Gemeenteblad van Kampen
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kampen | Gemeenteblad 2024, 43709 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Kampen | Gemeenteblad 2024, 43709 | algemeen verbindend voorschrift (verordening) |
Verordening sociaal domein gemeente Kampen 2023
De raad van de gemeente Kampen;
gelezen het voorstel van het college van 12 december 2023, kenmerk 71144-2023;
gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 en 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1 van de Jeugdwet; de artikelen 6, tweede lid, 8, 8a, 8b, 10b, vijfde lid, 41, derde lid, en 47 van de Participatiewet; artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; artikel 4a Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de artikelen 121, 122, 147 en 150 van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 1. Inleiding verordening sociaal domein gemeente Kampen
Hoofdstuk 3. Werk en Participatie
Hoofdstuk 4. Gezond en veilig opgroeien
Hoofdstuk 5. Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Hoofdstuk 6. De vorm van de hulp
Hoofdstuk 7. Inkomen en schulden
Hoofdstuk 8. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Hoofdstuk 9. Inwonersparticipatie
Hoofdstuk 10. Kritiek op de uitvoering
Hoofdstuk 11. Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
1. Inleiding verordening sociaal domein gemeente Kampen
In Kampen vinden we het belangrijk dat:
Het is de taak van de gemeente om haar inwoners daarbij te helpen. De wetgever heeft wetten gemaakt om dit te bereiken. Het gaat om de:
De regels in deze verordening vullen de wettelijke regels aan. Het zijn regels op hoofdlijnen die de gemeenteraad heeft vastgesteld. Soms zijn er nog extra regels nodig waarin bepaalde zaken worden uitgewerkt. Ook dat is in deze verordening geregeld.
De regels in deze verordening zijn geschreven vanuit een aantal uitgangspunten. De regels:
1.3 Kernwaarden en speerpunten
Bij het toepassen van de regels uit deze verordening houdt de gemeente rekening met de doelen van de genoemde wetten. De gemeente zorgt ervoor dat het effect van een besluit past bij die doelen. De gemeente betrekt daarbij de volgende kernwaarden:
Naast bovenstaande kernwaarden zijn er in het beleidsplan “Scherp aan de wind” nog 4 speerpunten vastgesteld die in deze van belang zijn. Deze speerpunten zijn:
Daarnaast speelt de Sociale Basis een belangrijke rol. De sociale basis is het geheel aan informele en formele diensten, voorzieningen en relaties in de leefomgeving van mensen die er aan bijdragen dat mensen tot hun recht komen en kunnen floreren. Het betreft het verstrekken van subsidies door het college voor activiteiten die bijdragen aan de bouwstenen en de maatschappelijk resultaten van de sociale basis in de gemeente Kampen gericht op de maatschappelijke opgaven jeugd, structurele ondersteuning en samenwerken in de wijk.
Per hoofdstuk wordt aangegeven welke van deze en andere kernwaarden de basis van de regels vormen en welke rol zij spelen. De begrippen die in deze verordening worden gebruikt, worden toegelicht in hoofdstuk 12.
Deze verordening is gebaseerd op de wetten die bij 1.1 zijn genoemd. Die wetten vormen de wettelijke basis voor de artikelen in deze verordening. Maar niet voor alle artikelen geldt dat in iedere wet daarover iets is terug te vinden. Dat verschilt per artikel. Per artikel is aangegeven op welke wettelijke regeling(en) een artikel is terug te voeren. Soms is een paragraaf of hoofdstuk in zijn geheel gebaseerd op een of meerdere specifieke wettelijke regelingen. Dan is dat aangegeven bij het begin van die paragraaf of hoofdstuk. Waar in deze verordening ‘Gemeentewet’ als grondslag wordt genoemd, wordt daarmee de algemene aanvullingsbevoegdheid van de gemeenteraad bedoeld (art. 121 Gemeentewet) die het mogelijk maakt om aanvullende regels over bepaalde onderwerpen te maken. Bij een aantal artikelen wordt ook de ‘Awb’ genoemd. Bedoeld wordt de Algemene wet bestuursrecht. Deze wordt genoemd als er in de Awb specifieke bepalingen zijn die op het betreffende artikel van toepassing zijn. Dat is bijvoorbeeld zo bij artikel 3.4.11 en 3.4.12 (over subsidies), 6.2 (over geld) en 10.1 t/m 10.3 (over klachten). Daarover heeft de Awb iets bijzonders geregeld. Dit gaat dus verder dan de algemene toepasselijkheid van de Awb op besluiten die op grond van deze verordening worden genomen.
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop een inwoner aan de gemeente hulp kan vragen als het gaat om één of meer van de onderwerpen uit deze verordening. Hierin beschrijven wij hoe de inwoner een hulpvraag kan stellen, hoe de hulpverlening in zijn werk gaat en wat de gemeente van de inwoner verwacht. Uitgangspunt is dat alle hulpvragen die de inwoner heeft in één keer kunnen worden gesteld en dat er één procedure is. Maar soms geldt voor bepaalde hulpvragen een bijzondere route. Dat wordt dan ook benoemd.
Inwoners die hulp nodig hebben kunnen zich melden bij de gemeente. De inwoner kan deze melding schriftelijk, mondeling, telefonisch of digitaal doen. Het is ook mogelijk dat iemand anders een melding namens de inwoner doet. Een melding voor bijstand in het levensonderhoud of een IOAW-uitkering kan alleen digitaal worden gedaan via www.werk.nl. De gemeente zorgt ervoor, dat inwoners goed worden geïnformeerd over de mogelijkheden om een melding te doen.
Het doel van de melding is om de hulpvraag met de inwoner te bespreken en te onderzoeken of er hulp nodig is. De gemeente bevestigt de melding per brief of e-mail aan de inwoner en nodigt de inwoner uit voor een gesprek met een medewerker, tenzij dit niet nodig is (zie 2.3.1 lid 3). In de uitnodiging maakt de gemeente duidelijk waar en wanneer het gesprek plaatsvindt en waarover het gesprek zal gaan. Het gesprek is in principe bij de inwoner thuis. De gemeente geeft informatie over de mogelijkheid om in bepaalde gevallen (bij de Wmo of Jeugdwet) binnen 7 dagen na de melding zelf een plan op te stellen waarin de inwoner uitlegt hoe zijn persoonlijke situatie is en wat hij wil bereiken met zijn vraag (dit noemen we een persoonlijk plan of familiegroepsplan).
De gemeente verzamelt alle gegevens over de situatie van de inwoner die nodig zijn voor het gesprek en het daaropvolgende onderzoek. Als het gaat om gegevens die de gemeente niet zelf kan inzien of verkrijgen, dan vraagt de gemeente aan de inwoner om die gegevens binnen een bepaalde termijn te leveren. Bij de uitnodiging voor het gesprek wordt duidelijk gemaakt welke gegevens dat zijn.
2.2.1 Doel en procedure gesprek
Een medewerker van de gemeente maakt zo snel mogelijk nadat de inwoner zich heeft gemeld een afspraak voor een gesprek over de hulpvraag en informeert de inwoner over de gang van zaken bij dat gesprek. De medewerker zet zich ervoor in, dat dit gesprek zo snel mogelijk na de melding plaatsvindt. Het doel van dit gesprek is om een goed beeld te krijgen van het effect dat de inwoner met zijn hulpvraag wil bereiken en van zijn persoonlijke situatie.
De gemeente informeert de inwoner en eventueel zijn mantelzorger dat zij gebruik kunnen maken van kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning en/of financiële hulpverlening via Financiën op Koers (FINOK). Daarbij staat het belang van de inwoner centraal. Het gesprek kan telefonisch plaatsvinden als dat voldoende is om een goed beeld te krijgen van het effect dat de inwoner met zijn hulpvraag wil bereiken en van de persoonlijke situatie van de inwoner. De medewerker kan afzien van een gesprek als een gesprek niet nodig is en de inwoner daarmee instemt.
Bij de start van het gesprek identificeert de inwoner zich met een geldig identiteitsbewijs, tenzij de identiteit al bij de medewerker bekend is. Als de inwoner een persoonlijk plan of familiegroepsplan heeft gemaakt, betrekt de medewerker dit bij het gesprek. De inwoner kan iemand (bijvoorbeeld een familielid) vragen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
Gaat het om Wmo-hulp, dan betrekt de gemeente ook anderen bij het gesprek, als dat nodig is. Het kan dan gaan om deskundigen, iemand die de inwoner vertegenwoordigt, een mantelzorger(s) of familie. Als de inwoner mantelzorg krijgt, gaat de gemeente na of er maatregelen genomen moeten worden om die mantelzorger te ondersteunen.
Als het gaat om Wmo- of jeugdhulp, dan stuurt de medewerker het verslag naar de inwoner, tenzij de inwoner heeft aangegeven dat niet te wensen. De inwoner ondertekent het verslag en stuurt dit naar de gemeente. Als de inwoner het niet eens is met het verslag, kan hij dat daarop aangeven. Als de inwoner hulp-op-maat van de gemeente wil ontvangen, kan hij dit aangeven op het ondertekende verslag. De gemeente ziet het verslag dan als een aanvraag.
Als het om Wmo-hulp gaat, kan de medewerker ook tijdens het gesprek een verslag maken en daarin aangeven wat er nodig is voor de inwoner. Als de inwoner en de medewerker tijdens het gesprek samen vaststellen welke voorziening er nodig is, dan wordt het door de inwoner ondertekende verslag gezien als een aanvraag.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
Na de melding en het onderzoek van de gemeente, kan de inwoner een aanvraag indienen. Het gespreksverslag en een eventueel persoonlijk plan vormen het uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag. De aanvraag kan schriftelijk of digitaal worden ingediend, via de route die de gemeente daarvoor heeft vastgesteld. Het doel van de aanvraag is te bepalen of de gemeente hulp verleent en welke vorm die hulp dan heeft.
Een aanvraag wordt ingediend bij de gemeente, behalve als het om een aanvraag voor een bijstandsuitkering voor levensonderhoud of een IOAW-uitkering gaat. Die aanvraag wordt digitaal ingediend bij UWV (www.werk.nl).
Een aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk moet ingediend zijn binnen 8 weken nadat de inwoner in dienst is gekomen, tenzij op dat moment de noodzaak voor ondersteuning nog niet bekend kon zijn. De werkgever kan bij een aanvraag voor persoonlijke ondersteuning door een jobcoach aangeven of het een aanvraag voor subsidie is of voor begeleiding door een jobcoach namens de gemeente.
2.3.2 Aanvraag voor hulp-op-maat
[Jeugdwet, Wmo, PW, Wgs, Gemeentewet]
Vraagt de inwoner hulp-op-maat, dan gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:
de inwoner heeft geen mogelijkheden om het gewenste effect op eigen kracht te bereiken. Dat is bijvoorbeeld zo, als de inwoner gebruik kan maken van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn. De inwoner kan het gewenste effect ook niet bereiken met gebruikelijke hulp van huisgenoten, met hulp vanuit het sociale netwerk of met behulp van andere voorzieningen of organisaties; en
De gemeente zorgt ervoor dat de medewerker die een melding of aanvraag behandelt de deskundigheid heeft die nodig is om deze melding of aanvraag goed te kunnen behandelen. Als de medewerker die deskundigheid niet heeft, zorgt de gemeente ervoor dat een deskundige een advies uitbrengt. Dit advies (deskundig oordeel) betrekt de gemeente bij de beoordeling van de aanvraag.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
Bij het beoordelen van de aanvraag betrekt de gemeente alle gegevens die van belang zijn. Het gaat onder meer om gegevens over:
de mogelijkheden van het sociale netwerk, de eventuele werkgever, andere organisaties en de gemeente.
Gaat het om een aanvraag voor persoonlijke ondersteuning bij werk, dan doet de gemeente zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen 4 weken, onderzoek naar deze gegevens. De gemeente onderzoekt daarbij ook of samenwerking met andere organisaties nodig is, bijvoorbeeld op het gebied van wonen, zorg en onderwijs, zodat eventuele hulp aan de inwoner en de werkgever zo goed mogelijk afgestemd wordt met die organisaties. De uitkomsten van het onderzoek legt de gemeente vast in een verslag.
Om te bepalen of de gemeente hulp verleent, volgt de gemeente de volgende stappen:
Stap 1: De gemeente stelt eerst vast wat de hulpvraag van de inwoner is.
Stap 2: De gemeente stelt hierna vast welke problemen en beperkingen er precies zijn.
Stap 3: De gemeente bepaalt welke hulp nodig is en hoe veel.
Stap 4: De gemeente onderzoekt wat de inwoner zelf kan doen om het probleem op te lossen (eigen kracht), al dan niet met gebruikelijke hulp, hulp van anderen uit het sociale netwerk en van andere voorzieningen of organisaties, en de eventuele werkgever.
Stap 5: De gemeente bepaalt welke aanvullende hulp nodig is om het probleem op te lossen en het gewenste effect te bereiken.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De gemeente stelt een besluit per brief vast en stuurt deze brief naar de inwoner. Het doel van dit besluit is dat de inwoner te weten komt of er wel of geen hulp wordt gegeven. Als de gemeente hulp geeft, staat in het besluit ook of de hulp in natura, in de vorm van een pgb, in geld of op een andere manier wordt gegeven. De gemeente kan de inwoner ook op een andere manier informeren, als de inwoner van de gemeente krijgt, wat hij heeft gevraagd en voor de inwoner duidelijk is wat de gemeente heeft besloten.
De gemeente informeert de inwoner en werkgever over een besluit over persoonlijke ondersteuning bij werk of voor wettelijke loonkostensubsidie. Dat geldt ook voor andere voorzieningen bij het werk, die genoemd worden in de artikelen 3.4.14-16. Gaat het om wettelijke loonkostensubsidie, dan bepaalt de gemeente daarbij ook of de inwoner hoort bij de groep die in aanmerking kan komen voor loonkostensubsidie (de doelgroep), als dit nog niet eerder is vastgesteld.
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een uitkering worden geholpen bij het vinden van passend werk, als zij kunnen werken. Welke hulp dat kan zijn wordt in dit hoofdstuk beschreven. De hulpmiddelen die worden ingezet heten voorzieningen. Deze voorzieningen moeten op een goede manier worden verdeeld over verschillende doelgroepen. Hoe de voorzieningen worden verdeeld wordt vooral bepaald door de kansen op betaald werk van de inwoners en hun persoonlijke situatie. Dit hoofdstuk gaat ook over de tegenprestatie die de gemeente van de inwoner kan vragen en over meedoen aan activiteiten in de samenleving voor inwoners met een beperking. Het is belangrijk dat deze inwoners ook volwaardig kunnen meedoen en dat hun positie in de samenleving sterker wordt.
De gemeente helpt inwoners om werk te vinden of te behouden, of om de kans op werk te vergroten. Het gaat om inwoners voor wie de gemeente verantwoordelijk is op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Pw, maar in het bijzonder om de volgende groepen:
De gemeente kan voor de verschillende soorten voorzieningen een budgetplafond vaststellen, als dat nodig is om de financiële risico’s voor de gemeente te beperken. Een budgetplafond is het maximale bedrag dat de gemeente aan een bepaalde soort voorziening per kalenderjaar kan uitgeven. Als dit budgetplafond bereikt is, verstrekt de gemeente geen voorziening meer waarvoor dit budgetplafond geldt, tenzij in de wet anders is bepaald. Een budgetplafond moet voorafgaand aan het kalenderjaar worden vastgesteld en bekendgemaakt.
De gemeente kan hulp aanbieden in de vorm van voorzieningen (diensten, geld of goederen). Voorzieningen kunnen worden gegeven aan inwoners uit de doelgroep, maar ook aan werkgevers die deze inwoners aan werk helpen. Doel van de inzet van voorzieningen is om de inwoner te helpen voor een langere periode aan het werk te komen of aan het werk te houden. De gemeente kan voorwaarden en verplichtingen verbinden aan de voorzieningen.
De gemeente beoordeelt per persoon of het zinvol is om een voorziening in te zetten. Als dit het geval is beoordeelt de gemeente welke voorziening zij inzet en voor hoe lang. Dit doet de gemeente in overleg met de inwoner en de eventuele werkgever. Daarbij betrekt de gemeente in ieder geval het volgende:
De gemeente kan een inwoner toestemming geven om bij wijze van proef tijdelijk te werken bij een werkgever. De proefplaatsing duurt 2 maanden en is met behoud van uitkering. Deze termijn kan worden verlengd met nog eens 4 maanden als dat nodig is om een goed beeld te krijgen van de mogelijkheden van de inwoner.
De inwoner kan na iedere 6 maanden voor een premie in aanmerking komen. De premie is maximaal 10% van de bijstandsnorm voor gehuwden (volgens artikel 21 onderdeel b Pw). Het bedrag wordt naar boven afgerond op hele euro’s. Als de inwoner in deeltijd werkt, wordt de premie naar evenredigheid verlaagd.
De inwoner die nog geen beschutte werkplek kan krijgen omdat het voorgeschreven aantal beschutte werkplekken in één jaar al is gerealiseerd, heeft voorrang op personen van wie later is vastgesteld dat zij in aanmerking kunnen komen voor een beschutte werkplek. Zolang er nog geen geschikte werkplek voor de inwoner beschikbaar is, kan het wel zijn dat die andere personen voorgaan.
3.4.8 Hulp bij een leer-werktraject
De gemeente kan een jongere die een leer-werktraject nodig heeft om de stap richting werk te zetten, hulp aanbieden die nodig is voor het volgen van een leer-werktraject. Het moet gaan om jongeren:
3.4.10 Wettelijke loonkostensubsidie
De gemeente kent de werkgever een wettelijke loonkostensubsidie toe als de werknemer wel kan werken, maar niet het wettelijk minimumloon kan verdienen. Het gaat dan om inwoners, die in het doelgroepenregister voor de banenafspraak staan, omdat UWV dat heeft bepaald, of omdat de gemeente heeft vastgesteld, dat ze dit minimumloon niet kunnen verdienen (via de zgn. ´praktijkroute´).
3.4.12 Persoonlijke ondersteuning bij werk en andere voorzieningen
De gemeente kan persoonlijke ondersteuning bij het werk aanbieden, als de werknemer door een arbeidsbeperking het werk niet goed kan uitvoeren. De ondersteuning wordt gegeven door een interne werkbegeleider of een jobcoach. Een werkbegeleider wordt ingezet als de behoefte aan begeleiding groter is dan de normale begeleiding die de werkgever moet bieden en deze begeleiding kan worden geboden door een medewerker. Een jobcoach wordt ingezet als er bij de werknemer of werkgever behoefte is aan methodische ondersteuning die specifieke kennis vraagt en die gericht is op het kunnen uitvoeren van werk dat bij de werknemer past. Daaronder valt ook de begeleiding naar ander werk of naar een opleiding.
De gemeente kan een jobcoach aanbieden die werkzaam is bij de gemeente of wordt ingehuurd door de gemeente. De gemeente kan de werkgever ook subsidie geven voor het zelf organiseren van een jobcoach. De gemeente beslist of een jobcoach wordt ingezet vanuit de gemeente, of dat de werkgever dit zelf organiseert.
3.4.15 Persoonlijke ondersteuning bij beperking in motoriek
De gemeente kan voor de inwoner met een beperking in de motoriek, persoonlijke ondersteuning bij het werk aanbieden die deze beperking aanvult of opheft, zodat de inwoner zijn werk goed kan doen. De gemeente kan de ondersteuning zelf aanbieden of daarvoor een subsidie geven aan de werkgever.
De gemeente kan in overleg met de werkgever de werkplek van een inwoner aanpassen als dit nodig is om het werk goed te kunnen doen.
De gemeente kan een vervoersvoorziening aanbieden aan een inwoner die door zijn beperking niet zelfstandig naar de werkplek, proefplaats of opleidingslocatie kan reizen. Deze vervoersvoorziening kan door de gemeente zelf worden georganiseerd of in de vorm van een vergoeding voor de kosten worden verstrekt.
3.5.2 Inhoud van de tegenprestatie
De werkzaamheden die als tegenprestatie kunnen worden opgedragen:
3.5.3 Duur en omvang tegenprestatie
De tegenprestatie die de gemeente van de inwoner verwacht duurt maximaal 12 maanden en maximaal 20 uur per week of 260 uur per kwartaal. Na afronding van de tegenprestatie legt de gemeente 6 maanden lang geen nieuwe tegenprestatie op.
3.5.4 Voorwaarden tegenprestatie
3.6.2 Hulp bij deelname aan de samenleving
De hulp-op-maat houdt in dat inwoners begeleid worden. De begeleiding kan een-op-een of in een groep plaatsvinden. Het betekent, dat de begeleider helpt bij de dagelijkse gang van zaken en de inwoner helpt om op een goede manier met zijn omgeving om te gaan. De begeleider kan ook helpen bij vaak terugkerende activiteiten, zoals het structureren van de dag, het doen van de administratie en het beheren van de financiën. De begeleider neemt deze activiteiten niet volledig over.
3.7.2 Verplaatsen dichtbij huis
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die vanwege een beperking in hun mobiliteit onvoldoende mogelijkheden hebben om binnen redelijke grenzen contact met anderen te hebben, hulp-op maat kunnen krijgen. Zij moeten wel voldoen aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 2.3.2 en 5.1 van deze verordening.
Kinderen en tieners in Nederland moeten zo gezond en veilig mogelijk kunnen opgroeien. Dat is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van hun ouders, de jeugdigen zelf en hun netwerk. Als zij daarbij hulp nodig hebben, dan kunnen zij een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Deze hulp wordt zo vroeg mogelijk aangeboden, om het beroep op dure, gespecialiseerde hulp te beperken. Daarbij staat het versterken van de eigen kracht van de jeugdigen en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van het gezin en de sociale omgeving voorop. Met jeugdigen bedoelen we in deze verordening kinderen en tieners tot 18 jaar en jongvolwassenen van 18 tot 23 die al jeugdhulp ontvingen toen zij 18 waren en die deze hulp vanaf hun 18e nog nodig hebben. Dit zijn de jeugdigen zoals beschreven in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
4.1 Uitgangspunten bij het bieden van hulp
Als het gewenste effect van de jeugdhulp niet op eigen kracht of met het sociale netwerk bereikt kan worden, maar wel met hulp die vrij toegankelijk is, dan wordt die hulp ingezet. Het gaat dan bijvoorbeeld om hulp door het Centrum voor jeugd en gezin (CJG) of door een jeugdwelzijnsorganisatie. Kan het gewenste effect niet bereikt worden met die hulp, dan wordt een individuele voorziening (hulp-op-maat) ingezet.
5. Wonen in een veilige en gezonde omgeving
Inwoners met een beperking en/of met psychische en/of psychosociale problemen hebben soms hulp nodig om zo lang en zelfstandig mogelijk in hun eigen leefomgeving te kunnen blijven wonen. De gemeente heeft de taak om deze inwoners te helpen als ze niet in staat zijn om zelf oplossingen te vinden voor problemen bij het normale gebruik van hun woning, bij hun normale dagelijkse activiteiten en bij het voeren van een huishouding. De gemeente moet ook maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat inwoners met een beperking zo lang mogelijk voor zichzelf kunnen zorgen (zelfredzaamheid). De gemeente kijkt hierbij niet alleen naar de korte termijn, maar ook naar de te verwachten ontwikkelingen. In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen over de hulp die de gemeente op grond van de Wmo aan deze inwoners kan geven, zoals hulp-op-maat (maatwerkvoorziening).
Als de woning van de inwoner niet of slechts tegen hoge kosten (meer dan € 10.000,-) aangepast kan worden, dan zal de gemeente van de inwoner verwachten dat hij verhuist naar een geschikte(re) woning, als deze beschikbaar is. De huidige woning wordt dan niet door de gemeente aangepast. De gemeente zorgt dan voor een tegemoetkoming in de verhuiskosten. Er wordt geen vergoeding toegekend als sprake is van een algemeen gebruikelijke verhuizing. Veel verhuizingen kunnen als algemeen gebruikelijk worden beschouwd los van de beperkingen die men heeft. Een algemeen gebruikelijke verhuizing kan een verhuizing van het ouderlijk huis naar een zelfstandige woonruimte zijn, of bijvoorbeeld een verhuizing van senioren naar een senioren woning. Er moet wel altijd gekeken worden of een verhuizing in het individuele geval ook algemeen gebruikelijk is.
5.2.2 Een schone en leefbare woning
De hulp op maat houdt in dat de inwoner de voorziening ´hulp bij het huishouden I´ of ´hulp bij het huishouden II´ aangeboden krijgt. Hulp bij het huishouden I bestaat uit schoonmaakhulp. Deze hulp maakt alleen schoon. Hulp bij het huishouden II wordt ingezet voor schoonmaakhulp, waarbij ook aandacht wordt besteed aan het aanbrengen van structuur in de huishouding. Voordoen en samenwerken zijn belangrijke elementen hierbij.
De gemeente zorgt ervoor dat een inwoner van Nederland hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van beschermd wonen als hij deze woonvorm nodig heeft als gevolg van complexe psychische of psychosociale problemen en hierdoor 24 uur zorg in de nabijheid nodig heeft en de hulpvraag niet kan worden uitgesteld. Diegene moet, afgezien van het vereiste van inwonerschap, ook voldoen aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 2.3.2 en 5.1 van deze verordening. Beschermd wonen kan worden ingezet als dit iemand helpt om zichzelf weer te kunnen handhaven in de samenleving. Beschermd wonen kan hierbij nodig zijn om:
Een persoon kan alleen in aanmerking komen voor de voorziening beschermd wonen in de gemeente Kampen als beschermd wonen in de gemeente Kampen voor die persoon het meest kansrijk is. De gemeente onderzoekt in welke gemeente of regio beschermd wonen voor persoon de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van iemand. Daarbij bekijkt de gemeente of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de hulp-op-maat naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van iemand en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten. De gemeente kijkt ook of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de hulp-op-maat naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of actuele criminele activiteiten van iemand en/of maatregelen die opgelegd zijn.
De gemeente zorgt ervoor dat een inwoner van Nederland hulp-op-maat kan krijgen in de vorm van tijdelijke (maatschappelijke) opvang, als iemand de thuissituatie heeft verlaten en deze opvang nodig is omdat hij zich niet op eigen kracht kan handhaven in de samenleving als gevolg van psychische of psychosociale problemen. Afgezien van het vereiste van inwonerschap, moet wel voldaan zijn aan de voorwaarden genoemd in de artikelen 2.3.2 en 5.1 van deze verordening.
Een persoon kan alleen in aanmerking komen voor maatschappelijke opvang in de gemeente Kampen als de opvang in de gemeente Kampen voor die persoon het meest kansrijk is. De gemeente onderzoekt in welke gemeente of regio maatschappelijke opvang voor een persoon de grootste kans van slagen heeft, dat wil zeggen het meeste kan bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie (en daarmee het duurzaam herstel) van iemand. Daarbij bekijkt de gemeente of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de maatschappelijke opvang naar verwachting vergroten, zoals een sociaal netwerk welke een positieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of bestaand werk en/of dagbesteding en/of onderwijs van iemand en/of lopende hulpverlenings- of ondersteuningstrajecten. De gemeente kijkt ook of er factoren zijn in een gemeente of regio die de kans van slagen van de hulp-op-maat naar verwachting verkleinen, zoals een sociaal netwerk welke een negatieve invloed heeft of kan hebben op de zelfredzaamheid en participatie van iemand, en/of actuele criminele activiteiten van iemand en/of maatregelen die opgelegd zijn.
5.3.1 Ondersteuning mantelzorger
De gemeente zorgt ervoor dat inwoners die mantelzorg geven, hulp-op-maat kunnen krijgen als het voor een korte periode niet meer lukt om de mantelzorg vol te houden en de mantelzorg niet overgenomen kan worden door vrijwilligers of anderen uit het sociale netwerk van de inwoner. De hulp-op-maat houdt in dat de mantelzorg wordt overgenomen door een professional.
De mantelzorgwaardering bestaat uit een bloemetje, activiteiten rond de Dag van de Mantelzorg en een financiële waardering van € 100,-. Jonge mantelzorgers tot 18 jaar ontvangen een Kampen Kadobon van € 15,-. Voor het bloemetje komen alleen mantelzorgers in aanmerking die zelf ook in de gemeente Kampen wonen.
5.3.3 Voorwaarden en aanvraagprocedure mantelzorgwaardering
De gemeente registreert enkel de noodzakelijke gegevens van de mantelzorger en controleert of er sprake is van meerdere aanvragen per mantelzorger.
De gegevens worden gebruikt om de mantelzorger te benaderen voor de activiteiten rondom de Dag van de Mantelzorg en voor het opnieuw aanvragen van een mantelzorgwaardering in het volgende jaar. De gegevens worden verwijderd in geval deze niet meer nodig zijn.
De hulp die de gemeente geeft is in principe ‘in natura’: de gemeente zorgt ervoor dat er hulp wordt ingezet. Dat kan in de vorm van een dienst zijn (bijvoorbeeld hulp in de huishouding), maar het is ook mogelijk dat er een product wordt gegeven (bijvoorbeeld een rolstoel). In bepaalde gevallen kan de hulp in de vorm van geld worden gegeven (inkomenstoeslag) of als een persoonsgebonden budget. In dit hoofdstuk is geregeld op welke manier de gemeente de hulp geeft. Ook is geregeld wanneer de gemeente een financiële bijdrage van de inwoner kan vragen.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet, Awb]
De inwoner die hulp van de gemeente krijgt ontvangt hulp in de vorm van geld, als dat in de wet of in deze verordening zo is bepaald. Hulp in de vorm van geld hoeft meestal niet terugbetaald te worden. Alleen als in de wet of in deze verordening anders is bepaald en dit aansluit bij de persoonlijke situatie van de inwoner, dan moet het geld wel worden terugbetaald.
De betaling wordt gedaan op het bankrekeningnummer dat de inwoner heeft doorgegeven, tenzij het doel van de betaling alleen maar op een andere manier kan worden bereikt. Dan kan de gemeente het geld op een andere manier, in een andere vorm betalen of aan een andere persoon betalen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een betaling aan een leverancier of een betaling in contant geld, als de inwoner geen bankrekening heeft.
In plaats van hulp in natura kan de inwoner een persoonsgebonden budget (pgb) krijgen als het om Wmo-hulp of jeugdhulp gaat en voldaan is aan de voorwaarden die de Wmo en de Jeugdwet stellen. De inwoner moet gemotiveerd aangeven waarom hij een pgb wil ontvangen in plaats van hulp-op-maat in natura. Daarnaast moet degene die het pgb beheert pgb-vaardig zijn en moet de door het pgb ingekochte zorg van goede kwaliteit zijn. De inwoner moet alle informatie aan de gemeente geven die nodig is. Hieronder valt bijvoorbeeld het doorgeven wie namens de inwoner zijn belangen behartigt of op welke wijze de kwaliteit van de voorziening is gewaarborgd. De inwoner doet dit in een pgb-(budget)plan.
De inwoner levert bij de aanvraag voor hulp-op-maat één of meer offertes van leveranciers aan. In deze offerte(s) moet staan hoe hoog de kosten van de dienst of het product zijn. Het tarief dat in de offerte staat mag niet hoger zijn dan wat gebruikelijk is voor die dienst of product. De offerte bevat tenminste de volgende onderdelen: de activiteiten of het product, het tarief, de tijd en indien van toepassing de frequentie van de zorg, en tenslotte de effecten die de inwoner wil bereiken. De offerte maakt onderdeel uit van het pgb-(budget)plan.
6.3.2 Wanneer is een PGB niet mogelijk [Jeugdwet, Wmo]
als de inwoner verwijtbaar onder toezicht staat of een bewindvoerder heeft tenzij de bewindvoerder of iemand anders het volledige beheer van het pgb op zich neemt. Onder verwijtbaar wordt verstaan dat de persoon handelingen heeft verricht of keuzes heeft gemaakt die ertoe hebben geleid dat toezicht of bewindvoering noodzakelijk is;
voor zover het pgb is bestemd voor vakantie / verblijf in het buitenland als maatwerkvoorziening in de Wmo. Een pgb, in het kader van de Jeugdwet, is niet mogelijk als het besteed wordt in het buitenland en het gaat om meer dan 13 weken per jaar of een aaneengesloten periodelanger dan zes weken. Dit geldt niet als de gemeente hiervoor vooraf expliciet toestemming geeft. De eventuele besteding in het buitenland wordt dan meegenomen in het pgb-plan;
De hoogte van het pgb is gelijk aan de hoogte van de offerte of het pgb-(budget)plan dat de inwoner aanlevert. Er geldt wel een maximumbedrag. Dat is het bedrag dat de gemeente zou betalen aan een gecontracteerde leverancier voor de hulp die nodig is (hulp in natura-tarief). Dit maximumbedrag is besproken met de inwoner en is vastgelegd in het gespreksverslag. Wanneer de offerte hoger is dan dit maximumbedrag, vergoedt de gemeente de meerprijs niet.
Als de gemeente geen afspraken heeft gemaakt met een leverancier over het inkopen van de hulp in natura die de inwoner nodig heeft, dan geldt er geen maximumbedrag voor het pgb. De hoogte van het pgb is dan gelijk aan het bedrag dat genoemd is in de offerte of in het pgb budgetplan. Alleen in uitzonderlijke situaties zal hiervan sprake zijn.
Uitzonderingen op bovenstaande regels zijn:
bij hulp-op-maat in de vorm van beschermd wonen is de hoogte van het pgb afhankelijk van de zorg die de inwoner ontvangt. Het pgb bedraagt maximaal 81% van de prijs van hulp-op-maat in natura voor beschermd wonen. De prijs is lager dan de hulp in natura prijs omdat bij een pgb voor beschermd wonen de inwoner zelf de huur van de accommodatie betaalt, terwijl bij hulp-op-maat in natura de zorgaanbieder de huur voor de accommodatie betaalt. De prijzen van hulp in natura zijn neergelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp van de gemeente Kampen. De inwoner mag geen vast maandloon overeenkomen of een andersoortige afspraak maken op basis waarvan uitbetaling door de SVB aan de dienstverlener plaatsvindt zonder voorafgaande verplichting van de inwoner tot overlegging aan de SVB van een door de inwoner goedgekeurde factuur of specificatie van ingezette zorg;
voor hulp door iemand uit het sociale netwerk (informele hulp) van de inwoner geldt:
voor deeltijd verblijf/ logeeropvang (als er geen sprake is van een dienstbetrekking) kan een inwoner de maximale hoogte van de tegemoetkoming per kalendermaand ontvangen voor een hulp uit het sociaal netwerk zoals opgenomen in artikel 2ab lid 1 onder a van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 of artikel 8ab lid 1 onder a van de Regeling Jeugdwet, tenzij op basis van het PGB-plan van de inwoner kan worden volstaan met een lagere tegemoetkoming. Om voor de tegemoetkoming in aanmerking te kunnen komen moet de inwoner een verklaring hebben als bedoeld in artikel 2ab lid 3 van de Uitvoeringsregeling Wmo2015 of artikel 8ab lid 3 van de Regeling Jeugdwet die is goedgekeurd door de gemeente en door de SVB.
6.3.4 Hoogte PGB Hulp bjj het huishouden
Er wordt onderscheid gemaakt in twee soorten maatwerkvoorzieningen behorend bij hulp bij het huishouden, te weten:
Het uurtarief voor inwoners die in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een PGB bedraagt maximaal:
Wordt de hulp geleverd door een informele hulp jonger dan 22 jaar dan is de hoogte van het PGB voor HH1 en HH2 maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag) per uur.
Het PGB-tarief voor HH1 is maximaal gelijk aan het loon van werknemers in de op en na hoogste trede van de HV- loonschaal, vermeerderd met vakantietoeslag en de tegenwaarde van verlofuren ten tijde van de inwerkingtreding van dit Besluit. De HV loonschaal bestaat uit 5 treden. Het tarief voor hulp bij het huishouden-2 is maximaal gelijk aan het PGB voor hulp bij het huishouden-1 vermeerderd met 16,35% conform de rekentool in het kader van het vaststellen van een reële kostprijs die gebruikt is voor de vaststelling van het tarief voor ZIN voor hulp bij het huishouden. Wordt de hulp geleverd door een informele hulp jonger dan 22 jaar dan is de hoogte van het PGB voor HH-1 en HH-2 maximaal het wettelijk minimumjeugdloon (inclusief vakantietoeslag) per uur.
6.3.5 Hoogte PGB voor hulpmiddelen die bij ZIN alleen in bruikleen worden verstrekt
De hoogte van het ZIN-tarief is het tarief dat de gemeente betaalt om de voorziening te verstrekken. Wordt een voorziening in bruikleen verstrekt, dan betaalt de gemeente iedere maand een huurbedrag aan de leverancier van het product. In het geval een inwoner een PGB wil ontvangen voor een voorziening die bij ZIN alleen in bruikleen wordt verstrekt, is de hoogte van het PGB maximaal gelijk aan het huurbedrag per maand x de afschrijvingstermijn van de soort voorziening zoals deze in dit besluit is vastgelegd.
6.3.6 Binnen afschrijvingstermijn nieuw PGB
Als de inwoner een met het PGB aangeschafte voorziening binnen de afschrijvingstermijn niet meer gebruikt omdat deze niet meer compenserend is (onder andere ten gevolge van gewijzigde medische omstandigheden) en een nieuw PGB wordt toegekend:
6.3.7 Hoogte PGB voor woningaanpassing
De hoogte van een PGB voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing (inclusief onderhoudskosten) wordt vastgesteld op basis van het bedrag zoals vermeld in de door de gemeente geaccepteerde offerte. Blijkt na de gereedmelding van de woningaanpassing dat de kosten van de woningaanpassing hoger of lager uitvallen dan de geaccepteerde offerte, dan past de gemeente de hoogte van het PGB aan aan de werkelijke kosten. Hierbij blijft gelden dat alleen de goedkoopst compenserende kosten worden vergoed.
De woningeigenaar moet na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van het PGB, aan de gemeente laten weten dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. Deze gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen waaronder het PGB is verleend. De gereedmelding is, indien nodig, tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van het PGB. Het PGB wordt vastgesteld en betaald op basis van de door de gemeente geaccepteerde offerte en de conform het programma van eisen uitgevoerde werkzaamheden. Daarbij kunnen de volgende kosten in aanmerking worden genomen:
het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom, met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald voor de leden van NL ingenieurs en BNA in DNR 2011. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen;
6.4 Wat is de bijdrage in de kosten?
De inwoner betaalt een bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening of een pgb zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verleend. Voor de volgende voorzieningen geldt dat de bijdrage in de kosten nooit hoger is dan de kostprijs van die voorziening:
Gaat het om de kosten van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner, dan betalen de onderhoudsplichtige ouders, of degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over de minderjarige inwoner, de bijdrage. Dat geldt ook voor de ouder tegen wie een vaderschapsactie is ingesteld en de rechter dit verzoek heeft afgewezen (artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek), en voor degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een minderjarige inwoner.
De inwoner betaalt geen bijdrage in de kosten:
als de gemeente verwacht dat het opleggen van een bijdrage kan leiden tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige door de ouder(artikel 1.1 van de Jeugdwet). Dit besluit wordt genomen na advies van een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het meldpunt ‘Veilig thuis’;
De ZIN-tarieven die de gemeente voor maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo – zijnde levering van diensten – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die voorzieningen zijn vastgesteld door de gemeente. Deze tarieven zijn opgenomen in de Conversietabel Wmo. Deze tabel is te vinden op de website van de gemeente Kampen onder “Inkoop zorg”.
De ZIN-tarieven die de gemeente voor voorzieningen jeugdhulp – zijnde levering van diensten – betaalt aan gecontracteerde leveranciers van die voorzieningen zijn vastgesteld door het bestuur van het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland. Deze tarieven zijn te vinden in het document “bijlage 2 tarieven en overige specifieke voorwaarden”. Dat document is te vinden op de website van het Regionaal Serviceteam Jeugd IJsselland onder “Documenten”.
De gemeente heeft een financieel vangnet voor inwoners die te weinig inkomen en vermogen hebben om de dagelijkse kosten te betalen: een maandelijkse bijstandsuitkering. Deze inwoners en andere inwoners met een lastige financiële situatie kunnen bij de gemeente een aantal aanvullende uitkeringen en tegemoetkomingen aanvragen. In dit hoofdstuk worden belangrijke extra’s geregeld. Voor een aantal extra’s wordt een inkomensgrens genoemd. Dit is geen harde grens, maar een uitgangspunt (kompas) bij het beoordelen van aanvragen. Inwoners die in een vergelijkbare financiële situatie zitten als inwoners met een inkomen onder de inkomensgrens, kunnen vaak ook geholpen worden. Dat beoordeelt de gemeente per situatie.
Daarnaast geven we enkele basisregels voor de hulp die de gemeente kan bieden bij een schuldenprobleem.
In deze paragraaf wordt beschreven waar de gemeente rekening mee houdt bij het maken en uitvoeren van beleid om armoede en schulden in de gemeente te voorkomen en tegen te gaan.
Inwoners zijn in de eerste plaats zelf aan zet als er financiële problemen zijn. Als het inwoners niet lukt om hun problemen zelf op te lossen, kan de gemeente hulp aanbieden. De gemeente wil inwoners graag helpen om zelf een oplossing voor hun problemen te vinden. Dat sluit aan bij het ‘Kamper kompas’. Als er meer hulp nodig is, kan de gemeente meer doen. Dat betekent soms, dat de gemeente de kosten betaalt. Maar het is ook mogelijk dat een inwoner ergens anders terecht kan of de kosten zelf moet betalen.
7.1.2 Voor wie is het armoedebeleid bedoeld?
Het armoedebeleid is bedoeld voor inwoners met een laag inkomen. Dit zijn de belangrijkste basisvoorwaarden:
Voor sommige regelingen gelden bijzondere voorwaarden. Het kan zijn dat een inwoner gebruik maakt van een minimaregeling, ook al voldoet hij niet aan alle voorwaarden. Indien noodzakelijk kan er maatwerk worden toegepast.
7.1.3 Telt het inkomen en het vermogen mee?
De armoederegelingen zijn bedoeld voor inwoners die geen financiële buffer hebben. De gemeente gaat ervan uit dat dat zo is als het inkomen onder een bepaalde grens blijft. Die inkomensgrenzen verschillen per regeling. De hoogte van die inkomensgrenzen hangt ook af van de leef- en woonsituatie. Op de website van de gemeente Kampen is te vinden welke inkomensgrenzen er gelden voor welke voorzieningen. Als een inwoner een hoger inkomen heeft, beoordeelt de gemeente per situatie of het toch nodig is om de inwoner in aanmerking te laten komen. De gemeente betrekt alle omstandigheden erbij.
Met inkomen wordt bedoeld: het maandelijkse netto loon of de netto uitkering. Het inkomen vergelijken we met de op dat moment geldende bijstandsnorm zonder rekening te houden met vakantietoeslag. Voor het bepalen van het inkomen van een zzp’er/zelfstandige gaan we uit van de winst-verliesrekening of het inkomen dat bij de belastingaangifte is opgegeven.
Inkomsten die voor de algemene bijstand worden vrijgelaten (artikel 31 lid 2 Pw), worden ook voor de armoederegelingen vrijgelaten. De inwoner blijft altijd onder de inkomensgrens, als er loonbeslag op het inkomen ligt, als de inwoner in de Wsnp zit (schuldsanering), of als er een minnelijke schuldregeling loopt (gericht op afbetalen van een schuld).
Het vermogen telt meestal ook mee, maar soms is dit anders geregeld. Dan geven we dat aan. Vermogen wordt in ieder geval vrijgelaten als het onder de grens blijft die voor een bijstandsuitkering geldt. Een eigen huis telt niet mee bij het vermogen, behalve als het gaat om kwijtschelding belastingen (voor bijzondere bijstand gelden andere regels.)
Bijzondere bijstand is een belangrijk hulpmiddel voor de gemeente om inwoners financieel te helpen. In beleidsregels worden de uitgangspunten beschreven waarmee de gemeente rekening houdt bij het toepassen van de regels over bijzondere bijstand uit de Participatiewet.
Studenten met een beperking hebben soms extra hulp nodig om een opleiding te volgen. Dat is belangrijk omdat de kans op werk met een afgeronde opleiding groter is. In deze paragraaf geeft de gemeente aan voor welke studenten de studietoeslag is bedoeld, welk bedrag toegekend kan worden en hoe dat wordt uitbetaald.
Op grond van artikel 36b lid 1 Participatiewet kan een student in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag als hij op de datum van de aanvraag:
Studenten met een Wajong-uitkering hebben geen recht op de studietoeslag. Voor hen is er een regeling binnen de Wajong.
Nadat de student een aanvraag heeft ingediend, onderzoekt de gemeente of de beperking van de student zo groot is dat hij met werk geen inkomsten kan verdienen. De gemeente doet dat aan de hand van gegevens die zij van de student of van andere instanties heeft gekregen. Als die gegevens niet duidelijk genoeg zijn, vraagt de gemeente aan een deskundige om een advies te geven.
Een student kan de studietoeslag aanvragen met een aanvraagformulier van de gemeente. De gemeente geeft de toeslag voor de duur van de studie/school. De student hoeft dan dus maar één keer een aanvraag in te dienen.
7.4 Individuele inkomenstoeslag
Voor inwoners die al jaren moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op verbetering van hun inkomen, is de individuele inkomenstoeslag bedoeld. Dat is een extraatje dat jaarlijks kan worden aangevraagd en waarmee het inkomen wordt aangevuld. Hier is beschreven voor welke inwoners de inkomenstoeslag is bedoeld en welke aanvullende voorwaarden er gelden.
7.5.1 Kindpakket: schoolregeling
Wat is het doel van de regeling?
Ouders met schoolgaande kinderen maken vaak extra kosten omdat hun kinderen naar school gaan. De schoolkostenregeling zorgt ervoor dat bepaalde kosten worden vergoed voor kinderen uit gezinnen die het nodig hebben. De gemeente kan daarom de kosten vergoeden die deze gezinnen voor hun kinderen maken omdat ze naar school gaan. Het gaat om kosten zoals voor de aanschaf van een fiets, rugtas en schoolboeken. Ouders en kinderen kunnen jaarlijks een keuze maken uit schoolkosten of artikelen die in elk individueel geval nodig zijn. Ouders en kinderen die een PC, fiets, rekenmachine of iets anders willen aanschaffen kunnen dit doen bij een aantal aangesloten ondernemers.
De hoogte van de vergoeding is afhankelijk van het leerjaar van het kind.
Wanneer kom je ervoor in aanmerking?
Deze regelingen zijn er voor gezinnen met schoolgaande kinderen die extra financiële ondersteuning nodig hebben, omdat ze een laag inkomen hebben en niet goed financieel rond kunnen komen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen mag niet hoger zijn dan de vermogensgrens uit de Participatiewet (artikel 34 lid 3 Pw).
In Kampen kunnen ouders en/of verzorgers via één portaal een aanvraag doen voor hun kind op gebied van Sport, Cultuur, Zwemmen en School. Eerder konden zij de diverse regelingen op verschillende plekken aanvragen. Via de website www.samenvoorallekinderen.nl kunnen ouders zelf of via een intermediair een aanvraag doen voor Sport, Cultuur, Zwemmen of School.
7.5.2 Kindpakket: Zwemfonds Kampen
Wat is het doel van de regeling?
Het is belangrijk dat alle kinderen kunnen zwemmen. Zwemlessen kosten geld. De kosten van zwemlessen kan de gemeente gedeeltelijk vergoeden vanuit het Zwemfonds. De totale kosten van het zwempakket bedragen € 800,-. De gemeente vergoedt maximaal € 500,- per kind.
Wanneer kom je ervoor in aanmerking?
De tegemoetkoming is er voor gezinnen met kinderen in de leeftijd van 6 tot 18 jaar die een zwemdiploma willen halen en de kosten niet volledig zelf kunnen betalen. Voor de zwemlessen betaalt de inwoner een eigen bijdrage. De eigen bijdrage voor het zwempakket is € 300,- (2021). Het bedrag betaalt de inwoner in twaalf termijnen van € 25,- aan Zwemfonds Kampen. Bij de aanvraag gaat de inwoner akkoord met deze betalingsverplichting.
Deze regelingen zijn er voor gezinnen met schoolgaande kinderen die extra financiële ondersteuning nodig hebben, omdat ze een laag inkomen hebben en niet goed financieel rond kunnen komen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen mag niet hoger zijn dan de vermogensgrens uit de Participatiewet (artikel 34 lid 3 Pw). Als er een beroep op het Kindpakket Zwemfonds Kampen wordt gedaan, kan er dat jaar voor dat kind geen beroep op het kindpakket Jeugdfonds Sport &Cultuur worden gedaan.
In Kampen kunnen ouders en/of verzorgers, in ieder geval vanaf 1 januari 2021, via één portaal een aanvraag doen voor hun kind op gebied van Sport, Cultuur, Zwemmen en School. Eerder konden zij de diverse regelingen op verschillende plekken aanvragen
Via de website www.samenvoorallekinderen.nl kunnen ouders zelf of via een intermediair een aanvraag doen voor Sport, Cultuur, Zwemmen of School.
7.5.3 Kindpakket: Jeugdfonds Sport& Cultuur
Wat is het doel van de regeling?
Het Jeugdfonds Sport en Cultuur biedt de mogelijkheid aan kinderen om mee te doen aan sportieve of culturele activiteiten. In de gemeente Kampen wordt meedoen aan dergelijke activiteiten als essentieel onderdeel van opgroeien gezien. Daarom wordt de mogelijkheid geboden om via de fondsen mee te doen aan activiteiten. Ouders en kinderen kunnen jaarlijks kiezen van welke activiteit en regeling zij gebruik maken. Er wordt maatwerk toegepast als blijkt dat er meer nodig is in specifieke gevallen.
Er kan een keuze gemaakt worden uit onderstaande activiteiten en wordt uitgegaan van genoemde bedragen:
Deze regelingen zijn er voor gezinnen met schoolgaande kinderen die extra financiële ondersteuning nodig hebben, omdat ze een laag inkomen hebben en niet goed financieel rond kunnen komen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen mag niet hoger zijn dan de vermogensgrens uit de Participatiewet (artikel 34 lid 3 Pw). Als er een beroep op het kindpakket Jeugdfonds Sport &Cultuur wordt gedaan, kan er dat jaar voor dat kind geen beroep op het kindpakket Zwemfonds Kampen worden gedaan.
In Kampen kunnen ouders en/of verzorgers met kinderen, via één portaal een aanvraag doen voor hun kind op gebied van Sport, Cultuur, Zwemmen en School. Eerder konden zij de diverse regelingen op verschillende plekken aanvragen
Via de website www.samenvoorallekinderen.nl kunnen ouders en/of verzorgers zelf of via een intermediair een aanvraag doen voor Sport, Cultuur, Zwemmen of School.
Wat is het doel van de regeling?
Het is belangrijk dat iedereen kan sporten of mee kan doen aan activiteiten, ook als er sprake is van een laag inkomen. Met de meedoenbon kan een inwoner kosten om te sporten, mee te doen aan culturele activiteiten, schoolactiviteiten of maatschappelijke activiteiten betalen. In de gemeente Kampen kennen we ruim 140 organisaties bij wie deze bon kan worden verzilverd. De waarde van de meedoenbon is afhankelijk van de leeftijd.
Wanneer kom je ervoor in aanmerking?
Meedoenbonnen zijn bedoeld voor inwoners met een laag inkomen en met weinig of geen vermogen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de bijstandsnorm blijft. Het vermogen mag niet hoger zijn dan de vermogensgrens uit de Participatiewet (artikel 34 lid 3 Pw) en wordt op een eenvoudige manier getoetst. De gemeente beoordeelt niet of er een auto of eigen huis is. Inwoners die volledig en blijvend arbeidsongeschikt zijn en een WIA-uitkering hebben (80-100%), hebben in ieder geval recht op Meedoenbonnen als ze een inkomen hebben tot 110% van de bijstandsnorm. Voor de meedoenbon geldt dat deze niet bedoeld zijn voor studenten.
De waarde van de meedoenbon is afhankelijk van de leeftijd:
De Meedoenbon kan worden aangevraagd met een aanvraagformulier van de gemeente.
De regeling hoge zorgkosten helpt inwoners die tijdelijk of langdurig te maken hebben met hoge zorgkosten. Het effect daarvan is dat iedere inwoner met hoge zorgkosten en een laag inkomen ondersteund wordt.
Wanneer kom je ervoor in aanmerking?
De regeling hoge zorgkosten geldt voor inwoners met een laag inkomen (maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm). Het vermogen wordt bij deze regeling niet getoetst. De hoogte van de bijdrage is gelijk aan die van de Regeling tegemoetkoming arbeidsongeschikten (uitvoering via het UWV). De UWV tegemoetkoming gaat voor op die van de gemeente. Wie van de UWV-tegemoetkoming gebruik maakt, komt niet in aanmerking voor de regeling hoge zorgkosten. De regeling kan worden aangevraagd indien het verplicht eigen risico van de zorgverzekering (Zvw) is verbruikt. Dit moet kunnen worden aangetoond.
De regeling hoge zorgkosten kan (online) worden aangevraagd via een aanvraagformulier van de gemeente.
7.8 Collectieve zorgverzekering
Wat is het doel van de regeling?
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners goed verzekerd zijn tegen medische kosten. Daarom heeft de gemeente een collectieve zorgverzekering (CZM) afgesloten voor inwoners met een laag inkomen bij zorgverzekeraar Zilveren Kruis. De collectieve verzekering geeft recht op een lagere premie voor de basisverzekering.
Wanneer kom je ervoor in aanmerking?
Inwoners die zich verzekeren bij Zilveren Kruis kunnen meedoen met de CZM. De CZM is bedoeld voor inwoners met een laag inkomen. Het inkomen is in ieder geval laag, als het onder de 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm blijft en de inwoner geen goede financiële buffer heeft. De gemeente beoordeelt niet of er een auto, eigen huis of schulden zijn. Kinderen tot 18 jaar zijn gratis meeverzekerd. Er is geen medische (toegangs)toets. Uitgesloten zijn wanbetalers. Dat zijn verzekerden die zes maanden de premie niet betalen.
Inwoners die bij een andere zorgverzekeraar verzekerd zijn, moeten overstappen naar Zilveren Kruis om mee te kunnen doen. Ze moeten dan een aanvraag voor de CZM indienen voor 1 januari van het daaropvolgende jaar. Dat is alleen mogelijk in de periode van half november tot 1 januari. Deelname aan de CZM gaat dan in op 1 januari.
Inwoners moeten wijzigingen in de gezins- en woonsituatie doorgeven aan Zilveren Kruis én de gemeente. Wijzigingen in het inkomen, waardoor inwoners boven de genoemde inkomensgrens komen, moeten ze doorgeven aan de gemeente. Een inkomen boven de inkomensgrens of een verhuizing naar een andere gemeente in Nederland betekent niet meteen het einde van de verzekering. De verzekering blijft doorlopen in het kalenderjaar, tenzij de inwoner aangeeft dat die eerder beëindigd kan worden.
Je vraagt de CZM aan met een aanvraagformulier van de gemeente. Daar horen ook bewijsstukken bij. Inwoners met een bijstandsuitkering kunnen ook met hun verzekeringspolis aan de balie Inkomen en zorg komen.
7.9 Kwijtschelding gemeentelijke belastingen
(uitvoering door team belasting en inning)
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners met een laag inkomen niet te zwaar belast worden. Daarom kunnen deze inwoners onder bepaalde voorwaarden kwijtschelding van gemeentelijke belastingen krijgen.
Wanneer kun je kwijtschelding krijgen?
Kwijtschelding is er voor inwoners die een inkomen hebben dat niet hoger is dan de bijstandsnorm. Daarnaast zijn er enkele andere voorwaarden en wordt er een vermogensgrens gehanteerd. Voor meer informatie verwijzen wij naar de voorwaarden voor de kwijtschelding gemeentelijke beslastingen.. Zie hiervoor https://www.kampen.nl/belastingen-en-heffingen/kwijtschelding.
Kwijtschelding kan worden aangevraagd voor:
Soms wordt een deel van de belastingen kwijtgescholden. Kwijtschelding is niet mogelijk voor de belastingen voor een eigen bedrijf of een zelfstandig beroep.
Hoe vraag je kwijtschelding aan?
Je vraagt kwijtschelding aan met een aanvraagformulier van de gemeente (zie: https://www.kampen.nl/belastingen-en-heffingen/kwijtschelding)
Voorkomen is beter dan genezen
Het is beter financiële problemen te voorkomen, dan op te lossen. We vertellen daarom zo goed mogelijk over de hulp die inwoners met een laag inkomen kunnen krijgen. Dit kan financiële steun zijn, maar ook andere vormen van hulp. Zo kan de inwoner bijvoorbeeld hulp vragen bij ‘Financiën op Koers’ (FINOK). Dat is het samenwerkingsverband van Welzijn Kampen, De Kern, MEE, Humanitas en de gemeente. Dit samenwerkingsverband zorgt ervoor dat de vragen bij de juiste medewerker of instantie terecht komen. Het doel van FINOK is om inwoners van Kampen te helpen bij hun thuisadministratie/budgetbeheer en daarmee hun zelfredzaamheid op dit terrein te vergroten1.
Daarnaast helpt de gemeente inwoners die moeite hebben om financieel rond te komen2. Ook zoekt de gemeente naar mogelijkheden om inwoners te bereiken die financiële steun nodig hebben, bijvoorbeeld via de eigen website en de website ‘bereken-uw-recht’3 te promoten. Ten slotte is er schulddienstverlening. Als inwoners schulden hebben die ze moeilijk kunnen aflossen, kan de gemeente hulp geven. Naast budgetadvies (hoe omgaan met geld) en budgetbeheer kan dan bijvoorbeeld de mogelijkheid van een schuldregeling worden onderzocht. De gemeente maakt dan afspraken met schuldeisers over gehele of gedeeltelijke afbetaling van de schulden4.
Deze maatregelen zijn gericht op het versterken van de zelfredzaamheid van inwoners, zodat inwoners zelfstandig een gezonde financiële huishouding kunnen voeren.
Waar kun je terecht voor hulp?
Inwoners kunnen met vragen over geld en geldproblemen terecht bij de toegangen van het sociaal domein in Kampen. Dat zijn de balie inkomen en zorg in het stadhuis en Financiën op Koers (Finok).Nadat de inwoner zich heeft gemeld, bespreekt een medewerker van de gemeente / CJG met de inwoner welk effect hij met zijn hulpvraag wil bereiken. Wat is er nodig? Hoe is de situatie van de inwoner? Wat kan de inwoner zelf doen om zijn financiële situatie te verbeteren? Welke (andere) voorzieningen zijn er mogelijk? In het gesprek beoordeelt de medewerker of de inwoner in aanmerking komt voor een (of meer) minimaregeling en kan een aanvraag in behandeling worden genomen.
Hieronder zijn de belangrijkste uitgangspunten genoemd die de gemeente toepast als inwoners om hulp vragen.
7.10.2 Schuldhulpverlening en budgetbeheer
De hulp die de gemeente geeft, past bij het financiële probleem van de inwoner. Eén van de mogelijkheden die de gemeente kan aanbieden is hulp bij het regelen van de inkomsten en uitgaven (budgetbeheer). Budgetbeheer is erop gericht dat de inwoner orde krijgt in de financiële huishouding en daardoor zijn uitgaven kan betalen.
8. Afspraken tussen inwoner en gemeente
Dit hoofdstuk gaat over de manier waarop de gemeente en de inwoner met elkaar omgaan. Het gaat over de manier waarop de gemeente zich moet gedragen en wat er van de inwoner wordt verwacht. Als de inwoner rechten heeft, dan staan daar vaak plichten tegenover. Houdt de inwoner daar onvoldoende rekening mee, dan kan de gemeente de uitkering of voorziening beëindigen, terugvorderen of verlagen.
De gemeente reageert op een professionele manier op gedrag van de inwoner dat niet door de beugel kan. De gemeente zorgt voor het volgende:
de gemeente stuurt de inwoner een brief met daarin duidelijk vermeld wat de gemeente gaat doen als reactie op het gedrag, wat dit precies betekent voor de inwoner en wat de inwoner daartegen kan doen. De gemeente maakt de inwoner ook duidelijk op welke manier hij het gedrag kan aanpassen, zodat de relatie hersteld wordt en de gemeente de dienstverlening zal voortzetten (als die is stopgezet).
8.2.2 Geen verwijtbaarheid en verjaring
De gemeente verlaagt de uitkering niet als het gedrag van de inwoner meer dan een jaar geleden heeft plaatsgevonden of als het gedrag hem niet te verwijten is.
8.2.3 Ingangsdatum en periode verlaging
De gemeente verlaagt de uitkering vanaf de kalendermaand na de maand waarin de gemeente het besluit tot verlaging aan de inwoner per brief bekend heeft gemaakt. Het is mogelijk dat de verlaging al in dezelfde maand of over eerdere maanden wordt toegepast. Dat kan als de uitkering voor die maand(en) nog niet is uitbetaald.
Als de inwoner maandelijks bijzondere bijstand ontvangt, kan de gemeente de bijzondere bijstand verlagen met een percentage van de bijzondere bijstand. Gaat het om eenmalige bijzondere bijstand, dan kan de gemeente die bijstand weigeren als de bijstand nodig is vanwege verwijtbaar gedrag van de inwoner.
8.2.6 Niet nakomen andere arbeidsverplichtingen
De gemeente verlaagt de bijstandsuitkering een maand met 20% van de uitkeringsnorm, voor het volgende gedrag:
bij de inwoner die alleenstaande ouder is: het uit houding en gedrag laten blijken geen gebruik te willen maken van een voorziening die de kans op werk kan vergroten, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet.
De gemeente verlaagt de IOAW- of IOAZ-uitkering een maand met 20% van de uitkeringsnorm voor het volgende gedrag:
bij de inwoner die alleenstaande ouder is: het uit houding en gedrag laten blijken geen gebruik te willen maken van een voorziening die de kans op werk kan vergroten, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet.
Als de gemeente de IOAW- of IOAZ-uitkering tijdelijk of blijvend kan weigeren omdat de inwoner verwijtbaar werkloos is, wordt de uitkering niet met toepassing van lid 4 verlaagd, maar tijdelijk of blijvend geweigerd. De uitkering wordt dan geweigerd naar de mate waarin de inwoner inkomen zou hebben kunnen ontvangen als hij niet verwijtbaar werkloos was geworden of gebleven.
De gemeente kan de verlaging stoppen (niet uitvoeren) als uit houding en gedrag van de inwoner overduidelijk blijkt dat hij alsnog de arbeidsverplichtingen nakomt. De inwoner moet de gemeente zelf verzoeken om de verlaging te stoppen. Hij kan het verzoek per brief of e-mail indienen binnen veertien dagen nadat het besluit om de uitkering te verlagen is genomen.
De gemeente verlaagt de uitkering van een inwoner die zich onacceptabel gedraagt tegenover personen en instanties die de Participatiewet, de IOAW en IOAZ uitvoeren. De uitkering wordt een maand verlaagd met 100% van de uitkeringsnorm.
De duur van de verlaging wordt verdubbeld als de uitkering binnen twaalf maanden na de datum van het besluit waarmee de verlaging is opgelegd opnieuw wordt verlaagd. De duur wordt ook verdubbeld als de gemeente de eerdere verlaging vanwege dringende redenen van de inwoner heeft gewijzigd in € 0,- (nihil). Een verlaging op grond van artikel 8.2.5 kan maximaal 3 maanden worden verlaagd.
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
8.4.2 Terugvordering voorziening
[Wmo, Burgerlijk Wetboek, Gemeentewet]
Als de gemeente een besluit om een voorziening toe te kennen heeft ingetrokken omdat de inwoner of de werkgever opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt, dan kan de gemeente de geldswaarde van de voorziening die ten onrechte is verstrekt, vorderen van de inwoner of van die werkgever.
De gemeente kan aan de SVB vragen om de uitbetaling uit het pgb helemaal of gedeeltelijk uit te stellen totdat een besluit is genomen om het pgb weer voort te zetten of in te trekken. Dit kan de gemeente doen als:
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Wgs, Gemeentewet]
Om de doelen van de wetten te bereiken, is het belangrijk, dat inwoners hun verplichtingen nakomen en dat de gemeente inwoners daarbij helpt. De gemeente doet dat door:
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
8.5.3 Voorkomen van fraude en oneigenlijk gebruik
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ]
De gemeente streeft ernaar om fraude te voorkomen (preventie). Daarom informeert de gemeente inwoners op een gepaste manier over rechten en plichten en over de gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van uitkeringen en voorzieningen.
Het beleid dat de gemeente maakt en uitvoert is bedoeld voor de inwoners. Met de ervaringen van de inwoners kan de gemeente haar beleid als het nodig is aanpassen en verbeteren. In dit hoofdstuk is vastgelegd hoe inwoners hun invloed kunnen uitoefenen. Dat wordt inspraak genoemd. Ook is geregeld dat er een adviesraad SD is en is de taak van deze raad beschreven. Ten slotte is hier ook geregeld op welke manier inwoners met leveranciers, zoals zorgaanbieders, kunnen overleggen over diensten en producten die bedoeld zijn voor de inwoners die hulp nodig hebben.
[Jeugdwet, Wmo, Wgs, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
[Jeugdwet, Wmo, Wgs, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
De gemeente zet zich ervoor in dat er een Adviesraad SD is die een afspiegeling vormt van de verschillende groepen inwoners voor wie deze verordening iets regelt. De Adviesraad SD bestaat uit inwoners van de gemeente Kampen die vertegenwoordigers van clusters zijn. Clusters bestaan uit personen die bij eenzelfde doelgroep horen of eenzelfde voorziening ontvangen op grond van één van de wetten die in artikel 9.1 zijn genoemd, of uit personen die hen vertegenwoordigen. De Adviesraad SD stelt de clusters vast. Een cluster komt regelmatig bijeen om met elkaar het beleid, de regels en de uitvoering daarvan te bespreken.
9.3 Taken en bevoegdheden Adviesraad SD
[Jeugdwet, Wmo, PW, IOAW, IOAZ, Gemeentewet]
De gemeente neemt adviezen van de Adviesraad SD over of wijst de adviezen gemotiveerd af. Gaat het om besluiten van de gemeenteraad, dan worden het advies van de Adviesraad SD en de reactie van de gemeente (burgemeester en wethouders) aan de gemeenteraad gestuurd, zodat deze informatie bij de besluitvorming kan worden betrokken.
Leveranciers die jeugdhulp of Wmo-hulp geven, zijn verplicht om inwoners die gebruik maken van hun diensten, inspraak te geven en daarover regels te maken. Voor Wmo-hulp bepaalt de gemeente over welke onderwerpen de inspraak gaat en welke vorm de inspraak heeft. Voor jeugdhulp is dit geregeld in de Jeugdwet.
De gemeente probeert het beleid en de regels zo goed mogelijk uit te voeren. Toch is het mogelijk dat inwoners het niet eens zijn met de aanpak van de gemeente. In dit hoofdstuk staan enkele regels over de mogelijkheid om een klacht in te dienen, een vertrouwenspersoon te spreken of bezwaar te maken. Daarbij is aangesloten bij de visie op klachtbehandeling van de Nationale ombudsman.
10.4 Ombudsfunctie en vertrouwenspersoon
De ombudsman/vrouw vormt een aanvulling op andere mogelijkheden voor inwoners waarop zij informatie, advies en ondersteuning kunnen krijgen. Een inwoner die beroep doet op de ombudsman/vrouw kan ook gebruik blijven maken van andere voorzieningen die er zijn voor het oplossen van knelpunten, zoals de gemeentelijke klachten- of bezwaarregeling.
Naast de Ombudsman/vrouw kan de inwoner ook beroep doen op een vertrouwenspersoon als het gaat om jeugdhulp. De vertrouwenspersoon kan de inwoner (jeugdige, ouder of pleegouder) op verzoek ondersteunen bij problemen, klachten en vragen in verband met de hulpverlening door de gemeente, de jeugdhulpaanbieder, de gecertificeerde instelling jeugdbescherming en jeugdreclassering en het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling (Veilig Thuis).
De inwoner die het niet eens is met een besluit dat is genomen op grond van de genoemde wetten en van deze verordening, kan binnen zes weken bezwaar maken volgens de regels die zijn beschreven in de Verordening behandeling bezwaarschriften gemeente Kampen. De inwoner kan zijn bezwaar ook voorleggen aan de ombudsman/vrouw, voordat de inwoner officieel bezwaar maakt bij de gemeente.
Nadat de gemeente een bezwaarschrift heeft ontvangen, neemt een medewerker contact op met de inwoner om het bezwaar te bespreken. De medewerker geeft uitleg over het besluit van de gemeente en informeert bij de inwoner naar argumenten, feiten en omstandigheden die van belang zijn voor de beoordeling van het bezwaar. Dit gesprek is gericht op verbetering van de besluitvorming door de gemeente.
11. Kwaliteit, inkoop en aanbesteding
De diensten en producten die de gemeente levert, moeten van goede kwaliteit zijn. Diensten moeten aansluiten bij de behoefte van de inwoner. Producten moeten degelijk zijn en goed bruikbaar voor de inwoner. De gemeente moet zich bij de inkoop van diensten en producten aan bepaalde regels houden. Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit, de inkoop en de aanbesteding van diensten en producten.
De gemeente zorgt ervoor dat met de tarieven diensten kunnen worden ingekocht die voldoen aan de kwaliteitseisen die gelden voor die diensten, waaronder de eisen aan de deskundigheid die aan hulpverleners worden gesteld. De gemeente zorgt er ook voor, dat de tarieven niet zo laag zijn, dat de hulpverlening tijdens de looptijd van het contract gevaar loopt.
11.3 Kwaliteitseisen met betrekking tot PGB
Van een goede kwaliteit is sprake als de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de (individuele) (maatwerk)voorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt en, indien van toepassing, worden verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard. Een PGB is alleen mogelijk is als naar het oordeel van de gemeente de ondersteuning van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate bijdraagt aan het bereiken van het in de rapportage of het Plan van Aanpak opgenomen beoogde resultaat. Tevens moet degene die het pgb beheert pgb-vaardig zijn. Periodiek of steekproefsgewijs onderzoekt de gemeente uit het oogpunt van kwaliteit of het PGB juist is besteed.
11.3.1 PGB voor hulpmiddelen en woningaanpassingen
Om de kwaliteit van hulpmiddelen en woningaanpassingen te beoordelen, kijkt de gemeente onder meer naar de volgende factoren:
de leeftijd van het hulpmiddel gerelateerd aan de afschrijvingstermijn van het hulpmiddel. Het hulpmiddel moet namelijk gedurende de afschrijvingstermijn van het middel mee kunnen gaan. De afschrijvingstermijnen van hulpmiddelen zijn opgenomen in paragraaf 5.2 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp;
11.3.2 PGB voor professionele dienstverlening / hulpverlening
De gemeente is van mening dat professionele dienstverlening / hulpverlening kwalitatief goed is als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de organisatie / hulpverlener beschikt over een ondernemingsplan en een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente overlegt de organisatie / hulpverlener het ondernemingsplan en kan de organisatie / hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen / dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;
11.3.3 PGB voor informele hulp / informele dienstverlening
In het geval van de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening door een informele hulp (hieronder valt niet mantelzorg) bekijkt de gemeente onder meer de volgende factoren:
dat de hulpverlener beschikt over een ondernemingsplan en een deugdelijke administratie. Op verzoek van de gemeente overlegt de hulpverlener het ondernemingsplan en kan de hulpverlener aantonen dat hij een deugdelijke administratie bijhoudt. Uit deze administratie moet bijvoorbeeld blijken op welke tijdstippen / dagdelen de cliënt ondersteuning heeft ontvangen en wat de duur van deze ondersteuning is geweest;
11.3.4 Kwaliteit PGB door onafhankelijk deskundige
De gemeente schakelt eventueel een onafhankelijk deskundige in die een oordeel geeft over de kwaliteit van de hulp die verstrekt wordt uit het PGB. Hierbij wordt de vraag gesteld of de hulp die wordt ingezet ook datgene biedt wat de inwoner nodig heeft om aan de gestelde doelen te werken.
In deze verordening worden allerlei begrippen gebruikt. Deze begrippen hebben dezelfde betekenis als in de wetten waarop deze verordening is gebaseerd. Waarom deze begrippenlijst?
Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking én die gewoon verkrijgbaar is én een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner tot zelfredzaamheid en participatie in staat is. Daarnaast moet de voorziening financieel gedragen kunnen worden door een iemand met een inkomen op minimumniveau.
Andere / overige voorziening: een voorziening waarop de inwoner een beroep kan doen voor de hulp die hij nodig heeft, anders dan hulp-op-maat. Het gaat om voorzieningen die buiten de regeling liggen van de aangevraagde voorziening of om voorzieningen die binnen het bereik van die regeling liggen, maar vrij toegankelijk zijn voor de inwoner. Dat kan een andere uitkering zijn, een algemeen gebruikelijke, algemene of collectieve voorziening, of voorzieningen als alimentatie en toeslagen.
Arbeidsbeperking: verminderde mogelijkheden om te werken als gevolg van een lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap.
Arbeidsinschakeling: aan het werk (kunnen) gaan.
Arbeidsverplichting: de verplichting om mee te werken aan de arbeidsinschakeling of het leveren van een tegenprestatie, als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet.
Armoedeval: achteruitgang in inkomen als een uitkeringsgerechtigde een baan aanneemt op of rond het minimumloon. Dit komt door het wegvallen van tegemoetkomingen van de gemeente of van toeslagen zoals huurtoeslag en zorgtoeslag.
Beperking: de vermindering van mogelijkheden waardoor een belemmering ontstaat in het sociaal-maatschappelijk functioneren.
Bijstandsnorm: de maximale hoogte van de bijstandsuitkering bedoeld in artikel 5, onderdeel c van de Participatiewet. De hoogte hangt af van de woon- en leefsituatie en de leeftijd van de inwoner.
Bijstandsuitkering: de algemene bijstand voor levensonderhoud, bedoeld in artikel 5, onderdeel b van de Participatiewet. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met bijstandsuitkering bedoeld: de algemene bijstand plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
CAK: Centraal Administratie Kantoor.
Cliëntondersteuning: kosteloze hulp aan een inwoner door een onafhankelijke professional in de vorm van informatie, advies en algemene ondersteuning. De hulp aan de inwoner is gericht op het benutten van diensten die door gemeenten en andere organisaties worden geleverd op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen (artikel 1.1.1 van de Wmo).
Collectief taxivervoer: vervoer van deur tot deur, op afroep en met een deeltaxi (ook wel collectief vraagafhankelijk vervoer genoemd).
Computer: een elektronisch apparaat voor gegevensverwerking, zoals een desktop, laptop of een tablet (geen smartphone).
Diploma: een HAVO-, VWO-, of MBO2-diploma.
Effect: het resultaat of het doel.
Financiële buffer: vermogen. Een goede financiële buffer is een vermogen op of boven de vermogensgrens bedoeld in artikel 34, lid 3 van de Participatiewet.
FINOK: afkorting van ‘Financiën Op Koers’, een samenwerkingsverband tussen maatschappelijke organisaties in Kampen, gericht op ondersteuning (met name doorverwijzing) bij financiële problemen van inwoners.
Fraude: het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige gegevens, of het verzwijgen of niet (op tijd) verstrekken van gegevens. Het gaat om gegevens die nodig zijn om te bepalen of er recht op een uitkering of een voorziening is, en om de duur en hoogte van die uitkering of voorziening vast te stellen. Als gevolg hiervan wordt een uitkering of voorziening helemaal of gedeeltelijk ten onrechte verstrekt.
Gebruikelijke hulp: de hulp die over het algemeen mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten. Voor de Jeugdwet wordt met ouders ook andere opvoeders en verzorgers bedoeld. De gemeente heeft in beleidsregels uitgelegd wat er precies bedoeld wordt met gebruikelijke hulp.
Gemeente: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Kampen.
Geldig identiteitsbewijs: een document waarmee de inwoner zich kan identificeren. Dit kan per voorziening verschillen.
(Keukentafel) gesprek: gesprek waarin de inwoner zijn hulpvraag, zijn persoonlijke situatie en het effect dat hij wil bereiken bespreekt.
Hulp: ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of inkomensondersteuning als bedoeld in artikel 7 van de Participatiewet, maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo, jeugdhulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, of schuldhulpverlening als bedoeld in artikel 1 van de Wgs.
Hulp-op-maat: een op de inwoner afgestemde voorziening.
Hulpvraag: de behoefte aan ondersteuning die de inwoner bij de melding heeft.
Inkomen: het inkomen, bedoeld in artikel 32, eerste lid, van de Participatiewet.
Informele hulp: Onder hulp uit het informele / sociale netwerk wordt verstaan de betaalde hulp uit de huiselijke kring van de inwoner of uit het sociale netwerk van de inwoner, waarbij geldt dat:
Inspraak: inspraak als bedoeld in artikel 150 van de Gemeentewet. Met inspraak wordt in hoofdstuk 9 van deze verordening ook bedoeld het recht om invloed uit te oefenen en over iets mee te beslissen.
Interne werkbegeleiding: de dagelijkse werkbegeleiding op de werkvloer die door een collega wordt geboden omdat de werknemer anders niet in staat is zijn werkzaamheden uit te voeren, en die uitgaat boven de normale begeleiding van een werknemer op een werkplek.
Inwoner: de persoon die zijn woonplaats heeft binnen de gemeente Kampen volgens de regels van het Burgerlijk Wetboek (titel 3, Boek 1 BW) en die daar rechtmatig verblijft. Gaat het om Wmo-hulp, dan wordt onder inwoner verstaan: de ingezetene als bedoeld in artikel 1.2.1 Wmo. Gaat het om schuldhulpverlening, dan wordt onder inwoner verstaan: degene die in de basisregistratie personen van de gemeente Kampen is ingeschreven. Voor de toepassing van hoofdstuk 3 wordt onder inwoner verstaan: de persoon die hulp kan krijgen van de gemeente om werk te vinden of te houden, of om de kans op werk te vergroten, als bedoeld in artikel 7 lid 1 onderdeel a Pw. Voor de toepassing van de hoofdstukken 8 en 10 wordt onder inwoner ook verstaan: de persoon die hulp van de gemeente Kampen heeft gehad maar zijn woonplaats niet meer in de gemeente Kampen heeft. Onder rechtmatig verblijf wordt verstaan: verblijf dat geen wettelijke belemmering oplevert voor hulp door de gemeente.
IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
Jeugdhulp: hulp als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet.
Jobcoaching: de methodische ondersteuning die door een erkende deskundige wordt geboden aan inwoners met een arbeidsbeperking en aan werkgevers, gericht op het vinden of behouden van werk.
Jongere: de inwoner in de leeftijd tot 27 jaar.
Jongerenwerk: basisaanbod van sociaal-culturele voorzieningen voor jongeren, zoals kinderwerk, tiener- en jongerenwerk, sportbuurtwerk en jongereninformatie. Het basisaanbod bevat ook activiteiten die stimulering van de ontwikkeling of het voorkomen van problemen bij jongeren tot doel heeft.
Kostendelersnorm: norm voor de hoogte van een uitkering volgens artikel 22a van de Participatiewet. Naarmate meer mensen in een huis wonen, ontvangt iedere afzonderlijke uitkeringsgerechtigde een lagere uitkering omdat meer mensen de kosten kunnen delen.
Levensonderhoud: de dagelijkse bestaanskosten, zoals kosten voor voeding, kleding, huur, energie, water en (zorg)verzekeringen.
Leverancier: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die goederen of diensten levert tegen betaling.
Mantelzorg: Mantelzorg is zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie en die meer dan 8 uur per week en langer dan drie maanden wordt gegeven.
Medewerker: de persoon die namens het college van burgemeester en wethouders optreedt.
NIBUD-prijzengids: een handboek dat wordt uitgegeven door het NIBUD. In deze gids staan gangbare, actuele prijzen van producten en diensten.
Persoonlijke situatie: alle omstandigheden, mogelijkheden en persoonskenmerken van de inwoner die van belang zijn, inclusief de behoefte van de inwoner en de godsdienstige en levensbeschouwelijke overtuiging.
Rapportage: een plan van aanpak dat de gemeente opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner in het maatschappelijk leven ervaart, waarin de gewenste hulp wordt geïnventariseerd en de gemeente mogelijke oplossingen aandraagt.
Persoonlijk plan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt, waarin de knelpunten staan die de inwoner ervaart en de gewenste hulp wordt aangegeven. Gaat het om jeugdhulp, dan wordt hieronder verstaan: een familiegroepsplan.
Pgb: persoonsgebonden budget, een geldbedrag waarmee iemand zelf hulp(middelen) in kan kopen.
Pgb-budgetplan: een plan van aanpak dat de inwoner opstelt over de hulp die hij nodig heeft en die hij met het pgb wil inkopen. In het plan geeft de inwoner onder andere aan welke hulpverlener op welke manier en op welke momenten de noodzakelijke hulp gaat geven en hoe de kwaliteit en de continuïteit van die hulp gewaarborgd worden.
Professional: iemand die beroepsmatig hulp verleent.
Samenwonen: een gemeenschappelijke huishouding voeren als bedoeld in artikel 3 van de Participatiewet.
Sociaal netwerk: huisgenoten of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt (inclusief mantelzorgers).
SVB: Sociale verzekeringsbank.
Tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten: de tegemoetkoming die UWV verstrekt aan inwoners met een WIA-, WAO-, Wajong- of WAZ-uitkering die 35% of meer arbeidsongeschikt zijn, recht hebben op hulp om werk te vinden of te behouden, of recht op hulp om te studeren (artikel 63a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, artikel 65l van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 67i van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 3:75 van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten).
Uitkering: de bijstandsuitkering, de IOAW- of de IOAZ-uitkering.
Uitkeringsnorm: de maximale hoogte van een uitkering in de persoonlijke situatie van de inwoner; dit is de toepasselijke bijstandsnorm uit de Participatiewet of de grondslag bedoeld in de IOAW of IOAZ. Gaat het om een jongere van 18 tot 21 jaar, dan wordt met uitkeringsnorm bedoeld: de bijstandsnorm plus de aanvullende bijzondere bijstand op grond van artikel 12 van de Participatiewet.
Vermogen: totaal aan bezit in geld en goederen; het vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet.
Verwijtbaar werkloos: werk niet behouden of accepteren, zoals omschreven in artikel 20 lid 1 van de IOAW of van de IOAZ.
Voorziening: hulp in de vorm van een dienst, activiteit, product, pgb of geldbedrag.
Vrij toegankelijke hulp: hulp die beschikbaar is zonder verwijzing van een huisarts, medisch specialist, jeugdarts of besluit van de gemeente.
Werkgever: degene die de inwoner op grond van een arbeidsovereenkomst in een bepaalde periode in de eigen organisatie mag laten werken. Hieronder valt ook degene die van plan is een arbeidsovereenkomst te sluiten met een inwoner die onder de doelgroep voor loonkostensubsidie valt (art. 10d van de wet).
Werknemer: de inwoner die op grond van een arbeidsovereenkomst bij een werkgever werkt. Hieronder valt ook de inwoner die onder de doelgroep voor loonkostensubsidie valt en die van plan is met de werkgever een arbeidsovereenkomst te sluiten.
Wet: de Participatiewet, de IOAW, de IOAZ, de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.
Wettelijk minimumloon: het minimumloon per maand, zoals dit is omschreven in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag. Als het om een werknemer jonger dan 21 jaar gaat, het voor zijn leeftijd geldende minimumloon per maand, zoals het is omschreven in artikel 7, derde lid, en artikel 8, derde lid, van die wet. De vorige zin geldt niet bij het toepassen van artikel 7.3.3 van deze verordening (studietoeslag).
Wgs: Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.
Wlz -instelling: een zorginstelling die op grond van de Wet langdurige zorg gefinancierd wordt, zoals een verpleeg- of verzorgingshuis.
Wmo: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Wmo -hulp: de maatschappelijke ondersteuning, bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo.
In dit hoofdstuk zijn de laatste bepalingen opgenomen. Hier wordt geregeld welke verordeningen vervangen worden door deze verordening en wanneer deze verordening gaat gelden. Hier is ook opgenomen dat de gemeente bepalingen uit deze verordening kan uitwerken of verder invullen, dat met regelmaat beoordeeld wordt of de verordening nog goed werkt, wat de officiële naam is van deze verordening en dat de gemeente van deze verordening kan afwijken als dit echt nodig is.
13.1 Onderzoek naar de werking van de verordening
De gemeente onderzoekt met een zekere regelmaat of de verordening voldoende bijdraagt aan de doelen die de gemeente wil bereiken. Om dat te kunnen nagaan verzamelt de gemeente systematisch informatie over alles wat van belang is om tot een goede evaluatie te komen. De gemeente houdt zich daarbij aan de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
De gemeente kan uitvoeringsregels maken over de onderwerpen die in deze verordening zijn geregeld. Deze uitvoeringsregels kunnen de vorm hebben van beleidsregels of van een (nadere) regeling. Beleidsregels geven aan hoe de gemeente met een bepaalde bevoegdheid omgaat. Met een (nadere) regeling worden bepaalde regels van de verordening verder uitgewerkt. De mogelijkheid om deze uitvoeringsregels te maken wordt begrensd door de wet.
13.3 Afwijken van de verordening (hardheidsclausule)
De gemeente kan afwijken van een bepaling uit deze verordening als toepassing van die bepaling een onredelijke uitkomst heeft voor de inwoner of voor een ander die direct bij het besluit betrokken is. Een uitkomst is in ieder geval onredelijk als de doelen van de in 1.1 genoemde wetten of de doelen van deze verordening door het toepassen van de regels juist niet worden gehaald.
13.4 Intrekken oude verordening
De volgende verordening wordt ingetrokken op de datum dat deze verordening ingaat:
Een maandelijkse voorziening of uitkering die op grond van een ingetrokken verordening wordt verstrekt, blijft ook na de ingangsdatum van deze verordening doorlopen. Deze voorziening of uitkering loopt door totdat de gemeente een nieuw besluit over die voorziening of uitkering heeft genomen waarbij het toekenningsbesluit wordt ingetrokken.
Een aanvraag die de inwoner heeft ingediend vóór de ingangsdatum van deze verordening en waarover de gemeente pas later een besluit neemt, handelt de gemeente af volgens deze verordening. Voor een aanvraag op grond van de Participatiewet, de IOAW en de IOAZ die is ingediend vóór de ingangsdatum geldt juist dat de gemeente deze afhandelt volgens de ingetrokken verordening.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 13.4 heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening en daarvoor geldende verordeningen vastgestelde uitvoeringsregels en andere besluiten van algemene strekking, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de betreffende besluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-43709.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.