Artikel 1
De Algemene plaatselijke verordening Amersfoort wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2:38a Definities vervalt.
bestaande tekst
|
nieuwe tekst
|
- 1.
In deze afdeling wordt onder speelgelegenheid verstaan een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.
- 2.
In deze afdeling voorkomende begrippen die in de Wet op de kansspelen zijn omschreven, hebben dezelfde betekenis als in die wet.
|
Vervallen
|
Toelichting:
Dit artikel stond foutief geplaatst in Afdeling 5 en wordt ondergebracht in het nieuwe artikel 2:39 dat valt in de gewijzigde Afdeling 6.
|
B
Afdeling 6 (Toezicht op speelgelegenheden) wordt als volgt gewijzigd:
Afdeling 6 (Toezicht op speelautomatenhallen en gamecentra)
Algemene toelichting
Het doel van de Wet op de kansspelen strekt onder meer ter regulering van het beoefenen van een kansspel door middel van speelautomaten, welke uitzicht geven op winst. Daarbij mogen enerzijds de financieel zwakkere groepen in onze samenleving niet door speelautomaten zodanige verliezen lijden dat zij daardoor worden benadeeld. Anderzijds moet een redelijke exploitatie van speelautomaten mogelijk blijven om een vlucht in de illegaliteit te voorkomen.
Titel Va van de Wet op de kansspelen regelt het systeem van toelatings-, exploitatie- en aanwezigheidsvergunningen voor speelautomaten. In deze regeling wordt beleidsruimte aan de gemeente gegeven voor het bij verordening regelen van de exploitatie van speelautomatenhallen binnen de gemeente. In deze afdeling van de APV wordt de beleidsruimte van de gemeente ingevuld.
Vanaf het vaststellen van de eerste verordening gericht op speelautomaten, in 1989, voert de gemeente Amersfoort een terughoudend beleid ten aanzien van speelautomatenhallen.
Landelijke ontwikkelingen laten zien dat er naast de traditionele speelautomatenhallen met kansspelautomaten steeds vaker speelhallen openen, die voor alle leeftijden toegankelijk zijn. Deze hebben namen als arcadehallen, gamecentra, flipperkasthallen, speelhallen (hierna: gamecentra). In theorie zouden in deze gamecentra uitsluitend behendigheidsautomaten staan. De definitie van behendigheidsautomaten is opgenomen in artikel 30 onder b van de Wet op de kansspelen en luidt als volgt:
‘Een speelautomaat waarvan het spelresultaat uitsluitend kan leiden tot een verlengde speelduur of het recht op gratis spellen en het proces, ook nadat het in werking is gesteld, door de speler kan worden beïnvloed en het geheel of vrijwel geheel van zijn inzicht en behendigheid bij het gebruik van de daartoe geboden middelen afhangt of en in welke mate de spelduur verlengd of het recht op gratis spelen verkregen wordt’
Met het spelen op deze automaten kan dus uitsluitend extra tijd of extra spellen gewonnen worden en geen (bonnetjes voor) prijzen of geld.
In de praktijk blijkt echter dat in vrijwel al deze hallen naast behendigheidsautomaten ook kermisautomaten met een kansspelelement staan opgesteld, waarmee (bonnen voor) prijzen gewonnen kunnen worden.
In de Wet op de kansspelen is in het verleden een uitzondering gemaakt voor zulke kermisautomaten: De speelautomatentitel uit de Wet op de kansspelen is niet van toepassing op deze automaten en daarmee is er geen modeltoelating of exploitatievergunning van de Kansspelautoriteit vereist. Ook de verplichting tot het hebben van een aanwezigheidsvergunning van de burgemeester is op deze automaten niet van toepassing. Deze uitzondering stamt uit de tijd dat een kermis tijdelijk neerstreek binnen een gemeente. Het risico op gokverslaving was daardoor klein. Maar de gamecentra van nu zijn, in tegenstelling tot kermissen, niet tijdelijk. De Kansspelautoriteit erkent deze trend en geeft aan een risico op gokverslaving te zien, doordat deze kermisautomaten opgesteld staan in permanente gamecentra.
De minimum leeftijd van 18 jaar, en de verslavingspreventiemaatregelen - die de Wet op de kansspelen voorschrijft - gelden niet voor deze ‘nieuwe’ soorten speelhallen. Doorgaans mogen kinderen vanaf 14 jaar zonder begeleiding naar binnen en zijn kinderen van 14 jaar en jonger ook welkom, mits ze met een begeleider komen.
Het feit dat jonge kinderen spellen kunnen spelen met een kansspelkarakter of kansspelelement, wordt vanuit verslavings- en schuldenperspectief, en de relatie tussen deze twee, zeer onwenselijk geacht en strijdig met de bedoelingen van de Wet op de kansspelen.
Omdat de Wet op de kansspelen (nog) niet voorziet in een regeling met betrekking tot de kermisautomaten in gamecentra, is er voor gekozen om in deze Afdeling van de APV expliciet te bepalen dat:
- -
een gamecentrum een inrichting is waar gespeeld kan worden op behendigheidsautomaten en waar geen kansspel- en/of kermisautomaten aanwezig zijn;
- -
het verboden is in een andere inrichting dan een speelautomatenhal bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, publiek de gelegenheid te geven deel te nemen aan een spel waarbij met of om geld, voor geld inwisselbare voorwerpen of goederen wordt gespeeld;
- -
kermisautomaten uitsluitend op tijdelijke (vergunde) kermissen toegestaan zijn.
Artikel 2:39 Speelgelegenheden wordt hernoemd naar Begripsbepalingen en als volgt gewijzigd:
bestaande tekst
|
nieuwe tekst
|
2:39 Speelgelegenheden
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren.
- 2.
Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet op de kansspelen of de Verordening Speelautomatenhallen Amersfoort 2012.
- 3.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;
- b.
indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend omgevingsplan.
- 4.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
|
2:39 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- a.
wet: de Wet op de kansspelen;
- b.
speelautomaat: een automaat als bedoeld in artikel 30, onder a van de wet;
- c.
kansspelautomaat: een automaat als bedoeld in artikel 30, onder c van de wet;
- d.
behendigheidsautomaat: een automaat als bedoeld in artikel 30, onder b van de wet;
- e.
kermisautomaat: een automaat als bedoeld in artikel 30a, tweede lid van de wet;
- f.
kermis: een volksfeest van tijdelijke aard in de buitenlucht met kramen, attracties, toestellen waar men in kan en andere vormen van vermaak dat vergunningplichtig is op grond van artikel 2:24 en 2:25;
- g.
speelautomatenhal: een inrichting, bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van kansspelautomaten te laten beoefenen, zoals bedoeld in artikel 30c, eerste lid, onder b, van de wet;
- h.
gamecentrum: een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van verschillende soorten behendigheidsautomaten te laten beoefenen en waar geen kansspelautomaten en/of kermisautomaten aanwezig zijn;
- i.
hoogdrempelige inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 30, onder d, van de wet;
- j.
exploitant: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;
- k.
leidinggevende: de natuurlijke persoon die belast is met het dagelijks toezicht op, en de onmiddellijke leiding in, de speelautomatenhal.
|
Toelichting:
In de begripsomschrijving wordt voor wat betreft de omschrijving van een speelautomaat, kansspelautomaat, speelautomatenhal en kermisautomaat aangesloten bij de definitie van deze begrippen zoals deze in artikelen 30 en 30a van de Wet op de kansspelen zijn opgenomen.
De begripsomschrijving behoeft bijzondere aandacht, daar waar het begrippen als ‘gamecentrum’, ‘kermis’, ‘exploitant’ en ‘leidinggevende’ betreft. Deze begrippen worden niet in de Wet op de kansspelen gebruikt.
|
Artikel 2:40 Kansspelautomaten wordt hernummerd en hernoemd tot 2:39a Aantal speelautomaten en als volgt gewijzigd:
bestaande tekst
|
nieuwe tekst
|
2:40 Kansspelautomaten
- 1.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn twee kansspelautomaten toegestaan.
- 2.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
|
2:39a Aantal speelautomaten
- 1.
In hoogdrempelige inrichtingen zijn maximaal twee kansspelautomaten toegestaan.
- 2.
In laagdrempelige inrichtingen zijn kansspelautomaten niet toegestaan.
- 3.
In een speelautomatenhal zijn maximaal 150 kansspelautomaten toegestaan.
|
Toelichting:
In artikel 30 van de Wet op de kansspelen wordt het onderscheid tussen hoogdrempelige en laagdrempelige inrichtingen beschreven. Hoogdrempelige inrichtingen zijn inrichtingen:
- 1.
die over een alcoholvergunning in de zin van de Alcoholwet beschikken;
- 2.
waarin het café of restaurant bezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend;
- 3.
waar de activiteiten in belangrijke mate zijn gericht op personen van 18 jaar en ouder.
In artikel 30, onder e, van de Wet op de kansspelen is bepaald dat een horeca-inrichting laagdrempelig is, indien deze niet hoogdrempelig is. De Wet op de kansspelen bepaalt dat in laagdrempelige inrichting kansspelautomaten niet toegestaan zijn.
Kansspelautomaten zijn alleen toegestaan in hoogdrempelige inrichtingen en vergunde speelautomatenhallen. De Wet op de kansspelen verplicht gemeenten om bij verordening vast te stellen hoeveel kansspelautomaten er maximaal mogen worden opgesteld.
Met betrekking tot kansspelautomaten in hoogdrempelige inrichtingen schrijft de Wet op de kansspelen voor dat dit er maximaal twee mogen zijn.
In deze Verordening wordt het maximum voor speelautomatenhallen op 150 kansspelautomaten gesteld. Dit maximum werd voorheen gesteld in de Verordening speelautomatenhallen Amersfoort.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40 Vergunningplicht speelautomatenhal en gamecentrum opgenomen dat luidt:
2:40 Vergunningplicht speelautomatenhal en gamecentrum
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal of een gamecentrum te exploiteren of te doen exploiteren.
- 2.
De burgemeester verleent voor maximaal één speelautomatenhal een vergunning.
- 3.
Een vergunning voor een speelautomatenhal wordt verleend voor de duur van ten hoogste 10 jaar.
- 4.
Een aanvraag voor een vergunning wordt getoetst aan de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.
- 5.
De burgemeester stelt nadere regels vast ten behoeve van:
- a.
het creëren van gelijke kansen om voor een vergunning voor een speelautomatenhal in aanmerking te komen, waarbij in elk geval regels worden opgesteld betreffende:
- I.
De inhoud en de wijze van het indienen van een aanvraag;
- II.
De verdelings- en toekenningsprocedure voor een vergunning.
- b.
De indieningsvereisten en de voorwaarden die gesteld worden aan een vergunning.
- 6.
Op de aanvraag om een vergunning lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
|
Toelichting:
Het vergunningvereiste voor een speelautomatenhal heeft in de eerste plaats tot doel de openbare orde te beschermen, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie rondom speelautomatenhallen. Uit de jurisprudentie blijkt dat bij de beoordeling van een vergunningaanvraag voor een speelautomatenhal acht mag worden geslagen op de mogelijke gevolgen voor het leefklimaat in de directe omgeving van de hal. In dat kader kan bijvoorbeeld rekening worden gehouden met de vraag of een speelautomatenhal in zijn aard wel past bij de omgeving van de beoogde vestigingslocatie.
Daarnaast dient het vergunningvereiste ertoe kansspelverslaving te voorkomen. Bij een deel van de spelers loopt het recreatief gokken uit de hand en ontstaat een verslaving, waarbij de speler de controle over zijn gokgedrag verliest. Gebleken is dat een groter aanbod van kansspelen de kans vergroot op (een toename van het aantal) kansspelverslaafden. Dit is voor de gemeente een belangrijke reden om het aantal speelautomatenhallen te reguleren en eisen te stellen aan het aanbod en de bedrijfsvoering in deze hallen, waaronder het wettelijk vereiste beleid ter voorkoming van kansspelverslaving.
De genoemde motieven vormen de achtergrond van de in deze afdeling opgenomen artikelen.
Ook leiden deze motieven tot het opnemen van een maximum aantal te vergunnen speelautomatenhallen. In dit artikel wordt bepaald wordt dat de burgemeester maximaal één vergunning kan verlenen voor een speelautomatenhal.
Het feit dat een maximum gesteld is aan het aantal te verlenen vergunningen voor speelautomatenhallen, maakt dat deze vergunning schaars is: dit is het geval wanneer er naar een vergunning meer vraag is (of kan zijn), dan het aantal te vergeven vergunningen. Op grond van de jurisprudentie moet de gemeente een procedure inrichten om gelijke kansen te creëren voor degenen die voor een dergelijke vergunning in aanmerking willen komen. De burgemeester stelt hiervoor nadere regels vast, waarbij in elk geval regels worden gesteld ten aanzien van de inhoud en wijze van indiening van een aanvraag als ook de verdelings- en toekenningsprocedure.
Een ander gevolg van de schaarste is dat de exploitatievergunning voor een bepaalde duur verleend wordt, zodat na afloop van de looptijd van de vergunning (wederom) een verdelingsprocedure in gang gezet kan worden opdat een ieder in aanmerking kan komen voor de beschikbare vergunning.
De looptijd van de vergunning dient lang genoeg te zijn om investeringen terug te verdienen, verplichtingen na te komen en enige tijd gevestigd te kunnen zijn. Een te korte looptijd zou exploitatie daarom feitelijk onmogelijk maken. De balans is – op basis van een onderzoek naar de situatie in Amersfoort met daarop gebaseerde aanbevelingen - gevonden in een looptijd van 10 jaar.
Zoals aangegeven in de algemene toelichting wordt het vanuit verslavings- en schuldenperspectief van belang geacht dat jongeren niet kunnen spelen op spelen met kansspelkarakter of kansspelelement. Om als gemeente mede in dit licht voorwaarden te kunnen stellen aan de exploitatie van een gamecentrum en toezicht te kunnen houden, is ook een vergunningplicht voor deze hallen opgenomen.
Decentrale overheden moeten verplicht de Lex Silencio Positivo (LSP) toepassen bij vergunningstelsels die onder de reikwijdte van de Dienstenrichtlijn vallen. De LSP houdt in dat bij het uitblijven van een besluit binnen de daarvoor gestelde termijn op een vergunningaanvraag, de vergunning van rechtswege is verleend (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen). Alleen vanwege dwingende redenen van algemeen belang kan van de LSP worden afgezien. Als dwingende redenen van algemeen belang gelden op dit moment onder meer de volgende gronden: openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid, bescherming van het milieu, behoud vanuit nationaal historisch en artistiek erfgoed (zie ook overweging 40 van de Dienstenrichtlijn).
In deze afdeling is er vanwege dwingende redenen van algemeen belang voor gekozen om de LSP niet van toepassing te verklaren. Het gaat hier om een vergunning voor inrichtingen waar (gok/speel)verslaving een risico speelt, wat gevolgen kan hebben voor de openbare orde en volksgezondheid. Het zou onwenselijk zijn als een speelautomatenhal kan openen zonder een goede toetsing van de exploitant, zijn plannen met betrekking tot de speelautomatenhal en de kwalificatie- en zedelijkheidseisen van de leidinggevenden.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40a Eisen aan exploitant en leidinggevende opgenomen dat luidt:
2:40a Eisen aan exploitant en leidinggevende
Voor het verkrijgen van een vergunning zoals bedoeld in artikel 2:40, eerste lid, moeten exploitant en leidinggevende(n) aan de volgende eisen voldoen:
- 1.
zij mogen niet onder curatele staan;
- 2.
zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
- 3.
zij moeten de leeftijd van eenentwintig jaar hebben bereikt.
|
Toelichting:
In dit artikel worden verschillende eisen gesteld waaraan de exploitant en de leidinggevenden van speelautomatenhallen en gamecentra in ieder geval moeten voldoen.
De eisen waaraan de exploitanten en leidinggevenden van een speelautomatenhal moeten voldoen zijn tevens opgenomen in artikel 4 van het Speelautomatenbesluit 2000 en in artikel 6 van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40b inhoud vergunning opgenomen dat luidt:
2:40b Inhoud vergunning
- 1.
De vergunning als bedoeld in artikel 2:40, eerste lid, wordt uitsluitend verleend aan en op naam gezet van de exploitant.
- 2.
De vergunning is niet overdraagbaar.
- 3.
De namen van de leidinggevenden worden vermeld op het aanhangsel bij de vergunning.
- 4.
De burgemeester stelt nadere regels vast met betrekking tot aan de vergunning te stellen voorschriften en beperkingen. Deze hebben in ieder geval betrekking op:
- a.
de sluitingstijden van de speelautomatenhal of het gamecentrum;
- b.
het toezicht op de speelautomatenhal of het gamecentrum;
- c.
maatregelen ter voorkoming van verslaving.
|
Dit artikel behoeft geen toelichting.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40c Weigeringsgronden opgenomen dat luidt:
2:40c Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 weigert de burgemeester de vergunning als:
- a.
het maximaal aantal te verlenen vergunningen zoals opgenomen in artikel 2:40, tweede lid, is verleend;
- b.
naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie of de openbare orde in de omgeving van de speelautomatenhal of het gamecentrum op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloed wordt door de exploitatie van de speelautomatenhal of het gamecentrum;
- c.
de exploitatie van de speelautomatenhal of het gamecentrum in strijd is met een geldend omgevingsplan;
- d.
de speelautomatenhal of het gamecentrum niet rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;
- e.
niet wordt voldaan aan de bij of krachtens artikel 30d, vierde lid, van de wet gestelde eisen;
- f.
niet is voldaan aan de eisen zoals gesteld in artikel 2:40a.
|
Toelichting:
Het bepaalde onder a levert een weigeringsgrond op, omdat in artikel 2:40 een maximumstelsel is opgenomen.
In het bepaalde onder b komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, als gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van een speelautomatenhal of gamecentrum op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. Daarbij wordt rekening gehouden met het karakter van de straat, het winkelniveau aldaar en van de wijk waarin de speelautomatenhal of het gamecentrum is gelegen of zal komen te liggen. Bij de beoordeling van de aanvragen wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse al blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat de weigering van de aanvraag ook mogelijk is wanneer een onderzoek op basis van de wet Bibob hiertoe aanleiding geeft.
Onder c is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met het omgevingsplan. In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheid via een omgevingsvergunning af te wijken van het omgevingsplan. Deze mogelijkheid beperkt de burgemeester niet in de weigeringsmogelijkheid, maar het lijkt een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weigering van de vergunning wordt overgegaan, de mogelijkheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit in overweging te nemen. Voor toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit beschouwd als handelen in overeenstemming met het omgevingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning aan het planologisch regime. Vereist is niet dat de locatie, waar de vergunning voor wordt aangevraagd, in het omgevingsplan nadrukkelijk is aangewezen als een locatie voor een speelautomatenhal of gamecentrum, het gaat er “slechts” om, dat het omgevingsplan de vestiging niet onmogelijk maakt. Zo kan een bestemming Leisure of Gemengde doeleinden, waarbij een speelautomatenhal of gamecentrum ook passend is, voldoende zijn.
Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het omgevingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden.
De weigeringsgrond onder d is opgenomen om een speelautomatenhal of gamecentrum duidelijk voor een ieder herkenbaar te maken. Een hal dient of vanaf de openbare weg of vanaf een centrale hal/entree zichtbaar te zijn. Onder een centrale hal/entree moet gedacht worden aan een gebouw of complex waarin meerdere ondernemingen zijn gevestigd, en die een gezamenlijke entree (hal) delen. Tevens is het bedoeld om te voorkomen dat in een achteraflokaal van een gebouw - waar bijvoorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend - een speelautomatenhal of gamecentrum wordt geëxploiteerd en deze mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn. De weigeringsgrond is mede gericht op het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van een vanaf de openbare weg niet zichtbare inrichting.
Onder e wordt bepaald dat exploitanten en leidinggevenden van een bepaalde leeftijd zijn, waarvan verwacht wordt dat zij verantwoordelijk genoeg zijn om als exploitant of leidinggevende op te treden. Hierbij gaat het om zowel de exploitatie van de inrichting, het leiding geven in de speelautomatenhal of het gamecentrum, maar ook het aanspreken van bezoekers die zich misdragen, lastig zijn of moeten worden gesommeerd de inrichting te verlaten. De minimum leeftijd is daarom vastgesteld op 21 jaar.
De exploitant kan naast eigenaar tevens leidinggevende zijn, maar het is ook mogelijk dat die hoedanigheden niet samenvallen. De bescheiden die moeten worden overgelegd zijn afhankelijk van de concrete situatie die zich voordoet. In elk geval wegen de zedelijkheidseisen mee bij de vergunningverlening, dit volgt uit hetgeen opgenomen is onder f. Hierbij is aansluiting gezocht bij artikel 4 van het Speelautomatenbesluit 2000. De vergunning voor een speelautomatenhal of gamecentrum wordt niet verleend aan iemand die niet voldoet aan de daarin opgenomen zedelijkheidseisen. Dit geldt ook voor de opleidingsvereisten waaraan gememoreerd in de toelichting op artikel 2:40a.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40d Intrekkingsgronden opgenomen dat luidt:
2:40d Intrekkingsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 kan de burgemeester de vergunning intrekken indien:
- a.
niet langer wordt voldaan aan de in artikel 2:40a gestelde eisen;
- b.
niet langer wordt voldaan aan de bij of krachtens artikel 30d, vierde lid, van de wet gestelde eisen;
- c.
zich in of vanuit de speelautomatenhal of het gamecentrum feiten hebben voorgedaan die de vrees wettigen dat het van kracht blijven van de vergunning gevaar oplevert voor de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid;
- d.
de openbare orde, veiligheid of de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelautomatenhal of het gamecentrum op ontoelaatbare wijze wordt verstoord door de aanwezigheid van dat bedrijf;
- e.
niet voldaan wordt aan het gestelde in artikel 2:40e en 2:40f;
- f.
de vergunninghouder gedurende een periode van ten minste zes maanden geen gebruik van de vergunning heeft gemaakt;
- g.
de exploitatie van de speelautomatenhal of het gamecentrum in strijd is met het geldende omgevingsplan en die strijdigheid niet zal worden opgeheven.
|
Toelichting:
In dit artikel zijn de intrekkingsgronden opgenomen die in beginsel geen toelichting behoeven.
Wel wordt opgemerkt dat gebruikmaking van de onderdelen a t/m d – gezien de verstrekkende gevolgen voor de ondernemer - goed gemotiveerd moet worden.
Dit artikel ziet – in samenhang met artikel 1:8 - mede op het voorkomen van (criminele) gedragingen van zowel personen in de hal als diegene die de leiding hebben die een gevaar op kunnen leveren voor openbare orde en veiligheid of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de hal.
Belangrijk in dit kader is de mate van verwijtbaarheid van exploitanten en leidinggevenden. Deze kan zowel direct als indirect worden uitgelegd: exploitanten en/of leidinggevenden kunnen bewust overtredingen begaan of zich bewust schuldig maken aan overlastgevende, illegale of gevaarlijke gedragingen, maar zijn bijvoorbeeld ook verwijtbaar als niet of onvoldoende wordt ingegrepen bij dergelijke gedragingen door bijvoorbeeld bezoekers van de speelautomatenhal of het gamecentrum. Overigens richten deze intrekkingsbepalingen zich niet direct op (gedragingen van) de exploitant of leidinggevende, maar op gevaar voor de openbare orde en/of ontoelaatbare negatieve beïnvloeding van de woon- en leefsituatie in de buurt van de speelautomatenhal of het gamecentrum ten gevolge van de exploitatie van de hal.
De situatie beschreven in onderdeel f, dat ziet op onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, hoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Te denken valt bijvoorbeeld aan een verbouwing die langer blijkt te duren.
Gelet op het feit de vergunning een schaars recht betreft, kan het echter onevenredig zijn dat een vergunning langer dan zes aaneengesloten maanden niet gebruikt wordt. Dit kan daarom reden zijn om de vergunning in te trekken.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40e Aanwezigheidsplicht opgenomen dat luidt:
2:40e Aanwezigheidsplicht
Het is verboden een speelautomatenhal of gamecentrum voor het publiek geopend te hebben zonder dat tenminste één leidinggevende die als zodanig op de vergunning staat in het bedrijf aanwezig is.
|
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40f Bijschrijven leidinggevende opgenomen dat luidt:
2:40f Bijschrijven leidinggevende
- 1.
De exploitant meldt aan de burgemeester de wens een persoon als leidinggevende te laten bijschrijven op het aanhangsel bij de vergunning. Deze melding geldt als aanvraag tot wijziging van het aanhangsel.
- 2.
De burgemeester bevestigt schriftelijk of elektronisch de ontvangst van de melding. Direct na bevestiging van ontvangst van de melding mag de leidinggevende als zodanig werkzaam zijn, zolang nog niet op de aanvraag is beslist.
- 3.
De burgemeester weigert de aanvraag tot wijziging van het aanhangsel indien niet voldaan wordt aan de eisen zoals gesteld in artikel 2:40a.
|
Toelichting:
Het is voor de burgemeester, de toezichthouders en politieambtenaren niet alleen belangrijk om steeds te weten wie de exploitant is, maar ook wie de (dagelijks aanspreekbare) leidinggevenden zijn. Vandaar dat in dit artikel is bepaald dat de exploitant bij wijziging van de leidinggevenden (het aanhangsel bij) zijn vergunning daarop moet laten aanpassen. De burgemeester kan zich dan een oordeel vormen over de persoon van de leidinggevende.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40g Beëindiging exploitatie opgenomen dat luidt:
2:40g Beëindiging exploitatie
De vergunning, zoals bedoeld in artikel 2:40, vervalt indien de ondernemer de exploitatie van de speelautomatenhal of het gamecentrum beëindigt, dan wel wanneer de looptijd van de vergunning voor de speelautomatenhal verstreken is.
|
Toelichting:
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40h Overige inrichtingen opgenomen dat luidt:
2:40h Overige inrichtingen
Het is verboden in een andere inrichting dan een speelautomatenhal zoals bedoeld in artikel 2:40 eerste lid, bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, publiek gelegenheid te geven deel te nemen aan enig spel waarbij om geld, voor geld inwisselbare voorwerpen of goederen wordt gespeeld. Dit verbod geldt niet voor zover de wet van toepassing is.
|
Toelichting:
In dit artikel wordt verboden om in andere inrichtingen dan een speelautomatenhal het (bedrijfsmatig) mogelijk te maken om te spelen om geld of voor geld inwisselbare voorwerpen of goederen, tenzij de Wet op de kansspelen expliciet bepaalt dat het wel is toegestaan. Zo ziet het verbod bijvoorbeeld niet op de maximaal twee kansspelautomaten die in een hoogdrempelige inrichting mogen staan, zoals beschreven in de toelichting op artikel 2:39a. Ook het organiseren van bijvoorbeeld een bingo valt niet onder het verbod, omdat in artikel 7c van de Wet op de kansspelen de voorwaarden opgenomen zijn met betrekking tot het organiseren deze zogeheten kleine kansspelen.
De achtergrond van het in dit artikel opgenomen verbod is beschreven in het algemene deel van deze toelichting: het willen voorkomen dat er in andere inrichtingen dan een speelautomatenhal – mogelijk door personen jonger dan 18 jaar – op (kansspel)automaten gespeeld wordt om geld of (voor geld inwisselbare) goederen.
|
Er wordt een nieuw artikel 2:40i Kermissen opgenomen dat luidt:
2:40i Kermissen
Kermisautomaten mogen niet worden opgesteld buiten een op grond van artikel 2:25 vergunde kermis.
|
Toelichting:
De Wet op de Kansspelen kent een apart regime (of eigenlijk geen regime) voor kermisautomaten.
Dit wijkt af van de regels die gelden voor alle andere speelautomaten.
Een kermisautomaat is1:
- a.
- b.
die voorkomt op een door de minister opgestelde lijst2. Hierop staan alle gebruikelijke speelautomaten, zowel kansspelautomaten (zoals roulette-automaten, fruitautomaten, muntenschuivers) als behendigheidsautomaten (zoals flipperkasten of schietspelen);
- c.
die bestemd is om gebruikt te worden op kermissen;
- d.
die geen geldprijzen uitkeert;
- e.
die geen premies, waardebonnen of penningen uitkeert die meer waard zijn dan 40 keer de inzet (in de praktijk zijn dit tegoedbonnen of ‘tickets’).
Hieruit volgt dat kermisautomaten veel verschijningsvormen kennen: van tamelijk onschuldige automaten (te vergelijken met behendigheidsautomaten) tot klassieke ‘gokkasten’, te vergelijken met de kansspelautomaten die in de horeca, speelautomatenhallen en speelcasino’s staan.
Hoewel kermisautomaten qua verslaving even riskant kunnen zijn als gewone kansspelautomaten, zijn de kermisautomaten helemaal onttrokken aan (het toezicht uit) de Speelautomatentitel van de
Wet op de Kansspelen. Dit betekent dat voor deze automaten geen modeltoelating of exploitatievergunning van de Kansspelautoriteit en geen gemeentelijke aanwezigheidsvergunning nodig is.
Alleen gemeenten kunnen in hun Algemene plaatselijke verordening of andere gemeentelijke regelgeving, regulerend optreden en er op die manier voor zorgen dat minderjarigen niet in aanraking komen met kansspelen.
Vanwege de vele verschijningsvormen van kermisautomaten en het gebrek aan mogelijkheden om deze te controleren en reguleren en vanwege de noodzaak die gezien wordt om er voor te zorgen dat minderjarigen geen kansspelen kunnen spelen, is er voor gekozen kermisautomaten in (permanente) inrichtingen, zoals gamecentra, niet toe te staan. Kermisautomaten worden uitsluitend toegestaan op traditionele, tijdelijke kermissen waarvoor een evenementenvergunning op grond van artikel 2:25 is verleend.
|