Gemeenteblad van Bunnik
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bunnik | Gemeenteblad 2024, 439414 | ander besluit van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Bunnik | Gemeenteblad 2024, 439414 | ander besluit van algemene strekking |
MANDAATBESLUIT OMGEVINGSDIENST REGIO UTRECHT 2024
Herstelpublicatie op gepubliceerd besluit Gemeenteblad 2024, 4498.
Besluit van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Bunnik houdende de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan de directeur van de Omgevingsdienst regio Utrecht (Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024)
Het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de gemeente Bunnik, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft;
gelet op het bepaalde in afdeling 10.1.1. van de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet, de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst regio Utrecht en de daarop gebaseerde dienstverleningsovereenkomst;
vast te stellen het Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024
De in de bijlage vermelde bevoegdheden vloeien voort uit de bij of krachtens de volgende en de daarvoor in de plaats tredende wet- en regelgeving, waaronder in ieder geval begrepen: de Algemene wet bestuursrecht (Awb), de Gemeentewet, de Wet open overheid, de Omgevingswet, de Invoeringswet Omgevingswet, de Wet milieubeheer (Wm), de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de uit de hiervoor genoemde wetten voortvloeiende algemene maatregelen van bestuur, uitvoeringsregelgeving en gemeentelijke regelgeving.
Artikel 3 Algemene beperkingen mandaat
Onverminderd het bepaalde in artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht blijft de uitoefening van een bevoegdheid voorbehouden aan het college of de burgemeester indien:
Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik op 19 december 2023
de secretaris,
M. van der Jagt
de burgemeester
R. van Bennekom
en de burgemeester van de gemeente Bunnik,
R. van Bennekom
Aldus – gelet op het bepaalde in artikel 10:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht – mee ingestemd door:
drs. A.E. van Vuuren
directeur van de Omgevingsdienst regio Utrecht
De Omgevingsdienst regio Utrecht (ODRU) is een gemeenschappelijke regeling van vijftien gemeenten in de provincie Utrecht. De ODRU voert diverse omgevingstaken uit waaronder de taken op het gebied van VTH (Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving) binnen het Omgevingsrecht en vormt daarnaast het kennis- en adviescentrum voor milieu en duurzaamheid.
Vanwege de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is het voorliggende Mandaatbesluit Omgevingsdienst regio Utrecht 2024 (hierna: Mandaatbesluit) aangepast overeenkomstig de nieuwe wet- en regelgeving per genoemde datum. Het Mandaatbesluit voorziet in verlening van mandaat, machtiging en volmacht aan de directeur van de ODRU om de overeengekomen taken namens de aangesloten gemeente te kunnen uitvoeren. Doordat met de inwerkintreding van de Omgevingswet veel oude wetten opgaan in de Omgevingswet, zijn er ten opzichte van het oude mandaatbesluit minder verschillende (wettelijke) bevoegdheden genoemd.
Bij het formuleren van het voorliggende Mandaatbesluit is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van het tot 1 januari 2024 geldende/ oude mandaatbesluit. De in de bijlage bij het Mandaatbesluit genoemde bevoegdheden zijn, voor zover mogelijk, ruimer en algemeen geformuleerd. Daarbij zijn de bij de ODRU ingebrachte taken leidend. Daar waar geen taak is overeengekomen, worden er geen besluiten of rechtshandelingen verricht namens de gemeente (zie artikelsgewijze toelichting hierna).
In dat verband wordt ten behoeve van de kwaliteit en efficiency één gelijkluidend Mandaatbesluit gehanteerd voor alle bij de ODRU aangesloten gemeenten. De uniformiteit in de wijze van taakuitvoering namens de deelnemers op basis van het voorliggende Mandaatbesluit staat voorop. Ter bewerkstelliging daarvan kan in dat kader worden gedacht aan uitvoering volgens uniforme (werk)processen en/of uniforme beschrijvingen van taken. De overeengekomen taken per deelnemende gemeente, zoals opgenomen in de geldende dienstverleningsovereenkomst en de daarbij behorende bijlagen, worden daardoor effectief en slagvaardig uitgevoerd.
In het Interbestuurlijk programma Versterking VTH-stelsel (IBP VTH) werken overheidspartijen aan een mix van korte en lange termijn doelen en maatregelen om ervoor te zorgen dat het VTH-stelsel verbetert en toekomst bestendig wordt. In pijler 5 (onafhankelijke uitvoering van toezicht en handhaving) van het IBP VTH wordt gewerkt aan een uniform modelmandaat voor de omgevingsdiensten met het oog op het eigen wettelijke takenpakket. Hiervoor is een voorstel voorgelegd aan de stuurgroep en het bestuurlijk overleg IBP VTH. Een modelmandaat wordt eind 2023 of begin 2024 verwacht. Bij het opstellen van het voorliggende Mandaatbesluit is reeds rekening gehouden met de beoogde uniformiteit in mandaatverlening en uitvoering van het takenpakket (zie hiervoor). Het is evenwel mogelijk dat het te ontwikkelen modelmandaat, al dan niet op een paar onderdelen, zal leiden tot een wijziging van het voorliggende Mandaatbesluit; indien noodzakelijk en waar mogelijk zal het voorliggende Mandaatbesluit daarop te zijner tijd aangepast worden.
De verlening van mandaat ingevolge het Mandaatbesluit is gekoppeld aan de overeengekomen taken volgens de dienstverleningsovereenkomst (DVO). Dit houdt in dat alleen sprake is van mandaatverlening voor zover een in de bijlage bij het Mandaatbesluit vermelde bevoegdheid betrekking heeft op de uitvoering van de in de DVO opgenomen taak.
De DVO biedt een grondslag voor het overeenkomen van extra uren aan aanvullende taken. De toepassing van het Mandaatbesluit geldt ook voor de uitvoering van aanvullende taken (aanvullende opdrachten). In dit eerste lid zijn daarom de woorden ‘bij of krachtens de dienstverleningsovereenkomst’ gebruikt.
De bevoegdheden in de bijlage zijn ingedeeld in drietal categorieën: Algemeen; Toezicht en handhaving en Vergunningverlening, toetsing en advisering. Deze bevoegdheden waarvoor mandaat wordt verleend hebben betrekking op de in het tweede lid van artikel 2 opgesomde wetten in formele zin en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving. Hiermee worden in ieder geval bedoeld: het Omgevingsbesluit, het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), het omgevingsplan, de APV gebaseerd op de Gemeentewet of de opvolger in de Verordening fysieke leefomgeving. Via het overgangsrecht zoals bepaald in de Invoeringswet Omgevingswet en de Omgevingswet wordt ook gedoeld op de oude regelgeving van vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Wet milieubeheer (Wm) blijft gedeeltelijk bestaan (m.b.t. afvalstoffen) en is daarom ook opgesomd. De opsomming van de hiervoor genoemde uitvoeringsregelgeving is in ieder geval niet limitatief bedoeld.
In dit artikel is aangegeven in welke gevallen mandaat wordt uitgezonderd. Er is aangesloten bij het bepaalde in artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Onderdeel b betreft besluiten die financiële consequenties hebben voor de gemeentelijke begroting. In dat geval blijft de bevoegdheid tot het nemen van dergelijke besluiten voorbehouden aan het college of de burgemeester.
Tot slot wordt gewezen in dit kader (hoewel niet genoemd in dit artikel) op een andere relevante beperking uit art. 10:3 Awb. In het derde lid van art. 10:3 Awb is bepaald dat géén mandaat kan worden verleend aan degene die het primaire besluit in mandaat heeft genomen. In dat geval is de beslissing op bezwaar voorbehouden aan de gemeente. Wanneer het primaire besluit niet door de ODRU is genomen op basis van mandaat, is het in beginsel, in voorkomende gevallen, mogelijk om de beslissing op bezwaar namens de gemeente te nemen.
In dit artikel worden voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen de bevoegdheden dient te houden.
Volgens het bepaalde in lid 2 dient de ODRU te beschikken over de nodige informatie om de taak adequaat te kunnen uitvoeren; gedacht kan worden aan de toegang tot de nodige, actuele gegevens of het archief van de gemeente dan wel het beschikbaar stellen daarvan aan de ODRU te behoeve van advisering aan de gemeente of aan een derde of een ander bestuursorgaan.
Het informeren van de directeur (in lid 3) is hierin opgenomen om aan te geven dat het van belang is voor de Omgevingsdienst, gelet op de uitvoeringsaspecten, om tijdig op de hoogte te worden gehouden en/of eventueel te worden betrokken bij de totstandkoming van nieuw gemeentelijk beleid of wijziging van beleid of lokale regelgeving, t.a.v. de bevoegdheden in de bijlage en voor zover relevant voor de taakuitvoering door de Omgevingsdienst. Te denken valt in dit geval aan het gemeentelijke handhavingsbeleid, andere/ relevante beleidsregels m.b.t. omgevingsthema’s en de wijziging van relevante regels in het omgevingsplan of bijv. in een gemeentelijke verordening.
Indien zich een situatie voordoet (vgl. lid 4) waarbij de gemeente anders wenst te besluiten of voornemens is af te wijken van het advies van de Omgevingsdienst (denk bijv. aan een beoordeling van een vergunningaanvraag of de te nemen handhavingsinterventie) dan vindt er een overleg plaats. Het overleg is gericht op het bereiken van overeenstemming en wordt gepleegd met de regievoerder dan wel het betrokken ambtelijke dienstonderdeel van de gemeente en/of met de betrokken wethouder (portefeuillehouder) of, in voorkomende gevallen, met de burgemeester.
De rol van de omgevingsdienst beperkt zich, in het geval er geen overeenstemming is bereikt, tot het opstellen van een schriftelijk advies dat wordt verzonden aan het college of de burgemeester. Zo is inzichtelijk wat de overwegingen van de directeur zijn over het te nemen besluit. Het college of de burgemeester neemt vervolgens zelf het besluit en kan daarbij gemotiveerd afwijken van het advies.
In dit artikel is de informatieplicht opgenomen voor de Omgevingsdienst. Het informeren kan plaatsvinden in het kader van een onderling overleg of in de vorm van mededeling aan de gemeente. Het overleg is gericht op het bereiken van overeenstemming en wordt gepleegd met de regievoerder dan wel het betrokken ambtelijke dienstonderdeel van de gemeente en/of met de betrokken wethouder (portefeuillehouder) of, in voorkomende gevallen, met de burgemeester.
Ten behoeve van de bevordering van een efficiëntere besluitvorming is het de directeur toegestaan om ondermandaat te verlenen aan personen die onder zijn/haar verantwoordelijkheid werkzaam zijn. De in de artikelen 3, 4 en 5 genoemde beperkingen van het mandaat, de kaders en de informatieplicht zijn ook van toepassing op het ondermandaat. De bekendmaking geschiedt in het publicatieblad van de ODRU en/of voor zover van toepassing of vereist (ook) in het gemeentelijke publicatieblad.
Voor de toepassing van dit Mandaatbesluit wordt met mandaat gelijkgesteld de verlening van volmacht en machtiging. Dit is een gebruikelijke constructie in mandaatbesluiten.
In dit artikel is de wijze van ondertekening van besluiten en overige stukken namens de gemeente geregeld. Het tweede lid betreft gevallen waarbij digitaal wordt gecommuniceerd met geadresseerde(n) en de handtekening in die gevallen achterwege gelaten kan worden.
In de bijlage bij het Mandaatbesluit zijn diverse bevoegdheden opgenomen die verband houden met de uitvoering van diverse omgevingstaken. Voor zover van toepassing is bij elke bevoegdheid een of meer bijzondere bepalingen geformuleerd. De bevoegdheden in de bijlage zijn ingedeeld in drietal categorieën: Algemeen; Toezicht en handhaving en Vergunningverlening, toetsing en advisering.
In het kader van bezwaar- en (hoger)beroepsprocedures voert de Omgevingsdienst diverse proceshandelingen uit namens de gemeente (nr. A1); hierbij valt te denken aan het indienen van verweerschriften, het voeren van verweer, het vragen om uitstel van de behandeling. De directeur kan de betrokken medewerkers van de Omgevingsdienst machtigen om de gemeente in rechte te vertegenwoordigen. Het beslissen op bezwaar is voorbehouden aan de gemeente (artikel 3 onder b van dit Mandaatbesluit). Voor zover nodig wordt afgestemd met de gemeente met betrekking tot het reageren op, bezwaar maken of beroep instellen tegen plannen en besluiten van andere bestuursorganen (nr. A2) en het eventueel instellen van hoger beroep (nr. A3).
Voor zover van toepassing kan de ODRU namens de gemeente informatieverzoeken en/of verzoeken in de zin van de Wet open overheid afhandelen (nr. A4).
Onder nr. A6 zijn diverse handelingen samengevoegd en hebben betrekking op het verzamelen, verwerken, beheren, verstrekken, beschikbaar stellen, uitwisselen, doorzenden en publiceren van informatie, gegevens, aanvragen en (ontwerp)besluiten. Daarbij wordt onder meer gedacht aan het gebruik van het Digitaal Stelsel Omgevingswet, het bijhouden van landelijke registers en het vullen van applicaties zoals het bodeminformatiesysteem (BIS), het register externe veiligheidsrisico’s (REV) en de e-MJV website met daaronder de IPPC applicatie. Voor zover van toepassing wordt ook gedoeld op het publiceren van (ontwerp)stukken in het publicatieblad van de ODRU of van de afzonderlijke gemeente.
Ter uitvoering van de gemeentelijke taken is de Omgevingsdienst gevolmachtigd om namens de gemeente opdrachten te verstrekken aan derden (nr. A7), in afstemming met de gemeente.
In deze categorie zijn de bevoegdheden op het gebied van toezicht en handhaving uiteengezet. De Omgevingsdienst kan zowel bestuursrechtelijk, namens de gemeente, als strafrechtelijk handhavend optreden. De uitvoering van toezicht en handhaving geschiedt overeenkomstig het gemeentelijke handhavingsbeleid. In het kader van bestuursrechtelijk toezicht en handhaving wordt toepassing gegeven aan de relevante wet- en regelgeving zoals opgenomen in artikel 2 van dit Mandaatbesluit. De aangewezen toezichthouders beschikken over toezichthoudende bevoegdheden ingevolge de Algemene wet bestuursrecht.
Indien een dwangsombeschikking in mandaat is genomen volgt daaruit dat ook het besluit tot invordering van de dwangsom (nr. B8) en andere besluiten en/of handelingen die daarmee samenhangen door de Omgevingsdienst kunnen worden genomen (nr. B6 en B7).
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang is genoemd onder B9. Dit is het geval bij spoedeisende gevallen en risicovolle situaties, overeenkomstig het gemeentelijke handhavingsbeleid. Een (zeer) spoedeisende situatie noopt in de praktijk tot snel handhavend optreden. Wanneer er direct overgegaan dient te worden tot oplegging spoedeisende bestuursdwang of een last onder bestuursdwang (zonder vooraankondiging/ voornemen) wordt de gemeente zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Voor het nemen van een kostenbeschikking (nr. B10) en het verlenen van opdrachten in het kader van toezicht en handhaving (nr. B12) wordt met de gemeente afgestemd.
In deze categorie zijn bevoegdheden opgenomen op grond van de genoemde wet- en regelgeving in artikel 2 van het Mandaatbesluit rondom vergunningverlening, toetsing en advisering t.a.v. diverse omgevingsthema’s. De activiteit waarvoor toestemming of omgevingsvergunning wordt verleend is niet vermeld. Het kan hierbij gaan om milieubelastende activiteiten (hoofdstuk 3 Besluit activiteiten leefomgeving en afdeling 22.3 van het omgevingsplan van rechtswege) maar ook om bijvoorbeeld ontgrondingen (hoofdstuk 16) uit het Besluit activiteiten leefomgeving. Ook vallen activiteiten genoemd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) hieronder. Hierbij gaat het dan om sloopwerkzaamheden waar asbest vrij kan komen (afdeling 7.1 Bbl) en puinbreken (afdeling 7.2 Bbl). Ook regulering op grond van het omgevingsplan valt onder deze categorie, evenals zaken die onder het overgangsrecht van de Omgevingswet vallen.
De Omgevingsdienst kan aanvragen of meldingen behandelen of beschikken namens de gemeente op aanvragen om omgevingsvergunningen, besluiten en toestemmingen (nrs. C1 t/m C8) bij of krachtens de genoemde wetgeving in artikel 2 van het Mandaatbesluit, voor zover overeengekomen of ingebracht als taak bij de ODRU.
Onder C7 worden besluiten bedoeld die zijn gebaseerd op vergunningvoorschriften waarin een eis tot goedkeuring is opgenomen. Omdat de basis van een goedkeuringsbesluit niet altijd is gelegen in een vergunningvoorschrift, dient deze categorie ook als vangnetbepaling voor overige besluiten op grond van een wettelijke plicht waar instemming voor benodigd is.
Onder C8 vallen diverse ontheffingen op grond van de genoemde wetgeving in artikel 2 van het Mandaatbesluit. Onder C12 worden in het bijzonder besluiten bedoeld op grond van het gestelde bij of krachtens afdelingen 10.2, 10.3 en 19.2a van de Omgevingswet maar ook (mogelijk) andere relevante besluiten met betrekking tot de bodem bij of krachtens de Omgevingswet.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-439414.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.