Gemeenteblad van Putten
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Putten | Gemeenteblad 2024, 422597 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Putten | Gemeenteblad 2024, 422597 | beleidsregel |
Beleidsregels Damocles gemeente Putten
De burgemeester van de gemeente Putten;
gelet op artikel 13b Opiumwet, de Aanwijzing Opiumwet, 172 jo. 174 Gemeentewet, 4:81 en 4:84 Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening Putten 2019;
vast te stellen: de bijgevoegde beleidsregels "Beleidsregels Damocles gemeente Putten" met bijbehorende toelichting vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van "de beleidsregels Damocles" vastgesteld op 18 juli 2019. De beleidsregels geven aan hoe ik met mijn bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet omga.
Op grond van artikel 13b van de Opiumwet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang, indien in woningen of lokalen of op een daarbij behorend erf drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt, dan wel daartoe aanwezig zijn, dan wel daartoe voorbereidingshandelingen worden gepleegd.
Deze last onder bestuursdwang kan het bevel van de burgemeester inhouden om de woning of het lokaal te sluiten. Tevens omvat deze bevoegdheid de mogelijkheid om een last onder dwangsom op te leggen of een schriftelijke waarschuwing te geven.
Mogelijkheid last onder dwangsom
Artikel 5:32, eerste lid, van de Awb regelt namelijk dat een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom kan opleggen. Indien de omstandigheden van het geval daartoe aanleiding geven kan een last onder dwangsom, vanuit het oogpunt van evenredigheid, meer op zijn plaats zijn.
Onderscheid bestuursdwang en last onder dwangsom
De bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet is in beginsel gericht op het pand.
Bij het opleggen van een last onder dwangsom dient er wel sprake te zijn van een overtreder. Voor de definitie van het begrip overtreder zie artikel 1 onder sub h van deze beleidsregels.
De last onder dwangsom is dus subjectgericht. Bij de oplegging hiervan zal er in beginsel dan ook voor worden gekozen deze voor overtredingen ten aanzien van de gehele gemeente te laten gelden. In tegenstelling tot de last onder bestuursdwang, die objectgericht is.
Tot slot volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet dat in algemene zin bij een eerste overtreding nog niet tot sluiting van de woning dient te worden overgegaan, maar moet worden volstaan met een waarschuwing of soortgelijke maatregel.
Dit moet echter worden beschouwd als een uitgangspunt waarvan in ernstige gevallen mag worden afgeweken. Over de belangenafweging en afwijking van de handhavingsmatrix meer in hoofdstuk 2.
Deze beleidsregel is een uitvoering van de bepaling in artikel 13b Opiumwet die de burgemeester de bevoegdheid geeft om maatregelen te treffen tegen drugshandel of voorbereidingshandelingen in een woning of lokaal. De beleidsregel geeft aan op welke wijze en wanneer de burgemeester gebruik maakt van zijn bevoegdheid. Door het inzetten van deze bevoegdheid willen we daadkrachtig optreden en:
De bevoegdheid van de burgemeester om in geval van de aanwezigheid van drugs of voorwerpen of stoffen die duidelijk bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs, op te treden is opgenomen in artikel 13b van de Opiumwet.
Voor de bestuursrechtelijke handhaving van de verboden in de zin van artikel 2 (verbod op aanwezigheid van harddrugs, Lijst I), artikel 3 (verbod op aanwezigheid van softdrugs, Lijst II), artikel 10a (verbod op voorbereidingshandelingen harddrugs) en artikel 11a (verbod op voorbereidingshandelingen softdrugs) Opiumwet, is in die wet artikel 13b opgenomen.
De bestuursdwangbevoegdheid ziet dus ook op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a, eerste lid, onder 3, of 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof voorhanden heeft weet, of ernstige reden heeft om te vermoeden, dat deze bestemd is/zijn voor onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of beroeps/bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dat kan blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge samenhang. Daarnaast kan dit ook blijken uit de uit een opsporingsonderzoek verkregen resultaten van tapgesprekken of observaties. Het in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf voorhanden hebben van de genoemde voorwerpen of stoffen verschaft de toepassing van deze bestuursdwangbevoegdheid. Voor de toepassing bij strafbare voorbereidingshandelingen wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de 'Aanwijzing Opiumwet' van het Openbaar Ministerie.
Deze beleidsregels verstaan onder: a.
Nadere toelichting begripsomschrijving
Toelichting begrip woning sub e
De memorie van toelichting (par. 2.2) bij artikel 174a Gemeentewet bevat een uitleg van de begrippen woning en lokaal (Kamerstukken II, 1995/96, 24 699, nr. 3, p. 5 en 6
Voor de beantwoording van de vraag wat onder het begrip «woning» moet worden verstaan, ligt het voor de hand aansluiting te zoeken bij het begrip «woning», zoals dat in een aantal wettelijke bepalingen voorkomt die tot bescherming van het zgn. «huisrecht» strekken. Genoemd worden artikel 12 van de Grondwet, de daarop gebaseerde Algemene wet op het binnentreden en artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht. Het begrip «woning» is in die wetgeving niet nader gedefinieerd.
Aan de wetsgeschiedenis, de jurisprudentie en de literatuur valt evenwel het volgende beeld van dit begrip te ontlenen:
Een woning is te karakteriseren als een van de buitenwereld afgesloten plaats waar iemand – eventueel in een gemeenschappelijke huishouding met andere personen – zijn privaat huiselijk leven leidt of pleegt te leiden. Of een ruimte een woning is, wordt derhalve niet zonder meer bepaald door uiterlijke kenmerken, zoals de bouw en de aanwezigheid van een bed en ander huisraad, maar ook door de daaraan werkelijk gegeven bestemming. Er dient «de facto» en «de animo» gewoond te worden. De woning behoeft niet in een woonhuis te zijn gelegen. Tal van woningen bevinden zich in woonwagens en woonschepen. Daarnaast kan in een ander schip of in een tent, caravan, keet of barak een woning zijn ingericht. De binnen de woning van een ander gelegen kamer van een kamerbewoner geldt als een afzonderlijke woning. Onder omstandigheden kan ook een hotelkamer als woning gelden. Verder mag als vaststaand worden aangenomen dat tijdelijke afwezigheid van de bewoner, bijvoorbeeld wegens vakantie of opname in een ziekenhuis, er niet toe leidt dat de ruimte het karakter van woning verliest.
Tot slot valt erop te wijzen dat tot een woning in elk geval niet die ruimten behoren die in het geheel niet voor bewoning zijn bestemd en die van buitenaf via een eigen ingang kunnen worden betreden.
Toelichting begrip drugshandel sub g)
Bij de aanwezigheid van een hoeveelheid drugs, die groter is dan de hoeveelheid voor eigen gebruik, acht de burgemeester het in beginsel aannemelijk dat die drugs bestemd zijn voor drugshandel.
Uitgangspunt is volgens de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) dat bij de aanwezigheid van meer dan de in de 'Aanwijzing Opiumwet' van het Openbaar Ministerie gehanteerde criteria voor eigen gebruik - de aangetroffen hoeveelheid drugs in beginsel (mede) geacht wordt bestemd te zijn voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Een dergelijke hoeveelheid drugs wordt aangemerkt als een 'handelshoeveelheid'. De burgemeester sluit vanwege de rechtszekerheid en hanteerbaarheid aan bij de criteria uit de 'Aanwijzing Opiumwet' van het Openbaar Ministerie. Het ligt op de weg van de betrokkene(n) om aan te tonen dat géén sprake is van handel.
Daarnaast kunnen er andere signalen zijn die duiden op drugshandel, zoals de aanwezigheid van verpakkingsmateriaal, grote som(men) (handels)geld, weegschaal, assimilatielam-pen en dergelijke, welke signalen van belang zijn bij de beoordeling of sprake is van drugshandel.
Bij drugshandel beschouwt de burgemeester verstoring van de openbare orde als een gegeven.
Toelichting begrip overtreder sub h)
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is een overtreder in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht. Daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, maar aan wie de gedraging is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt. Om dit vast te stellen wordt aansluiting gezocht bij de heersende leer van de Afdeling.
Thans heersende de leer functioneel daderschap:
Om vast te stellen of sprake is van overtrederschap is van belang of deze (rechts)persoon erover kon "beschikken" of de overtreding plaatsvindt en daarnaast de gedraging "aanvaardt".
Vergelijk de uitspraak van de Rvs van 31 mei 2023 ECLI:NL:RVS:2023:2067: Bij de uitleg van het begrip 'overtreder' sluit de Afdeling bestuursrechtspraak voortaan aan bij de uitleg die in het strafrecht aan het begrip 'functioneel daderschap' wordt gegeven. Samengevat komt het erop neer dat een overtreding aan een functioneel dader kan worden toegerekend als deze erover kon "beschikken" of de overtreding plaatsvindt en daarnaast de gedraging "aanvaardt". Hiertoe is voldoende dat niet de zorg is betracht die redelijkerwijs kon worden gevergd met het oog op het voorkomen van de verboden gedragingen.*
*Het bestuursorgaan moet bewijzen dat aan beide criteria voor functioneel daderschap is voldaan. Vergelijk de conclusie van staatsraad advocaat-generaal Wattel van 15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:579, ov. 1.11. Zie ook artikel 2.4. ten aanzien van motivering besluit.
Checklist: Wat verwachten wij van een verhuurder c.q. eigenaar:
Onderstaande omstandigheden kunnen van belang zijn bij het vaststellen van de mate van verwijtbaarheid dan wel bij het vaststellen van het overtrederschap van verhuurders c.q. eigenaren woningen of lokalen.
Onderzoek tijdens verhuur / gebruik
Verhuurder / eigenaar overtreder
Onder omstandigheden kan een eigenaar / verhuurder niet zijnde gebruiker als overtreder worden aangemerkt. Het is aan de gemeente om dit te onderbouwen.
Vergelijk ECLI:NL:RVS:2024:270 en ECLI:NL:RVS:2024:268
De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat deze bevoegdheid gebruikt wordt na een belangenafweging. In dit beleid wordt als uitganspunt genomen dat de belangenafweging doorslaggevend is en de handhavingsmatrix richtinggevend. Het beleid biedt hiermee ruimte om maatwerk te leveren en de bevoegdheidstoepassing af te stemmen op de specifieke omstandigheden van het geval.
De burgemeester kan op basis van feiten en omstandigheden in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van de maatregelen zoals deze zijn vastgesteld in het onderhavige beleid. De burgemeester kan bijvoorbeeld besluiten om een stap over te slaan in de handhavingsmatrix of besluiten om in plaats van een last onder bestuursdwang of waarschuwing, een last onder dwangsom op te leggen. Voor zover er in een concreet geval van de beleidsregels wordt afgeweken, wordt in het besluit gemotiveerd welke redenen tot de afwijking aanleiding hebben gegeven.
2.1 Zorgvuldige belangenafweging
In deze beleidslijn wordt vastgesteld op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (Harderwijk).
Daarin heeft de Afdeling overwogen dat - kort gezegd - een besluit dat strekt tot uitoefening van de bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet per geval moet voldoen aan artikel 3:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dat dit wordt beoordeeld aan de hand van - voor zover relevant - de volgende stappen:
Hierbij wordt aangegeven of de ingezette herstelsanctie geschikt is om het handhavingsdoel te bereiken, oftewel om de overtreding te beëindigen en herhaling te voorkomen.
Uit de jurisprudentieanalyse van Afdelingsuitspraken blijkt dat de ernst en omvang van de overtreding kan worden afgeleid uit een zevental factoren: 1) de soort drugs, 2) recidive, 3) feitelijke handel, 4) de ligging van het pand, 5) het gevaar voor de openbare orde, 6) het professionele karakter van de overtreding dan wel de overtreder en 7) het tijdsverloop tussen het aantreffen van de overtreding en het opleggen van de maatregel.
Waarbij wordt opgemerkt dat bovengenoemde evenredige belangenafweging doorslaggevend is, en de opgenomen wijze van optreden richtinggevend in dit kader. Het beleid biedt hiermee ruimte om maatwerk te leveren en de bevoegdheidstoepassing af te stemmen op de specifieke omstandigheden van het geval.
Drie omstandigheden die in ieder geval van belang zijn voor de beoordeling van de evenredigheid: 1) de persoonlijke verwijtbaarheid, 2) de gevolgen van de sluiting en 3) de aanwezigheid van minderjarige kinderen.
Wanneer bewoner(s) en/of eigenaar/verhuurder en/of exploitant van het lokaal, of de woning voldoende aannemelijk kan maken dat de betreffende doelen van deze beleidsregels op korte termijn ook zonder het opleggen van een last onder bestuursdwang tot sluiting van het lokaal of de woning zullen worden bereikt, legt de burgemeester niet een last onder bestuursdwang, maar een last onder dwangsom op, of in uitzonderlijke gevallen in het geheel geen herstelsanctie op. Waarbij onder meer wordt meegewogen in hoeverre eigenaar/verhuurder, exploitant, of (gezaghebbende) bewoners (al) actief meewerkte om deze doelen te bereiken.
In het contact met de belanghebbende / overtreder (bijvoorbeeld in de zienswijze-fase) zal de mogelijkheid worden bezien of er aanleiding en motivatie is om hulpverlening in te schakelen. Dit kan ook een omstandigheid zijn die aanleiding geeft om af te wijken van de handhavingsmatrix.
De zwaarte van de maatregel is afhankelijk van de zwaarte van de overtreding en in elk geval wordt bekeken of een minder ingrijpende maatregel, zoals een waarschuwing of een last onder dwangsom kan worden opgelegd. Toepassing van de beleidsregel heeft als doel de overtreding te beëindigen en kan noodzakelijk zijn om het woon- en leefklimaat te beschermen of de openbare orde te herstellen. Die noodzaak wordt mede bepaald aan de ernst en omvang van de overtreding.
Bij het bepalen of sprake is van verzwarende omstandigheden worden in ieder geval de volgende omstandigheden meegewogen:
De hoogte van een last onder dwangsom is afhankelijk van de aard van de overtreding, de feiten en omstandigheden van het geval en de ernst van de situatie. Met betrekking tot het opleggen van een last onder dwangsom op grond van artikel 13b van de Opiumwet wordt de hoogte van de dwangsom afgestemd op het financiële voordeel dat een overtreder kan verwachten bij het niet naleven van deze regels, waarbij in de jurisprudentie een dwangsom van 5 keer de aangetroffen handelswaarde wordt gehonoreerd.
Bij de vaststelling van het vermeende financiële voordeel wordt gekeken naar de soort drugs die is gevonden, maar ook in welke vorm en het gewicht.
Hierbij kan gekeken worden naar de richtlijnen (BOOM rapportage) die worden gehanteerd door het Nationaal Netwerk Drugsexpertise Korps Landelijke Politiediensten en het Functioneel Parket (voorheen BOOM) dan wel de gewichtsprijzen opgegeven op de nationale drugsmonitor.
Uitgangspunt van het landelijke beleid is het onderscheid dat in de Opiumwet is gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico's van de onderscheiden drugs en om een duidelijke scheiding tussen beide markten aan te brengen. Daartoe worden voor cannabis, dat tot de lijst-II middelen behoort, speciale verkooppunten in de vorm van coffeeshops gedoogd. De achterliggende gedachte hiervan is o.a. te voorkomen dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs).
De mogelijkheid bestaat om te kiezen voor een nuloptie voor wat betreft de vestiging van coffeeshops in de gemeente. Ook uit jurisprudentie blijkt dat deze mogelijkheid tot de opties behoort. Dit betekent heel concreet dat als de gemeente een weloverwogen nuloptiebeleid heeft, een verwijzing naar dit beleid volstaat om een coffeeshop binnen de gemeentegrenzen te weren dan wel middels een last onder bestuursdwang te sluiten.
Al in 1995 heeft de Officier van Justitie in het driehoeksoverleg - destijds basiseenheid Ermelo / Putten - ingestemd met het voeren van een nuloptiebeleid voor de gemeente Ermelo en Putten. Dat betekent dat in Putten geen coffeeshop kan worden gevestigd.
Voorwaarde voor het voeren van een nuloptiebeleid is dat deze deugdelijk wordt gemotiveerd.
Gelet op artikel 13b Opiumwet jo. 174 Gemeentewet jo. artikel 2:28 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Putten 2019 bevestigt de burgemeester met onderhavige beleidsregels het nuloptiebeleid ten aanzien van coffeeshops.
De bestuursrechtelijke handhaving van artikel 13b van de Opiumwet bestaat uit het opleggen van een herstelsanctie. De sanctie is erop gericht om de overtreding geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken of te beëindigen en de gevolgen van een overtreding weg te nemen of te beperken. Welke sanctie in beginsel wordt toegepast is weergegeven in de handhavingsmatrix. Doordat de sluiting van woningen zwaarder ingrijpt op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene(n) dan de sluiting van lokalen is er de mogelijkheid om gemotiveerd af te wijken, dan wel om een dwangsom ipv bestuursdwang op te leggen. Om dezelfde reden is er ook voor gekozen om niet langer een onderscheid op te nemen ten aanzien van hard- en softdrugs, omdat gemotiveerd van de matrix kan worden afgeweken.
Het getrapt optreden wordt in onderstaande matrix weergegeven. Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van het verkooppunt groter zijn en is een langere sluitingstijd nodig om de 'loop' eruit te halen. In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding.
Overtreding artikel 10, 10a, 11 of 11a Opiumwet
*bestuurlijke waarschuwing in beginsel heeft waarschuwing rechtsgevolg omdat als eerste overtreding wordt gezien.
Ex art. 5:31 Awb kan de burgemeester terstond bestuursdwang toepassing in spoedeisende gevallen.
Het sluiten van een woning of lokaal is gerelateerd aan de locatie. Dat betekent dat een opgelegde bestuurlijke maatregel ook werkt voor rechtsopvolgers. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang op grond van artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken. De burgemeester zal op grond van deze wet een besluit tot sluiting zo spoedig mogelijk inschrijven in de openbare registers, zoals bedoeld in 3:16 van het Burgerlijk Wetboek. Een bestuurlijke waarschuwing of last onder dwangsom worden in beginsel niet ingeschreven in het kadaster.
Een bevel van de burgemeester tot sluiting van een inrichting op grond van artikel 13b van de Opiumwet strekt tot uitoefening van bestuursdwang in de zin van artikel 5:21 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb). Hierdoor zijn de bepalingen over de last onder bestuursdwang uit afdeling 5.3.1 van de Awb van toepassing, waaronder artikel 5:28, dat de burgemeester bevoegd maakt tot het verzegelen van gebouwen, terreinen en hetgeen zich daarin of daarop bevindt. De belanghebbende krijgt de gelegenheid het pand af te sluiten en gesloten te houden en de sleutels van alle toegangen van het pand en/of het bijbehorende erf in te leveren bij de gemeente. Het feitelijk sluiten gebeurt in de aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de gemeente die daartoe door de burgemeester is aangewezen. De sloten kunnen eventueel worden vervangen. Deuren, ramen en andere toegangen worden verzegeld. De sleutels blijven gedurende de sluiting in het bezit van de gemeente.
De begunstigingstermijn is er tevens voor bedoeld de belanghebbende de gelegenheid te geven om vóór de sluiting van het pand en/of het bijbehorende erf de maatregelen te treffen die nodig zijn in verband met de sluitingsperiode, zoals het verwijderen van persoonlijke spullen of bederfelijke waren, het afsluiten van gas, water en elektra, etc.
Op grond van artikel 5:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden de kosten voor het toepassen van de bestuursdwang verhaald op de overtreder.
Aangezien de gemeente en de toegelaten instellingen samen een bijzondere verantwoordelijkheid hebben op grond van de Huisvestingswet worden woningen, die worden verhuurd door toegelaten instellingen en die tot de sociale huurwoningvoorraad behoren wegens overtreding van de Opiumwet in beginsel niet met een last onder bestuursdwang gesloten, mits de betreffende toegelaten instelling actief probeert overtredingen te voorkomen en een geconstateerde overtreding actief beëindigt door zo spoedig mogelijk na constatering de huur op te zeggen. Wel wordt een last onder dwangsom opgelegd.
Lokalen, die een bijzondere maatschappelijke openbare functie van algemeen nut vervullen, zoals openbare bibliotheken, onderwijsinstellingen en overheidsgebouwen worden wegens overtreding van de Opiumwet in beginsel niet gesloten, voor zover zij actief proberen overtredingen te voorkomen en aantoonbaar en controleerbare maatregelen nemen, om herhaling van geconstateerde overtredingen te voorkomen. Wel wordt een last onder dwangsom opgelegd om herhaling te voorkomen.
De invoering van deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de datum van bekendmaking in het Gemeenteblad. Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels komen de "Beleidsregels Damocles" (inwerking getreden op 30 juli 2019) te vervallen.
De beleidsregels worden aangehaald als "Beleidsregels Damocles gemeente Putten".
Handhavingsprocedures met betrekking tot artikel 13b van de Opiumwet die zijn gestart onder de geldigheid van de vorige beleidsregel en bijbehorende handhavingsarrangementen, in die zin dat voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit Damoclesbeleid een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang is verzonden, worden voorgezet op basis van de vorige beleidsregel en de daarin opgenomen handhavingsarrangementen.
Waarschuwingen en eerdere constateringen die onder de vorige beleidsregel zijn afgegeven of hebben plaatsgevonden worden aangemerkt als te zijn afgegeven of te hebben plaatsgevonden onder dit Damoclesbeleid. Dat betekent dat dergelijke waarschuwingen en geconstateerde overtredingen op basis van dit Damoclesbeleid aanleiding kunnen geven om over te gaan tot de volgende stap in de handhavingsmatrixen uit de hoofdstuk 4.1. van dit Damoclesbeleid.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-422597.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.