Artikel I
In artikel 1.1 (Definities) wordt de tekst in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:
- a.
beperkingengebiedactiviteit: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- b.
bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
- c.
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;
- d.
bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;
- e.
bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;
- f.
college: het college van burgemeester en wethouders;
- g.
gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving;
- h.
handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;
- i.
motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
- j.
openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
- k.
openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;
- l.
parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
- m.
rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
- n.
voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
- o.
weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994
- p.
Regulier evenement (A): een vergunningplichtig evenement met beperkte impact op de omgeving waarbij het onwaarschijnlijk is dat dit leidt tot risico’s voor de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en/of het milieu. Als zodanig geclassificeerd met behulp van de behandelscan van Veiligheidsregio Brabant Noord
- q.
Aandachtevenement (B): een vergunningplichtig evenement met een gemiddelde impact op de omgeving waarbij het mogelijk is dat dit leidt tot risico’s voor de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en/of het milieu. Als zodanig geclassificeerd met behulp van de behandelscan van Veiligheidsregio Brabant Noord
- r.
Risico-evenement (C): een vergunningplichtig evenement met grote impact op de omgeving waarbij het waarschijnlijk is dat die gebeurtenis leidt tot risico’s voor de openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en/of het milieu. Als zodanig geclassificeerd met behulp van de behandelscan van Veiligheidsregio Brabant Noord
Artikel II
Artikel 1.2 (Beslistermijn) wordt het vierde lid gewijzigd, luidende:
- 4.
Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning.
Artikel III
Artikel 1.4 (Voorschriften en beperkingen) wordt na het tweede lid een derde lid toegevoegd, luidende:
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing op een aanvraag om een omgevingsvergunning
Artikel IV
Artikel 1.5 (Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing) wordt na het eerste lid een tweede lid toegevoegd, luidende:
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel V
Artikel 1.6 (Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing) wordt na het eerste lid een tweede lid toegevoegd, luidende:
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op een omgevingsvergunning.
Artikel VI
Artikel 2:10 (Voorwerpen op of aan de weg of openbare plaats) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het bevoegde bestuursorgaan de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan een vergunning worden geweigerd:
- a.
als het beoogde gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg;
- b.
als het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; of
- c.
in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van een in de nabijheid gelegen onroerende zaak.
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- b.
terrassen als bedoeld in artikel 2:27, tweede lid;
- c.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:17;
- d.
sandwichborden als bedoeld in artikel 2.10a;
- e.
voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard;
- f.
door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen;
- g.
beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening.
- h.
overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.
- i.
gevallen indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, de fysieke leefomgeving wijzigt, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, van het Omgevingsbesluit.
- 4.
De weigeringsgrond, bedoeld in het tweede lid, onder a, is niet van toepassing als in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
- 5.
De weigeringsgrond, bedoeld in het tweede lid, onder b, is niet van toepassing op bouwwerken.
- 6.
De weigeringsgrond, bedoeld in het tweede lid, onder c, is niet van toepassing als in de voorkoming van overlast wordt voorzien door de Wet milieubeheer.
- 7.
Op de aanvraag om een vergunning, niet zijnde een omgevingsvergunning, is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel VII
Artikel 2:11 ((Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
- 1.
Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
- 3.
Het verbod is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, de Wegenwet, het Wetboek van Strafrecht of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
- 4.
Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.
Artikel VIII
Artikel 2:12 (Maken of veranderen van een uitweg) wordt het derde lid gewijzigd, luidende:
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening.
Artikel IX
Artikel 2:21 (Voorzieningen voor verkeer en verlichting) wordt het tweede lid geheel gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door hoofdstuk 10 van de Omgevingswet.
Artikel X
Artikel 2:28 (Exploitatievergunning openbare inrichting) wordt de tekst in het tweede lid, onder a vervangen door:
- a.
de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
Artikel XI
Artikel 2:29 (Sluitingstijden) wordt de tekst in het vijfde lid vervangen door:
- 5.
Het eerste en het derde lid zijn niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Omgevingswet is voorzien.
Artikel XII
Artikel 2:39 (Speelgelegenheden) wordt het tweede lid onder b geheel gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- b.
de exploitatie van een speelgelegenheid in strijd is het omgevingsplan.
Artikel XIII
Artikel 2:40a (Verbod exploiteren bedrijf zonder benodigde vergunning) wordt het vierde lid onder g en het zevende lid onder f gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- g.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan;
- f.
indien de vestiging of de exploitatie in strijd is met een geldend omgevingsplan.
Artikel XIV
Na artikel 2:50 wordt artikel 2:50a (Messen en andere voorwerpen als steekwapen) toegevoegd en komt als volgt te luiden:
- 1.
Het is verboden op door het college aangewezen openbare plaatsen of in daaraan grenzende voor het publiek openstaande gebouwen of op bij die gebouwen behorende erven messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich te hebben.
- 2.
Het verbod geldt niet voor messen of voorwerpen die zodanig zijn ingepakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik gereed zijn.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing voor zover het wapens betreft als bedoeld in artikel 2 van de Wet wapens en munitie.
Artikel XV
Aan artikel 2:59 (Gevaarlijke honden) wordt een vijfde lid toegevoegd, luidende:
- 5.
In aanvulling op het in lid 1 bepaalde geldt dat de burgemeester de eigenaar of houder van die hond kan opdragen bij de hond een gedragstest (risico-assessment) te laten afnemen bij een door de burgemeester aangewezen deskundige om zicht te krijgen op het karakter en het gedrag van de hond. De kosten van deze gedragstest zijn voor rekening van de eigenaar.
Artikel XVI
Artikel 2:60 (Houden van hinderlijke of schadelijke dieren) wordt het tweede lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 2.
Behoudens het bepaalde in het eerste lid is het verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels;
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.
Artikel XVII
Artikel 2:71 (Definitie) wordt in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
In deze afdeling wordt onder consumentenvuurwerk verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.
Artikel XVIII
Artikel 2:80 (Sluiting voor publiek openstaand gebouw of bijbehorend erf) wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde of ter voorkoming of beperking van overlast of nadelige beïnvloeding van het woon- of leefklimaat besluiten tot de gehele of gedeeltelijke sluiting van een voor het publiek openstaand gebouw of een bij dat gebouw behorend erf.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 2:30, eerste lid, of artikel 13b van de Opiumwet voorziet.
- 3.
De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of het bij dat gebouw behorende erf.
- 4.
Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
- 5.
Het is verboden een gesloten gebouw of erf te bezoeken, als bezoeker daarin of daarop te verblijven of een bezoeker daarin of daarop te laten verblijven zonder toestemming van de burgemeester.
- 6.
De burgemeester kan een sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
Artikel XIX
Artikel 2:81 (Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat) wordt toegevoegd en komt als volgt te luiden:
- 1.
In dit artikel wordt verstaan onder:
- a.
bedrijfsmatige activiteit: activiteit in de uitoefening van een beroep of bedrijf, die niet valt onder de vergunningplicht bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet of de artikelen 2:28 of 3:3;
- b.
beheerder: natuurlijk persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding over de bedrijfsmatige activiteit;
- c.
exploitant: natuurlijk persoon of bestuurder van een rechtspersoon of tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.
- 2.
De burgemeester kan in het belang van de leefbaarheid, de openbare orde en veiligheid of ter voorkoming van een nadelige beïnvloeding daarvan bedrijfsmatige activiteiten en gebouwen of bij die gebouwen behorende erven of gebieden aanwijzen waarop het verbod uit het derde lid van toepassing is.
- 3.
Het is verboden om zonder vergunning van de burgemeester een door hem aangewezen bedrijfsmatige activiteit uit te oefenen in een door hem aangewezen gebouw, op een bij dat gebouw behorend erf of in een door hem aangewezen gebied.
- 4.
De exploitant vraagt de vergunning aan door gebruik te maken van een door de burgemeester vastgesteld formulier, waarbij in elk geval de volgende gegevens worden verstrekt:
- a.
voor welke bedrijfsmatige activiteit de vergunning wordt gevraagd;
- b.
de persoonsgegevens en een geldig identiteitsbewijs van de exploitant en beheerder;
- c.
het adres en telefoonnummer van de locatie waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;
- d.
het nummer van inschrijving in het Handelsregister;
- e.
voor zover van toepassing, de verblijfstitel van de exploitant en beheerder;
- f.
voor zover van toepassing, een bewijs waaruit blijkt dat de exploitant en beheerder gerechtigd zijn om in Nederland arbeid te verrichten;
- g.
een document waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is over het gebouw of erf te beschikken waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend;
- h.
een verklaring omtrent het gedrag van de exploitant en beheerder.
- 5.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester een vergunning als bedoeld in het derde lid weigeren:
- a.
als de leefbaarheid in het gebied door de wijze van exploitatie nadelig wordt beïnvloed of dreigt te worden beïnvloed;
- b.
als de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- c.
als redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvraag vermelde in overeenstemming zal zijn;
- d.
als niet voldaan is aan de bij of krachtens het vierde lid gestelde eisen voor de aanvraag;
- e.
als er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- f.
als het uitoefenen van de bedrijfsmatige activiteit in strijd is met het omgevingsplan of de Wet milieubeheer.
- 6.
De exploitant is verplicht elke verandering in de uitoefening van zijn bedrijfsmatige activiteit waardoor deze niet langer in overeenstemming is met de in de vergunning opgenomen gegevens zo spoedig mogelijk aan de burgemeester te melden. De burgemeester verleent een gewijzigde vergunning, als de bedrijfsmatige activiteit aan de vereisten voldoet.
- 7.
Het is verboden het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend voor bezoekers geopend te hebben zonder dat de exploitant of beheerder aanwezig is.
- 8.
De exploitant of de beheerder ziet erop toe dat in of vanuit het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend geen strafbare feiten plaatsvinden.
- 9.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester een vergunning intrekken of wijzigen als de omstandigheden sinds de vergunningverlening zijn gewijzigd, doordat:
- a.
de exploitant of beheerder in enig opzicht van slecht levensgedrag is;
- b.
de exploitant of beheerder betrokken is of ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten of strafbare feiten die verband houden met de bedrijfsmatige activiteit of toestaat of gedoogt dat strafbare feiten of activiteiten worden gepleegd waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;
- c.
er in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit strafbare feiten hebben plaatsgevonden of plaatsvinden;
- d.
er aanwijzingen zijn dat in de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet 2000 bepaalde;
- e.
de exploitant de bedrijfsmatige activiteit heeft beëindigd of gewijzigd; of
- f.
redelijkerwijs moet worden aangenomen dat de feitelijke toestand niet met het in de vergunning vermelde in overeenstemming is.
- 10.
Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning en het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het negende lid van toepassing is, kan de burgemeester[, onverminderd het bepaalde in artikel 2:80,] een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.
- 11.
De burgemeester brengt een afschrift van zijn besluit tot sluiting aan op of nabij de toegang van het voor het publiek openstaande gebouw of erf.
- 12.
Eenieder is verplicht toe te laten dat het afschrift wordt aangebracht en aangebracht blijft, zolang de sluiting van kracht is.
- 13.
Het is eenieder verboden een overeenkomstig het tiende lid gesloten gebouw of erf te betreden of daarin te verblijven.
- 14.
De burgemeester kan de sluiting opheffen als later bekend geworden feiten en omstandigheden hiertoe aanleiding geven en voldoende garanties aanwezig zijn dat geen herhaling van de feiten of gedragingen die tot sluiting hebben geleid, zal plaatsvinden.
- 15.
In afwijking van het derde lid geldt het verbod voor de exploitant die op het moment van inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit al een onder het aanwijzingsbesluit vallende bedrijfsmatige activiteit verricht, voor die bestaande activiteit op bestaande locaties eerst drie maanden na inwerkingtreding van het aanwijzingsbesluit of, als dat eerder is, met ingang van inwerkingtreding van het besluit tot weigering van een door hem aangevraagde of intrekking van een aan hem verleende vergunning.
- 16.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
Artikel XX
Artikel 3:2 (Definities) wordt de term prostituee veranderd naar sekswerker en de tekst komt als volgt te luiden:
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a.
advertentie: elke commerciële uiting in een medium, die een seksbedrijf of een sekswerker onder de aandacht van het publiek brengt;
- b.
beheerder: de natuurlijke persoon die door de exploitant is aangesteld voor de feitelijke leiding van een seksbedrijf;
- c.
bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester;
- d.
escortbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot sekswerker in de vorm van bemiddeling tussen klant en sekswerker;
- e.
exploitant: de natuurlijke persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van
toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijk persoon, voor wiens rekening en risico een seksbedrijf wordt uitgeoefend;
- f.
klant: degene die gebruik maakt van de door een exploitant van een prostitutiebedrijf of een sekswerker aangeboden seksuele diensten;
- g.
sekswerker: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handeling met een ander tegen betaling;
- h.
sekswerken: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
- i.
prostitutiebedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot sekswerken;
- j.
seksbedrijf: de activiteit, bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot sekswerken of tot het verrichten van seksuele handelingen voor een ander tegen betaling of uit het bedrijfsmatig aanbieden van vertoningen van erotisch-pornografische aard in een seksinrichting tegen betaling;
- k.
seksinrichting: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, onderdeel van een seksbedrijf;
- l.
werkruimte: als zelfstandig aan te merken onderdeel van seksinrichting waarin de seksuele handelingen met een ander tegen betaling worden verricht.
Artikel XXI
Artikel 3:7 (Weigeringsgronden) wordt in het eerste lid onder g en in het vijfde lid onder d de term prostituee veranderd naar sekswerker;
daarnaast wordt de tekst in het eerste lid onder k in zijn geheel gewijzigd, de tekst komt als volgt te luiden:
- 1.
Een vergunning wordt geweigerd als:
- g.
er aanwijzingen zijn dat voor of bij het seksbedrijf personen tewerkgesteld zijn of zullen zijn die, als het sekswerkers betreft, nog niet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt, als het overige personen betreft, nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, slachtoffer zijn van mensenhandel of verblijven of werken in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000;
- k.
de voorgenomen uitoefening van het seksbedrijf strijd zal opleveren met het omgevingsplan of een bekendgemaakte ontwerpwijziging daarvan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.
- 5.
Een vergunning kan in ieder geval worden geweigerd:
- d.
als de openbare orde, de woon- en leefomgeving of de veiligheid en de gezondheid van sekswerkers of klanten nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van de seksinrichting waarvoor de vergunning is aangevraagd;
Artikel XXII
Artikel 3:9 (Intrekkingsgronden) wordt in het eerste lid onder g in zijn geheel gewijzigd en wordt in het tweede lid onder f de term prostituee veranderd naar sekswerker; de tekst komt als volgt te luiden:
- 1.
De vergunning wordt ingetrokken als:
- g.
de uitoefening van het seksbedrijf strijd oplevert met het omgevingsplan of een aanwijzing als bedoeld in artikel 3:4.
- 2.
De vergunning kan worden geschorst of ingetrokken als:
- f.
zich binnen het seksbedrijf feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de woon- en leefomgeving of de gezondheid van sekswerkers of klanten;
Artikel XXIII
Artikel 3:14 (Leeftijd en verblijfstitel sekswerkers; verbod werken voor onvergund prostitutiebedrijf) wordt de term prostituee veranderd naar sekswerker en komt als volgt te luiden:
- 1.
Sekswerken vindt uitsluitend plaats door een sekswerker die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt.
- 2.
Het is een exploitant verboden een sekswerker voor of bij zich te laten werken die:
- a.
nog niet de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt;
- b.
in Nederland verblijft of werkt in strijd met het bepaalde bij of krachtens de Vreemdelingenwet 2000.
- 3.
Het is een sekswerker verboden:
- a.
te handelen in strijd met het eerste lid;
- b.
werkzaam te zijn voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
Artikel XXIV
Artikel 3:18 (Raamprostitutie) wordt onder a de term prostituee veranderd naar sekswerker en komt als volgt te luiden:
Het is een sekswerker verboden:
- a.
zich vanuit een gebouw of vanuit de toegang naar een gebouw aan klanten die zich op of aan de weg bevinden beschikbaar te stellen; en
Artikel XXV
Artikel 3:19 (Straatprostitutie) wordt de term prostitutie veranderd naar sekswerken en de tekst komt als volgt te luiden:
Het is verboden zich op of aan de weg of op, aan of in een andere vanaf de weg zichtbare plaats, niet zijnde een seksinrichting waarvoor een vergunning is verleend, op te houden met het kennelijke doel zich beschikbaar te stellen voor sekswerken of op of aan de weg ontuchtige handelingen te verrichten als dit kennelijk geschiedt in het kader van sekswerken.
Artikel XXVI
Artikel 3:21 (Verbodsbepalingen klanten) wordt in het eerste en tweede lid de term prostituee veranderd naar sekswerker en de tekst komt als volgt te luiden:
- 1.
Het is een klant verboden seksuele handelingen te verrichten met een sekswerker van wie hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat zij werkzaam is voor of bij een exploitant aan wie geen vergunning voor een prostitutiebedrijf is verleend.
- 2.
Het is verboden op of aan de weg of op, aan of in een andere voor publiek toegankelijke plaats gebruik te maken van de diensten van een sekswerker.
Artikel XXVII
Artikel 4:1 (Definities) wordt sub a toegevoegd en wordt sub f gewijzigd en komt als volgt te luiden:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
Activiteitenbesluit milieubeheer: Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
- f.
inrichting: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, met dien verstande dat de artikelen 4:2 tot en met 4:5 uitsluitend van toepassing zijn op inrichtingen type A of type B als bedoeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer;
Artikel XXVIII
Artikel 4:5 (Onversterkte muziek) wordt de tekst gewijzigd in het eerste lid onder c en in het vierde lid en komt als volgt te luiden:
- 1.
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek als bedoeld in artikel 2.18, eerste lid, onder f, en vijfde lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer binnen inrichtingen is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
- c.
de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en verblijfsruimten als bedoeld in artikel 1.1, onder d, van het Besluit geluidhinder, zoals die wet en dat besluit luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
- 4.
Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.
Artikel XXIX
Artikel 4:6 (Overige geluid- of lichthinder) wordt het derde lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de provinciale omgevingsverordening.
Artikel XXX
Artikel 4:13 (Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.) wordt het eerste lid en wordt het derde lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 1.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- a.
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b.
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
- c.
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
- d.
mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.
Artikel XXI
Artikel 4:15 (Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame) wordt het tweede lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 2.
Het verbod is niet van toepassing in gevallen waarin een omgevingsvergunning is verleend en het gevaar en de hinder zijn betrokken bij de afweging.
Artikel XXXII
Artikel 4:16 (Reclamevergunning) wordt het zevende lid onder a gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 7.
Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover:
- a.
er sprake is van bouwen en daarvoor een omgevingsvergunning nodig is in de zin van de Omgevingswet of in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Provinciale landschapsverordening.
Artikel XXXIII
In artikel 4:17 (Definitie) wordt de tekst in zijn geheel vervangen door de volgende tekst:
In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan een niet-grondgebonden onderkomen of voertuig, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
Artikel XXXIV
Artikel 4:18 (Nachtverblijf buiten kampeerterreinen) wordt het eerste lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 1.
Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan is bestemd of mede bestemd.
Artikel XXXV
Artikel 5:5 (Voertuigwrakken) wordt het tweede lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Wet milieubeheer of het Besluit activiteiten leefomgeving.
Artikel XXXVI
Artikel 5:6 (Kampeermiddelen en andere voertuigen) wordt het derde lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 3.
Het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening.
Artikel XXXVII
Artikel 5:18 (Standplaatsvergunning en weigeringsgronden) wordt het tweede lid en wordt het vierde gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 2.
Het college weigert de vergunning wegens strijd met het omgevingsplan.
- 4.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.
Artikel XXXVIII
Artikel 5:24 (Voorwerpen op, in of boven openbaar water) wordt het vierde lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 4.
De verboden zijn niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet.
Artikel XXXIX
Artikel 5:25 (Ligplaats vaartuigen) wordt het derde lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, de provinciale omgevingsverordening of de waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door het Besluit bouwwerken leefomgeving of het overige bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet, de Wet milieubeheer of het Binnenvaartpolitiereglement.
Artikel XL
Artikel 5:32 (Crossterreinen) wordt het derde lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 3.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, afdeling 3.9 van het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Artikel XLI
Artikel 5:33 (Beperking verkeer in natuurgebieden) wordt het vierde lid onder b gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 4.
Het verbod is voorts niet van toepassing:
- b.
binnen de bij of krachtens de provinciale omgevingsverordening aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.
Artikel XLII
Artikel 5:34 (Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken) wordt het eerste lid en het vijfde lid gewijzigd en komt als volgt te luiden:
- 1.
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
- 5.
Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben
Artikel XLIII
Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na de datum van uitgifte van het Gemeenteblad waarin het is geplaatst.