Gemeenteblad van Hoorn
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoorn | Gemeenteblad 2024, 442023 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Hoorn | Gemeenteblad 2024, 442023 | beleidsregel |
Beleidsregel Damoclesbeleid gemeente Hoorn 2024
Bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van woningen en lokalen op grond van artikel 13b Opiumwet
Het is belangrijk dat de overheid zichtbaar optreedt tegen diegenen die verantwoordelijk zijn voor de productie en/of handel in verdovende middelen. Naast strafrechtelijke sancties kunnen ook bestuursrechtelijke maatregelen worden ingezet om de drugshandel te beëindigen dan wel te voorkomen. Artikel 13b van de Opiumwet is het juridisch instrument om bestuursrechtelijk op te treden tegen drugshandel vanuit een pand en/of het (het voorbereiden van) productie van drugs.
Bij het aantreffen van een productielocatie van drugs, een handelshoeveelheid hard- of softdrugs of voorbereidingshandelingen voor de productie van drugs in een pand kan de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet verschillende maatregelen opleggen. De burgemeester kan een pand sluiten, maar hij kan ook een minder zware maatregel opleggen zoals het opleggen van een last onder dwangsom of geven van een waarschuwing. In deze beleidsregel is sluiting van het pand het uitgangspunt.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) zag in 2019 aanleiding om het toetsingskader voor sluitingen weer te geven in een overzichtsuitspraak (ABRvS 28 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2912. In een drietal uitspraken van 6 juli 2022 heeft de Afdeling de kaders voor het vaststellen van de noodzaak van een sluiting nader geconcretiseerd, zie ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1910, ECLI:NL:RVS:2022:1911, ECLI:NL:RVS:2022:1913 en ECLI:NL:RVS:2022:1916).
Daarmee is meer duidelijkheid gegeven over de manier waarop pandsluitingen worden getoetst, maar ook dat de burgemeester in zijn beoordeling rekening dient te houden met alle omstandigheden van het geval. Uit deze uitspraak volgt dat in de eerste plaats aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding de noodzaak van de sluiting moet worden beoordeeld. Als sluiting in beginsel noodzakelijk is, moet vervolgens worden beoordeeld of de sluiting evenredig is. Het sluiten van een pand kan immers verstrekkende gevolgen hebben voor met name bewoners die niet in verhouding staan tot de doelen in het beleid. Per casus dient maatwerk te worden geleverd.
Op 2 februari 2022 deed de Afdeling opnieuw een belangrijke uitspraak (ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285) waarin die evenredigheidstoets nader is geconcretiseerd. De burgemeester dient meer maatwerk te leveren en alle betrokken belangen nadrukkelijk en inzichtelijk tegen elkaar af te wegen. De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Daarmee bevestigt de hoogste bestuursrechter de tendens dat zij steeds nadrukkelijker aan het evenredigheidsbeginsel toetst en afstand neemt van het begrip ‘marginale toetsing’. Een belang met een zwaarwegend gewicht is het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit doet zich met name voor bij woningen.
Deze ontwikkelingen zijn aanleiding tot actualisatie van het Damoclesbeleid van gemeente Hoorn.
2. Convenant Aanpak Drugslocaties Noord-Holland
Sinds 1 november 2020 geldt het Convenant Aanpak Drugslocaties Noord-Holland. Doel van het convenant is het integraal bestrijden en aanpakken van drugscriminaliteit en de daarmee samenhangende problematiek. Het convenant zorgt ervoor dat de partners onderling informatie kunnen uitwisselen om dit doel te kunnen behalen. Het convenant is ondertekend door 34 gemeenten, politie Noord-Holland, het
Openbaar Ministerie Noord-Holland, woningcorporaties en woningbouwverenigingen, netwerkbeheerders, drinkwaterbedrijven, waterschappen, intergemeentelijke sociale diensten en omgevingsdiensten.
3. Juridisch kader en afbakening beleid
Bij het toepassen van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is de volgende wet- en regelgeving van belang.
Artikel 13b, eerste lid, onder a en b, van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien in woningen of lokalen of op een daarbij behorend erf, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijsten I (harddrugs) of II (softdrugs) wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Sinds 1 januari 2023 is ook lachgas opgenomen in lijst II van de Opiumwet.
De burgemeester is ook bevoegd een last onder bestuursdwang op te leggen bij voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3° (harddrugs) of artikel 11a (softdrugs) van de Opiumwet. Het betreft voorwerpen zoals gereedschappen, instrumenten en apparatuur bedoeld voor het vervaardigen van soft- en harddrugs. Voor wat betreft stoffen gaat het om versnijdingsmiddelen en andere grondstoffen (chemicaliën).
Algemene plaatselijke verordening Hoorn
Artikel 2:41 lid 2 en 3 van de Apv bepaalt dat het verboden is een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden. Dit geldt niet voor personen van wie de aanwezigheid in de woning of het lokaal of het daarbij behorend erf wegens dringende reden noodzakelijk is.
De last onder bestuursdwang, het herstelbesluit op grond van artikel 13b van de Opiumwet, is geregeld in artikel 5:21 van de Algemene wet bestuursrecht. De bestuurlijke maatregel strekt ertoe overtredingen te beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Uit artikel 5:32, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht volgt dat de burgemeester er ook voor kan kiezen om, vanuit het oogpunt van evenredigheid, aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.
Dit beleid ziet alleen op bestuurlijke maatregelen tegen panden niet zijnde gedoogde coffeeshops. Hiervoor is afzonderlijk beleid vastgesteld. Zie het geldende beleid Drugsverkooppunten Hoorn 2024.
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
handelshoeveelheid: een hoeveelheid hard- of softdrugs waarvan in beginsel, behoudens tegenbewijs, aannemelijk is dat de drugs bestemd zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Bij het bepalen van handelshoeveelheden wordt aangesloten bij het bepaalde in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie (Aanwijzing Opiumwet van het college van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie d.d. 27-02-2015 inwerking getreden 1 maart 2015; Staatscourant 2015, 5391):
onder een handelshoeveelheid softdrugs wordt verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram van een middel opgenomen in lijst II behorend bij de Opiumwet (Bij paddo’s wordt een onderscheid gemaakt tussen verse en gedroogde paddo’s, waarbij een hoeveelheid van meer dan 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s en een hoeveelheid van meer dan 0,5 gedroogde paddo’s als een handelshoeveelheid wordt aangemerkt. Onder softdrugs (lijst II) valt sinds 1 januari 2023 ook lachgas) of een hoeveelheid van meer dan 5 hennepplanten (= beroeps- of bedrijfsmatig handelen).
onder een handelshoeveelheid harddrugs wordt verstaan een hoeveelheid van meer dan 0,5 gram (Een gebruikershoeveelheid van maximaal 0,5 gram komt overeen met één bolletje, één ampul, één wikkel of één pil/tablet) van een middel opgenomen in lijst I behorend bij de Opiumwet of een consumptie-eenheid van meer dan 5 ml GHB.
strafbare voorbereidingshandelingen: het in een pand voorhanden zijn van een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3 of artikel 11a van de Opiumwet, die op zichzelf legaal zijn, maar waarvan de betrokkene weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat ze bestemd zijn om harddrugs of softdrugs te produceren als bedoeld in artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet.
De toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet betreft een herstelmaatregel, die er concreet toe strekt om de verkoop, de aflevering of de verstrekking dan wel het daartoe aanwezig zijn van drugs in of vanuit een woning of lokaal of een daarbij behorend erf (definitief) te beëindigen en beëindigd te houden, herhaling daarvan te voorkomen en de negatieve gevolgen daarvan weg te nemen en voor wat betreft voorbereidingshandelingen (de aanvang) van drugshandel- en/of drugsproductie te beletten.
Daarnaast gelden de volgende doelstellingen. Dit betreft geen uitputtende en limitatieve opsomming:
Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht dient de burgemeester overeenkomstig deze beleidsregel te handelen. Afwijken van deze beleidsregel kan als dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen heeft, die door bijzondere omstandigheden niet in verhouding staan tot de doelen van deze beleidsregel.
Voor het bepalen van de sluitingsduur is in deze beleidsregel onderscheid gemaakt in:
Bij de maatregel gericht tegen voorbereidingshandelingen wordt gekeken naar de aard en de hoeveelheid van de gevonden voorwerpen of stoffen in het pand en de onderlinge samenhang.
In deze beleidsregel is voor de sluitingsduur onderscheidt gemaakt tussen ‘woning’ en ‘lokaal’. Bij een woning spelen belangen die niet aan de orde zijn bij een lokaal. De begrippen ‘woning’ en ‘lokaal’ zijn hierna verduidelijkt.
Een woning is een pand dat in hoofdzaak dient tot woning dan wel dienstbaar is aan wonen. Hieronder valt zowel een koopwoning als een huurwoning, maar ook stacaravans, woonwagens en woonschepen. Ook vallen gebouwen zoals bergingen, garages, schuren en stallen, welke op hetzelfde perceel als de woning zelf staat of aan de woning toebehoren, ook onder het begrip woning. Het is de plaats waar een persoon zijn private huishouden leidt. Of een pand als woning of lokaal in gebruik is, zal per geval op grond van de feiten en omstandigheden worden beoordeeld. Dit wordt niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken zoals de bouw en aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daadwerkelijk daaraan gegeven bestemming. Tijdelijke afwezigheid van de bewoner leidt er niet toe dat de ruimte het karakter van woning verliest. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning wordt niet aangemerkt als bewoner. Een inschrijving in de Basisregistratie Personen is een indicatie voor bewoning maar hoeft niet doorslaggevend te zijn.
Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet op een woning kan voor de bewoners mogelijk ingrijpende gevolgen hebben die een inmenging kunnen zijn op het in artikel 8 van het EVRM neergelegde recht op eerbieding van de persoonlijke levenssfeer. Hiervan kan sprake zijn als het aannemelijk is dat de bewoner na een sluiting niet kan terugkeren in de woning omdat de huurovereenkomst is ontbonden en de bewoner niet meer kan terugkeren in de woning. Dit kan ertoe leiden dat een minder ingrijpende maatregel wordt getroffen dan is voorgeschreven in deze beleidsregel. Dit vraagt om maatwerk.
Lokalen en daarbij behorende erven
Het begrip lokalen omvat zowel voor publiek toegankelijke als niet voor publiek toegankelijke lokalen. Voorbeelden van voor publiek toegankelijke lokalen zijn winkels, horecabedrijven zoals hotels, restaurants, pensions, cafés, cafetaria, snackbars, discotheken, buurthuizen of clubhuizen. Onder lokaal wordt ook verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden.
Niet voor het publiek toegankelijke lokalen zijn bijvoorbeeld loodsen, schuren en bedrijfsruimten. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan aangemerkt worden als lokaal.
7.2 Uitgangspunt bestuursdwang
Artikel 13b van de Opiumwet geeft de burgemeester de bevoegdheid een last onder bestuursdwang op te leggen als er sprake is van overtreding van de verboden opgenomen in de artikelen 2, 3, 10a en 11a van de Opiumwet. Deze maatregel, in de vorm van een sluiting, is echter niet in alle gevallen passend. In de Memorie van Toelichting op artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet is hierover opgemerkt dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van een woning dient te worden overgegaan maar volstaat een waarschuwing of soortgelijke maatregel. In de toelichting is hierover opgemerkt dat dit geldt als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. In deze beleidsregel is in dit verband onderscheid gemaakt tussen een geringe handelshoeveelheid en een ernstig geval.
Per geval dient de burgemeester te beoordelen of hij gebruik wil maken van deze bevoegdheid (de evenredigheidstoets). Deze beleidsregel gaat uit van een getrapt systeem van beoordeling en toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet. Dit vindt plaats aan de hand van vier stappen:
Is de burgemeester bevoegd? Er dient bepaald te worden of aan de voorwaarden van artikel 13b van de Opiumwet wordt voldaan en de burgemeester bevoegd is deze in het concrete geval te gebruiken. In het geval wordt vastgesteld dat de burgemeester in beginsel bevoegd is toepassing te geven aan artikel 13b van de Opiumwet dienen de volgende drie onderdelen beantwoord te worden (evenredigheidstoets):
Zie voor nadere toelichting de hoofdstukken 8 (geschiktheid van de maatregel) en 9 (noodzaak en evenredig van de maatregel).
In deze paragraaf is de handhavingsmatrix opgenomen die aangeeft welke maatregel de burgemeester in beginsel toepast op basis van de feiten en omstandigheden vanwege overtreding van de verbodsbepalingen van de Opiumwet. In vervolg daarop dient per casus nog afgewogen te worden of de maatregel conform de handhavingsmatrix ook geschikt, noodzakelijk en evenredig is. Deze vervolgenstappen komen in paragraaf 8 aan de orde.
Uitgangspunt van deze beleidsregel is dat de burgemeester overgaat tot toepassen van een last onder bestuursdwang (sluiting van een pand) als sprake is van een ernstig geval. Wanneer hiervan in ieder geval sprake is blijkt uit de onderstaande tabellen. Een sluitingsmaatregel heeft een direct effect. Het pand zal immers worden gesloten. De overtreding kan niet worden voortgezet, herhaling van de overtreding wordt zo tegengegaan en het pand verliest zijn bekendheid als drugslocatie. Bijkomend voordeel van een zichtbare sluiting is dat voor gebruikers van en handelaren in drugs duidelijk is dat het pand geen onderdeel meer uitmaakt van het drugscircuit. Maar ook dat voor omwonenden, passanten en omliggende ondernemingen, duidelijk is dat de burgemeester staat voor de veiligheid en de bescherming van het woon- en leefklimaat.
Bij het aantreffen van een geringe handelshoeveelheid volgt bij een eerste overtreding in beginsel een waarschuwing, tenzij bij de beoordeling uit feiten en omstandigheden blijkt dat desondanks voldoende noodzaak bestaat tot een zwaardere maatregel. In dat geval is de situatie beoordeeld als een ernstig geval en volgt in beginsel een sluiting. Afhankelijk van de omstandigheden van de situatie kan op grond van artikel 5:32, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht gekozen worden om gebruik te maken van een andere, lichtere maatregel zoals een last onder dwangsom of een waarschuwing.
7.3 Spoedeisende bestuursdwang
Afhankelijk van de ernst van de situatie en de mate van gevaarzetting is het mogelijk gebruik te maken van spoedeisende bestuursdwang. Het gaat daarbij om situaties waarbij onmiddellijk optreden is vereist vanwege bijvoorbeeld aanwezigheid en/of lekken van gevaarlijke stoffen en/of als blijkt dat de openbare orde direct moet worden hersteld. Aan belanghebbenden wordt dan niet eerst de mogelijkheid geboden tot het geven van een zienswijze en begunstigingstermijn. In een dergelijke situatie gaat het feitelijke handelen vooraf aan het schriftelijke besluit dat zo spoedig mogelijk sluiting van het pand volgt.
Een tweede overtreding van de artikelen 2, 3, 10a en 11a van de Opiumwet binnen drie jaar na de verzenddatum van een bestuurlijke maatregel of een waarschuwing wordt aangemerkt als recidive. Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van het pand groter zijn en is een langere sluitingstijd nodig om de openbare orde te herstellen en de met dit beleid beoogde doelen te bereiken. In beginsel sluit de zwaarte van de maatregel aan op de ernst en omvang van de overtreding.
Wanneer bij de eerste overtreding sprake was van een geringe handelshoeveelheid drugs waarvoor een waarschuwing is opgelegd, dan volgt bij een tweede overtreding bij een geringe handelshoeveelheid binnen vijf jaar in beginsel een sluiting van drie maanden.
Woningen en/of daarbij behorende erven; drugshandel en voorbereidingshandelingen.
Geringe handelshoeveelheid bij woningen en/of bijbehorende erven
Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, onder a en b, van de Opiumwet volgt bij een eerste overtreding en bij een geringe handelshoeveelheid in beginsel een schriftelijke waarschuwing. Hiervan kan worden afgeweken als sprake is van feiten en omstandigheden die zijn benoemd in hoofdstuk 8.
Geringe handelshoeveelheid drugs:
Ernstig geval bij woningen en/of bijbehorende erven
Lokalen en/of daarbij behorende erven; drugshandel en voorbereidingshandelingen
Als wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 13b, eerste lid, onder a en b, van de Opiumwet volgt in beginsel bij een eerste overtreding een schriftelijke waarschuwing. Van dit uitgangspunt wordt afgeweken op het moment dat sprake is van feiten en omstandigheden die zijn benoemd in hoofdstuk 8.
Geringe handelshoeveelheid drugs
Ernstig geval bij lokalen en/of bijbehorende erven
Indien er sprake is van samenloop (cumulatie) van overtredingen is op grond van dit beleid de zwaarst gestelde maatregel van toepassing of kan worden afgeweken van dit beleid zoals opgenomen in hoofdstuk 6.
Naast bestuursrechtelijke handhaving op grond van artikel 13b van de Opiumwet wordt in geval van vergunningplichtige inrichtingen ook beoordeeld of er aanleiding bestaat om de vergunningen in te trekken (zoals een alcohol-, huisvestings- of exploitatievergunning).
8. Geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van de maatregel
Naar aanleiding van verschillende uitspraken van de Afdeling moet de burgemeester toetsen of de bovenstaande termijnen passend zijn bij de maatregel die de burgemeester kan opleggen. Dit wordt getoetst aan de hand van de criteria geschiktheid, noodzakelijkheid en evenredigheid.
8.1 Geschiktheid van de maatregel
De maatregel die de burgemeester oplegt, moet geschikt zijn om het gestelde doel te bereiken. Het wettelijke doel van artikel 13b Opiumwet is het beëindigen van de overtreding en het voorkomen van herhaling. Daarnaast geeft het beleid in hoofdstuk 5 nog een aantal specifiekere doelen die met de maatregel wordt beoogd. In de afweging komt dit aan de orde als bijvoorbeeld uit de zienswijze blijkt dat de op te leggen maatregel niet geschikt is om een of meerdere van de doelen te bereiken.
8.2 Noorzakelijkheid en evenwichtigheid van de maatregel
Is bepaald dat de burgemeester in beginsel bevoegd is tot toepassing van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet en hij over kan gaan tot sluiting van een pand conform bovenstaande sluitingstermijn zal de volgende afweging gemaakt moeten worden. De burgemeester dient te bepalen of ook daadwerkelijk de noodzaak bestaat tot sluiting van het pand en hij dient vervolgens te bepalen of een op zichzelf noodzakelijke sluiting evenwichtig is in verhouding tot de met de sluiting te dienen doelen (evenredigheidstoetsing).
8.2.1 Bestaat de noodzaak tot sluiting?
Bij de beoordeling van de noodzaak van een sluiting is de vraag aan de orde of met een minder ingrijpende maatregel kan en moet worden volstaan omdat het beoogde doel daarmee kan worden bereikt. Aan de hand van de ernst en de omvang van de overtreding dient te worden beoordeeld in hoeverre sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning of het lokaal en het herstel van de openbare orde. In recente uitspraken heeft de Raad van State het beoordelingskader verder verduidelijkt aangaande de noodzaak van woningsluiting (ABRvS 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285; ABRvS 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022: 1910, 1911, 1913 en 2016).
De volgende feiten en omstandigheden zijn daarbij onder andere van belang:
Er kan ook sprake zijn van feiten en omstandigheden die op zich zelf al bij de noodzakelijkheidstoets betrokken zijn, maar in hun onderlinge samenhang of gezien de omvang toch aanleiding geven tot een langere sluitingsduur dan. Er is dan sprake van een grotere inbreuk op het woon- en leefklimaat. Verzwarende omstandigheden kunnen leiden tot een zwaardere maatregel dan in de matrix bij de betreffende constatering over ‘geringe handelshoeveelheid’ of ‘ernstig geval’ is aangegeven. Wanneer een langere sluitingsduur noodzakelijk is, wordt in beginsel aansluiting gezocht bij de sluitingsduur van de volgende constatering. Wanneer een sluiting in plaats van een waarschuwing noodzakelijk wordt geacht, wordt aansluiting gezocht bij de sluitingsduur genoemd bij een eerste constatering.
Te denken valt aan de volgende niet limitatieve (verzwarende) omstandigheden:
De burgemeester zal aan de hand van bovenstaande feiten en omstandigheden per geval beoordelen of voldoende noodzaak bestaat over te gaan tot sluiting van een pand en of een sluiting voor langere duur noodzakelijk is.
8.2.2 Is de sluiting evenwichtig?
Nadat is bepaald dat er voldoende noodzaak tot sluiting van een pand bestaat dient beoordeeld te worden of de duur van de sluiting evenwichtig is ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit de beleidsregels. Bij deze beoordeling zijn de volgende omstandigheden van belang:
De mate van verwijtbaarheid en de (nadelige) gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester de sluiting noodzakelijk mocht achten. Dit vraagt een actieve opstelling van de burgemeester. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig. Indien noodzakelijk kan de burgemeester ook afwijken van de handhavingsmatrix door een kortere sluitingsduur op te leggen.
8.2.3 Overige (minder ingrijpende) maatregelen
Uit de beoordelingstoets kan volgen dat sluiting van een pand niet noodzakelijk of niet evenwichtig is en dient te worden afgezien van deze bestuurlijke maatregel. De gevolgen van de sluiting staan dan niet in redelijke verhouding tot het doel dat met de sluiting wordt beoogd. In dat geval kan de burgemeester een last onder dwangsom inzetten gericht aan de overtreder(s) of een waarschuwing geven. Dit laatste is aan de orde bij een geringe overschrijding van de gedoogde gebruikershoeveelheden. Afgewogen dient te worden of met een minder verstrekkende maatregel kan worden volstaan (zie ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:738). In paragraaf 7.5 voorziet deze beleidsregel hierin.
De hoogte van een op te leggen dwangsom moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van de vermeende geschonden belangen. Dat wil zeggen dat het bedrag een voldoende afschrikwekkend effect moet hebben zodat voorkomen wordt dat wederom een overtreding van artikel 13b Opiumwet plaatsvindt.
De hoogte van een op te leggen dwangsom is gebaseerd op de te verwachten opbrengst van de aangetroffen situatie.
Voor het bepalen van de hoogte van de dwangsom bij strafbare voorbereidingshandelingen kan aansluiting gezocht worden bij bovenstaande tabel. Vaak kan wel een inschatting gemaakt worden van de hoeveelheid drugs waar de voorbereidingshandelingen op zagen.
8.2.4 Tussentijdse heropening en opheffing
Na de sluiting mag een woning, lokaal of een daarbij behorend erf niet meer worden betreden (artikel 2:41, tweede lid, van de APV). In uitzonderlijke gevallen kan ontheffing worden verleend van dat verbod. Daarmee wordt zeer terughoudend omgegaan. Er wordt alleen toestemming gegeven om een woning, lokaal of daarbij behorend erf te betreden als sprake is van dringende en zwaarwegende omstandigheden, bijvoorbeeld voor het uitvoeren van een (spoed-)reparatie.
Van de mogelijkheid tot opheffing van de sluiten wordt terughoudend gebruik gemaakt. Alleen als aannemelijk is dat met de sluiting geen enkel doel meer wordt gediend, waarbij rekening wordt gehouden met de aard, ernst en duur van de overtreding en de uitgangspunten van dit beleid, kan de sluiting worden opgeheven.
9.1 Intrekken bestaande beleidsregels
Met het vaststellen van deze beleidsregels wordt het Damoclesbeleid gemeente Hoorn 2021, vastgesteld d.d. 18 mei 2021, ingetrokken.
9.2 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na die van bekendmaking.
Handhavingsprocedures met betrekking tot de toepassing van artikel 13b van de Opiumwet die zijn opgestart c.q. dossiers waarin handhavingsstappen reeds zijn genomen voor de inwerkingtreding van dit beleid worden afgehandeld conform het nieuw vastgestelde beleid.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: ‘Beleidsregels Damoclesbeleid gemeente Hoorn 2024.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-442023.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.