Artikel 1:
De Algemene Plaatselijke Verordening Westland 2019 als volgt te wijzigen:
A.
Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
- 1.
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 4 x 24 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
- 2.
De kennisgeving bevat:
- a.
naam en adres van degene die de betoging houdt;
- b.
het doel van de betoging;
- c.
de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;
- d.
de plaats en, voor zover van toepassing, de route;
- e.
voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en
- f.
maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.
- 3.
Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
- 4.
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.
B.
Artikel 2:10 Voorwerpen op of aan de weg
- 1.
Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, als dat gebruik:
- a.
schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of
- b.
niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
- 2.
Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
evenementen als bedoeld in artikel 2:24;
- b.
standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18;
- c.
publieke taken die in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke worden verricht.
- d.
overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning of ontheffing voor het gebruik van de openbare plaats is verleend.
- 3.
Het verbod in het eerste lid geldt tevens niet voor de volgende voorwerpen mits wordt voldaan aan het bepaalde in de nadere regels als bedoeld in het vierde lid of als er een ontheffing is verleend als bedoeld in het vijfde lid en er uiterlijk vijf werkdagen voorafgaand aan het anders gebruiken van de weg of een weggedeelte dan de publieke functie ervan schriftelijk of digitaal een melding is gedaan:
- a.
- b.
- c.
- d.
laadpalen ten behoeve van het opladen van elektrische voertuigen;
- e.
sandwich- en/of driehoeksreclameborden;
- f.
- g.
- h.
nader door het college aan te wijzen categorieën van voorwerpen.
- 4.
Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen voor de categorieën genoemd in het derde lid.
- 5.
Wanneer niet wordt voldaan aan de nadere regels als bedoeld in het vierde lid, kan het bevoegde bestuursorgaan ontheffing verlenen van het verbod.
- 6.
Het verbod in het eerste lid van dit artikel is voorts niet van toepassing op beperkingengebiedactiviteiten met betrekking tot een weg of waterstaatswerk waarvoor regels zijn gesteld bij of krachtens de Omgevingswet, provinciale omgevingsverordening of waterschapsverordening of op situaties waarin wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
C.
Artikel 2:25a Aanvullende eisen voor grote evenementen
- 1.
Onder 'groot evenement' wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan:
- a.
een evenement waar op enig moment meer dan 600 bezoekers tegelijkertijd aanwezig zijn, of;
- b.
een evenement of een gedeelte daarvan dat wordt georganiseerd in een aaneengesloten periode van meer dan twee achtereenvolgende dagen, of;
- c.
een evenement dat naar het oordeel van de burgemeester ernstige gevolgen kan hebben voor de openbare orde.
- 2.
Een organisator van een evenement dient, voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin het evenement plaatsvindt, bij de burgemeester een principeverzoek in.
- 3.
De burgemeester stelt jaarlijks op uiterlijk 1 december een evenementenkalender voor het daaropvolgende jaar vast. In deze kalender zijn de evenementen opgenomen voor zover daartoe op grond van het tweede lid een principeverzoek is ingediend.
- 4.
In afwijking van het tweede lid van artikel 1:8 kan de burgemeester besluiten een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in het eerste lid niet te behandelen als deze minder dan twaalf weken vóór het tijdstip waarop het evenement plaatsvindt wordt ingediend.
- 5.
Een vergunning voor een evenement als bedoeld in het eerste lid wordt geweigerd in het geval deze niet is opgenomen in de evenementenkalender als bedoeld in het derde lid.
- 6.
Met betrekking tot een niet-voorzienbaar evenement kan de burgemeester in afwijking van het vijfde lid vergunning verlenen zonder dat dit evenement in de evenementenkalender als bedoeld in het derde lid is opgenomen.
D.
Artikel 2:27 Definities
- 1.
In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, cafetaria, snackbar, discotheek, zalencentrum voor zover deze wordt verhuurd voor feesten en partijen, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.
- 2.
Een buiten de in het eerste lid bedoelde besloten ruimte liggend deel waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt, waaronder in ieder geval een terras, maakt voor de toepassing van deze afdeling deel uit van die besloten ruimte.
- 3.
In deze afdeling wordt onder leidinggevende/exploitant verstaan:
Leidinggevende: dat wat daar onder wordt verstaan in de Alcoholwet.
Exploitant: natuurlijk persoon of de bestuurder van een rechtspersoon of, indien van toepassing, de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon bevoegde natuurlijke persoon, voor wiens rekening en risico de bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend.
E.
Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting
- 1.
Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.
- 2.
De burgemeester weigert de vergunning als de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan.
- 3.
In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.
- 4.
Voor het verkrijgen van een vergunning moet de exploitant en leidinggevende(n) voldoen aan de volgende eisen:
- a.
zij mogen niet in enig opzicht van slecht levensgedrag zijn;
- b.
zij moeten de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.
- 5.
Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:
- a.
winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;
- b.
- c.
- d.
bedrijfskantine of –restaurant.
- 6.
Voorts geldt het eerste lid niet voor door de burgemeester aan te wijzen categorieën van openbare inrichtingen, al dan niet beperkt tot een bepaald gebied, dan wel bepaalde termijn.
- 7.
Op de aanvraag om een vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.
F.
Artikel 2:34g Proeverijen in slijtlokaliteiten
- 1.
Slijtersbedrijven zijn vrijgesteld van het in artikel 3, eerste lid, en het in artikel 14, eerste lid, van de Alcoholwet vervatte verbod, ten behoeve van het tegen betaling organiseren van een proeverij in hun slijtlokaliteit.
- 2.
De vrijstelling geldt buiten de dagen en tijden dat de slijtlokaliteit bij of op grond van de Winkeltijdenwet regulier is opengesteld.
G.
Artikel 2:48a Verboden lachgasgebruik
Artikel komt te vervallen
H.
Artikel 2:50b Verbod op zichtbare uitingen van verboden organisaties
Artikel komt te vervallen
I.
Artikel 2:60 Houden of voeren van hinderlijke of schadelijke dieren
- 1.
Het is verboden op door het college ter voorkoming of beëindiging van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren:
- a.
- b.
aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college in het aanwijzingsbesluit gestelde regels
- c.
aanwezig te hebben in een groter aantal dan in het aanwijzingsbesluit is aangegeven.
- 2.
Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen plaats ontheffing verlenen van een of meer verboden als bedoeld in het eerste lid.
J.
Artikel 2:65 Bedelarij
Het is verboden te bedelen om geld of andere zaken op een openbare plaats die het college aanwijst ter voorkoming of beëindiging van overlast.
K.
Artikel 2:71 Definitie
In deze afdeling wordt verstaan onder vuurwerk:
- a.
consumentenvuurwerk: onder consumentenvuurwerk wordt verstaan vuurwerk dat op grond van artikel 2.1.1 van het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik;
- b.
carbidschieten: het in een (melk)bus, container of opslagvat of ander daarmee gelijk te stellen voorwerp op explosieve wijze verbranden van acetyleengas, afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen.
L.
Artikel 2:78 Gebiedsontzegging
- 1.
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste zeven dagen in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
- 2.
Met het oog op de in het eerste lid genoemde belangen kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een tijdelijk verbod is opgelegd als bedoeld in dat lid en die binnen zes maanden na een eerder tijdelijk verbod opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een tijdelijk verbod opleggen om gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats aanwezig te zijn.
- 3.
De burgemeester beperkt het krachtens het eerste of tweede lid opgelegde verbod, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag tijdelijk ontheffing verlenen van een tijdelijk verbod.
- 4.
Indien de officier van justitie een persoon een gedragsaanwijzing heeft gegeven als bedoeld in artikel 509hh, tweede lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafvordering, legt de burgemeester aan deze persoon voor hetzelfde gebied niet een tijdelijk verbod op als bedoeld in het eerste of tweede lid.
M.
Artikel 4:1 Definities
In deze afdeling wordt verstaan onder:
- -
collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal locaties is verbonden;
- -
festiviteit: feestelijke (sport)activiteit binnen een locatie met milieubelastende activiteiten;
- -
gevoelige gebouwen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3.21 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- -
gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 3:23 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- -
incidentele festiviteit: festiviteit die gebonden is aan één of een klein aantal locaties;
- -
onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
- -
uitvoerder van de activiteiten: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een locatie met milieubelastende activiteiten exploiteert.
N.
Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
- 1.
De geluidsnormen van het omgevingsplan dan wel maatwerkvoorschriften en artikel 4:5 gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
- 2.
In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.
- 3.
Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
- 4.
Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
- 5.
Het college kan bij nadere regels grenzen verbinden aan het toegestane geluidsniveau en maatregelen voorschrijven teneinde het geluidsniveau te beperken tijdens collectieve festiviteiten.
O.
Artikel 4:3 Melding incidentele festiviteit
- 1.
Het is een locatie met milieubelastende activiteiten toegestaan op ten hoogste twaalf dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen van het omgevingsplan dan wel maatwerkvoorschriften en artikel 4:5, niet van toepassing zijn, mits degene die de milieubelastende activiteiten uitvoert ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
- 2.
Het is een locatie met milieubelastende activiteiten toegestaan om tijdens ten hoogste vier dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband incidentele festiviteiten de verlichting in afwijking van het gestelde in het omgevingsplan langer aan te houden, mits degene die de milieubelastende activiteit uitvoert, ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
- 3.
Het college stelt een formulier vast voor het doen van de melding.
- 4.
De melding is gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
- 5.
De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van degene die de milieubelastende activiteit uitvoert een incidentele festiviteit die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
- 6.
Het equivalente (muziek)geluidsniveau LAeq veroorzaakt door een festiviteit als bedoeld in het eerste lid, in het bebouwde deel van een locatie, mag, gemeten over een periode van ten minste drie minuten ter plaatste van een geluidgevoelig gebouw, niet hoger zijn dan 50 dB(A).
- 7.
Het equivalente (muziek)geluidsniveau LAeq veroorzaakt door een festiviteit als bedoeld in het eerste lid, in het bebouwde deel van een locatie, mag, gemeten over een periode van ten minste drie minuten in een geluidgevoelig gebouw, niet hoger zijn dan 35 dB(A).
- 8.
De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid en zevende lid, is inclusief onversterkte muziek en stemgeluid exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
- 9.
De uitzondering op de normwaarden als bedoeld in lid 1 geldt uiterlijk tot 01.00 uur.
- 10.
Een festiviteit als bedoeld in het eerste lid mag enkel plaatsvinden in het bebouwde deel van een locatie met uitzondering van:
- -
festiviteiten op het schoolplein voor primair onderwijs in de buitenlucht voor de duur van ten hoogste twee uur in de dagperiode;
- -
sportactiviteiten zonder versterkt muziekgeluid in de buitenlucht tot uiterlijk 24.00 uur.
- 11.
Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid tijdens een incidentele festiviteit als bedoeld in het eerste lid in het bebouwde deel van de locatie, dienen ramen en deuren gesloten te zijn, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
P.
Artikel 4:5 Onversterkte muziek
- 1.
Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek in locaties met milieubelastende activiteiten als bedoeld in (artikel 22.70 i van) het omgevingsplan, mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidniveau (LAmax) hiervan op de in het tweede lid opgenomen tabel op de genoemde plaatsen niet meer bedragen dan de in de tabel genoemde waarden met dien verstande dat:
- a.
de in de tabel aangegeven waarden binnen een in- of aanpandige geluidgevoelige gebouw niet geldt als de gebruiker van het geluidgevoelige gebouw geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
- b.
de waarden in in- of aanpandige geluidgevoelige gebouwen, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 3.22 van het Besluit kwaliteit leefomgeving;
- c.
Op het bepalen van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) of het maximaal geluidniveau (LAmax) bedoeld in dit artikel, zijn de artikelen van 6.6 en 6.7 van de Omgevingsregeling van toepassing. Bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel wordt geen bedrijfsduurcorrectie toegepast.
- 2.
Tabel
|
7.00 – 19.00 uur
|
19.00 – 23.00 uur
|
23.00 – 7.00 uur
|
|
LAr,LT op een gevoelige gebouw
|
50 dB(A)
|
45 dB(A)
|
40 dB(A)
|
|
LAr,LT binnen een in- of aanpandige geluigevoelige gebouw
|
35 dB(A)
|
30 dB(A)
|
25 dB(A)
|
|
LAmax op een geluidgevoelige gebouw
|
70 dB(A)
|
65 dB(A)
|
60 dB(A)
|
|
LAmax binnen een in- of aanpandige gevoelige gebouw
|
55 dB(A)
|
50 dB(A)
|
45 dB(A)
|
- 3.
Voor de duur van 3 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een locatie met milieubelastende activiteiten gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste en tweede lid.
- 4.
Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is dit artikel niet van toepassing.
- 5.
Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 4:2 en 4:3.
Q.
Artikel 4:6b Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
R.
Artikel 4:13 Opslag van voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
- 1.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, maar daarnaast ook en los van het uiterlijk aanzien, ter voorkoming of beëindiging van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- a.
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b.
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
- c.
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
- d.
mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
- 2.
Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.
- 3.
Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien bij of krachtens de Omgevingswet of de provinciale omgevingsverordening.
S.
Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets
- 1.
Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of beëindiging van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
- 2.
Het is verboden:
- a.
fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een verwaarloosde toestand verkeren, op de weg te laten staan.
- b.
fietsen of bromfietsen langer dan 28 dagen op dezelfde locatie op de weg te laten staan. Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor een kortere stallingsduur geldt.