Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Beesel 2024

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel;

 

  • gelet op het bepaalde in:

  • artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht

  • de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Beesel 2021

overwegende dat:

  • In de vigerende Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Beesel 2021 de regels staan voor bekostiging van vervoersvoorzieningen voor leerlingen naar de scholen;

  • Die regels ruimte geven voor interpretatie in de uitvoering;

  • Een beleidsregel als leidraad bijdraagt aan een goede en consequente toepassing van de formele regels bij het leerlingenvervoer;

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

Beleidsregel bekostiging leerlingenververvoer gemeente Beesel 2024.

 

Inleiding

De beleidsregels in dit document geven aan hoe de bevoegdheden van het college binnen de regels van de Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Beesel worden uitgevoerd. Het zijn zowel handvatten voor de uitvoering als leidraad voor de eenduidige motivering van besluiten. Hierbij zijn de uitgangspunten:

  • Ouders zijn verantwoordelijk voor het schoolbezoek van hun kind(eren);

  • De zelfstandigheid en mogelijkheden van de leerling en ouders worden benut en gestimuleerd;

  • De taak van de gemeente is uitsluitend een wettelijke zorgtaak om een passende regeling te verstrekken waarmee – onder bepaalde voorwaarden- aanspraak gemaakt kan worden op een voorziening leerlingenvervoer.

  • Het college bepaalt het recht op een voorziening leerlingenvervoer, ouders ontvangen hiervoor een besluit.

  • Waar mogelijk wordt het zelfstandig reizen per fiets of met het openbaar vervoer gestimuleerd. Zelfstandig reizen bevordert de autonomie en vergroot het welbevinden van de leerling. Beoordeeld wordt of de leerling in staat is zelfstandig te reizen met de fiets of het openbaar vervoer of dat dit onder begeleiding mogelijk is. Ook wordt er gekeken in hoeverre de zelfredzaamheid van de leerling kan worden vergroot. Doel is dat de leerling zo zelfstandig mogelijk naar school reist, hetzij op de fiets of met het openbaar vervoer.

  • Er wordt vanuit gegaan dat iedere ouder een eigen inzet kan leveren bij het vervoer van en naar school. Daarbij wordt ten minste uitgegaan van een verplichte minimale eigen inzet van 2 momenten per week.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • a.

    Aanvrager: Ouder(s), verzorger(s) of voogd(en) van de leerling welke in aanmerking wenst te komen voor bekostiging leerlingenvervoer;

  • b.

    BO: Basisonderwijs

  • c.

    BSO: Buitenschoolse opvang: Voorziening die bestemd is voor schoolgaande kinderen en die geopend is voor en/of na schooltijd en eventueel tussen de middag. Vaak ook tijdens de schoolvakanties.

  • d.

    College: Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel.

  • e.

    Dichtstbijzijnde: de kortste, voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg.

  • f.

    Loosmelding: Een bericht van de vervoerder aan het college met de mededeling dat een leerling niet is meegereisd zonder afmelding.

  • g.

    Ouders: Ouders, voogden of verzorgers van de leerling, waaronder pleegouders en groepsleiders in een gezinsvervangend tehuis, groepsopvoeders in een internaat en verder alle meerderjarige handelingsbevoegde personen die op hetzelfde adres verblijven als de leerling.

  • h.

    Reiskoffer: Reis-ondersteunende produceten om zelfstandig te leren reizen.

  • i.

    S(B)O: Speciaal (Basis) Onderwijs

  • j.

    Schoolvervoer: Vervoer van thuis naar school en andersom.

  • k.

    “Thuis”: In het kader van leerlingenvervoer is “thuis” de plaats waar de leerling structureel en feitelijk verblijft.

  • l.

    TLV: Toelaatbaarheidsverklaring: Document dat aangeeft dat een leerling recht geeft op speciaal onderwijs en de bijbehorende ondersteuning

  • m.

    Verordening: Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Beesel 2021;

  • n.

    V(S)O: Voorgezet (Speciaal) Onderwijs;

  • o.

    WEC: Wet op de expertisecentra;

  • p.

    Woning: De woning waar de leerling structureel en feitelijk verblijft;

  • q.

    WPO: Wet op het primair onderwijs.

  • r.

    WVO: Wet op het voortgezet onderwijs.

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de WPO, de WVO, de WEC, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening.

Artikel 2. Algemeen

  • 2.1

    Een aanvraag voor het bekostigen van het leerlingenvervoer kan worden toegekend tot het einde van de schoolperiode tot en met groep 8 (of tot het jaar van verwachte uitstroom) en voor een periode van maximaal 4 jaar. Na die 4 jaar moet er een nieuwe aanvraag ingediend worden. Een vergoeding kan niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd.

  • 2.2

    Een wijziging van de bestaande aanvraag waarbij de dichtstbijzijnde toegankelijke voorziening niet verandert, wordt schriftelijk gedaan via een wijzigingsformulier. Voor andere wijzigingen moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

  • 2.3

    Het college kan ambtshalve beschikken indien de leerling beschikt over een indicatie voor leerlingenvervoer maar de aanvraag niet tijdig is ingediend en hiervoor sociaal-medische redenen bestaan en/of het college dit nodig acht.

  • 2.4

    Het college mandateert de consulenten van team Wmo om te beschikken op aanvragen op grond van de Verordening, inclusief toepassing van de hardheidsclausule, en hiermee samenhangende besluiten te nemen.

Artikel 3. Afwijzingsgronden

Het college wijst de aanvraag af wanneer het geen schoolvervoer betreft. Er is in elk geval geen sprake van schoolvervoer in de volgende gevallen:

  • a.

    Vervoer tijdens schoolvakanties

  • b.

    Vervoer op afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag, proefwerkweek, studiedag;

  • c.

    Vervoer voor incidentele verzoeken/wijzigingen;

  • d.

    Vervoer tussen schoolgebouwen onderling;

  • e.

    Vervoer tussen school en zwembad of gymnastieklokaal;

  • f.

    Vervoer voor medisch of paramedische behandelingen/therapie zoals huisarts, tandarts, revalidatiecentrum, dagbehandeling, ziekenhuis e.d.;

  • g.

    Vervoer naar logeerhuizen en dagcentrum;

  • h.

    Vervoer voor andere doeleinden dan schoolonderwijs, zoals vervoer naar huiswerkbegeleiding, remedial teaching, sportvereniging, e.d.

  • i.

    Vervoer naar zorginstellingen, medische kinderdagverblijven en andere instellingen waar geen onderwijs wordt geboden.

Ouders zijn in dergelijke situaties zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind.

Artikel 4. Bekostiging

  • 4.1

    Het college bekostigt het schoolvervoer naar de dichtstbijzijnde, toegankelijke school.

  • 4.2

    Indien de dichtstbijzijnde school niet toegankelijk is, dan blijft de leerling op de eerstvolgende dichtstbijzijnde toegankelijke school voor de gehele schoolperiode.

  • 4.3

    Ouders zijn vrij om het kind naar de school van hun keuze te laten gaan, maar de vervoersvergoeding wordt beperkt tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school.

    De dichtstbijzijnde school is de school die ofwel in afstand de dichtstbijzijnde toegankelijke school is, ofwel de dichtstbijzijnde toegankelijke school binnen het samenwerkingsverband Noord- Limburg.

  • 4.4

    Er zijn een aantal redenen waarom een leerling naar een verder weggelegen school zou kunnen gaan waaronder:

    • a.

      De dichtstbijzijnde school is niet toegankelijk. Ouder/ verzorger dient dit dan kenbaar te maken met een niet-toegankelijkheidsverklaring of er dient in de TLV een specifieke school benoemd te staan.

    • b.

      Wanneer het vervoer naar een verder weggelegen school minder kosten met zich meebrengt.

  • 4.5

    Wanneer de ouders/leerling kiezen voor een verder weggelegen school en deze niet op grond van artikel 4.1 voor vergoeding in aanmerking komt, kan hij een tegemoetkoming krijgen. Deze bestaat dan uit een vergoeding van de kosten gebaseerd op de afstand tot aan de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Aangepast vervoer wordt niet toegekend.

Artikel 5. Vervoersvoorziening tijdelijke beperking

Het college verzorgt geen vervoer vanwege tijdelijke medische redenen, bijvoorbeeld een gebroken been. Het college is verantwoordelijk voor vervoer van leerlingen die een blijvende lichamelijke, verstandelijke, zintuigelijke of psychische handicap hebben. Het kan echter voorkomen dat een leerling een groot gedeelte van het schooljaar geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer vanwege herstel of revalidatie. In dat geval kan een leerling, indien noodzakelijk, wel een beroep doen op het leerlingenvervoer. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 5.1

    Het betreft een tijdelijke beperking van drie maanden of langer. Dit moet bij de aanvraag worden onderbouwd met bewijsstukken. Het college kan een deskundige inschakelen om over de aanvraag te adviseren.

  • 5.2

    De beschikking kan alleen afgegeven worden voor de duur van het herstel of de revalidatie.

  • 5.3

    Het college kan dit tussentijds evalueren en herzien.

Artikel 6. Aanvraag schoolvervoer in verband met hoogbegaafdheid

  • 6.1

    Een leerling komt alleen in aanmerking voor een vervoersvoorziening in verband met hoogbegaafdheid indien aangetoond kan worden dat de leerling voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs nodig heeft.

  • 6.2

    Bij de aanvraag dienen de volgende documenten te worden bijgevoegd:

    • a.

      Documenten en verslagen van deskundigen ter onderbouwing van de noodzaak tot voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs;

    • b.

      Een verklaring en advies door het betreffende samenwerkingsverband dat en waarom de dichtstbijzijnde school of scholen geen passend aanbod kunnen bieden voor de betreffende leerling.

Artikel 7. Medische zorg en behandeling

Volgt een kind ook onderwijs op of nabij zijn zorglocatie, dan kan het kind in aanmerking komen voor leerlingenvervoer, indien er voor meer dan 50% onderwijs wordt ontvangen en aan de overige eisen van de Verordening wordt voldaan.

De schooltijden uit de schoolgids van de betreffende school zijn leidend voor het leerlingenvervoer. Wanneer een kind voor of na schooltijd zorg of behandeling krijgt kan er op deze momenten geen aanspraak gedaan worden op het leerlingenvervoer.

Artikel 8. Twee adressen

Een leerling kan twee adressen hebben. Beide ouders moeten afzonderlijk, in de eigen woongemeente, een aanvraag indienen voor de dagen dat de leerling tijdens een week bij hen verblijft. Dit betreft de vaste dagen in de week of per twee weken. Indien het drempelbedrag en de draagkracht afhankelijke bijdrage van toepassing zijn, zoals bedoeld in de Verordening, dan wordt dit berekend naar verhouding tot het aantal dagen dat de leerling bij de betrokken ouder verblijft.

Er kan rekening worden gehouden met twee adressen bij de bepaling wat de dichtstbijzijnde toegankelijke school is, op voorwaarde dat de twee adressen binnen 25 km van elkaar zijn gelegen.

Artikel 9. Vervoer crisissituatie/acute noodsituatie

De hoofdregel is dat de ouders een aanvraag indienen bij de gemeente waar de leerling feitelijk verblijft.

  • 9.1

    Wanneer een leerling wegens een crisissituatie voor korte of voor langere duur wordt opgevangen bij een pleeggezin/familie/opvang binnen een andere gemeente, komt een leerling in beginsel niet in aanmerking voor leerlingenvervoer wanneer de school die de leerling niet de dichtstbijzijnde school is vanuit het oogpunt van de gemeente waar de leerling gedurende de crisissituatie verblijft.

    Wanneer er al sprake is van inzet vanuit het leerlingenvervoer en een leerling verblijft (al dan niet tijdelijk) wegens een crisissituatie in een andere gemeente, dan vergoeden we de eerste drie maanden het vervoer van en naar de huidige school.

    Hierbij hanteren we de volgende uitgangspunten:

    • a.

      We nemen het belang van het kind als uitgangspunt.

    • b.

      De betrokken professionals adviseren het college en nemen naast de zorginhoud ook de te verwachten duur van het verblijf mee in hun advies

    • c.

      De ouders van de leerling dienen de periode van drie maanden te benutten om voor het langdurige verblijf in de nieuwe gemeente een andere geschikte school in de buurt te zoeken. Dit is om te voorkomen dat een leerling direct van school moet wisselen.

    • d.

      Is er sprake van een crisissituatie en er is nog geen betrokkenheid vanuit het leerlingenvervoer? Dan is er geen sprake van betrokkenheid vanuit het leerlingenvervoer van deze gemeente en dient de ouder de mogelijkheden te onderzoeken in de gemeente waar de leerling verblijft.

Artikel 10. Extra opstap- of opvangadres

De hoofdregel is dat een aanvraag voor bekostiging van de vervoerskosten kan worden ingediend voor het adres waar de leerling feitelijk en structureel verblijft naar school en terug. Het vervoer naar een ander adres valt in beginsel niet onder het leerlingenvervoer.

Steeds meer kinderen maken gebruik van een BSO of een opvangadres (o.a. opa en oma/ gastouder). Om ouders tegemoet te komen, kunnen ouders het leerlingenvervoer inzetten voor het vervoer van en naar een extra opstap- dan wel opvangadres (ook wel BSO of opa en oma/ gastouder).

Bekostiging van het vervoer naar een tweede opstap- dan wel opvangadres is mogelijk als dit een structureel adres betreft, waarbij de volgende criteria gelden:

  • a.

    Er dient sprake te zijn van een vast, wekelijks terugkerend patroon voor een minimale periode van 3 maanden;

  • b.

    Wanneer er sprake is van een opstapadres dan dient het te gaan om een bestaande opstapplaats van de betreffende route;

  • c.

    Het vervoer van en naar het tweede adres niet tot meerkosten mag leiden;

  • d.

    Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids;

Artikel 11. Verantwoordelijkheid ouders

  • 11.1

    Het vervoer van leerlingen van huis naar school en terug en de eventuele noodzakelijke begeleiding van de leerling in het vervoer van huis naar school en terug is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de ouders. Deze verantwoordelijkheden kunnen de ouders niet op- of overdragen aan het college.

  • 11.2

    Op voorwaarde dat ouders zoals beschreven in artikel 12 eigen inzet (wederkerigheid) leveren kan het college hiervan afwijken.

Artikel 12. Wederkerigheid

  • 12.1

    We gaan ervan uit dat iedere ouder een eigen inzet kan leveren bij het vervoer van en naar school. Daarbij wordt uitgegaan van een verplichte minimale eigen inzet van 2 momenten per week. We gaan er tevens vanuit dat wanneer ouders zelf deze wederkerigheid niet kunnen bieden, ze zelf op zoek gaan naar andere passende oplossingen waaronder gebruikelijke hulp van gezinsleden, hulp van andere personen uit het sociaal netwerk of voorliggende andere voorzieningen. Voor deze eigen inzet wordt een vergoeding verstrekt zoals beschreven in artikel 15.4. Indien er meerdere kinderen binnen het gezin gebruik maken van het leerlingenvervoer, blijft de eigen inzet in totaliteit minimaal 2 momenten per week.

  • 12.2

    In de volgende gevallen kan het college afwijken van de plicht tot wederkerigheid:

    • a.

      Bij leerlingen die vanwege de structurele beperking enkel de mogelijkheid hebben om met aangepast vervoer naar school te gaan. Bij deze ouder wordt er wel gevraagd naar een mogelijke eigen inzet maar is dit niet verplicht.

    • b.

      Indien de ouders kunnen aantonen dat ze niet langer hun werk kunnen uitoefenen als ze moeten voldoen aan de eigen inzet (wederkerigheid). Hiervoor kan een verklaring van de werkgever worden gevraagd waaruit per werkdag blijkt, dat het vanwege de werktijden niet mogelijk is om in de begeleiding te voorzien en het tevens niet mogelijk is om de werktijden aan te passen.

    • c.

      Het hebben van een fysieke beperkingen en/of (over)belasting kan een reden zijn voor het afwijken van de eigen inzet wanneer blijkt dat wegens deze beperkingen er belemmeringen zijn of ontstaan in het kunnen voldoen van de wederkerigheid. De consulent kan ervoor kiezen om nader onderzoek te verrichten door informatie op te halen bij betrokken hulpverlener(s) en/of het opvragen van onafhankelijk medisch advies.

    • d.

      Daarnaast kan het college besluiten om af te wijken van de plicht tot wederkerigheid door bijzondere omstandigheden.

  • 12.3

    Het college wijkt niet af van de plicht tot wederkerigheid in de volgende gevallen:

    • a.

      Het niet in bezit zijn van een fiets, auto en/of rijbewijs is geen reden voor het afwijken van de eigen inzet. Dit geldt ook voor het niet kunnen fietsen.

    • b.

      Het hebben van meerdere schoolgaande kinderen is geen reden voor het afwijken van de eigen inzet.

  • 12.4

    Wanneer er geen bijzondere omstandigheden zijn, maar ouders willen niet voldoen aan wederkerigheid, dan wordt er voor 2 momenten per week een vergoeding toegekend en de overige dagen aangepast vervoer. Ouders zijn alsnog 2 momenten per week zelf verantwoordelijk voor het vervoer naar school en terug.

Artikel 13. Afstands- en reistijdbepaling

  • 13.1

    Bij de beoordeling van de aanvragen dienen een aantal afstanden en reistijden te worden berekend. De afstand en/of reistijd wordt berekend:

    • a.

      Om vast te stellen of aan het afstandscriterium wordt voldaan zoals staat beschreven in de verordening.

    • b.

      Om te bepalen wat de dichtstbijzijnde toegankelijke school is vanaf de woning.

    • c.

      Om de hoogte van de vergoeding voor de auto- of fiets vast te stellen.

    • d.

      Om de reistijd tussen de woning en de school per fiets of het openbaar vervoer vast te stellen.

    Als de afstand van de heenreis en de terugreis verschillend is, wordt bij het meten van de afstand uitgegaan van de gemiddelde afstand van de heenweg en de terugweg. Afronding op 1 decimaal.

     

  • 13.2

    Voor de beoordeling van de vraag of een leerling naar school kan fietsen geldt het volgende uitgangspunt:

    • a.

      Leerlingen in het basis onderwijs worden niet geacht van en naar school te fietsen.

    • b.

      Leerlingen vanaf het V(S)O worden geacht wel te fietsen van en naar school.

  • 13.3

    We hanteren de volgende uitgangspunten bij de beoordeling van de afstand- en reistijdbepaling of openbaar vervoer een passende oplossing is:

    • a.

      Een reistijd met het openbaar vervoer van maximaal 1 uur enkele reis. Hierbij wordt uitgegaan van de gehele route van thuis tot aan school.

    • b.

      Een maximale afstand tussen de laatste OV-halte en school van maximaal 1200 meter. Dit geldt voor alle onderwijsvormen.

    • c.

      Wanneer de reistijd met het openbaar vervoer met 50% kan worden verkort door inzet van aangepast vervoer, dan is aangepast vervoer voorliggend op het openbaar vervoer.

    • d.

      In het primair onderwijs (PO), speciaal basisonderwijs (SBO) en voortgezet onderwijs (V(S)O) worden leerlingen geacht minimaal nul tot twee keer te kunnen overstappen (bijvoorbeeld van bus naar trein). Voor leerlingen in het speciaal onderwijs (SO) is dit minimaal nul tot één keer.

    • e.

      De aanwezigheid van openbaar vervoer.

  • 13.4

    Voor de beoordeling van de vraag of een leerling een afstand kan afleggen naar een opstapplaats geldt dat de afstand niet meer mag bedragen dan 1200 meter.

Artikel 14. Bekostiging met de fiets

  • 14.1

    Vergoeding voor S(B)O onderwijs

    Als een leerling vanaf 12 jaar per fiets naar school kan, dan kan er een fietsvergoeding toegekend worden. Als een begeleider mee moet fietsen dan krijgt die ook een fietsvergoeding.

  • 14.2

    Vergoeding voor V(S)O onderwijs

    In tegenstelling tot het S(B)O komt de leerling niet in aanmerking voor een fietsvergoeding bij het V(S)O, tenzij de leerling uitsluitend onder begeleiding kan fietsen. Voor hen geldt geen kilometergrens. Leerlingen die in staat zijn zelfstandig te fietsen kunnen geen vergoeding krijgen.

  • 14.3

    Bekostiging

    In overeenstemming met de Verordening worden de bedragen voor het gebruik van een eigen fiets uitgekeerd voor de kilometers via de korte route die de leerling aflegt, berekend met anwb.nl. Hierbij wordt uitgegaan van 200 lesdagen per schooljaar.

Artikel 15. Bekostiging openbaar vervoer (met eventuele begeleiding)

  • 15.1

    Als een leerling vanwege beperkingen niet per fiets naar school kan, kan er sprake zijn van een vergoeding op basis van het openbaar vervoer.

    Het uitgangspunt is dat alle leerlingen in staat zijn om met het openbaar vervoer te kunnen reizen, al dan niet met begeleiding. Wanneer een leerling wegens beperkingen niet in staat is om met het openbaar vervoer te kunnen reizen maar wel met begeleiding, dan wordt ervan uitgegaan dat ouders de nodige begeleiding bieden bij het openbaar vervoer. Indien een leerling wegens zijn beperkingen ook niet met begeleiding in staat is om te reizen, dan kan een consulent ervoor kiezen om nader onderzoek te verrichten door informatie op te halen bij betrokken hulpverlener(s) en/of het opvragen van onafhankelijk medisch advies.

    Geen passende oplossing is wanneer iemand met het OV meer dan een uur enkele reis  onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de reistijd per OV kan worden teruggebracht of wanneer het OV ontbreekt. Mocht dit ter sprake zijn, dan komt de leerling in aanmerking voor aangepast vervoer. 

    Wanneer een leerling vanwege beperkingen niet zelfstandig en/of met begeleiding per fiets naar  het V(S)O kan, kan er sprake zijn van een vergoeding op basis van het openbaar vervoer zoals beschreven in artikel 15.2.

    Als begeleiding bij het fietsen of het openbaar vervoer noodzakelijk is, dan bieden de ouders dit minimaal 2 momenten per week (wederkerigheid), zoals beschreven in artikel 12. Uit coulance komt de leerling voor de overige momenten in aanmerking voor aangepast vervoer.

  • 15.2

    De bekostiging voor openbaar vervoer wordt uitgekeerd op basis van het goedkoopste openbaar vervoersabonnement uitgaande van de door de gemeente afgesproken Arriva tarieven, voor de leerling voor de heen- en terugreis naar school. Of op de laagste reële kosten per periode als het vervoer bijvoorbeeld korter dan één schooljaar nodig is. Dit gebeurt middels het verstrekken van een Voor Elkaar Pas (VEP). De gemeente bekostigt de aanschaf van de VEP en het abonnement. De kosten van een duplicaatpas (diefstal of verlies) zijn voor rekening van ouders/leerling zelf.

    De vergoeding voor het OV wordt toegepast wanneer een leerling in staat wordt geacht om, al dan niet met begeleiding, gebruik te maken van het openbaar vervoer.

  • 15.3

    Ouders kunnen verzoeken om de vergoeding voor het OV om te zetten in een financiële vergoeding. Met deze financiële vergoeding stellen wij ouders in staat om de leerling zelf te vervoeren. Het bedrag van deze financiële vergoeding is gebaseerd op basis van de kosten van het openbaar vervoer van Arriva, inclusief de voor de gemeente geldende korting indien aanwezig. Dit noemen we de abonnementskosten. Hiermee zijn de kosten voor de vergoeding gelijk aan het bedrag wat de gemeente anders zou hebben betaald om gebruik te kunnen maken van het openbaar vervoer. De kosten voor het reizen met begeleiding worden niet meegerekend, dit is namelijk kosteloos. De vergoeding wordt naar rato per maand berekend en vergoed.

  • 15.4

    Indien er sprake is van wederkerigheid zoals beschreven in artikel 12 zal de bekostiging als volgt berekend worden:

    • a.

      1 moment per week is een vergoeding op basis van 10% van de abonnementskosten.

    • b.

      2 momenten per week is een vergoeding op basis van 20% van de abonnementskosten.

    • c.

      3 momenten per week is een vergoeding op basis van 30% van de abonnementskosten.

    • d.

      4 momenten per week is een vergoeding op basis van 40% van de abonnementskosten.

    • e.

      5 momenten per week is een vergoeding op basis van 50% van de abonnementskosten.

    • f.

      6 momenten per week is een vergoeding op basis van 60% van de abonnementskosten.

    • g.

      7 momenten per week is een vergoeding op basis van 70% van de abonnementskosten.

    • h.

      8 momenten per week is een vergoeding op basis van 80% van de abonnementskosten.

    • i.

      9 momenten per week is een vergoeding op basis van 90% van de abonnementskosten.

    • j.

      10 momenten per week is een volledige vergoeding van de abonnementskosten.

  • 15.5

    Als begeleiding noodzakelijk is, kan een begeleiderspas worden aangevraagd. Hiermee reist de begeleider gratis op het betreffende traject (verblijfplaats – school en terug). De kosten van een duplicaat (diefstal of verlies) zijn voor de ouders zelf. De kosten van de begeleider (salaris) horen niet bij het leerlingenvervoer.

Artikel 16. Bekostiging aangepast vervoer

  • 16.1

    Een leerling komt in aanmerking voor aangepast vervoer wanneer er sprake is van een structurele beperking waardoor leerling niet in staat is om school te bereiken middels fiets of het OV, al dan niet met begeleiding.

    Het vervoer vindt alleen plaats in aansluiting op het begin en einde van de schooldag, zoals aangegeven in de schoolgids. De leerling heeft recht op twee vervoersbewegingen per dag. Extra ritten buiten het vaste patroon vinden alleen plaats in opdracht van het college.

  • 16.2

    Bij aangepast vervoer haalt de vervoerder de leerlingen, in beginsel, op bij een aangewezen opstapplaats en worden zij hier ook in de middag afgezet. Opstapplaatsen liggen op een maximale afstand van 1200 meter van de woning van de leerling en zijn bij voorkeur gelegen bij bestaande haltes of locaties die als halte kunnen worden aangemerkt. Ouders zijn verantwoordelijk voor de begeleiding van en naar de opstapplaats en dienen toezicht te houden op het in- en uitstappen van de leerling.

    Het college kan hiervan alleen afwijken bij hoge uitzondering, de vervoerder haalt en brengt de leerling dan vanuit de eigen woning. Er is in elk geval sprake van een hoge uitzondering wanneer een leerling volledig rolstoelafhankelijk is.

    Voor alle schoollocaties geldt dat per school is bepaald waar de vervoerder de leerlingen afzet.

  • 16.3

    Het is mogelijk dat een individuele leerling tijdens het aangepast vervoer (medische) begeleiding nodig heeft. Er wordt een zitplaats ter beschikking gesteld voor de (medische) begeleiding.

    Voor de begeleiding geldt dat het ophaal/brengadres gelijk is aan het adres van de te begeleiden leerling. Na de ochtendrit en voor de middagrit wordt de begeleider niet thuisgebracht/opgehaald. Bijkomende kosten voor de begeleiding worden niet bekostigd door het college.

  • 16.4

    In beginsel gaan we ervan uit dat een leerling in staat is om met een taxibusje te reizen. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling om medische en/of psychosociale reden individueel vervoerd moet worden. Met individueel vervoer wordt bedoeld dat een leerling om medische en/of psychosociale reden niet samen met andere leerlingen kan worden vervoerd. Als dit type vervoer noodzakelijk is, wordt dit in de aanvraag vermeld en gemotiveerd onder overlegging van een deskundig advies. De consulent kan met toestemming van de ouders beslissen om nadere informatie op te vragen bij betrokken hulpverlener(s) en/of het opvragen van onafhankelijk medisch advies.

  • 16.5

    Het college gaat voor het (aangepast) vervoer uit van de vaste aanvang- en eindtijden zoals aangegeven in de schoolgids. Het gaat hierbij om het vaste rooster van het schooltype dat de leerling bezoekt. Vervoer op afwijkende schooltijden, bijvoorbeeld door lesuitval, schoolreisje, sportdag, proefwerkweek valt niet binnen het vervoer. De leerlingen worden alleen op de normale vastgestelde begin- en eindtijd gebracht dan wel opgehaald. Uitzonderingen worden gemaakt voor leerlingen die vanwege hun structurele beperking geen hele schooldag kunnen volbrengen, of voor wie de algemene schoolgids is aangepast in een individueel schoolplan.

  • 16.6

    Tijdens het examenjaar kan het voorkomen dat de lestijden afwijken. Hier wordt indien mogelijk (wèl) rekening mee gehouden.

    Indien er sprake is van een eindexamen beoordeelt het college of de rit van school op de afwijkende tijd uitgevoerd kan worden. Indien niet mogelijk zal de leerling op de reguliere tijden vervoerd worden.

  • 16.7

    Wanneer een ouder vaststelt dat een leerling als gevolg van ziekte of vanwege andere oorzaken niet vervoerd hoeft te worden, moet hij/zij dit tijdig melden bij de vervoerder, telefonisch of met de ouderlogin op de website/app van de vervoerder. Betermelding (na ziekte) moet op dezelfde manier aan de vervoerder worden doorgegeven. Zonder tijdige betermelding is er geen vervoer beschikbaar. Een mutatie/afmelding geldt tot wederbericht.

  • 16.8

    Bij een loosmelding betaalt de gemeente Beesel kosten aan de vervoerder, omdat de kosten door de vervoerder al gemaakt zijn. Als een leerling binnen één maand drie loosmeldingen heeft, dan kan het college vanaf de vierde keer in die maand de ritprijs van het ophaaladres naar het afzetadres en terug aan de ouders doorberekenen.

Artikel 17. Bekostiging eigen vervoer

  • 17.1

    De vergoeding voor de auto wordt enkel toegepast wanneer:

    • a.

      Een leerling vanwege zijn beperking niet in staat is om zelf te fietsen of te reizen met het openbaar vervoer al dan niet met begeleiding en daarom aangewezen is op aangepast vervoer. Ouders besluiten dan al dan niet gedeeltelijk alsnog zelf te rijden.

    • b.

      Ouders volledig zelf het vervoer verzorgen voor de leerling.

  • 17.2

    Als ouders de leerling zelf vervoeren met de auto dan mogen de ouders de gereden kilometers declareren. De vergoeding wordt per maand berekend en betaald. Er worden twee ritten per dag vergoed, de heen- en terugreis. Er wordt geen vergoeding verstrekt wanneer de leerling ook tussen de middag wordt vervoerd. Indien er sprake is van een eigen bijdrage, dan wordt de vergoeding hiermee verrekend.

Artikel 18. Inzet Reiskoffer

  • 18.1

    Vanaf groep 8 (of het eindjaar) wordt de Reiskoffer ingezet om te beoordelen of een leerling in staat is om zelfstandig te reizen met het openbaar vervoer.

    We gaan er vanuit dat een leerling in staat is om te gaan oefenen met het reizen met het openbaar vervoer, mede ter voorbereiding op het vervolgonderwijs.

  • 18.2

    Het is van belang dat we hierin voorzienbaarheid creëren naar de ouders zodat ze zich ervan bewust zijn dat we verwachten dat iemand zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen en wanneer nodig dat inzet van de Reiskoffer in groep 8 het uitgangspunt is. In groep 7 wordt dit bespreekbaar gemaakt met de ouders.

  • 18.3

    Wanneer het college bepaalt dat inzet van de Reiskoffer noodzakelijk is, dan zijn ouders en leerling verplicht hieraan mee te werken.

Artikel 19. Eigen bijdrage

Aanvullend op de Verordening hanteren we de volgende uitgangspunten t.a.v. de eigen bijdrage:

  • 19.1

    We hanteren geen eigen bijdrage in de volgende gevallen:

    • a.

      Fietsvergoeding: Om het fietsen te stimuleren hanteren we geen eigen bijdrage bij een fietsvergoeding.

    • b.

      Wanneer iemand in aanmerking komt voor bekostiging openbaar vervoer maar draagt zelf volledig zorg voor het vervoer.

    • c.

      Aan pleegouders.

    • d.

      Het V(S)O.

  • 19.2

    We hanteren een eigen bijdrage in de volgende gevallen:

    • a.

      Wanneer aangepast vervoer is ingezet vanwege geen OV-verbinding.

    • b.

      Wanneer aangepast vervoer is ingezet vanwege het niet kunnen bieden van de noodzakelijke begeleiding door ouders.

    • c.

      Wanneer aangepast vervoer is ingezet vanwege een langere reistijd dan een uur enkele rit.

  • 19.3

    De eigen bijdrage kan worden verrekend met de eventuele bekostiging middels een vergoeding.

  • 19.4

    Er wordt uitgegaan van de inkomens zoals bekend bij de gemeente. Ieder jaar wordt aan ouders verzocht dat wanneer het inkomen is gewijzigd, dit van invloed kan zijn op de eigen bijdrage en dat dit doorgegeven moet worden voor 1 mei elk jaar. Elk jaar wordt opnieuw een indexering gemaakt om de eigen bijdrage te berekenen. Dit kan worden gecontroleerd door het opvragen van gegevens zoals onder meer een inkomensverklaring.

  • 19.5

    Drempelbedrag

    De eigen bijdrage van het drempelbedrag wordt gebaseerd op de periode waarop de vergoeding betrekking heeft, ongeacht het daadwerkelijk gebruik van de vergoeding (bijv. als gevolg van ziekte). Het te betalen drempelbedrag mag in ieder geval nooit de feitelijke vervoerskosten overstijgen.

  • 19.6

    Draagkrachtafhankelijke bijdrage

    De draagkrachtafhankelijke bijdrage wordt gebaseerd op de periode waarop de vergoeding betrekking heeft, ongeacht het daadwerkelijk gebruik van de vergoeding (bijv. als gevolg van ziekte). De draagkrachtafhankelijke bijdrage mag de feitelijke vervoerskosten niet overstijgen.

Artikel 20. Wijzigingen

Wijzigingen die van invloed zijn op de verstrekte voorziening leerlingenvervoer

Ouders moeten wijzigingen die van directe invloed zijn op de verstrekte voorziening leerlingenvervoer zo snel mogelijk doorgeven aan het college en een nieuwe aanvraag indienen middels een wijzigingsformulier.

Het gaat hierbij in elk geval om de volgende wijzigingen:

  • a.

    Wijziging in het woonadres van de leerling, bijvoorbeeld door verhuizing;

  • b.

    Verandering van school (bijvoorbeeld van speciaal onderwijs naar voortgezet speciaal onderwijs);

  • c.

    Wijziging in gezinssituatie die invloed heeft op het al dan niet kunnen begeleiden van leerlingen;

  • d.

    Wijziging van het adres van de school;

  • e.

    Wijziging in het inkomen van ouders;

  • f.

    Wijziging in de mogelijkheden van de leerling.

  • g.

    Wijziging in het leveren van eigen inzet zoals bedoeld in artikel 12 (wederkerigheid)

Een wijziging kan niet met terugwerkende kracht worden ingezet, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.

Artikel 22. Onacceptabel gedrag tijdens het aangepast vervoer en ontzegging aangepast vervoer

Ouders zijn verantwoordelijk voor het gedrag van hun kinderen. Dit staat ook in de gedragsregels die ouders krijgen bij de toekenning van een vervoersvoorziening.

  • 22.1

    Het college kan een leerling aan wie een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer is verstrekt, tijdelijk of voor de rest van het schooljaar de toegang tot het vervoer ontzeggen wanneer bij herhaling is gebleken dat de leerling door agressief gedrag of anderszins (niet opvolgen gedragsregels leerling en/of ouders) de orde in de taxi verstoort of de veiligheid van de inzittenden in de taxi in gevaar brengt.

  • 22.2

    Voordat tot ontzegging wordt overgegaan, worden de volgende stappen ondernomen:

    • a.

      Wanneer er sprake is van meerdere of aanhoudende klachten, dan maakt de vervoerder dit eerst bespreekbaar met de ouders. Vervolgens maakt de vervoerder melding van de klachten bij de gemeente Beesel.

    • b.

      Wanneer de klachten aanhouden, bespreekt de vervoerder dit met de gemeente Beesel en volgt er een gesprek met de ouder van de leerling, de vervoerder en de gemeente Beesel. Na het gesprek bepaalt het college of er een officiële waarschuwing wordt gegeven. Een officiële waarschuwing geldt voor 3 maanden vanaf de datum van verstrekking en wordt schriftelijk afgegeven.

    • c.

      Wanneer er in die 3 maanden verwijtbaar gedrag aanhoudt, volgt er opnieuw een gesprek met de ouders van de leerling, de vervoerder en de gemeente Beesel. Dit gesprek geldt als een zienswijzegesprek. Daarna bepaalt het college of de leerling een tweede waarschuwing krijgt en tevens kan voor de duur van maximaal 4 weken de beschikking tot toekenning van leerlingenvervoer worden opgeschort. Vanaf het moment van de melding en het gesprek kan de toegang tot het vervoer door het college tijdelijk worden stopgezet.

    • d.

      Wanneer na hervatting van het aangepast vervoer de klachten en verwijtbaar gedrag aanhouden kan de leerling worden uitgesloten van het vervoer tot het einde van het schooljaar. De vervoersvoorziening wordt dan ingetrokken.

    • e.

      Indien de vervoersvoorziening wordt opgeschort of wordt ingetrokken, zijn de ouders zelf verantwoordelijk voor het vervoer van en naar school. Ouders kunnen dan nog in aanmerking komen voor een vergoeding.

    • f.

      Wanneer ouders na de intrekking opnieuw gebruik willen maken van een vervoersvoorziening moeten zij hiervoor een nieuwe aanvraag indienen.

    • g.

      Wanneer er sprake is van onaanvaardbaar wangedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast vervoer; of het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie in het aangepast vervoer, kan het college een besluit als bedoeld in de verordening intrekken.

Artikel 23. Hardheidsclausule

Wanneer toepassing van deze regels tot een onbillijkheid van overwegende aard zou leiden, kan het college van de bepalingen van deze regeling afwijken. Daarvan is sprake als het gaat om een gevolg dat het college had voorkomen als hij dat bij het maken van deze regeling had voorzien en de geboden ruimte voor maatwerk hierin geen oplossing biedt.

Indien de aanvrager zich beroept op de hardheidsclausule moet deze bij de aanvraag onderbouwen waarom er sprake is van een bijzondere situatie.

Artikel 24: Basisnormbedragen

  • 24.1

    De inkomensgrens is geïndexeerd met het indexcijfer van de cao-lonen, volgens de methode van artikel 4 lid 7 Wet op het Primair Onderwijs. Voor de indexering van de draagkrachtafhankelijke bijdrage is gebruik gemaakt van de consumentenprijsindexering vervoersdiensten van het CBS.

  • 24.2

    Om de reistijd tussen de woning en de school per openbaar vervoer te bepalen wordt de beschikbaar gestelde informatie van de Reisinformatiegroep B.V gebruikt, zoals vermeld via de reisplanner 9292 (www.9292.nl).

  • 24.3

    Voor de berekening van de afstand tussen de woning van de leerling en de school en het bepalen of het de dichtstbijzijnde school betreft, wordt de ANWB-routeplanner op www.anwb.nl gebruikt, instelling ‘kortste route’ met de auto of fiets, zonder gebruik van veerboot.

  • 24.4

    De kilometervergoeding is het belastingvrije kilometer tarief per kilometer voor de eigen auto gebaseerd op de kortste route die de ANWB-routeplanner aangeeft.

Artikel 25. Terugvordering

Het college kan ten onrechte ontvangen vergoedingen van de ouders terugvorderen.

Artikel 26. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na publicatie.

Artikel 27. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel bekostiging leerlingenvervoer gemeente Beesel 2024”.

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beesel in zijn vergadering van 1 oktober 2024.

Rick Nillesen,

secretaris

Chantal Nijkerken-de Haan,

burgemeester

Naar boven