige wordt uitgegaan van de volgende gegevens:

  • De netto-winst van de (tussentijdse) winst-verliesrekening of jaarrekening.

  • Het inkomen dat bij de belastingaangifte is opgegeven. Dit staat onder het kopje ‘inkomen ondernemingen’ en/of ‘resultaat overige werkzaamheden’.

De regels over inkomen die voor algemene bijstand gelden, gelden ook voor de minimaregelingen. Inkomsten die voor de algemene bijstand worden vrijgelaten, worden ook voor de minimaregelingen vrijgelaten. Zie verder Hoofdstuk 4 Inkomen en vermogen.

 

In afwijking van deze algemene regel worden bij de vaststelling van het inkomen bij minimaregelingen nietmeegenomen:

  • a.

    de Individuele inkomenstoeslag;

  • b.

    de studietoeslag;

  • c.

    inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen;

  • d.

    voedselgeld dat verstrekt is in het kader van een Wlz-indicatie (ongeacht of dit in natura of in geld is).

  • e.

    de jonggehandicaptenkorting voor jongeren tot 27 jaar.

In het gemeentelijke armoedebeleid wordt uitgegaan van het inkomen waarover iemand daadwerkelijk kan beschikken, zijnde het besteedbaar inkomen. Bij het vaststellen van het besteedbaar inkomen bij minimaregelingen wordt rekening gehouden met het volgende:

  • a.

    bij loonbeslag en een wettelijke of minnelijke schuldregeling wordt gesteld dat het besteedbaar inkomen (zolang het beslag of regeling duurt) op 95% van de bijstandsnorm ligt;

  • b.

    bij een betalingsregeling wordt uitgegaan van het inkomen na aftrek van de (periodieke) aflossing. De betalingsregeling moet schriftelijk zijn vastgelegd en de aflossingsverplichting moet worden nagekomen;

  • c.

    bij verblijf in een instelling wordt de hoge bijdrage Wlz in mindering gebracht op het inkomen uit loon, uitkering, zelfstandig ondernemerschap of pensioen;

  • d.

    als er sprake is van reiskosten in verband met woon-werkverkeer (buiten de gemeente) worden deze in mindering gebracht op het inkomen uit loon, uitkering, zelfstandig ondernemerschap of pensioen;

  • e.

    als er geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor kosten van beschermingsbewind vanwege aanwezige draagkracht (zie 9.5.4) worden de kosten voor beschermingsbewind in mindering gebracht op het inkomen uit loon, uitkering, zelfstandig ondernemerschap of pensioen.

 

F. Artikel 9.4.1 onder ‘Hoe kan ik aanvragen en wanneer weet ik of ik recht heb?’ wordt gewijzigd als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe kan ik aanvragen en wanneer weet ik of ik recht heb?

Een aanvraag voor minimaregelingen kan op verschillende manieren worden ingediend:

  • 1.

    Digitaal:

    • a.

      Berekenuwrecht, op de website: https://berekenuwrecht.nibud.nl/;

    • b.

      www.gezondverzekerd.nl (collectieve zorgverzekering)

  • 2.

    Met een aanvraagformulier:

    • a.

      te downloaden op de website van de gemeente;

    • b.

      dat bij de gemeente kan worden opgehaald;

    • c.

      dat bij samenwerkingspartners in het sociaal domein verkrijgbaar is.

 

Het college beoordeelt ‘op aanvraag’ of er recht bestaat op een bijdrage uit de betreffende minimaregeling. Dat betekent, dat de klant op de aanvraagdatum aan de voorwaarden van de betreffende minimaregeling moet voldoen.

Hoe kan ik aanvragen en wanneer weet ik of ik recht heb?

Een aanvraag voor minimaregelingen kan op verschillende manieren worden ingediend:

  • 1.

    Digitaal:

    • a.

      Berekenuwrecht, op de website: https://berekenuwrecht.nibud.nl/;

    • b.

      www.gezondverzekerd.nl (collectieve zorgverzekering);

    • c.

      www.leergeldzutphen.nl (Kindpakket).

  • 2.

    Met een aanvraagformulier:

    • a.

      te downloaden op de website van de gemeente;

    • b.

      dat bij de gemeente kan worden opgehaald;

    • c.

      dat bij samenwerkingspartners in het sociaal domein verkrijgbaar is.

Het Kindpakket kan, behalve door ouders, ook door een intermediair namens ouders worden aangevraagd. Dit zijn professionals of geschoolde vrijwilligers die op een of andere manier betrokken zijn bij de opvoeding of verzorging van het kind, zoals leerkrachten, jeugdhulpverleners, sociaal werkers of buurtcoaches.

 

Het college beoordeelt ‘op aanvraag’ of er recht bestaat op een bijdrage uit de betreffende minimaregeling. Dat betekent, dat de inwoner op de aanvraagdatum aan de voorwaarden van de betreffende minimaregeling moet voldoen.

 

G. Artikel 9.4.3 onder ‘Wat is het doel?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat is het doel?

Het doel van de collectieve zorgverzekering voor minima (CZM) is dat huishoudens met een laag inkomen goed verzekerd zijn tegen een lage premie. Dat bespaart kosten en voorkomt zorgmijding. De CZM bestaat uit de basisverzekering en een aanvullende verzekering. Gekozen kan worden uit drie pakketten. Deze pakketten zijn qua samenstelling vergelijkbaar met de reguliere pakketten van de verzekeraar en kennen daarnaast extra vergoedingen. In de twee uitgebreide(re) pakketten is het verplicht eigen risico bovendien volledig verzekerd.

Wat is het doel?

Het doel van de collectieve zorgverzekering voor minima (CZM) is dat huishoudens met een laag inkomen goed verzekerd zijn tegen een lage premie. Dat bespaart kosten en voorkomt zorgmijding. De CZM bestaat uit de basisverzekering en een aanvullende verzekering. Gekozen kan worden uit een aantal pakketten. Deze pakketten zijn qua samenstelling vergelijkbaar met de reguliere pakketten van de verzekeraar en kennen daarnaast extra vergoedingen. Het is mogelijk om het verplicht eigen risico volledig mee te verzekeren.

 

 

 

H. Artikel 9.4.3 onder ‘Wat kun je krijgen?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat kun je krijgen?

Korting op de zorgpremie. De gemeente betaalt een bijdrage in de premie voor de pakketten (inclusief de verzekering van het verplicht eigen risico). Deze bijdrage is in beginsel vastgesteld voor de duur van het contract met de zorgverzekeraar die de CZM uitvoert, maar kan in overleg met de verzekeraar worden aangepast. Deze bijdrage wordt rechtstreeks overgemaakt naar de verzekeraar.

Aevitae is de verzekeraar die – vanaf 2021 – de CZM uitvoert voor de gemeente Zutphen.

Wat kun je krijgen?

Korting op de zorgpremie. De gemeente betaalt een bijdrage in de premie voor de pakketten (inclusief de verzekering van het verplicht eigen risico). Deze bijdrage is in beginsel vastgesteld voor de duur van het contract met de zorgverzekeraar die de CZM uitvoert, maar kan in overleg met de verzekeraar worden aangepast. Deze bijdrage wordt rechtstreeks overgemaakt naar de verzekeraar.

 

  • I.

    Artikel 9.4.5 onder ‘Wat kun je krijgen?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat kun je krijgen?

€ 500 voor een kind, waarvan € 175 voor uitgaven onder c. Bij dit laatste bedrag geldt desgewenst een marge van € 50 naar beneden of boven.

Dit bedrag kan in geld of in natura verstrekt worden.

Wat kun je krijgen?

€ 500 voor een kind, waarvan € 175 voor uitgaven onder c. Bij dit laatste bedrag geldt desgewenst een marge van € 50 naar beneden of boven.

Dit bedrag wordt in natura verstrekt, tenzij dit niet mogelijk is. Alsdan wordt het in geld verstrekt.

 

J. Artikel 9.4.5 onder ‘Hoe kun je het Kindpakket krijgen?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe kun je het Kindpakket krijgen?

Er kan een aanvraag worden gedaan via Bereken uw Recht Plus. Inwoners die bekend zijn bij de gemeente omdat zij een bijstandsuitkering ontvangen of een gebruik maken van minimaregelingen worden actief benaderd.

Hoe kun je het Kindpakket krijgen?

Er kan een aanvraag worden gedaan bij het Kindloket van Stichting Leergeld Zutphen.

Het Kindpakket kan, behalve door ouders, ook door een intermediair namens ouders worden aangevraagd. Dit zijn professionals of geschoolde vrijwilligers die op een of andere manier betrokken zijn bij de opvoeding of verzorging van het kind, zoals leerkrachten, jeugdhulpverleners, sociaal werkers of buurtcoaches.

 

K. Artikel 9.4.5 onder ‘Wanneer krijg je het kindpakket?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wanneer krijg je het Kindpakket?

Tussen de datum van de aanvraag en het besluit op de aanvraag liggen maximaal 8 weken, maar het college streeft er naar om binnen 4 weken een besluit te nemen. De aanvrager kan in bezwaar gaan tegen het besluit op zijn aanvraag.

Wanneer krijg je het Kindpakket?

Tussen de datum van de aanvraag en het besluit op de aanvraag liggen maximaal 8 weken, maar het college streeft er naar om binnen 4 weken een besluit te nemen. De aanvrager kan bezwaar maken tegen het besluit op zijn aanvraag.

 

L. Artikel 9.5.3 onder ‘Op aanvraag’ wordt gewijzigd als volgt:

 

 

Op aanvraag

Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet zijn ingediend bij de gemeente binnen zes maanden nadat de kosten zijn gemaakt. De datum waarop de kosten zijn gemaakt is vaak terug te vinden op de factuur. Er zijn wel twee voorwaarden aan verbonden:

  • a.

    Op de aanvraagdatum moet nog kunnen worden beoordeeld of de kosten noodzakelijk waren, en

  • b.

    Op het moment waarop de kosten zijn ontstaan had de klant geen financiële mogelijkheden om de kosten te betalen.

 

De kosten moeten zich voordoen. Kosten die (mogelijk) in de toekomst betaald moeten worden, doen zich nog niet voor en komen niet voor bijstand in aanmerking.

Op aanvraag

Een aanvraag voor bijzondere bijstand moet zijn ingediend binnen zes maanden nadat de kosten zijn gemaakt. De datum waarop de kosten zijn gemaakt is vaak terug te vinden op de factuur. Er zijn twee voorwaarden aan verbonden:

 

  • a.

    op de aanvraagdatum moet nog kunnen worden beoordeeld of de kosten noodzakelijk waren, en

  • b.

    op het moment waarop de kosten zijn ontstaan had de inwoner geen financiële mogelijkheden om de kosten te betalen.

 

De kosten moeten zich voordoen. Kosten die (mogelijk) in de toekomst betaald moeten worden, doen zich nog niet voor en komen niet voor bijstand in aanmerking. Als de aanvrager geen inwoner is, dan kan bijzondere bijstand worden betaald als uit de omstandigheden blijkt dat het ontvangen van bijzondere bijstand in de vorige gemeente door bijzondere omstandigheden niet mogelijk was.

 

M. Artikel 9.5.4 onder ‘Inkomensgrenzen’ wordt gewijzigd als volgt:

 

 

Inkomensgrenzen

De bijzondere bijstand is er voor alle inwoners met een laag inkomen, dus niet alleen voor inwoners met een bijstandsuitkering. Over welk ‘laag inkomen’ spreken we dan? Er zijn twee inkomensgrenzen:

  • 1.

    100% van de bijstandsnorm. Deze grens geldt voor woonkostentoeslag en voor duurzame gebruiksgoederen, zoals een wasmachine en een koelkast.

  • 2.

    110% van de bijstandsnorm. Deze grens geldt voor andere kosten, zoals reiskosten, rechtsbijstand en bewindvoering.

Zie voor de hoogte van de bijstandsnormen hoofdstuk 3.

De kostendelersnorm wordt alleen toegepast, als het gaat om kosten waarvoor de norm 100% van de bijstandsnorm is.

Ligt het inkomen op of onder deze grenzen, dan hoeft de klant uit zijn inkomen niets bij te dragen aan de kosten. Ligt het inkomen erboven, dan moet de klant wel aan de kosten bijdragen. We noemen het deel van het inkomen, dat de klant kan inzetten voor de kosten: de draagkracht in het inkomen.

 

Die draagkracht wordt als volgt bepaald:

Inkomensgrenzen

De bijzondere bijstand is er voor alle inwoners met een laag inkomen, dus niet alleen voor inwoners met een bijstandsuitkering. Over welk ‘laag inkomen’ spreken we dan? Er zijn twee inkomensgrenzen:

  • 1.

    100% van de bijstandsnorm. Deze grens geldt voor woonkostentoeslag en voor duurzame gebruiksgoederen, zoals een wasmachine en een koelkast.

  • 2.

    110% van de bijstandsnorm. Deze grens geldt voor andere kosten, zoals reiskosten, rechtsbijstand en bewindvoering.

Zie voor de hoogte van de bijstandsnormen hoofdstuk 3.

Voor de bijzondere bijstand wordt geen rekening gehouden met het toepassen van:

  • a.

    de kostendelersnorm;

  • b.

    de jongerennorm (18-21 jaar) in de situatie dat de jongere zelfstandig woont en de kosten niet verhaald kunnen worden op de – onderhoudsplichtige – ouders. In die situatie geldt de bijstandsnorm voor 21 jaar tot de AOW-leeftijd.

Ligt het inkomen op of onder deze grenzen, dan hoeft de klant uit zijn inkomen niets bij te dragen aan de kosten. Ligt het inkomen erboven, dan moet de klant wel aan de kosten bijdragen. We noemen het deel van het inkomen, dat de klant kan inzetten voor de kosten: de draagkracht in het inkomen.

 

Voor het vaststellen van het inkomen bij bijzondere bijstand gelden dezelfde regels als vermeld in artikel 9.4.1.

 

N. Artikel 9.5.4 onder ‘Hoe wordt de draagkracht in het inkomen vastgesteld?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Hoe wordt de draagkracht in het inkomen vastgesteld?

[…]

 

De draagkracht wordt berekend over de middelen die iemand echt tot zijn beschikking heeft. Bij een wettelijke of minnelijke schuldregeling of loonbeslag ligt het inkomen meestal op 90% van de bijstandsnorm. Dan neemt de gemeente aan dat er geen draagkracht in het inkomen is.

[…]

Hoe wordt de draagkracht in het inkomen vastgesteld?

[…]

 

De draagkracht wordt berekend over de middelen die iemand echt tot zijn beschikking heeft.

 

Voor het vaststellen van het inkomen bij bijzondere bijstand gelden dezelfde regels als vermeld in artikel 9.4.1.

 

[…]

 

O. Artikel 9.5.4 onder ‘Wat valt er onder het inkomen?’ wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Wat valt er onder het inkomen?

Wat wél tot het inkomen wordt gerekend en wat niét, staat in de Participatiewet. Het inkomen wordt op dezelfde manier vastgesteld als voor algemene bijstand. Zie ook hoofdstuk 4 van de Beleidsvoorschriften (‘Inkomen en vermogen’). Voor wat betreft de bijzondere bijstand zijn hier twee uitzonderingen op. Ten eerste worden de inkomenstoeslag en de studietoeslag niet meegenomen bij het vaststellen van het inkomen. Datzelfde geldt voor inkomsten uit arbeid van ten laste komende kinderen. Die worden in principe vrijgelaten, maar tellen wel mee, als de aanvraag betrekking heeft op de kosten van het kind.

In het armoedebeleid van de gemeente wordt uitgegaan van het inkomen waarover iemand daadwerkelijk kan beschikken. Als er loonbeslag op het inkomen ligt, dan geldt de beslagvrije voet als inkomen. Bij een minnelijke of wettelijke schuldsanering geldt het vrij te laten bedrag (Vtlb) als inkomen. Dat is het maandelijks inkomen dat overblijft om van te leven. Als de Vtlb hoger is dan het inkomen, bijvoorbeeld in het geval van een bijstandsuitkering, dan wordt uitgegaan van het inkomen. Voor kosten die meegenomen kunnen worden in de berekening van de beslagvrije voet of het Vtlb, kan geen bijzondere bestand worden verstrekt. Dat geldt in ieder geval voor kosten van beschermingsbewind, curatele en mentorschap.

Wat valt er onder het inkomen?

[Vervallen]

 

P. Artikel 9.5.8 onder ‘Kan het zijn dat de bijstand moet worden terugbetaald?’ wordt gewijzigd als volgt:

 

Oude tekst

Nieuwe tekst

De bijzondere bijstand moet worden terugbetaald, als de klant belangrijke informatie heeft verzwegen en de gemeente de bijstand niet zou hebben verleend, als die informatie op tijd bekend was geweest. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij verzwegen vermogen.

De bijzondere bijstand moet worden terugbetaald, als de aanvrager belangrijke informatie heeft verzwegen en het college de bijstand niet zou hebben verleend, als die informatie op tijd bekend was geweest. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij verzwegen vermogen.

Op het terugbetalen is hoofdstuk 8, paragraaf 8.1 van toepassing.

Bijzondere bijstand die verstrekt is als een lening moet ook worden terugbetaald. Wanneer het om leenbijstand gaat voor duurzame gebruiksgoederen geldt een maximale aflossingstermijn van 36 maanden (uitgaande van de maximale aflossingscapaciteit zoals beschreven in paragraaf 8.1.6.5). Na deze termijn wordt de restantschuld kwijtgescholden.

 

Q. Artikel 9.6 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

In dit onderdeel wordt een aantal kostensoorten besproken, die noodzakelijk zijn of door de gemeente als noodzakelijk worden beschouwd (dat heet begunstigend beleid). Om voor bijzondere bijstand voor deze kostensoorten in aanmerking te komen, moet uiteraard ook voldaan worden aan de andere voorwaarden die voor bijzondere bijstand gelden. Zie par. 9.5.

Bij een aantal kostensoorten worden bedragen genoemd die een klant maximaal als bijstand kan krijgen. Soms kan het nodig zijn om hogere bedragen te verstrekken. Dat is afhankelijk van de situatie van de klant. Bijzondere bijstand is maatwerk en soms is het noodzakelijk om van de normbedragen af te wijken.

In dit onderdeel wordt een aantal kostensoorten besproken, die noodzakelijk zijn of door het college als noodzakelijk worden beschouwd (dat heet begunstigend beleid). Om voor bijzondere bijstand voor deze kostensoorten in aanmerking te komen, moet uiteraard ook voldaan worden aan de andere voorwaarden die voor bijzondere bijstand gelden. Zie paragraaf 9.5.

Bij een aantal kostensoorten worden bedragen genoemd die een aanvrager maximaal als bijstand kan krijgen. Soms kan het nodig zijn om hogere bedragen te verstrekken. Dat is afhankelijk van de situatie van de aanvrager. Bijzondere bijstand is maatwerk en soms is het noodzakelijk om van de normbedragen af te wijken.

De opsomming van kostensoorten op deze plek wil niet zeggen dat er geen bijzondere bijstand voor andere kosten mogelijk is. Voor de vermelde kosten geldt in ieder geval dat deze beschouwd kunnen worden als bijzonder noodzakelijke kosten voor de aanvrager.

 

R. Artikel 9.6.2 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Voor medische kosten kan vaak een beroep worden gedaan op de Zorgverzekeringswet en de Wet langdurige zorg. Deze gelden daarom als passende en toereikende voorliggende voorzieningen. Dat betekent dat er voor (verzekerbare) medische kosten in principe geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Om inwoners met een laag inkomen tegemoet te komen in medische kosten, is er een collectieve zorgverzekering met Aevitae afgesproken (zie paragraaf 9.4.3).

In drie situaties kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten:

  • a.

    Voor een eigen bijdrage op grond van de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg, voor zover dit niet vergoed wordt door de CZM (waarbij de vergoeding in het aanvullende Pluspakket van Aevitae het uitgangspunt is).

  • b.

    Voor de volgende kosten in de aanvullende sfeer als mensen zich aantoonbaar niet aanvullend kunnen verzekeren: hoortoestellen, brillen/contactlenzen, tandheelkundige hulp en fysiotherapie. De maximale vergoeding is in beginsel niet hoger dan de vergoeding in het aanvullende Plus-pakket van Aevitae. Voor brillen en contactlezen geldt een maximale vergoeding van € 150 voor enkelvoudige glazen en € 350 voor varifocus. Voor kinderen tot 18 jaar is vergoeding conform het aanvullende Plus-paket van Aevitae van toepassing.

  • c.

    In acute noodsituaties, voor zover de kosten niet vergoed worden door de zorgverzekeraar (dat hoeft hier dus niet de CZM te zijn).

In een aantal gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor zorgkosten die niet of onder zeer beperkende voorwaarden verzekerbaar zijn. Dit begunstigende beleid bestaat uit de volgende zorgkosten:

  • a.

    Alarmeringsapparatuur: als dit noodzakelijk is als gevolg van ouderdom, ziekte of gebrek om zelfstandig te kunnen wonen. Het gaat om de eenmalige aansluitkosten, het sleutelkastje en de maandelijkse kosten. Maximale vergoeding: € 12,50 per maand.

  • b.

    Bewassing en kledingslijtage: maximaal één keer per jaar, nadat de medische noodzaak is vastgesteld. Voor wat betreft bewassing wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld aan de hand van het door de Gemeenschappelijk Medische Dienst in het verleden vastgestelde vergoedingenoverzicht (GMD-lijst). De hoogte van de bijstand in verband met kledingslijtage wordt vastgesteld aan de hand van een medisch advies.

  • c.

    Dieetkosten: voor de kosten van een specifiek dieet, als de medische noodzaak is aangetoond. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van het ziektebeeld en op basis van de prijzengids van het NIBUD.

  • d.

    Stookkosten: voor hogere verwarmingskosten die veroorzaakt worden door een chronische ziekte of handicap. Dit wordt vastgesteld aan de hand van de GMD-lijst.

  • e.

    Maaltijdvoorziening: voor de meerkosten van een warme maaltijdvoorziening bij aantoonbare beperkingen (en ouderdom), op basis van de tabel kosten van voeding van het Nibud. Maximale vergoeding: € 2,75 per maaltijd.

  • f.

    Andere kosten: voor pedicure- en manicurekosten die ouderen maken, tot maximaal € 300 per jaar. Voor podotherapie (consult en zolen), tot maximaal € 90 per jaar. Ook voor orthopedisch schoeisel en prothese-BH, voor beide kostensoorten kan twee keer per jaar bijstand worden verleend, onder aftrek van de normale kosten, die zijn vastgelegd in de meest actuele NIBUD-prijzengids.

  • g.

    Waskosten in een instelling: als het door omstandigheden voor een cliënt in een instelling niet mogelijk is te wassen of de was te laten doen, kan tot een maximaal bedrag van € 23,61 per maand worden vergoed voor de extra kosten in verband met het wassen van kleren. Omdat het om algemene kosten van bestaan gaat wordt uitgegaan van 100% draagkracht boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

NB De eigen bijdragen Wmo komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand omdat deze eigen bijdragen niet als bijzonder noodzakelijke kosten kunnen worden gezien. Via de collectieve zorgverzekering biedt de gemeente de mogelijkheid aan om zich voor deze kosten te verzekeren.

Voor medische kosten kan vaak een beroep worden gedaan op de Zorgverzekeringswet. Deze geldt daarom als passende en toereikende voorliggende voorziening. Dat betekent dat er voor (verzekerbare) medische kosten in principe geen bijzondere bijstand kan worden verstrekt. Deze kosten zijn of gedekt vanuit de basisverzekering of vanuit de aanvullende verzekering. Het is de verantwoordelijkheid van de inwoner om een zorgverzekering te nemen die passend is bij zijn situatie, met andere woorden om zich goed (aanvullend) te verzekeren. Het college biedt inwoners met een inkomen tot 130% van de bijstandsnorm de mogelijkheid om deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering voor minima (Gemeentepolis). Ook dit is een passende en toereikende voorliggende voorziening.

In drie situaties kan (toch) bijzondere bijstand worden verstrekt voor medische kosten:

  • a.

    voor bepaalde kostensoorten als aanvulling op de zorgverzekering (begunstigend beleid), waarbij ervan wordt uitgegaan dat de inwoner aanvullend verzekerd is. De uitvoeringspraktijk laat namelijk zien dat deze vergoeding vanuit de aanvullende verzekering bij een aantal veel voorkomende kostensoorten niet altijd toereikend is: gehoorapparaten, tandzorg, fysiotherapie, volledige gebitsprothese en bijzondere brillenglazen/ contactlenzen. Het college ziet dit als goeddeels onvermijdelijke kosten en wil voorkomen dat inwoners in financiële problemen komen of zorg gaan mijden omdat zij deze kosten niet kunnen betalen. Daarom formuleert het college voor deze kosten begunstigend beleid door aanvullend op de vergoeding vanuit de aanvullende verzekering van de inwoner bijzondere bijstand te verstrekken voor de (hogere) kosten. Er wordt daarbij vanuit gegaan dat de inwoner een (bij de zorgsituatie van de inwoner) passende aanvullende verzekering heeft. Hierbij worden de vergoedingen vanuit het aanvullende pakket Plus van de Gemeentepolis als normbedrag gehanteerd. Voor de kosten die boven dit normbedrag uitkomen kan bijzondere bijstand worden verstrekt tot een maximum bedrag van € 350,- in totaal per jaar voor alle kostensoorten samen. Bij brillen en contactlenzen gelden als aanvullende voorwaarden dat de kosten voor het montuur maximaal € 100,- bedragen en dat vergoeding maximaal 1x per twee jaar mogelijk is ;

  • b.

    voor bepaalde kostensoorten als een inwoner zich niet aanvullend kan verzekeren omdat deze bijvoorbeeld een premieschuld heeft bij de zorgverzekeraar of onwetend is over de mogelijkheid om deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering voor minima (Gemeentepolis). In deze situatie kan éénmalig een aanvraag ingediend worden voor een tegemoetkoming in dezelfde kostensoorten, vermeld onder a. De vergoeding wordt op dezelfde manier vastgesteld als onder a. De inwoner wordt gewezen op de mogelijkheden om deze (onwenselijke) situatie te beëindigen. Denk daarbij aan een schuldregeling, zodat hij zich zo snel mogelijk weer aanvullend kan verzekeren, of aan de mogelijkheid zich aanvullend te verzekeren via de Gemeentepolis. Een volgend jaar kan niet nog een keer een aanvraag voor de kostensoorten, vermeld onder a., worden ingediend, tenzij sprake is van de situatie, vermeld onder c. ;

  • c.

    In acute noodsituaties, voor zover de kosten niet vergoed worden door de zorgverzekering van de inwoner.

In een aantal gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor zorgkosten die niet of onder zeer beperkende voorwaarden verzekerbaar zijn. Dit begunstigende beleid bestaat uit de volgende zorgkosten:

 

  • a.

    Alarmeringsapparatuur: als dit noodzakelijk is als gevolg van ouderdom, ziekte of gebrek om zelfstandig te kunnen wonen. Het gaat om de eenmalige aansluitkosten, het sleutelkastje en de maandelijkse kosten. Maximale vergoeding: € 20,- per maand.

  • b.

    Bewassing en kledingslijtage: maximaal één keer per jaar, nadat de medische noodzaak is vastgesteld. Voor wat betreft bewassing wordt de hoogte van de bijstand vastgesteld aan de hand van het door de Gemeenschappelijk Medische Dienst in het verleden vastgestelde vergoedingenoverzicht (GMD-lijst). De hoogte van de bijstand in verband met kledingslijtage wordt vastgesteld aan de hand van een medisch advies.

  • c.

    Dieetkosten: voor de kosten van een specifiek dieet, als de medische noodzaak is aangetoond. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald aan de hand van het ziektebeeld en op basis van de prijzengids van het NIBUD.

  • d.

    Stookkosten: voor hogere verwarmingskosten die veroorzaakt worden door een chronische ziekte of handicap. Dit wordt vastgesteld aan de hand van de GMD-lijst.

  • e.

    Maaltijdvoorziening: voor de meerkosten van een warme maaltijdvoorziening bij aantoonbare beperkingen (en ouderdom), op basis van de tabel kosten van voeding van het Nibud. Maximale vergoeding: € 3,25 per maaltijd.

  • f.

    Andere kosten: voor pedicure- en manicurekosten die ouderen maken, tot maximaal € 300 per jaar. Voor podotherapie (consult en zolen), tot maximaal € 200 per jaar. Voor een prothese-BH kan twee keer per jaar bijstand worden verleend tot een maximaal bedrag van € 80 per keer.

  • g.

    Waskosten in een instelling: als het door omstandigheden voor een cliënt in een instelling niet mogelijk is te wassen of de was te laten doen, kan tot een maximaal bedrag van € 29,82 per maand worden vergoed voor de extra kosten in verband met het wassen van kleren. Omdat het om algemene kosten van bestaan gaat wordt uitgegaan van 100% draagkracht boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.

 

S. Artikel 9.6.4 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Voor de onderstaande reiskosten kan bijstand worden verleend, als de bestemming buiten de gemeente gelegen is (en binnen Nederland).

De hoogte van de bijstand wordt in principe vastgesteld op basis van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer. Met kortingskaarten en andere kortingsregelingen wordt rekening gehouden als daarvan gebruik gemaakt kan worden. Als de klant om gezondheidsredenen geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, dan kunnen de kosten voor het gebruik van de eigen auto worden vergoed voor € 0,19 per km.

  • a.

    Medische behandeling: voor reiskosten die gemaakt worden in verband met geneeskundige behandelingen of bezoeken aan professionele hulpverleners en deze kosten niet worden vergoed uit de basisverzekering (incl. parkeergeld).

  • b.

    Bezoek aan gedetineerde: voor reiskosten die maximaal één keer in de vier weken gemaakt worden in verband met het bezoek aan een gezinslid dat zich bevindt in een gesloten penitentiaire inrichting en geen recht op verlof heeft.

  • c.

    Bezoek aan elders verpleegden/verzorgden: voor reiskosten die maximaal één keer in de twee weken worden gemaakt in verband met het bezoek aan een gezinslid dat elders wordt verpleegd of verzorgd in bijv. een ziekenhuis.

  • d.

    Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen: voor reiskosten in verband met het bezoek aan een kind. De hoogte wordt bepaald aan de hand van de bezoekregeling die is opgesteld door de instelling die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Is er geen regeling, dan worden de reiskosten in keer in de twee weken vergoed.

  • e.

    Bezoek aan familie in het kader van resocialisatie: voor reiskosten die iemand die in een instelling in de gemeente verblijft maakt. Het gaat om de reiskosten voor het bezoek aan familieleden en verwanten, die iemand maximaal één keer in de twee weken maakt in verband met de resocialisatie, voor zover geen vergoeding mogelijk is van de instelling zelf.

  • f.

    Kinderen die opleiding volgen: voor reiskosten in verband met het volgen van een opleiding of scholing door een ten laste komend kind, als de enkele reisafstand groter is dan 15 km en gebruik wordt gemaakt van de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype. Reiskosten worden berekend vanaf NS-station Zutphen.

Let op: het gaat hier om uitgangspunten. Soms is het noodzakelijk dat de klant vaker reist. Dan kan de bijstand daarop worden afgestemd.

Voor de onderstaande reiskosten kan bijstand worden verleend, als de bestemming buiten de gemeente en binnen Nederland is gelegen.

De aanvrager heeft daarbij de keuze tussen openbaar vervoer of autovervoer. Bij openbaar vervoer wordt de hoogte van de bijstand in principe vastgesteld op basis van de goedkoopste vorm van openbaar vervoer (met kortingskaarten en andere kortingsregelingen wordt rekening gehouden als daarvan gebruik gemaakt kan worden). Kosten voor autovervoer worden vergoed voor € 0,19 per km.

  • a.

    Medische behandeling: voor reiskosten die gemaakt worden in verband met geneeskundige behandelingen of bezoeken aan professionele hulpverleners en deze kosten niet worden vergoed uit de basisverzekering (inclusief parkeergeld).

  • b.

    Bezoek aan gedetineerde: voor reiskosten die maximaal één keer in de vier weken gemaakt worden in verband met het bezoek aan een gezinslid dat zich bevindt in een gesloten penitentiaire inrichting en geen recht op verlof heeft.

  • c.

    Bezoek aan verpleegden/ verzorgden binnen of buiten de gemeente: voor reiskosten die maximaal één keer per week worden gemaakt in verband met het bezoek aan een eerste graads familielid dat elders wordt verpleegd of verzorgd in bijvoorbeeld een ziekenhuis.

  • d.

    Bezoek aan uit huis geplaatste kinderen: voor reiskosten in verband met het bezoek aan een kind. De hoogte wordt bepaald aan de hand van de bezoekregeling die is opgesteld door de instelling die verantwoordelijk is voor de plaatsing. Is er geen regeling, dan worden de reiskosten één keer in de twee weken vergoed.

  • e.

    Bezoek aan familie in het kader van resocialisatie: voor reiskosten die iemand die in een instelling in de gemeente verblijft maakt. Het gaat om de reiskosten voor het bezoek aan familieleden en verwanten, die iemand maximaal één keer in de twee weken maakt in verband met de resocialisatie, voor zover geen vergoeding mogelijk is van de instelling zelf.

  • f.

    Kinderen die een opleiding volgen: voor reiskosten in verband met het volgen van een opleiding of scholing door een ten laste komend kind, als de enkele reisafstand groter is dan 15 km en gebruik wordt gemaakt van de dichtstbijzijnde school van het gewenste onderwijstype. Reiskosten worden berekend vanaf NS-station Zutphen.

Let op: het gaat hier om uitgangspunten. Soms is het noodzakelijk dat de aanvrager vaker reist. Dan kan de bijstand daarop worden afgestemd.

 

T. Artikel 9.6.5 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Kosten van een begrafenis of crematie komen voor bijstand in aanmerking, voor zover de kosten niet uit een evt. uitvaartverzekering en/of de nalatenschap kunnen worden betaald en de nabestaande niet over voldoende middelen beschikt om zijn aandeel in de kosten te kunnen voldoen. De nabestaande moet een echtgenoot, levenspartner, ouder of kind zijn. De maximale vergoeding is € 4.000,-. Kosten die in ieder geval (binnen de maximale vergoeding) kunnen worden vergoed zijn:

  • a.

    Opbaren overledene

  • b.

    Vervoer overledene naar rouwcentrum

  • c.

    Lijkwagen plus twee dragers

  • d.

    Twee volgauto’s voor naaste familie

  • e.

    Eenvoudige kist

  • f.

    Delven graf plus grafrechten voor algemeen graf of crematiekosten

  • g.

    Rouwdrukwerk (incl. portokosten) volgens standaardtarief

  • h.

    Advertentie volgens plaatselijk gebruik

  • i.

    Eenvoudige kerkelijke ceremonie

  • j.

    Gebruik rouwcentrum en aula

  • k.

    Eenvoudige koffiemaaltijd na uitvaart

  • l.

    Legeskosten en evt. schouw- en verzegelingskosten door GGD

  • m.

    Eenvoudige grafsteen of asbestemming na crematie

Kosten van een begrafenis of crematie komen voor bijstand in aanmerking, voor zover de kosten niet uit een eventuele uitvaartverzekering en/ of de nalatenschap kunnen worden betaald en de nabestaande niet over voldoende middelen beschikt om zijn aandeel in de kosten te kunnen voldoen. De nabestaande moet een echtgenoot, levenspartner, ouder of kind zijn. De maximale vergoeding is € 4.500,-. Kosten die in ieder geval (binnen de maximale vergoeding) kunnen worden vergoed zijn:

  • a.

    opbaren overledene;

  • b.

    vervoer overledene naar rouwcentrum;

  • c.

    lijkwagen plus twee dragers;

  • d.

    twee volgauto’s voor naaste familie;

  • e.

    eenvoudige kist;

  • f.

    delven graf plus grafrechten voor algemeen graf of crematiekosten;

  • g.

    rouwdrukwerk (incl. portokosten) volgens standaardtarief;

  • h.

    advertentie volgens plaatselijk gebruik;

  • i.

    eenvoudige kerkelijke ceremonie;

  • j.

    gebruik rouwcentrum en aula;

  • k.

    eenvoudige koffiemaaltijd na uitvaart;

  • l.

    legeskosten en eventuele schouw- en verzegelingskosten door GGD;

  • m.

    eenvoudige grafsteen of asbestemming na crematie.

 

U. Artikel 9.6.8 wordt gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

Aan de inrichting van een woning zijn kosten verboden. Het gaat om de aanschaf van meubilair, bedden en matrassen e.d., maar ook om stoffering, zoals verf, behang, gordijnen. Voor het volledig inrichten van de woning kan bijstand worden vertrekt, als voldaan is aan de voorwaarden genoemd in par. 9.5.4 en 9.5.3. Dat betekent onder meer, dat de kosten het gevolg moeten zijn van bijzondere omstandigheden, dat ze niet voorzienbaar waren of dat de klant voor de kosten geen geld heeft kunnen reserveren.

Voor zover het gaat om de vergoeding voor de aanschaf van meubilair, bedden, matrassen e.d. (lees: duurzame gebruiksgoederen) wordt de bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

De bijstand wordt ‘om niet’ verstrekt, als een klant geen lening kan afsluiten en er ook geen leenbijstand kan worden verstrekt in verband met bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Dat laatste is in ieder geval zo, als de klant een stabilisatie-overeenkomst in het kader van schuldhulpverlening heeft getekend, of als de klant gebruik maakt van een minnelijke of wettelijke schuldsanering.

Het bedrag dat maximaal als bijstand voor woninginrichting kan worden verstrekt, is als volgt:

  • a.

    Inrichting kamer (kamerbewoner): tot € 800,-

  • b.

    Inrichting zelfstandige woonruimte: tot € 2.000,- voor eenpersoons huishouden en tot € 2.500,- voor een tweepersoons huishouden. Per kind tot maximaal € 500,-

  • c.

    In totaliteit wordt niet meer dan € 3.500,- verstrekt

Van deze bedragen kan 40% worden aangemerkt als kosten voor stoffering. Dit gedeelte wordt om niet verstrekt.

Wanneer er sprake is van (enkel) stofferingskosten in verband met het betrekken van een woning, zoals verf, behang e.d., dan kan daarvoor bijstand worden verstrekt, onder de voorwaarden die hierboven zijn genoemd. De bijstand wordt ‘om niet’ verstrekt. De hoogte van de bijstand wordt dan vastgesteld op 75% de normbedragen die genoemd zijn in de meest actuele NIBUD-prijzengids.

Voor de kosten van verhuizing binnen de gemeente of naar een andere gemeente, kan bijzondere bijstand worden verleend voor de transportkosten van de inboedel, als de verhuizing op medische of sociale gronden noodzakelijk is en voldaan is aan de andere voorwaarden, genoemd in par. 9.5.3 en 9.5.4. Als voorliggende voorziening voor deze kosten wordt in ieder geval beschouwd een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo in verband met een medisch noodzakelijke verhuizing of een tegemoetkoming van de werkgever waarop de klant aanspraak kan maken.

Aan de inrichting van een woning zijn kosten verbonden. Het gaat daarbij om twee soorten kosten:

  • 1.

    inrichtingskosten: kosten voor de gebruikelijke inboedel, zoals de aanschaf van meubilair, bedden en matrassen en dergelijke, en

  • 2.

    stofferingskosten, zoals vloerbedekking, verf, behang, gordijnen met toebehoren.

Voor deze kosten van woninginrichting kan bijstand worden vertrekt, als voldaan is aan de voorwaarden, zoals vermeld in de artikelen 9.5.4 en 9.5.3. Dit betekent onder meer, dat de kosten het gevolg moeten zijn van bijzondere omstandigheden, dat ze niet voorzienbaar waren of dat de aanvrager voor de kosten geen geld heeft kunnen reserveren.

Voor zover het gaat om de vergoeding voor de inrichtingskosten wordt de bijstand in de vorm van een lening verstrekt. Richtlijn hierbij is de vergoeding voor duurzame gebruiksgoederen (artikel 9.6.7).

De bijstand voor inrichtingskosten wordt om niet verstrekt als er geen leenbijstand kan worden verstrekt vanwege bijzondere omstandigheden in het individuele geval.

Dat laatste is in ieder geval zo, als de aanvrager een stabilisatie-overeenkomst in het kader van schuldhulpverlening heeft getekend, of als de aanvrager gebruik maakt van een minnelijke of wettelijke schuldsanering of een saneringskrediet.

Voor zover het gaat om stofferingskosten wordt de bijstand om niet verstrekt. Richtlijn hierbij is 100% van de actuele Nibud-prijzengids (inboedelpakketten).

Voor een volledige woninginrichting, bijvoorbeeld bij de eerste huisvesting van statushouders, gelden de volgende maximale vergoedingen:

  • a.

    50% van het totale bedrag van de inboedelpakketten van de actuele Nibud-prijzengids, exclusief het bedrag voor de stoffering. Deze bijstand wordt in beginsel als lening verstrekt.

  • b.

    100% van het voor stoffering vermelde bedrag in het inboedelpakket van de actuele Nibud-prijzengids. Deze bijstand wordt om niet verstrekt.

  • c.

    als gebruik wordt gemaakt van de witgoedaanpak energiearmoede wordt de bijstand voor inrichtingskosten verlaagd met de 100% vergoeding van de actuele Nibud-prijzengids.

Voor de kosten van verhuizing binnen de gemeente of naar een andere gemeente, kan bijzondere bijstand worden verleend voor de transportkosten van de inboedel, als de verhuizing op medische of sociale gronden noodzakelijk is en voldaan is aan de andere voorwaarden, zoals vermeld in de artikelen 9.5.3 en 9.5.4. Als voorliggende voorziening voor deze kosten wordt in ieder geval beschouwd een maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo in verband met een medisch noodzakelijke verhuizing of een tegemoetkoming van de werkgever waarop de aanvrager aanspraak kan maken.

 

V. In de tabel van artikel 9.7 wordt voor het Thema Tegemoetkoming zorgkosten de kolom Artikelen gewijzigd als volgt:

Oude tekst

Nieuwe tekst

35 lid 1 Participatiewet

[Vervallen]

 

Artikel II Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

 

Artikel III Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel tot wijziging van de Beleidsvoorschriften werk, inkomen en participatie gemeente Zutphen 2019 (7e wijziging).

 

 

Aldus besloten op 14 oktober 2024.

Het college van burgemeester en wethouders,

De burgemeester, de secretaris,

Naar boven