Gemeenschappelijke regeling van ISD BOL

Gemeenteraden en colleges van de gemeenten Brunssum en Landgraaf maken bekend:

 

Dat overeenkomstig artikel 29, eerste lid van de gemeenschappelijke regeling ISD BOL de gemeenteraad van de gemeente Brunssum op 17 september 2024 en de gemeenteraad van de gemeente Landgraaf op 18 april 2024 besloten hebben de gemeenschappelijke regeling te wijzigen, en

 

Dat de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Brunssum en Landgraaf, na verkregen toestemming van hun raden, op 24 september 2024 respectievelijk 7 mei 2024 besloten hebben de gemeenschappelijke regeling te wijzigen, en

 

Hierdoor de gemeenschappelijke regeling ISD BOL is gewijzigd en luidt als volgt:

 

Gemeenschappelijke regeling van ISD BOL

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    ISD BOL: het openbaar lichaam Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum en Landgraaf, als bedoeld in artikel 3, verder te noemen: de dienst;

  • b.

    Deelnemer(s): de bij de regeling aangesloten gemeenten Brunssum en Landgraaf;

  • c.

    Gemeentebesturen: de raden en de colleges van burgemeester en wethouders, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

  • d.

    Gedeputeerde Staten: Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg.

Artikel 2 Belang

De regeling behartigt door het op bedrijfsmatige wijze uitvoeren van taken op terreinen van het sociaal domein, de belangen van de deelnemers op genoemde terreinen. De dienst neemt daarbij de door de deelnemers geformuleerde visie en missie in acht. De overheveling van taken en bevoegdheden van het college wordt nader bepaald in artikel 6 en artikel 10 van deze regeling.

Artikel 3 Openbaar lichaam

  • 1.

    Er is een openbaar lichaam: ISD BOL. Het openbaar lichaam is gevestigd te Brunssum.

  • 2.

    Het rechtsgebied van de dienst omvat het grondgebied van de deelnemers.

Artikel 4 Bestuursorganen

De dienst kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Het algemeen bestuur

Artikel 5 Samenstelling van het algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur is samengesteld als volgt:

    van iedere deelnemer: het collegelid dat belast is met de portefeuille sociale zaken plus twee door de gemeenteraad uit diens midden aan te wijzen leden.

  • 2.

    De raden van de deelnemers beslissen in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden en twee plaatsvervangende leden van het algemeen bestuur.

  • 3.

    De conform lid 2 van dit artikel aangewezen leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in artikel 17 lid 3, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 4.

    De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de nieuwe leden door de nieuwe raden van de deelnemers zijn aangewezen. De leden-portefeuillehouders blijven lid van het bestuur tot het moment waarop in hun opvolging is voorzien.

  • 5.

    Het lid dat ophoudt lid van de raad te zijn, respectievelijk het bestuurslid dat niet langer portefeuillehouder sociale zaken is, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 6.

    Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 7.

    De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 8.

    De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt in de eerstkomende vergadering plaats van de raad die het aangaat.

Artikel 6 Taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1.

    Ter vervulling van het in artikel 2 genoemde belang heeft het algemeen bestuur de taak om het beleid te ontwikkelen en voor te bereiden op strategisch, tactisch en operationeel niveau.

  • 2.

    Aan het algemeen bestuur worden alle bevoegdheden overgedragen, die nodig zijn voor de vervulling van de taak als bedoeld in lid 1 van dit artikel met uitzondering van de bevoegdheden, die bij wet of in deze regeling aan een ander bestuursorgaan zijn toebedeeld.

  • 3.

    Het vaststellen van verordeningen en van beleid blijft de bevoegdheid van de afzonderlijke gemeenteraden.

  • 4.

    Het algemeen bestuur is bevoegd tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 5.

    Het besluit bedoeld in lid 4 van dit artikel wordt niet genomen nadat de raden van de deelnemers een ontwerpbesluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

  • 6.

    Het algemeen bestuur beslist niet over een voorstel alvorens de raden om zienswijzen zijn gevraagd, wanneer ten minste twee gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoeken. In spoedeisende gevallen kan het dagelijks bestuur afzien van het vragen van zienswijzen. Het dagelijks bestuur stelt de raden hiervan schriftelijk en gemotiveerd op de hoogte.

  • 7.

    Indien het zesde lid wordt toegepast, dan hebben de gemeenteraden twaalf weken de tijd hun zienswijzen bij het dagelijks bestuur naar voren te brengen. Voorafgaande aan het nemen van het besluit waarover de zienswijzen gegeven zijn, stelt het dagelijks bestuur de gemeenteraden en het algemeen bestuur schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijzen, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

Artikel 7 De werkwijze van het algemeen bestuur

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken geldt de procedure zoals beschreven in artikel 32 lid 4 van de Gemeentewet.

  • 2.

    Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur zulks verzoeken (onder schriftelijke opgave van de redenen). In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats.

  • 3.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

  • 4.

    Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen- met uitzondering van de stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, - worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd.

  • 5.

    De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 6.

    De deuren worden gesloten wanneer een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 7.

    Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

  • 8.

    Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing de bepalingen in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (totstandkoming besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het bestuur).

Artikel 8 Besloten vergadering

In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting (wijziging), de jaarrekening en het liquidatieplan.

Hoofdstuk 3 Het dagelijks bestuur

Artikel 9 Samenstelling van het dagelijks bestuur

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en één ander lid, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen. De aldus aangewezen leden van het dagelijks bestuur mogen niet afkomstig zijn uit dezelfde gemeente.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur oefenen hun functie uit met ingang van de eerste vergadering van het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling.

  • 3.

    De leden van het dagelijks bestuur treden, onverminderd het bepaalde in artikel 15 lid 3, af op de dag van aftreden van het algemeen bestuur. Ze houden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 4.

    De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen, die openvallen, vindt plaats binnen 2 maanden of indien dit niet mogelijk is, zo spoedig mogelijk daarna.

  • 5.

    Degene die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

Artikel 10 Taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur

  • 1.

    De taken van het dagelijks bestuur zijn:

    • a.

      De uitvoering van de Participatiewet inclusief de invoeringswet, de uitvoering van de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen (IOAZ), de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) en bij deze wetten behorende algemene maatregelen van bestuur en uitvoeringsregelingen.

    • b.

      De uitvoering van de Wet inburgering 2021.

    • c.

      De uitvoering van andere door een of meer deelnemende gemeenten aan de dienst opgedragen taken binnen het sociaal domein.

    • d.

      Het verlenen van diensten binnen het sociaal domein aan gemeenten buiten het onder artikel 3 lid 2 genoemde rechtsgebied dan wel aan andere organisaties dan gemeenten ongeacht hun plaats van vestiging, met dien verstande dat het algemeen bestuur hiermee dient in te stemmen. De diensten worden verleend tegen een vooraf overeengekomen prijs. Verschuldigde BTW wordt apart in rekening gebracht.

  • 2.

    Aan het dagelijks bestuur van de dienst worden bij deze regeling alle bevoegdheden overgedragen, die nodig zijn voor de uitvoering van de in lid 1 onder a en b van dit artikel genoemde taken.

  • 3.

    De vaststelling van nadere regels op grond van de verordeningen is de bevoegdheid van de afzonderlijke Colleges, tenzij deze bevoegdheid is gedelegeerd aan het dagelijks bestuur.

  • 4.

    Voorts heeft het dagelijks bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 33 b van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de volgende taken en bevoegdheden:

    • a.

      Het vertegenwoordigen van de dienst binnen regionaal bestuurlijk overleg.

    • b.

      Het behartigen van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, bedrijven of personen, waarmee contact voor de dienst van belang is.

    • c.

      Het houden van toezicht op het functioneren van de dienst.

Artikel 11 Werkwijze

  • 1.

    Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van redenen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur kan zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

Artikel 12 kaders

  • 1.

    De uitvoering van de in artikel 10, lid 1 onder a en b genoemde taken is gebonden aan het door de deelnemers ingevolge artikel 19 vastgestelde beleidsplan.

  • 2.

    Deze taken worden zoveel mogelijk uitgevoerd in samenwerking met ketenpartners en (overige) organisaties op het gebied van werk, scholing, zorg en inkomen.

Hoofdstuk 4 De voorzitter en de vicevoorzitter

Artikel 13 Aanwijzing, taak en vervanging

  • 1.

    De voorzitter en de vicevoorzitter worden door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

  • 2.

    Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de vicevoorzitter.

  • 3.

    De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 4.

    De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5.

    De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

Hoofdstuk 5 De directeur

Artikel 14 Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

  • 1.

    De bestuursorganen worden bijgestaan door een directeur, aan wie in het dagelijks bestuur een adviserende stem toekomt.

  • 2.

    De directeur wordt aangenomen, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur wijst een plaatsvervanger voor de directeur aan, die de directeur in geval van verhindering of ontstentenis vervangt.

  • 4.

    De directeur fungeert in het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur als secretaris.

  • 5.

    De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 6.

    De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 7.

    De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een statuut. Het statuut wordt vastgesteld door het dagelijks bestuur.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur komt jaarlijks met de directeur een bedrijfsplan overeen, waarin de door de dienst te leveren prestaties zijn vastgelegd.

  • 9.

    De directeur is verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk 6 Informatie, verantwoording, ontslag en inspraak

Artikel 15 Intern

  • 1.

    De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2.

    Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, gevraagd of ongevraagd, aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3.

    Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit.

  • 4.

    De leden 1 en 2 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 16 Extern door het algemeen, het dagelijks bestuur en de voorzitter

Het algemeen, het dagelijks bestuur en de voorzitter geven aan de raden van de gemeenten gevraagd en ongevraagd schriftelijk alle informatie, die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren bestuur nodig is.

Artikel 17 Extern door individuele leden van het algemeen bestuur.

  • 1.

    Een lid van het algemeen bestuur verschaft de raad, waarbinnen dit lid zitting heeft, alle inlichtingen die door de raad of door een of meer leden van de raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende raad aangegeven wijze.

  • 2.

    Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad waarbinnen dit lid zitting heeft verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de desbetreffende raad aangegeven wijze.

  • 3.

    Een lid van het algemeen bestuur kan door de raad waarbinnen dit lid zitting heeft uit het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de raad bezit.

Artikel 17a Inspraak

  • 1.

    Ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden kunnen via de reguliere procedures bij de colleges en de raden van de deelnemers betrokken worden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het dagelijks bestuur besluiten dat bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid met ingrijpende gevolgen een apart participatietraject wordt doorlopen.

  • 3.

    Het tweede lid vindt ook toepassing wanneer ten minste twee gemeenteraden het dagelijks bestuur hierom verzoeken.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur informeert de deelnemers zo spoedig mogelijk omtrent zijn voornemen tot het mogelijk maken van inspraak als bedoeld in het tweede lid en de wijze waarop deze inspraak voor ingezetenen van de gemeenten en belanghebbenden zal worden vormgegeven.

Hoofdstuk 7 Het personeel

Artikel 18 Personeel

Op het personeel is van toepassing de cao Samenwerkende Gemeentelijke Organisaties (cao SGO). Het dagelijks bestuur beslist over de toepassing van arbeidsvoorwaarden die buiten de kaders van de cao SGO vallen.

Hoofdstuk 8 Het beleidsplan en het jaarverslag

Artikel 19 Het beleidsplan

  • 1.

    Het dagelijks bestuur bereidt tenminste eenmaal per 4 jaren (gelijklopend met de zittingsperiode van de gemeenteraad) vóór 1 november een meerjarenbeleidsplan voor en legt dit ter vaststelling voor aan de raden van de deelnemers. In het beleidsplan staat welk beleid voor de deelnemers wordt uitgevoerd.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur stelt op basis van het meerjarenbeleidsplan jaarlijks het bedrijfsplan voor de dienst op.

  • 3.

    Als de raad van een deelnemer ten aanzien van een bepaald onderwerp een eigen beleid wenst uit te voeren, dat afwijkt van het gemeenschappelijk beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze deelnemer in het bedrijfsplan opgenomen en door de dienst uitgevoerd. Voor de financiële gevolgen hiervan is artikel 22, lid 3, onder b, van toepassing.

  • 4.

    Op basis van het meerjarenbeleidsplan wordt jaarlijks een programmabegroting opgesteld, waarin de activiteiten voor elk jaar worden aangegeven met de vermelding van de daarvoor benodigde financiële en personele middelen.

    Van de baten en lasten van het openbaar lichaam wordt door het dagelijks bestuur over elk begrotingsjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur, onder overlegging van de conceptjaarrekening, het jaarverslag met daarbij behorende bescheiden, zoals vermeld in artikel 213 van de Gemeentewet. Na de eigen oordeelsvorming zendt het dagelijks bestuur de voorlopige jaarrekening jaarlijks vóór de in artikel 34b van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum toe aan de raden.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 34, vierde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum het jaar volgende op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft aan gedeputeerde staten en voorts aan de raden.

Hoofdstuk 9 Financiële bepalingen

Artikel 20 Financieel en administratief beheer

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt voorschriften vast voor het financiële en administratieve beheer van de dienst. Het bepaalde in artikel 212 en 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2.

    De door de deelnemer aan de dienst verstrekte budgetten in het kader van de uitvoering van de Participatiewet (inkomensdeel en werkdeel) en andere fondsen en doeluitkeringen, die door het rijk aan de deelnemers zijn verstrekt, bedoeld voor de uitvoering van de in artikel 6 en 10 bedoelde taken, worden door de dienst beheerd.

Artikel 21 Begrotingsprocedure

  • 1.

    Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en bijbehorende stukken jaarlijks voor 30 april toe aan de colleges en raden.

  • 2.

    De ontwerpbegroting wordt door de colleges voor eenieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, ook algemeen verkrijgbaar gesteld.

  • 3.

    De raden kunnen bij het dagelijks bestuur gedurende twaalf weken hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin deze zienswijze is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur ter vaststelling wordt aangeboden.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur stelt de raden van de gemeenten voorafgaande aan het vaststellen van de begroting schriftelijk en gemotiveerd in kennis van zijn oordeel over de zienswijze, bedoeld in het derde lid, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 6.

    Binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór de in artikel 34, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen genoemde datum zendt het dagelijks bestuur de begroting aan gedeputeerde staten.

  • 7.

    Nadat de begroting is vastgesteld zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de gemeenten, die ter zake bij gedeputeerde staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 8.

    Het bepaalde in het eerste, derde, vierde, zesde en zevende lid van dit artikel is, met uitzondering van de in het eerste en zesde lid genoemde datums, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

Artikel 22 Bijdragen van de deelnemers

  • 1.

    In de begroting staat welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor de uitvoering van de aan de dienst opgedragen taken. De vergoeding voor geleverde diensten van de deelnemers aan de dienst, die in mindering kan worden gebracht op de verschuldigde bijdrage, wordt separaat zichtbaar gemaakt in de begroting.

  • 2.

    De bijdrage per deelnemer in de begroting bestaat uit directe en indirecte aan de deelnemers toe te rekenen kosten.

  • 3.

    De direct aan een deelnemer toe te rekenen kosten betreffen de kosten, die rechtstreeks ten behoeve van deze deelnemer zijn gemaakt. Dit betreft:

    • a.

      Programmakosten waaronder wordt verstaan alle kosten die direct voortvloeien uit de toepassing van beleid en regelgeving in de uitvoering van de in artikel 6 en 10, lid 1 onder a en b genoemde taken onder aftrek van de daarvoor ontvangen ontvangsten.

    • b.

      Alle extra kosten van de dienst, die worden veroorzaakt door gemeentelijk beleid als bedoeld in artikel 19 lid 3, dat afwijkt van het algemene beleid.

  • 4.

    De indirect aan een deelnemer toe te rekenen kosten betreffen de kosten, die niet rechtstreeks ten behoeve van deze deelnemer zijn gemaakt, en die derhalve slechts via een verdeelsleutel zijn toe te rekenen aan de betreffende deelnemer. Dit betreft:

    • a.

      Apparaatskosten waaronder salarislasten, overige personele lasten, etc.

    • b.

      Beheerskosten, waaronder organisatielasten, huisvestingslasten, etc.

  • 5.

    De toe te passen verdeelsleutel zal jaarlijks worden opgenomen in de ontwerpbegroting.

  • 6.

    Een eventuele tussentijdse onder- of overschrijding van de begroting op de in lid 3 en 4 genoemde kosten, wordt door de dienst op overeenkomstige wijze als bedoeld in lid 5 van dit artikel verrekend met de deelnemer.

  • 7.

    Direct na ontvangst door de deelnemers van de betalingen van het rijk voor de kosten zoals bedoeld in lid 3 en 4 worden de budgetten door de gemeente aan de dienst overgemaakt.

  • 8.

    Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur.

  • 9.

    Over wijzigingen met betrekking tot de wijze waarop verrekening met de deelnemers plaatsvindt, beslist het algemeen bestuur.

Artikel 23 Wijziging van de begroting middels bestuursrapportages

Het dagelijks bestuur legt tweemaal per jaar middels een begrotingswijziging, in de vorm van een bestuursrapportage, verantwoording af aan het algemeen bestuur over de voortgang en de eindprognose van de in de programmabegroting opgenomen beleidsdoelstellingen, de uitputting van de middels de programmabegroting ter beschikking gestelde budgetten en de overige afspraken, zoals die zijn vastgelegd in het in de artikelen 14 en 19, lid 2 genoemde bedrijfsplan.

Artikel 24 De jaarrekening

  • 1.

    Het dagelijks bestuur biedt de jaarrekening over het afgelopen kalenderjaar met alle bijbehorende bescheiden jaarlijks voor 15 april ter voorlopige vaststelling aan het algemeen bestuur aan, onder gelijktijdige toezending aan de raden van de deelnemers. De rekening moet zijn vergezeld van een verslag van het onderzoek naar de getrouwheid en de rechtmatigheid van de jaarrekening ingesteld door de overeenkomstig artikel 213 van de gemeentewet aangewezen deskundigen en van hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoordingstaak verder dienstig acht.

  • 2.

    In de rekening wordt voor elk van de deelnemers overeenkomstig de toerekeningsmethodiek zoals verwoord in artikel 22, leden 5 en 6, het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende deelnemer komt. De vergoeding voor diensten die de deelnemer aan de dienst heeft geleverd wordt hierbij separaat zichtbaar gemaakt.

  • 3.

    Na afloop van elk kalenderjaar en uiterlijk 4 weken na de vaststelling van de jaarrekening van de dienst vindt tussen de dienst en de deelnemers een definitieve afrekening plaats overeenkomstig de in artikel 22 vastgelegde afspraken.

  • 4.

    De raden van de deelnemers kunnen binnen 8 weken nadat de rekening overeenkomstig lid 1 van dit artikel is toegezonden, daartegen bij het algemeen bestuur bezwaar indienen.

  • 5.

    Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening en stelt haar vast uiterlijk op 1 juli van het jaar volgend op het jaar, waarop de rekening betrekking heeft. Het algemeen bestuur doet de raden van de deelnemers mededeling van de vaststelling.

  • 6.

    Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 7.

    De rekening wordt binnen 2 weken na de afrekening, doch uiterlijk voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de rekening betrekking heeft aan Gedeputeerde Staten verzonden.

Artikel 25 Liquiditeit

De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de dienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

Artikel 26 Medewerking gemeenten

  • 1.

    De deelnemers verlenen hun medewerking aan de uitvoering van de besluiten die het bestuur van de dienst neemt binnen de aan het bestuur toegekende bevoegdheden.

  • 2.

    Als de deelnemer, naar het oordeel van het bestuur de in lid 1 van dit artikel bedoelde medewerking niet of in onvoldoende mate verleent, kan het bestuur namens of ten laste van de deelnemer een besluit uitvoeren of laten uitvoeren.

  • Alvorens daartoe over te gaan stelt het bestuur de betrokken deelnemer daarvan in kennis.

Hoofdstuk 10 Het archief en privacy

Artikel 27 Archief

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bestuursorganen van ISD BOL.

  • 2.

    De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van ISD BOL, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur stelt voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van ISD BOL, die niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht.

  • 4.

    Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de bestuursorganen van ISD BOL wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van een van de deelnemende gemeenten.

  • 5.

    Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van ISD BOL, voor zover deze niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van de gemeente, bedoeld in het vierde lid.

  • 6.

    De archivaris van de gemeente, bedoeld in het vierde lid, brengt tweejaarlijks aan het dagelijks bestuur verslag uit over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de bestuursorganen van ISD BOL, die nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 7.

    Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden en de uitvoering van het archiefbeheer van de bestuursorganen van ISD BOL.

Artikel 27a Privacy en informatiebeveiliging

  • 1.

    De dienst wordt voor de uitvoering van de overgedragen taken en bevoegdheden aangemerkt als zelfstandig verwerkingsverantwoordelijke in de zin van artikel 4 onder 7 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (hierna: AVG).

  • 2.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor het toezicht op een correcte naleving van de AVG en rapporteert desgewenst daarover aan de gemeentebesturen.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor het implementeren van de Baseline Informatiebeveiliging Overheid (BIO).

  • 4.

    De bepalingen van de Suwinet-wetgeving en het meest actuele Suwinet-normenkader voor afnemers zijn onverkort van toepassing op de dienst.

  • 5.

    De dienst verstrekt in het kader van de Eenduidige Normatiek Single Information Audit (ENSIA) een jaarlijkse verantwoording, over het gebruik, beheer en de beveiliging van Suwinet, aan de besturen van de deelnemers. De jaarlijkse verantwoording geschiedt aan de hand van een TPM-verklaring die door een onafhankelijke auditor is goedgekeurd. Het bestuur van de deelnemers wordt uiterlijk op 31 januari van het volgende kalenderjaar op de hoogte gebracht van de verantwoording over het voorgaande kalenderjaar. De deelnemer heeft de jaarlijkse verantwoording nodig om zich zowel horizontaal (aan de gemeenteraad) als verticaal (aan het Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties) te kunnen verantwoorden over het gebruik van Suwinet.

Hoofdstuk 11 Toetreding, wijziging en opheffing

Artikel 28 Toetreding

  • 1.

    De raad en het College van burgemeester en wethouders van een nieuwe gemeente, die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2.

    Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in lid 1 binnen 12 weken door aan de besturen van de deelnemers onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1 van de Wgr vindt toetreding plaats indien de raden en de Colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers daarmee instemmen.

Artikel 29 Wijziging

De regeling wordt gewijzigd door een eensluidend besluit van de raden en de Colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemers.

Artikel 30 Opheffing, uittreding en liquidatie

  • 1.

    De regeling wordt op verzoek van de raad en het college van een deelnemer opgeheven. Een besluit tot uittreding wordt gelijkgesteld met een verzoek tot opheffing, voor zover er sprake is van twee deelnemers aan deze regeling.

  • 2.

    Van een besluit tot uittreding als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden voor het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

  • 3.

    De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het algemeen bestuur in kennis is gesteld van het genoemde in het vorige lid.

  • 4.

    In geval van opheffing van de regeling en daardoor uiteindelijk de ontbinding van het openbaar lichaam ISD BOL wordt door het algemeen bestuur, de raden en de colleges van burgemeester en wethouders gehoord hebbende, een liquidatieplan vastgesteld. In het liquidatieplan kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 5.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers om alle rechten en verplichtingen van de dienst te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 6.

    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 7.

    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het archief.

  • 8.

    Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie en kan advies vragen aan een onafhankelijke externe deskundige. De kosten voor het inschakelen van de externe deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 9.

    De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 31 Bekendmaking en inwerkingtreden toetreding, wijziging en opheffing

  • 1.

    De deelnemers maken de besluiten tot het wijzigen of opheffen van de regeling in hun eigen gemeenten bekend op de wijze als bedoeld in artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht. De gemeente die toetreedt tot de regeling maakt het besluit tot toetreding in de eigen gemeente bekend op de wijze zoals in bedoeld in artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

  • 2.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum maakt deze regeling, alsmede de besluiten tot wijziging, opheffing, alsmede besluiten tot toetreding tijdig in alle deelnemende gemeenten bekend in het door Brunssum uitgegeven gemeenteblad.

  • 3.

    Een besluit tot toetreding, wijziging of opheffing treedt niet eerder in werking dan nadat het door alle gemeenten op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur is belast met de registratie van de regeling overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Hoofdstuk 12 Slotbepalingen

Artikel 32 Duur van de regeling en evaluatie

  • 1.

    De regeling is aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2.

    De werking van de regeling zal geëvalueerd worden indien twee deelnemers hierom verzoeken. Het dagelijks bestuur zal dan een onderzoeksvoorstel aan de deelnemers voorleggen.

Artikel 33 Titel

Deze regeling kan worden aangehaald als gemeenschappelijke regeling van ISD BOL.

Aldus besloten door:

De raad van de gemeente Brunssum, in zijn openbare vergadering van 17 september 2024

Griffier

Voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brunssum, in zijn vergadering van 24 september 2024

Voorzitter

Secretaris

De raad van de gemeente Landgraaf, in zijn openbare vergadering van 18 april 2024

Griffier

Voorzitter

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Landgraaf, in zijn vergadering van 7 mei 2024

Voorzitter

Secretaris

Naar boven